Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 16 maart 2017, nr. IENM/BSK-2016/311749, tot wijziging van de Regeling voertuigen in verband met aanpassingen ten aanzien van de voertuigcategorieën T, C, R en S, en het aanbrengen van enige redactionele verbeteringen

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 21, eerste en derde lid, 22, eerste en vierde tot en met zesde lid, 22a, 26, 34, eerste en derde lid, en 71 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 2.6, eerste lid, van de Wet wegvervoer goederen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling voertuigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling van ‘aanhangwagen’ wordt ‘een voertuig dat geregistreerd is als aanhangwagen’ vervangen door: een voertuig dat blijkens het kentekenregister een aanhangwagen is.

2. In de begripsbepalingen van ‘achteruitrijlicht’, ‘parkeerlicht’ en ‘werklicht’, wordt ‘licht, bestemd’ vervangen door: licht dat is bestemd.

3. In de begripsbepaling van ‘ambulance’ wordt ‘een voertuig dat geregistreerd is als ambulance’ vervangen door: een voertuig dat blijkens het kentekenregister een ambulance is.

4. In de begripsbepaling van ‘as’ wordt ‘de gemeenschappelijke draaiingsas’ vervangen door: gemeenschappelijke draaiingsas.

5. In de begripsbepaling van ‘ashefinrichting’ wordt ‘een op een voertuig’ vervangen door ‘op een voertuig’ en ‘as(sen)’ door: as of assen.

6. In de begripsbepaling van ‘bedrijfsauto’, sluitstuk, wordt ‘een voertuig dat geregistreerd is als bedrijfsauto’ vervangen door: een voertuig dat blijkens het kentekenregister een bedrijfsauto is.

7. In de begripsbepalingen van ‘bedrijfsauto’, ‘bus’ en ‘personenauto’, wordt ‘niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid of een gehandicaptenvoertuig’ vervangen door: niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid of gehandicaptenvoertuig.

8. In de begripsbepaling van ‘belastbare as’ wordt ‘een as waarvan’ vervangen door: as waarvan.

9. In de begripsbepalingen van ‘bochtverlichting’, ‘dagrijlicht’, ‘hefbare as’, ‘motorvoertuig’, ‘remlicht’ en ‘stoel’, vervalt: een.

10. In de begripsbepalingen van ‘bromfiets’, ‘driewielig motorrijtuig’ en ‘motorfiets’, wordt ‘niet zijnde een gehandicaptenvoertuig of een motorrijtuig met beperkte snelheid’ vervangen door: niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid of gehandicaptenvoertuig.

11. In de begripsbepaling van ‘bus’ wordt ‘een voertuig dat geregistreerd is als bus’ vervangen door: een voertuig dat blijkens het kentekenregister een bus is.

12. In de begripsbepalingen van ‘CNG-installatie’ en ‘LPG-installatie’, wordt ‘het geheel’ vervangen door: installatie, bestaande uit een geheel.

13. In de begripsbepaling van ‘dolly’, sluitstuk, wordt ‘achteras(sen)’ vervangen door ‘achteras dan wel -assen’ en ‘as(sen)’ door: as of assen.

14. In de begripsbepaling van ‘elektrisch aangedreven voertuig’ wordt ‘een motorvoertuig, uitsluitend aangedreven’ vervangen door: motorvoertuig dat uitsluitend wordt aangedreven.

15. In de begripsbepaling van ‘elektrische aandrijflijn’, aanhef, wordt ‘het elektrische circuit’ vervangen door: aandrijflijn met elektrische circuit.

16. In de begripsbepaling van ‘fietsaanhangwagen’ wordt ‘een niet-zelfaangedreven voertuig’ vervangen door: niet-zelfaangedreven voertuig.

17. In de begripsbepaling van ‘frontbeschermingsinrichting’ wordt ‘een afzonderlijke constructie’ vervangen door: afzonderlijke constructie.

18. De begripsbepaling van ‘gehandicaptenvoertuig’ komt te luiden:

gehandicaptenvoertuig: voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 m en niet is uitgerust met een motor, dan wel is uitgerust met een motor waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45 km/h bedraagt, en niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid of landbouw- of bosbouwtrekker.

19. In de begripsbepaling van ‘gelede bus’ wordt ‘een voertuig dat geregistreerd is als gelede bus’ vervangen door: een voertuig dat blijkens het kentekenregister een gelede bus is.

20. In de begripsbepaling van ‘gepantserd voertuig’ wordt ‘een voertuig dat geregistreerd is als gepantserd voertuig’ vervangen door: een voertuig dat blijkens het kentekenregister een gepantserd voertuig is.

21. In de begripsbepalingen van ‘gordel’ en ‘kinderbeveiligingssysteem’, wordt ‘een geheel’ vervangen door: geheel.

22. In de begripsbepaling van ‘gordelbevestigingspunten’ wordt ‘de delen’ vervangen door: delen.

23. In de begripsbepaling van ‘handwagen met motorvermogen’ wordt ‘motorrijtuig, hoofdzakelijk bestemd’ vervangen door: motorvoertuig dat hoofdzakelijk is bestemd.

24. In de begripsbepaling van ‘hybride elektrisch voertuig’ wordt ‘een motorvoertuig’ vervangen door: motorvoertuig.

25. In de begripsbepaling van ‘inrichting voor indirect zicht’ wordt ‘een inrichting’ vervangen door: inrichting.

26. In de begripsbepaling van ‘inschrijving’ wordt ‘bedoeld’ vervangen door: als bedoeld.

27. In de begripsbepaling van ‘kampeerwagen’ komen onderdeel 5° en het sluitstuk te luiden:

  • 5°. opbergmogelijkheden;

in ieder geval wordt als kampeerwagen aangemerkt een voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M met subcategorie SA en een voertuig dat blijkens het kentekenregister een kampeerwagen is;

28. De begripsbepaling van ‘landbouw- of bosbouwtrekker’ komt te luiden:

landbouw- of bosbouwtrekker:

voertuig van de voertuigcategorie T of C, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid of gehandicaptenvoertuig, dat voornamelijk voor tractiedoeleinden is bestemd en in het bijzonder is ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde verwisselbare uitrustingsstukken of landbouw- of bosbouwaanhangwagens;

29. In de begripsbepaling van ‘ligplaats’ vervalt: de.

30. In de begripsbepaling van ‘lijkwagen’ wordt ‘een voertuig dat geregistreerd is als lijkwagen’ vervangen door: een voertuig dat blijkens het kentekenregister een lijkwagen is.

31. In de begripsbepaling van ‘loopvlak’ wordt na ‘dat’ een komma ingevoegd.

32. In de begripsbepalingen van ‘massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie M en N’ en ‘massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie O’, wordt ‘de massa van het voertuig’ vervangen door: massa van het voertuig.

33. De begripsbepaling van ‘meeneemheftruck’ komt te luiden:

meeneemheftruck:

motorrijtuig met beperkte snelheid, zonder laadruimte, uitgerust met een hefinrichting waarvan het zwaartepunt van de te heffen last tussen de wielen en achter de vooras ligt en dat zelfstandig voor laad- en losactiviteiten kan worden ingezet;

34. In de begripsbepaling van ‘middenasaanhangwagen’ wordt ‘een voertuig dat geregistreerd is als middenasaanhangwagen’ vervangen door: een voertuig dat blijkens het kentekenregister een middenasaanhangwagen is.

35. In de begripsbepaling van ‘oplegger’ wordt ‘een voertuig dat geregistreerd is als oplegger’ vervangen door: een voertuig dat blijkens het kentekenregister een oplegger is.

36. In de begripsbepaling van ‘opleggertrekker’ wordt ‘bedrijfsauto die’ vervangen door ‘motorvoertuig dat’ en ‘een voertuig dat geregistreerd is als opleggertrekker of als trekker’ vervangen door: een voertuig dat blijkens het kentekenregister een opleggertrekker of trekker is.

37. In de begripsbepaling van ‘overig voertuig voor speciale doeleinden’ wordt ‘motorvoertuig of aanhangwagen’ vervangen door: voertuig van de voertuigcategorie M, N of O.

38. In de begripsbepaling van ‘personenauto’ wordt ‘een voertuig dat geregistreerd is als personenauto’ vervangen door: een voertuig dat blijkens het kentekenregister een personenauto is.

39. In de begripsbepaling van ‘retroreflector’ wordt ‘inrichting, bestemd’ vervangen door: inrichting die is bestemd.

40. In de begripsbepaling van ‘richtingaanwijzer’ wordt ‘een licht, bestemd’ vervangen door: licht dat is bestemd.

41. De begripsbepaling van ‘rijdend werktuig’ komt te luiden:

rijdend werktuig:

bedrijfsauto die is ingericht voor het uitvoeren van in hoofdzaak andere werkzaamheden dan het vervoer van goederen of personen;

42. De begripsbepaling van ‘T-100-bus’ komt te luiden:

T-100 bus:

bus die blijkens het kentekenregister is goedgekeurd voor een maximumsnelheid van 100 km/h;

43. In de begripsbepaling van ‘taxi’ wordt ‘artikel 1, onderdeel j, van de Wet personenvervoer 2000’ vervangen door: artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000.

44. In de begripsbepaling van ‘technisch toegestane maximummassa’ wordt ‘de door de fabrikant’ vervangen door: door de fabrikant.

45. De begripsbepaling van ‘verwisselbare getrokken machine’ vervalt.

46. De begripsbepaling van ‘verwisselbaar uitrustingsstuk’ komt te luiden:

verwisselbaar uitrustingsstuk:

verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk;

47. In de begripsbepaling van ‘voor rolstoelen toegankelijk voertuig’ wordt ‘een voertuig dat geregistreerd is als voor rolstoelen toegankelijk voertuig’ vervangen door: een voertuig dat blijkens het kentekenregister een voor rolstoelen toegankelijk voertuig is.

48. De begripsbepaling van ‘wagens’ vervalt.

49. In de begripsbepaling van ‘zitplaats’, aanhef, wordt ‘een constructie’ vervangen door: constructie.

50. Op alfabet worden de volgende begripsbepalingen in de rangschikking ingevoegd:

BABW:

Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

landbouw- of bosbouwaanhangwagen:

voertuig van de voertuigcategorie R, zijnde een in de landbouw of bosbouw gebruikte aanhangwagen die voornamelijk is bestemd om door een landbouw- of bosbouwtrekker te worden getrokken en voornamelijk is bedoeld voor het vervoeren van ladingen of het bewerken van materialen, waarbij de verhouding tussen de totale technisch toelaatbare massa in beladen toestand en de massa in onbeladen toestand van dit voertuig gelijk is aan of groter is dan 3,0;

massa in rijklare toestand voor motorrijtuigen met beperkte snelheid:

massa van het onbeladen voertuig, klaar voor normaal gebruik, met inbegrip van de massa van de bestuurder (75 kg), de standaarduitrusting volgens de specificaties van de fabrikant, koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof en gereedschap; optionele accessoires niet inbegrepen;

minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;

verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk:

inrichting die is ontworpen om door een voertuig te worden gedragen en waarmee aan het voertuig een extra functie wordt gegeven;

verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk:

voertuig van de voertuigcategorie S, zijnde een in de landbouw of bosbouw gebruikte aanhangwagen die is ontworpen om getrokken te worden door een landbouw- of bosbouwtrekker en die de landbouw- of bosbouwtrekker een andere of extra functie geeft, van een vast gemonteerd werktuig is voorzien of is ontworpen om materiaal te bewerken, en die een laadplatform kan omvatten dat is ontworpen en gebouwd om de voor deze doeleinden benodigde gereedschappen en hulpstukken te dragen en om het tijdens het werk geproduceerde of benodigde materiaal tijdelijk op te slaan, en waarbij de verhouding tussen de totale technisch toegestane maximummassa in beladen toestand en de massa in onbeladen toestand van dit voertuig kleiner is dan 3,0;

wagen:

voertuig, met uitzondering van een motorvoertuig, aanhangwagen, niet-gemotoriseerd gehandicaptenvoertuig, fiets en zijspanwagen, doch met inbegrip van een handwagen met motorvermogen;

B

In artikel 1.2 wordt na de aanhef een alinea ingevoegd met een begripsbepaling, luidende:

richtlijn 70/157/EEG: Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (PbEG 1970, L 42);

C

In de artikelen 1.3, eerste lid, tweede lid, eerste en laatste volzin, en vierde lid, 5.2.46, tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, 5.3.46, tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, 5.6.72, eerste lid, 8.1.10, eerste lid, 8.2.1, eerste en derde lid, aanhef, 8.2.11, tweede lid, en in hoofdstuk 5, afdeling 6, opschrift paragraaf 13, alsmede in bijlage VIII, artikel 144, tweede lid, wordt ‘Minister van Infrastructuur en Milieu’ vervangen door: minister.

D

Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, eerste volzin, vervalt: van inwerkingtreding.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden:

De bekendmaking, bedoeld in het eerste lid, vermeldt:

b. De onderdelen d en e komen te luiden:

  • d. de dag of het tijdstip, bedoeld in het tweede lid, eerste volzin; en

  • e. in voorkomend geval datum en deelaspect als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin.

3. In het vijfde lid wordt ‘Reglementen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE-Reglementen)’ vervangen door: reglementen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE-reglementen).

E

In de opschriften van de artikelen 1.5 tot en met 1.9 vervallen de na de genoemde artikelnummers geplaatste punt en tekst, alsmede de haakjes waartussen deze tekst is geplaatst.

F

In de artikelen 1.5, aanhef, en 1.6, eerste lid, wordt na ‘wet’ een komma ingevoegd.

G

In artikel 1.6, tweede en derde lid, wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd.

H

In de artikelen 1.6, tweede lid, en 1.7, vierde lid, wordt ‘Aanhangsel’ vervangen door: aanhangsel.

I

Artikel 1.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede en derde lid wordt de zinsnede ‘De in het eerste lid bedoelde periodieke controle’ vervangen door: De periodieke controle, bedoeld in het eerste lid,.

2. In het derde lid wordt na ‘plaats’ een komma ingevoegd.

3. In het vierde lid wordt ‘de in het eerste lid bedoelde periodieke controles’ vervangen door: periodieke controles als bedoeld in het eerste lid,.

J

In de artikelen 2.1, derde lid, en 2.2, tweede lid, wordt ‘de wijze zoals vermeld’ vervangen door: de wijze, bepaald.

K

In artikel 3.2, derde en vierde lid, wordt ‘M1 en N1’ vervangen door: M1 of N1.

L

In artikel 3.7, eerste lid, wordt ‘voertuigcategorieën L, M, N, O, T en C, alsmede voertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h van de voertuigcategorieën R en S,’ vervangen door: voertuigcategorieën L, M, N, O, T, C, R en S.

M

Artikel 3.9, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Een reminrichting of stuurinrichting die is bedoeld om deel uit te maken van:

    • a. een voertuig van de voertuigcategorie M, N of O, moet voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring voldoen aan de voor het desbetreffende onderdeel relevante voorschriften opgenomen in bijlage IV, deel I, bij richtlijn 2007/46/EG, waarbij de fabrikant tot tevredenheid van de Dienst Wegverkeer aantoont dat aan de essentiële voorschriften van de regelgeving is voldaan;

    • b. een voertuig van de voertuigcategorie R of S, moet voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring voldoen aan de voor het desbetreffende onderdeel relevante voorschriften opgenomen in verordening (EU) 167/2013, waarbij de fabrikant tot tevredenheid van de Dienst Wegverkeer aantoont dat aan de essentiële voorschriften van de regelgeving is voldaan.

N

In artikel 3.10, eerste lid, wordt ‘voertuigclassificaties M1 en N1’ vervangen door: voertuigclassificatie M1 of N1.

O

In de artikelen 3.14, 5.2.73, tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, en 6.9, wordt ‘artikel 1, onderdeel h, van de Wet personenvervoer 2000’ vervangen door: artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000.

P

Artikel 3.15, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin vervalt: als bedoeld in artikel 76, eerste lid, van het Besluit Personenvervoer 2000.

2. In de laatste volzin wordt ‘bijzonderheden’ vervangen door: ‘bijzonderheden’.

Q

In artikel 3.22 vervalt: voertuigen,.

R

In artikel 3.24a, derde lid, wordt ‘voertuigcategorieën L, T en C, alsmede voertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h van de voertuigcategorieën R en S,’ vervangen door: voertuigcategorieën L, T, C, R en S.

S

Artikel 3.25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid vervalt: van een reminrichting of stuurinrichting.

2. In het zevende lid wordt na ‘wet’ een komma ingevoegd.

T

Artikel 4.2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt ‘voertuigcategorieën L, M, N, O, T en C’ vervangen door: voertuigcategorieën L, M, N, O, T, C, R en S.

2. In onderdeel d wordt ‘voertuigcategorieën L, M, N, O, T en C, alsmede voertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h van de voertuigcategorieën R en S,’ vervangen door: voertuigcategorieën L, M, N, O, T, C, R en S.

U

In artikel 5.1.3 wordt de zinsnede ‘aantekeningen, welke ingevolge artikel 52b,’ vervangen door: aantekeningen die ingevolge artikel 52b.

V

Artikel 5.1.5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘Wegenverkeerswet 1994’ vervangen door: wet.

2. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. een voertuig waarvoor een kenteken is opgegeven dat de lettergroep ZZZ bevat, dan wel de lettergroep ZZ of de enkele letter A, E, H, K, L, N, P, S, T, V, W, X of Z en twee groepen van twee cijfers;

3. Onderdeel d wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef vervalt de zinsnede: , niet zijnde motorrijtuigen met beperkte snelheid,.

b. Onder 2° wordt na ‘2,55 m’ een komma ingevoegd.

c. Onder 3° wordt na ‘2,60 m’ een komma ingevoegd.

d. Onder 5° wordt na ‘niet-aangedreven as’ een komma ingevoegd.

W

In artikel 5.1a.1 vervalt de zinsnede: landbouw- of bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid en.

X

Artikel 5.1a.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op landbouw- of bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid, landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken.

Y

Artikel 5.1b.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, de begripsbepaling van ‘bedrijfstemperatuur’, wordt ‘de temperatuur’ vervangen door: temperatuur.

2. Onderdeel b, de begripsbepaling van ‘stationair toerental’, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘het toerental’ vervangen door: toerental.

b. Onder 2° wordt na ‘het gaspedaal’ ingevoegd: of het handgas.

c. Onder 3° wordt de zinsnede ‘, en waarbij’ vervangen door een puntkomma.

d. Onder 4° wordt na de puntkomma ingevoegd: en.

e. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 5°. geen hydraulische functies actief zijn;

Z

Artikel 5.1b.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘Wieldoppen’ vervangen door: wieldoppen.

2. In het vijfde lid wordt ‘In het geval dat’ vervangen door: Indien.

AA

In artikel 5.1b.4 wordt na ‘vermeld’ een komma ingevoegd en wordt ‘bijzonderheden’ vervangen door: ‘bijzonderheden’.

AB

Artikel 5.2.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zesde lid, eerste volzin, in de kolom ‘Eisen’, vervalt zowel na ‘31 december 1992’ als na ‘het emissiebestrijdingssysteem’ de komma.

2. In het zevende lid, eerste volzin, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘31 december 1979’ een komma ingevoegd.

3. In het achtste lid, eerste volzin, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘31 december 1995’ een komma ingevoegd.

AC

In de artikelen 5.2.11, 5.3.11, 5.3a.11 en 5.5.11, wordt in het derde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, ‘Auditieve controle’ vervangen door: auditieve controle.

AD

Artikel 5.2.31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, in de kolom ‘Eisen’, wordt de zinsnede ‘borgmiddelen, indien er sprake is van corrosie’ vervangen door: borgmiddelen. Indien sprake is van corrosie,.

2. In het derde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘700N’ vervangen door ‘700 N’ en wordt na ‘trappen’ een punt ingevoegd.

3. In het vijfde lid, onderdeel a, in de kolom ‘Eisen’, wordt de puntkomma na ‘zijn misvormd’ vervangen door een punt en wordt na ‘is misvormd’ een komma ingevoegd.

AE

In de artikelen 5.2.31, vijfde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, laatste gedachtestreepje, 5.3.69, vierde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, 5.4.31, eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, laatste gedachtestreepje, 5.6.31, eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, laatste gedachtestreepje, wordt na ‘visuele controle’ een komma ingevoegd.

AF

Artikel 5.2.38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede en derde lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt in de eerste volzin de komma na ‘Personenauto’s’.

2. In het vijfde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

3. In het zesde lid, eerste volzin, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘tweede lid’ een komma ingevoegd.

AG

In de artikelen 5.2.42, vijfde lid, 5.2.45, vierde lid, 5.3.42, vijfde lid, en 5.5.42, vijfde lid, 5.5.45, derde lid, wordt in de kolom ‘Eisen’ na ‘rechterbuitenspiegel’ een komma ingevoegd.

AH

In de artikelen 5.2.45, eerste en derde lid, en 5.2.46, eerste lid, vervalt in de kolom ‘Eisen’ de komma na ‘Personenauto’s’.

AI

In artikel 5.2.47, zesde lid, derde volzin, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt na ‘oprolmechanisme’ een komma ingevoegd.

AJ

Artikel 5.2.47a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de kolom ‘Eisen’ wordt na ‘rolstoel’ een komma ingevoegd.

2. In de kolom ‘Wijze van keuren’ wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

AK

In de artikelen 5.2.62, 5.3.62, en 5.3a.62, eerste lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘mistachterlichten’ een komma ingevoegd.

AL

Artikel 5.2.64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

Visuele controle.

2. In het derde lid komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

3. In het vierde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘tweede lid’ een komma ingevoegd.

AM

In de artikelen 5.2.66 en 5.5.66, eerste lid, in de kolom ‘Eisen’, laatste volzin, wordt na ‘bevestiging’ een komma ingevoegd en wordt ‘de wijze zoals bepaald’ vervangen door: de wijze, bepaald.

AN

In de artikelen 5.2.67, eerste lid, 5.3.67 en 5.3a.67, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘koppelingskogel met een kogel’ vervangen door: koppelingskogel,.

AO

In de artikelen 5.2.71 en 5.3.71, tweede lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Visuele en auditieve controle’ vervangen door: visuele en auditieve controle.

AP

In artikel 5.2.74, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘goedkeuringsdocument’ een komma ingevoegd.

AQ

In artikel 5.2.76, eerste lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘is aangegeven’ een komma ingevoegd.

AR

Artikel 5.2.79 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

2. In het tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘31 december 2011’ een komma ingevoegd.

AS

In de artikelen 5.3.10, vijfde lid, 5.3a.10, vijfde lid, 5.4.10a, vierde lid, 5.5.10, vijfde lid, 5.6.10, vijfde lid, 5.6.10a, vijfde lid, 5.6.78, vijfde lid, 5.6.79, vijfde lid, vervalt in de kolom ‘Eisen’ de komma na ‘die’.

AT

Artikel 5.3.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zesde lid, eerste volzin, in de kolom ‘Eisen’, vervalt zowel na ‘31 december 1994’ als na ‘het emissiebestrijdingssysteem’ de komma.

2. In het zevende lid, eerste volzin, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘31 december 1979’ een komma ingevoegd.

3. In het achtste lid, eerste volzin, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘31 december 1997’ een komma ingevoegd.

AU

In de artikelen 5.3.27 en 5.3a.27, zevende lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘vermelde loadindex’ een komma ingevoegd en vervalt de komma na ‘de loadindex’.

AV

Artikel 5.3.31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘700N’ vervangen door: 700 N.

2. In het twaalfde lid, eerste volzin, in de kolom ‘Eisen’, vervalt de komma na ‘Bedrijfsauto’s’.

AW

In de artikelen 5.3.31, zesde lid, 5.3a.31, zesde lid, 5.5.31, vijfde lid, en 5.12.31, tweede lid, wordt in de kolom ‘Eisen’, onderdeel a, tweede volzin, na ‘is misvormd’ een komma ingevoegd.

AX

In de artikelen 5.3.36 en 5.12.36, tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘2/3’ vervangen door: twee derde deel.

AY

Artikel 5.3.37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt de komma na ‘Bedrijfsauto’s’.

2. In het vijfde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘31 december 1997’ een komma ingevoegd.

AZ

Artikel 5.3.38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste tot en met vierde lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt in de eerste volzin de komma na ‘Bedrijfsauto’s’.

2. In het vijfde lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt in de eerste volzin de komma na ‘referentieremkrachten’.

BA

Artikel 5.3.42 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde en vijfde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt aan het slot van de tweede volzin een punt geplaatst.

2. Achter de aanduiding ‘5’ voor het vijfde lid, wordt een punt geplaatst.

BB

In artikel 5.3.43, tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘zijn genomen’ een komma ingevoegd.

BC

Artikel 5.3.45 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd.

2. In het achtste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door ‘Leden’.

3. In het tiende lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘derde lid’ een komma ingevoegd.

BD

Artikel 5.3.47 als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, de kolom ‘Eisen’, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘bedrijfsauto’s,’ vervangen door: Bedrijfsauto’s.

b. In onderdeel b wordt na ‘zitplaatsen’ een komma ingevoegd en wordt ‘1.30 m’ vervangen door: 1,30 m.

2. In het vierde lid, derde volzin, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt na ‘oprolmechanisme’ een komma ingevoegd.

BE

In artikel 5.3.47a, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘rolstoel’ een komma ingevoegd.

BF

Artikel 5.3.49 als volgt gewijzigd:

1. In het negende lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt na ‘Visuele controle’ een punt ingevoegd.

2. In het negende en elfde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

BG

De artikelen 5.3.49, 5.3a.49 en 5.12.49 worden als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de kolom ‘Eisen’ wordt na ‘0,55 m’ een komma ingevoegd.

b. In de kolom ‘Wijze van keuren’ wordt de komma na ‘visuele controle’ vervangen door een puntkomma.

2. In het derde lid, eerste volzin, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘31 december 2004’ een komma ingevoegd.

3. In het vierde lid, eerste volzin, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘1 januari 2005’ een komma ingevoegd.

BH

In artikel 5.3.64, vierde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘tweede lid’ een komma ingevoegd.

BI

De artikelen 5.3.66 en 5.3a.66 worden als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

2. In het tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt in de aanhef na ‘achtertraverse’ een komma ingevoegd.

BJ

In de artikelen 5.3.71, 5.4.71 en 5.5.71, vierde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘RVV 1990’ vervangen door: van het RVV 1990.

BK

In de artikelen 5.3a.1, zevende lid, aanhef, en 5.3a.46, vierde lid, wordt in de kolom ‘Eisen’ ‘maximum aantal’ vervangen door: maximumaantal.

BL

In de artikelen 5.3a.1, achtste lid, en 5.3a.41, vierde lid, komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

Visuele controle. Bij twijfel wordt het goedkeuringsdossier van de Dienst Wegverkeer geraadpleegd.

BM

In artikel 5.3a.6, tweede lid, aanhef, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘2 assen’ vervangen door: twee assen.

BN

Artikel 5.3a.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zesde lid, eerste volzin, in de kolom ‘Eisen’, vervalt zowel na ‘31 december 1994’ als na ‘het emissiebestrijdingssysteem’ de komma.

2. In het zevende lid, eerste volzin, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘31 december 1979’ een komma ingevoegd.

3. In het achtste lid, eerste volzin, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘31 december 1997’ een komma ingevoegd.

BO

Artikel 5.3a.31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het twaalfde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

2. In het twaalfde en dertiende lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt de komma na ‘Bussen’.

BP

In artikel 5.3a.36, tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘2/3’ vervangen door ‘twee derde deel’ en ‘maximum slag’ door: maximumslag.

BQ

Artikel 5.3a.37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt de komma na ‘Bussen’.

2. In het vijfde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘31 december 1997’ een komma ingevoegd.

BR

Artikel 5.3a.38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede en derde lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt in de eerste volzin de komma na ‘Bedrijfsauto’s’.

2. In het tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt in de eerste volzin ‘och voor 1 januari 2012’ vervangen door: doch voor 1 januari 2012,.

3. In het vierde lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt in de eerste volzin de komma na ‘referentieremkrachten’.

BS

Artikel 5.3a.42 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

2. In het vijfde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘13 februari 2008’ een komma ingevoegd.

BT

Artikel 5.3a.46 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘10 plaatsen’ vervangen door ‘tien plaatsen’, ‘deze zijdelings gerichte zitplaatsen’ door ‘deze zitplaatsen’, ‘onverminderd’ door ‘onverminderd het bepaalde in’ en ‘hoofdsteun en’ door: hoofdsteun,.

2. In het vijfde lid komt de kolom ‘Eisen’ te luiden:

Bussen van klasse I die in gebruik zijn genomen na 12 februari 2005, moeten zijn voorzien van ten minste vier voor passagiers met een mobiliteitshandicap gereserveerde zitplaatsen die zijn voorzien van handgrepen. Deze zitplaatsen moeten in de nabijheid van een voor deze passagiers geschikte bedrijfsdeur zijn geplaatst.

3. Het zesde lid, de kolom ‘Eisen’, eerste volzin, wordt als volgt gewijzigd:

a. De zinsnede ‘klasse I, die in gebruik genomen’ wordt vervangen door ‘klasse I die in gebruik zijn genomen’, ‘personen’ door ‘passagiers’, ‘vorige lid’ door ‘vijfde lid’ en ‘mensen met een mobiliteitshandicap’ door: deze passagiers.

b. Na ‘overeenkomstige toepassing’ wordt een komma ingevoegd.

4. Het zevende lid, de kolom ‘Eisen’, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin vervalt de komma na ‘geldt’, wordt na ‘zesde lid’ een komma ingevoegd en vervalt de zinsnede: en van merktekens voorzien.

b. De tweede volzin komt te luiden:

Deze zitplaatsen moeten van merktekens zijn voorzien en in de nabijheid van een voor deze passagiers geschikte bedrijfsdeur zijn geplaatst.

5. In het achtste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

BU

Artikel 5.3a.47 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, in de kolom ‘Eisen’, vervalt zowel na ‘Bussen’ als na ‘zijn genomen’ de komma en wordt na ‘T100-bussen’ een komma ingevoegd.

2. In het vijfde lid, derde volzin, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt na ‘oprolmechanisme’ een komma ingevoegd.

BV

In artikel 5.3a.48, tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt de komma na ‘bussen’.

BW

Artikel 5.3a.64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

2. In het vierde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘tweede lid’ een komma ingevoegd.

BX

In artikel 5.4.1, vierde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘het motorfiets’ vervangen door: de motorfiets.

BY

Artikel 5.4.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De kolom ‘Eisen’ wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘4.00 m’ vervangen door: 4,00 m.

b. In onderdeel b wordt ‘2.00 m’ vervangen door: 2,00 m.

c. In onderdeel c wordt ‘2.50 m’ vervangen door: 2,50 m.

2. In de kolom ‘Wijze van keuren’ wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

BZ

In de artikelen 5.4.31 en 5.6.31 komt het elfde lid te luiden:

11.

De waarschuwingsinrichting van het antiblokkeersysteem mag geen defect aangeven.

Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het systeem niet goed functioneert, wordt ervan uitgegaan dat niet aan deze eis is voldaan. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

CA

Artikel 5.4.38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste tot en met vierde lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt de komma na ‘Motorfietsen’.

2. In het eerste en derde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

CB

Artikel 5.4.56 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de kolom ‘Eisen’ te luiden:

Het dimlicht moet goed zijn afgesteld, waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 113 en 114, van toepassing is.

2. In het tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt: onder bijzonderheden.

CC

Na artikel 5.4.59a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.4.59b

 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Het mistvoorlicht of de mistvoorlichten moeten goed zijn afgesteld, waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 114a en 114b, van toepassing is.

2.

Het extra dimlicht moet goed zijn afgesteld, waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 113 en 114, van toepassing is.

CD

In de artikelen 5.4.66, 5.5.66 en 5.6.66, tweede lid, komt de kolom ‘Eisen’ te luiden:

Indien de inrichting, bedoeld in het eerste lid, is voorzien van een koppelingskogel, moet de diameter van de kogel ten minste 49,0 mm bedragen.

CE

In artikel 5.5.3, tweede lid, aanhef, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘voor- of achtervork’ een komma ingevoegd.

CF

Artikel 5.5.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de kolom ‘Eisen’ wordt ‘1000 kg’ vervangen door: 1.000 kg.

b. In de kolom ‘Wijze van keuren’ wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

2. Het tweede lid, de kolom ‘Eisen’, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘1300 kg’ vervangen door: 1.300 kg.

b. In onderdeel b wordt ‘2500 kg’ vervangen door: 2.500 kg.

CG

In artikel 5.5.11, vierde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, vervalt: Auditieve controle.

CH

In artikel 5.5.15, in de kolom ‘Eisen’, vervalt de komma na ‘Driewielige motorrijtuigen’ en wordt na ‘26 november 1976’ een komma ingevoegd.

CI

In artikel 5.5.21, tweede lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt na ‘Visuele controle’ een komma ingevoegd.

CJ

In artikel 5.5.38, eerste lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt in de aanhef de komma na ‘Driewielige motorrijtuigen’.

CK

Artikel 5.5.47 vijfde lid, de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de derde volzin wordt na ‘oprolmechanisme’ een komma ingevoegd.

2. In de laatste volzin wordt na ‘biedt’ een komma ingevoegd.

CL

Artikel 5.5.48 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en vierde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

2. In het tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd en vervalt de komma na ‘driewielige motorrijtuigen’.

3. In het derde lid komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

Visuele controle; in geval van twijfel wordt gemeten.

CM

Artikel 5.5.59a wordt als volgt gewijzigd:

1. In de kolom ‘Eisen’ vervalt boven de tekst van het eerste lid de schuingedrukte aanduiding: Artikel 5.5.59a.

2. In het eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

CN

In artikel 5.5.64, derde lid, komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

CO

In artikel 5.6.1, vierde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘het bromfiets’ vervangen door: de bromfiets.

CP

Artikel 5.6.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De kolom ‘Eisen’ wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘4.00 m’ vervangen door: 4,00 m.

b. In onderdeel b wordt ‘1.00 m’ vervangen door: 1,00 m.

c. In onderdeel c wordt ‘2.50 m’ vervangen door: 2,50 m.

2. In de kolom ‘Wijze van keuren’ wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

CQ

In artikel 5.6.11, vierde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘zijn geconstrueerd voor een maximumsnelheid’ vervangen door: een maximumconstructiesnelheid hebben.

CR

In de artikelen 5.6.15, in de kolom ‘Eisen’, en 5.6.45, eerste lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt de komma na ‘Bromfietsen’.

CS

Artikel 5.6.38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt in de aanhef na ‘weg’ een puntkomma geplaatst.

2. In het eerste, tweede en derde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt in de laatste volzin ‘2 wielen’ vervangen door: twee wielen.

3. In het tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt in de eerste volzin zowel na ‘twee wielen’ als na ‘1 januari 2007’ een komma ingevoegd.

CT

In artikel 5.6.57, eerste lid, onderdeel e, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘1.30m’ vervangen door: 1,30 m.

CU

Artikel 5.6.72 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘artikel 5.6.0’ een komma ingevoegd.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    aangewezen bromfiets:

    bromfiets die door de minister is aangewezen op grond van artikel 20b van de wet.

CV

Artikel 5.6.74 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

  • Onderdeel a: visuele controle.

  • Onderdeel b: visuele controle. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

2. In het tweede lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

CW

Artikel 5.6.76 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de kolom ‘Eisen’ vervalt: blijven.

b. De kolom ‘Wijze van keuren’ komt te luiden:

In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

2. Het tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘de in het eerste lid genoemde maximumconstructiesnelheid’ vervangen door: de maximumconstructiesnelheid, bedoeld in het eerste lid,.

CX

In artikel 5.6.77, eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Visuele controle’ vervangen door: visuele controle.

CY

In artikel 5.6.89, eerste lid, komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

Leden 1 en 2: visuele controle, waarbij een rijproef wordt uitgevoerd.

CZ

Artikel 5.6.93 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

Visuele controle; in geval van twijfel wordt gemeten.

2. In het tweede lid komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

Visuele controle.

DA

In artikel 5.6.99, eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, vervalt: Lid 1: .

DB

Artikel 5.7.1 komt te luiden:

Artikel 5.7.1

Eisen

Wijze van keure

Motorrijtuigen met beperkte snelheid moeten zijn voorzien van een voertuigidentificatienummer dat in het chassis, frame of soortgelijke structuur is ingeslagen, welk nummer goed leesbaar is.

Visuele controle.

DC

In artikel 5.7.3 komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

Visuele controle.

DD

Artikel 5.7.6 komt te luiden:

Artikel 5.7.6

Eisen

Wijze van keuren

Motorrijtuigen met beperkte snelheid mogen:

a. niet langer zijn dan 12,00 m;

b. niet breder zijn dan 3,00 m; en

c. niet hoger zijn dan 4,00 m.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten, waarbij artikel 5.1a.1 van toepassing is.

DE

Artikel 5.7.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de kolom ‘Eisen’ wordt ‘5.000 kg’ vervangen door: 6.000 kg.

b. De kolom ‘Wijze van keuren’ komt te luiden:

Leden 1 tot en met 3: in geval van twijfel wordt het voertuig gewogen.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede onderscheidenlijk derde lid.

3. In het derde lid (nieuw) wordt ‘het bepaalde in het derde lid’ vervangen door: het tweede lid,.

DF

Artikel 5.7.8 komt te luiden:

Artikel 5.7.8

 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Motorrijtuigen met beperkte snelheid moeten bij voortduring aan de in artikel 1.1 met betrekking tot motorrijtuigen met beperkte snelheid vermelde maximumconstructiesnelheid, vermeerderd met 5 km/h, voldoen. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 29a, van toepassing.

In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

2.

Motorrijtuigen met beperkte snelheid mogen niet zijn voorzien van een voorziening met het kennelijke doel de controle op de maximumconstructiesnelheid, bedoeld in het eerste lid, te bemoeilijken of te beïnvloeden.

Visuele controle, waarbij eventuele aanwezige voorzieningen worden bediend of ingeschakeld.

DG

In artikel 5.7.14, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘ledige massa’ vervangen door: massa in rijklare toestand.

DH

In artikel 5.7.19, eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid 1 en 2’ vervangen door: Leden 1 tot en met 3.

DI

In artikel 5.7.26 komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

Visuele controle.

DJ

Artikel 5.7.27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

Visuele controle.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het bepaalde in het eerste lid inzake het loopvlak is niet van toepassing op motorrijtuigen met beperkte snelheid ingericht voor het uitvoeren van in hoofdzaak andere werkzaamheden dan het vervoer van personen of goederen.

3. In het derde lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt: van motorrijtuigen met beperkte snelheid.

4. In het vierde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

DK

In artikel 5.7.29, vijfde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt na ‘Visuele controle’ een punt ingevoegd.

DL

Artikel 5.7.31, negende lid, komt te luiden:

9.

De waarschuwingsinrichting van het antiblokkeersysteem mag geen defect aangeven.

Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het systeem niet goed functioneert, wordt ervan uitgegaan dat niet aan deze eis is voldaan. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

DM

In artikel 5.7.38, eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt aan het slot een punt geplaatst.

DN

Artikel 5.7.41 vervalt.

DO

In artikel 5.7.42, aanhef, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘De ruiten’ vervangen door: Voor- en zijruiten.

DP

In artikel 5.7.43, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘voorruit’ een komma ingevoegd.

DQ

Artikel 5.7.47 komt te luiden:

Artikel 5.7.47

Eisen

Wijze van keuren

Indien een motorrijtuig met beperkte snelheid is voorzien van gordels, moeten deze:

a. deugdelijk zijn bevestigd en mogen deze niet zijn beschadigd. Het pluizen van de gordel wordt niet gezien als een beschadiging; en

b. zijn voorzien van een goed werkende sluiting en blokkering. Oprolmechanismen moeten zodanig functioneren dat de gordel aanligt na het omdoen ervan.

– Onderdeel a: visuele controle, waarbij een eventuele rolgordel volledig wordt uitgetrokken.

– Onderdeel b: visuele controle. Hierbij wordt de gordel in de sluiting gebracht. Indien de gordel is voorzien van een oprolmechanisme, wordt de gordel omgedaan. De blokkering wordt gecontroleerd door te trekken aan de gordel. Indien dit geen uitsluitsel biedt, moet tijdens een remproef op de weg het blokkeren van de gordel worden gecontroleerd.

DR

In artikel 5.7.48, tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd en vervalt de komma na ‘motorrijtuigen met beperkte snelheid’.

DS

Artikel 5.7.51, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de kolom ‘Eisen’ wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. één rode retroreflector aan de achterzijde van het voertuig, in de vorm van een afgeknotte driehoek die is voorzien van een goedkeuringsmerk waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikel 123, van toepassing is.

2. In de kolom ‘Wijze van keuren’ wordt een gedachtestreepje toegevoegd, luidende:

  • Onderdeel i: visuele controle.

DT

Artikel 5.7.53 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt na ‘Leden 1 tot en met 4’ een dubbele punt ingevoegd.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De richtingaanwijzers en zijrichtingaanwijzers, alsmede de waarschuwingsknipperlichten, mogen naar voren niet anders dan ambergeel of wit en naar achteren niet anders dan ambergeel of rood stralen. Zijrichtingaanwijzers mogen naar de zijkant niet anders dan ambergeel uitstralen.

 

DU

Artikel 5.7.54 vervalt.

DV

In artikel 5.7.55, vijfde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘afgeschermd’ vervangen door: zijn afgeschermd.

DW

In artikel 5.7.56 komt de kolom ‘Eisen’ te luiden:

De dimlichten moeten goed zijn afgesteld, waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 113 en 114, van toepassing is.

DX

Artikel 5.7.57 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De kolom ‘Eisen’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In onderdeel g wordt na ‘voertuig’ een komma ingevoegd.

ii. In onderdeel i wordt na ‘van het voertuig’ een komma ingevoegd en wordt de komma na ‘6,00 m’ vervangen door een puntkomma.

iii. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel s door een puntkomma, wordt een tweetal onderdelen toegevoegd, luidende:

  • t. achterkentekenplaatverlichting;

  • u. markering van de breedte aan de voor- en achterzijde van het voertuig die voldoet aan de in bijlage VIII, artikelen 132 tot en met 133, gestelde eisen.

b. In de kolom ‘Wijze van keuren’, onder het laatste gedachtestreepje, wordt ‘Onderdelen j tot en met s’ vervangen door: Onderdelen j tot en met u.

2. In het tweede lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

3. In het derde lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt de komma na ‘Motorrijtuigen met beperkte snelheid’.

DY

Artikel 5.7.59 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Leden 1 tot en met 7’ vervangen door: Leden 1 tot en met 9.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. De extra richtingaanwijzers en extra waarschuwingsknipperlichten, alsmede de zijrichtingaanwijzers, mogen naar voren niet anders dan ambergeel of wit en naar achteren niet anders dan ambergeel of rood stralen.

 

3. Onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot zesde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen, met uitzondering van het achterste zijmarkeringslicht, dat ambergeel dan wel rood mag stralen.

 

4. Achter de aanduiding ‘7’ voor het zevende lid, wordt een punt geplaatst.

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. De achterkentekenplaatverlichting mag niet anders dan wit stralen en mag niet naar achteren stralen.

 

DZ

Na artikel 5.7.59a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.7.59b

 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De mistvoorlichten moeten goed zijn afgesteld, waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 114a en 114b, van toepassing is.

2.

De extra dimlichten moeten goed zijn afgesteld, waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 113 en 114, van toepassing is.

EA

Artikel 5.7.60 vervalt.

EB

Vóór artikel 5.7.62 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.7.61

Eisen

Wijze van keuren

De richtingaanwijzers, stadslichten, parkeerlichten, achterlichten en retroreflector aan de achterzijde, bedoeld in de artikelen 5.7.51 en 5.7.57, zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,50 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.

Visuele controle; in geval van twijfel wordt gemeten.

EC

Artikel 5.7.64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid 1 en 2’ vervangen door: Leden 1 tot en met 3.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het tweede lid, mogen de zijmarkeringslichten van motorrijtuigen met beperkte snelheid synchroon met de richtingaanwijzers aan dezelfde kant van het voertuig knipperen.

 

ED

Afdeling 8 van hoofdstuk 5 komt te luiden:

AFDELING 8. LANDBOUW- OF BOSBOUWTREKKERS

Artikel 5.8.0

Een landbouw- of bosbouwtrekker moet voldoen aan de in deze afdeling opgenomen eisen en wordt beoordeeld volgens de bijbehorende wijze van keuren, waarbij in voorkomend geval bijlage VIII van toepassing is.

§ 0. Algemeen

Artikel 5.8.1
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers moeten zijn voorzien van een voertuigidentificatienummer dat in het chassis, frame of soortgelijke structuur is ingeslagen, welk nummer goed leesbaar is.

Visuele controle.

2.

Landbouw- of bosbouwtrekkers in gebruik genomen na 30 juni 2009, moeten zijn voorzien van een constructieplaat waarop de volgende gegevens zijn vermeld:

a. de naam van de fabrikant;

b. het type van het voertuig;

c. indien typegoedgekeurd, het typegoedkeuringsnummer van het voertuig;

d. het voertuigidentificatienummer;

e. de technische toegestane maximummassa en aslasten; en

f. de technisch toegestane te trekken aanhangwagenmassa.

Visuele controle. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

§ 1. Algemene bouwwijze van het voertuig

Artikel 5.8.3

Eisen

Wijze van keuren

De langs- en dwarsliggers en chassisversterkingsdelen van het chassisraam, dan wel de daarvoor in de plaats tredende delen van de mee- of zelfdragende carrosserie van landbouw- of bosbouwtrekkers mogen:

a. geen breuken of scheuren vertonen, en

b. niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of door corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van de mee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht. Indien sprake is van corrosie, is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing.

Visuele controle.

Artikel 5.8.4
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De boven-, op- en aanbouw van landbouw- of bosbouwtrekkers moet deugdelijk op het onderstel zijn bevestigd.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

De ondersteuning van de boven-, op- en aanbouw van landbouw- of bosbouwtrekkers moet deugdelijk zijn.

 

§ 2. Afmetingen en massa’s

Artikel 5.8.6
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers mogen:

a. niet langer zijn dan 12,00 m;

b. niet breder zijn dan 2,55 m, dan wel niet breder dan 3,00 m indien de breedtevermeerdering het gevolg is van de montage van bredere banden of dubbellucht banden en de daarvoor noodzakelijk aangebrachte wielafscherming en markering. Uitrusting breder dan 2,55 m vallende binnen het breedste punt van de banden wordt niet in aanmerking genomen, indien deze te demonteren is en niet leidt tot extra laadruimte; en

c. niet hoger zijn dan 4,00 m.

Leden 1 en 2: visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten, waarbij artikel 5.1a.1 van toepassing is.

2.

In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel b, mogen landbouw- of bosbouwtrekkers in gebruik genomen vóór 1 januari 2025 niet breder zijn dan 3,00 m.

 

3.

In de afmetingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn afneembare bovenbouwen en gestandaardiseerde laadstructuren, zoals containers, begrepen.

Artikel 5.8.7
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De last onder enige as van landbouw- of bosbouwtrekkers mag niet meer bedragen dan:

a. 11.500 kg voor een aangedreven as, en

b. 10.000 kg voor een niet-aangedreven as.

Leden 1 tot en met 3: in geval van twijfel wordt het voertuig gewogen.

2.

De totale massa of de som van de aslasten van landbouw- of bosbouwtrekkers mag niet meer bedragen dan:

a. 18.000 kg voor een twee-assig voertuig, en

b. 24.000 kg voor een drie-assig voertuig.

 

3.

De totale massa of de som van de aslasten van landbouw- of bosbouwtrekkers mag niet meer bedragen dan de technisch toegestane maximummassa waarvoor het voertuig is geconstrueerd.

 

§ 3. Motor en brandstofsystemen

Artikel 5.8.8
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers moeten bij voortduring voldoen aan de in de goedkeuring vermelde maximumconstructiesnelheid, vermeerderd met 5 km/h, of indien deze niet bekend is aan de constructiesnelheid behorende bij de betreffende classificatie van de voertuigcategorie T, vermeerderd met 5 km/h. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 29a, van toepassing.

In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

2.

Landbouw- of bosbouwtrekkers mogen niet zijn voorzien van een voorziening met het kennelijke doel de controle op de maximumconstructiesnelheid, bedoeld in het eerste lid, te bemoeilijken of te beïnvloeden.

Visuele controle, waarbij eventuele aanwezige voorzieningen worden bediend of ingeschakeld. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

Artikel 5.8.9
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Alle onderdelen van brandstofsystemen van landbouw- of bosbouwtrekkers moeten veilig zijn en deugdelijk zijn bevestigd. Indien sprake is van corrosie, is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing.

Visuele controle van alle aanwezige brandstofsystemen.

2.

De brandstofsystemen mogen geen lekkage vertonen.

Leden 2 en 3: visuele controle.

3.

De vulopening van een brandstofreservoir moet zijn afgesloten met een passende tankdop.

 
Artikel 5.8.11
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers met een verbrandingsmotor moeten zijn voorzien van een uitlaatsysteem dat over de gehele lengte gasdicht is, met uitzondering van de afwateringsgaatjes.

Visuele en auditieve controle met draaiende motor.

2.

Het uitlaatsysteem moet deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle.

3.

Het uitlaatsysteem moet behoorlijk geluiddempend zijn.

Auditieve controle.

Artikel 5.8.11a

Eisen

Wijze van keuren

Onderdelen van landbouw- of bosbouwtrekkers in gebruik genomen na 31 december 2017, niet zijnde onderdelen van het brandstofsysteem, het remsysteem, de stuurbekrachtiging of het veersysteem, mogen met uitzondering van water geen overmatige vloeistoflekkage vertonen.

Visuele controle.

Artikel 5.8.12
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De accu van landbouw- of bosbouwtrekkers moet deugdelijk zijn bevestigd.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

De elektrische bedrading van landbouw- of bosbouwtrekkers moet deugdelijk zijn bevestigd en goed zijn geïsoleerd.

 
Artikel 5.8.12a

Eisen

Wijze van keuren

De onderdelen van de elektrische aandrijflijn van elektrisch aangedreven of hybride elektrische landbouw- of bosbouwtrekkers:

a. moeten deugdelijk zijn;

b. moeten deugdelijk zijn bevestigd;

c. mogen niet zijn beschadigd;

d. mogen geen lekkage vertonen;

e. moeten goed zijn afgeschermd, met uitzondering van de kabelset; en

f. moeten goed zijn geïsoleerd.

Visuele controle.

Artikel 5.8.13
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De motorsteunen moeten deugdelijk aan het chassis dan wel aan de carrosserie, alsmede aan de motor, zijn bevestigd. Indien de motor en de versnellingsbak zijn samengebouwd, worden de steunen van de versnellingsbak mede als motorsteunen beschouwd. Indien sprake is van corrosie, is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

De motorsteunen mogen niet in ernstige mate zijn beschadigd, de rubbers mogen niet zijn doorgescheurd en de vulkanisatie mag niet geheel zijn losgeraakt.

 

§ 4. Krachtoverbrenging

Artikel 5.8.15
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers met een maximumconstructiesnelheid van meer dan 40 km/h, moeten zijn voorzien van een goed werkende snelheidsmeter die ook bij nacht voor de bestuurder goed afleesbaar is.

Visuele controle. De werking en afleesbaarheid worden niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

2.

Indien een landbouw- of bosbouwtrekker moet zijn voorzien van een controleapparaat:

a. moet de landbouw- of bosbouwtrekker zijn voorzien van een installatieplaatje en mag de op dat installatieplaatje vermelde geldigheidsduur niet zijn verstreken, met dien verstande dat de geldigheidsduur maximaal twee jaar vanaf de installatiedatum bedraagt;

b. moet het installatieplaatje, bedoeld in onderdeel a, zijn voorzien van een verzegeling dan wel zodanig zijn aangebracht dat dit bij verwijdering onherstelbaar wordt beschadigd;

c. mag de omtrek van de op de aangedreven wielen gemonteerde banden niet meer dan 4% afwijken van de waarde die op het installatieplaatje is vermeld; en

d. moeten het controleapparaat en de voor het functioneren noodzakelijke aansluitingen met behulp van een verzegeling zijn beschermd tegen een niet-toegestane wijziging in de instellingen of onderbreking van de stroomvoorziening.

Visuele controle.

Artikel 5.8.16
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De aandrijving en de bevestiging daarvan moeten deugdelijk zijn. Indien sprake is van corrosie, is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing.

Visuele controle. Een volledig doorgescheurde flexibele koppeling is toegestaan, mits de aandrijfas op zijn plaats blijft.

2.

Stofhoezen van aandrijfassen moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

Visuele controle.

§ 5. Assen

Artikel 5.8.18
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De assen moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd en mogen geen breuken of scheuren vertonen. Indien sprake is van corrosie, is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing.

Leden 1 tot en met 4: visuele controle.

2.

De assen mogen niet zodanig zijn vervormd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

 

3.

De assen mogen niet zodanig zijn bevestigd, beschadigd of vervormd dat het weggedrag nadelig wordt beïnvloed.

 

4.

De assen mogen niet zodanig door corrosie zijn aangetast, dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

 
Artikel 5.8.19
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

Stofhoezen van fuseekogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

 

3.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels, alsmede de overige draaipunten van een volledig onafhankelijke wielophanging, mogen niet te veel speling vertonen. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 46, 47 en 48, van toepassing.

Visuele controle. De speling wordt op de juiste wijze zichtbaar gemaakt. In geval van twijfel wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.

Indien een gedeelte van de binnenkant van het fuseekogelhuis en van de fuseekogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt visuele controle plaats.

Artikel 5.8.20
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De wiellagers mogen niet te veel speling vertonen. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 49, van toepassing.

Visuele controle. De speling wordt op de juiste wijze zichtbaar gemaakt. In geval van twijfel wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

2.

Verschijnselen van slijtage of beschadiging mogen niet hoorbaar of voelbaar zijn.

Visuele en auditieve controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid, al dan niet met behulp van apparatuur.

Artikel 5.8.24
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De wielen onderscheidenlijk velgen mogen geen breuken, scheuren, ondeugdelijk laswerk, ernstige corrosie of ernstige vervorming vertonen.

Leden 1 en 2: visuele controle, waarbij het wiel vrij kan ronddraaien.

2.

De wielen onderscheidenlijk velgen moeten met alle daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd.

 
Artikel 5.8.25

Eisen

Wijze van keuren

De wielnaven moeten met alle daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle.

Artikel 5.8.26
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Stabilisatoren moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen geen breuken of scheuren vertonen.

Visuele controle.

2.

De waarschuwingsinrichting van het stabiliteitscontrolesysteem van landbouw- of bosbouwtrekkers in gebruik genomen na 31 december 2017, mag geen defect aangeven.

Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het systeem niet goed functioneert, wordt ervan uitgegaan dat niet aan deze eis is voldaan. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

§ 6. Ophanging

Artikel 5.8.27
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers moeten zijn voorzien van banden of rupsbanden, waarvan het loopvlak niet bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft.

Visuele controle. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

2.

De luchtbanden mogen geen beschadigingen vertonen waarbij het karkas zichtbaar is.

Visuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.

3.

De luchtbanden mogen geen uitstulpingen vertonen.

Leden 3 en 4: visuele controle.

4.

Het loopvlak van de banden mag geen metalen elementen bevatten die tijdens het rijden daarbuiten kunnen uitsteken.

 

5.

De profilering van de hoofdgroeven van de banden van landbouw- of bosbouwtrekkers moet over de gehele omtrek van het loopvlak ten minste 1,6 mm bedragen, met uitzondering van de slijtage-indicatoren.

Visuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid. In geval van twijfel wordt de profieldiepte gemeten met de profieldieptemeter. De minimale profieldiepte wordt gemeten in de brede groeven waarin door de fabrikant de maximale diepte is bepaald, alsmede in de groeven waarin een slijtage-indicator aanwezig is.

6.

De op de band aangegeven draairichting moet overeenkomen met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting van de landbouw- of bosbouwtrekker. De band moet zodanig gemonteerd zijn dat dit overeenkomt met de door de bandenfabrikant aangebrachte markering op de band die de draairichting of de binnenkant of buitenkant aangeeft.

Visuele controle.

7.

De waarschuwingsinrichting van het controlesysteem voor de bandenspanning van landbouw- of bosbouwtrekkers in gebruik genomen na 31 december 2017, mag geen defect aangeven.

Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het systeem niet goed functioneert, wordt ervan uitgegaan dat niet aan deze eis is voldaan. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

Artikel 5.8.28
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Indien de landbouw- of bosbouwtrekker is voorzien van een veersysteem, moet dit goed werken. Banden worden niet beschouwd als deel van het veersysteem.

Leden 1 tot en met 3: visuele controle.

2.

De onderdelen van het veersysteem mogen geen breuken, ernstige lekkage of scheuren vertonen, mogen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast en moeten deugdelijk zijn bevestigd. Bij luchtveerbalgen mogen de koordlagen zichtbaar zijn, maar niet beschadigd. Indien sprake is van corrosie, is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing.

 

3.

Indien de landbouw- of bosbouwtrekker is voorzien van schokdempers, moeten deze deugdelijk zijn bevestigd en goed werken.

 

§ 7. Stuurinrichting

Artikel 5.8.29
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De bestuurde wielen van landbouw- of bosbouwtrekkers moeten goed reageren op de draaiing van het stuurwiel.

Visuele controle, waarbij met de wielen in de stand van rechtuit rijden het stuurwiel naar links en naar rechts wordt gedraaid, waarbij de bestuurde wielen van stand veranderen.

2.

Bij draaiing van het stuurwiel tot aan de aanslagen, mogen geen weerstanden voelbaar zijn en moeten de wielen onderscheidenlijk de banden vrij kunnen draaien.

Visuele controle, waarbij de stuurbekrachtiging buiten werking is gesteld. De bestuurde wielen worden naar de uiterste linker- en rechterstuurstand bewogen, waarbij de bestuurde wielen gedeeltelijk mogen worden ontlast.

3.

De voor de overbrenging van de stuurbeweging bestemde onderdelen:

a. moeten deugdelijk zijn bevestigd met alle daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen;

b. mogen geen breuken of scheuren vertonen;

c. mogen niet zijn vervormd; en

d. mogen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast. Indien sprake is van corrosie, is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing.

Visuele controle. Het stuurwiel wordt met krachtige korte bewegingen naar links en naar rechts gedraaid, waarbij de massa van de landbouw- of bosbouwtrekker op de wielen rust.

4.

Stofhoezen van het stuurhuis en de stuurkogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

Visuele controle.

5.

Koppelingen moeten een zichtbaar spelingsvrije overbrenging kunnen bewerkstelligen.

Leden 5 en 6: visuele controle, waarbij het stuurwiel langzaam van links naar rechts word gedraaid en axiaal wordt bewogen.

6.

Flexibele koppelingen mogen niet in ernstige mate zijn gescheurd en de vulkanisatie mag niet in ernstige mate zijn losgeraakt. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 51, van toepassing.

 

7.

De verbindingen in het stangenstelsel mogen niet te veel speling vertonen. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 52, van toepassing.

Visuele controle. Voor het zichtbaar maken van:

a. radiale speling, wordt de stuurkogel of -verbinding op doelmatige wijze belast;

b. axiale speling, wordt op de stuurkogel of -verbinding trek- en drukkracht uitgeoefend.

In geval van twijfel wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

8.

Indien een gedeelte van de binnenkant van het stuurkogelhuis en van de stuurkogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt visuele controle plaats.

9.

De stuurbekrachtiger moet goed werken.

Voor de controle van de stuurbekrachtiger wordt bij uitgeschakelde motor het stuurwiel naar links en rechts bewogen. Vervolgens wordt met draaiende motor het stuurwiel opnieuw naar links en rechts bewogen, hierbij moet de werking van de stuurbekrachtiger voelbaar zijn.

10.

Slangen van de stuurinrichting mogen:

a. geen beschadigingen vertonen waarbij het wapeningsmateriaal zichtbaar is, en

b. geen bewegende delen raken.

Visuele controle.

11.

De onderdelen van de stuurbekrachtiging mogen geen ernstige lekkage vertonen.

Leden 11 en 12: visuele controle, waarbij het stuurwiel bij stationair draaiende motor in de uiterste stand wordt gedraaid en gehouden.

12.

De onderdelen van een volledig hydraulische stuurinrichting mogen geen lekkage vertonen.

 

13.

De waarschuwingsinrichting van de elektronische stuurbekrachtiging van landbouw- of bosbouwtrekkers in gebruik genomen na 31 december 2017, mag geen defect aangeven.

Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het systeem niet goed functioneert, wordt ervan uitgegaan dat niet aan deze eis is voldaan. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

§ 8. Reminrichting

Artikel 5.8.31
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers moeten zijn voorzien van een goed werkende reminrichting waarvan de:

a. onderdelen deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen;

b. onderdelen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast. Indien sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf, is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 53 en 54, van toepassing;

c. onderdelen niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken;

d. onderdelen geen inwendige of uitwendige lekkage vertonen; en

e. remschijven geen dusdanige slijtage vertonen dat kans op breuk ontstaat.

– Onderdeel a tot en met c: visuele controle.

– Onderdelen d en e: visuele controle. In geval van twijfel wordt het remsysteem onder druk gezet.

2.

De rembekrachtiger en de hydraulische remkrachtregelaar moeten goed werken.

Controle waarbij de rem in werking wordt gesteld bij draaiende motor.

3.

De compressor en de drukregelaar moeten goed werken en tijdig in werking treden.

Visuele controle met behulp van de dashboardmeter(s) door bij draaiende motor het rempedaal diverse malen in te trappen.

4.

Bij hydraulische remsystemen mag bij het bedienen van het rempedaal de slag van het pedaal niet door een aanslag worden beperkt.

Controle door het rempedaal in te trappen. Bij twijfel wordt het pedaal met een kracht van ten hoogste 700 N ingetrapt.

5.

Rempedalen moeten een stroef oppervlak hebben en deugdelijk functioneren, alsmede in voorkomend geval zijn voorzien van een deugdelijke koppeling tussen het linker- en rechterrempedaal.

Visuele controle.

6.

Remslangen mogen:

a. niet in ernstige mate zijn misvormd;

b. niet langs andere voertuigdelen schuren; en

c. geen zodanige beschadigingen vertonen dat het wapeningsmateriaal zichtbaar is. De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.

- Onderdeel a: visuele controle.

- Onderdeel b: visuele controle. De bestuurde wielen worden naar de uiterste linker- en rechterstuurstand gebracht.

- Onderdeel c: visuele controle.

7.

Kunststofremleidingen mogen geen knikken vertonen.

Visuele controle.

8.

Wielen die zijn voorzien van een trommelrem, moeten in onberemde toestand in beide richtingen kunnen draaien zonder dat de remvoering aanloopt. De remvoering van wielen van een schijfrem, mag in onberemde toestand in beide richtingen enigszins slepen.

Controle door de wielen vrij van de grond met de hand rond te draaien.

9.

De remtrommel of remschijf mag tijdens het remmen niet worden geraakt door delen die zijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel van de remvoering.

Visuele controle. Indien de remvoering niet zonder demontage zichtbaar te maken is, moet de rem in werking worden gesteld terwijl het wiel met de hand of met behulp van een wielspinner wordt rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

10.

De noodzakelijke bewegingsvrijheid van de remonderdelen mag niet worden beperkt.

Visuele controle.

11.

Remcilinders moeten zijn voorzien van stofhoezen die niet in ernstige mate zijn beschadigd.

Visuele controle. De hoezen worden gecontroleerd voor zover dit mogelijk is zonder demontage.

12.

De onderdelen van een antiblokkeersysteem:

a. moeten deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen;

b. mogen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast;

c. mogen niet zijn beschadigd, gescheurd, gebroken; en

d. mogen geen lekkage vertonen.

Visuele controle.

13.

De waarschuwingsinrichting van het antiblokkeersysteem mag geen defect aangeven.

Leden 13 en 14: visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het systeem niet goed functioneert, wordt ervan uitgegaan dat niet aan deze eis is voldaan. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

14.

Het elektronisch remsysteem moet goed werken.

 
Artikel 5.8.32
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

In de reservoirs van het hydraulisch remsysteem moet voldoende remvloeistof aanwezig zijn.

Visuele controle, waarbij het remvloeistofniveau zich niet onder de minimumaanduiding mag bevinden.

2.

De vulopening van de reservoirs, bedoeld in het eerste lid, moet zijn afgesloten met een passende dop.

Visuele controle.

Artikel 5.8.33

Eisen

Wijze van keuren

Landbouw- of bosbouwtrekkers met een drukluchtremsysteem die in gebruik zijn genomen na 31 december 2018, moeten zijn voorzien van een optische of akoestische waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra de energievoorraad in een van de bedrijfskringen onder de vereiste minimumdruk is gedaald.

Visuele of auditieve controle, door om de beurt de bedrijfsremkringen leeg te laten lopen en weer te vullen.

Artikel 5.8.34

Eisen

Wijze van keuren

Landbouw- of bosbouwtrekkers met een veerrem die in gebruik zijn genomen na 31 december 2018, moeten zijn voorzien van een optische of akoestische waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra de veerrem in werking is gesteld.

Visuele of auditieve controle, terwijl de veerrem in werking wordt gesteld.

Artikel 5.8.36
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De slag van drukluchtremcilinders die door middel van een nok een trommelrem bedienen, mag niet worden begrensd door delen die daar niet voor zijn bestemd.

Visuele controle, waarbij de rem in werking wordt gesteld.

2.

De slag van drukluchtremcilinders van trommelremmen mag vanuit onberemde toestand tot in beremde stand niet groter zijn dan twee derde deel van de maximumslag van de betrokken remcilinder.

Visuele controle, waarbij de rem maximaal in werking wordt gesteld. In geval van twijfel wordt gemeten.

Artikel 5.8.37
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers met een:

a. tweeleidingremsysteem ten behoeve van aanhangwagens, moeten aan de aansluitkop van de voorraadleiding een druk bezitten met een grenswaarde van 6,0 tot 8,5 bar en aan de aansluitkop van de commandoleiding, bij een maximale voorraaddruk, een druk met een grenswaarde van 6,0 tot 8,5 bar;

b. hydraulisch remsysteem ten behoeve van aanhangwagens, moeten aan de aansluitkop een druk bezitten met een grenswaarde van 100 tot 160 bar.

Visuele controle met behulp van een manometer, waarbij de rem in werking wordt gesteld.

2.

Bij landbouw- of bosbouwtrekkers in gebruik genomen na 31 december 2018, moeten de voorraad- en commandoleiding zijn voorzien van goed werkende automatische afsluiters.

Visuele controle.

Artikel 5.8.38
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers met een maximumconstructiesnelheid van:

a. meer dan 40 km/h, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 4,5 m/s2 bedraagt;

b. meer dan 30 km/h, maar niet meer dan 40 km/h, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 3,1 m/s2 bedraagt;

c. niet meer dan 30 km/h, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 2,4 m/s2 bedraagt.

Visuele controle door middel van een beproeving op de weg. De snelheid moet bij de aanvang van de remproef de maximumconstructiesnelheid bedragen, met een maximum van 40 km/h. De remvertraging wordt met een elektronische zelfregistrerende remvertragingsmeter als volgt vastgesteld:

a. indien op de remvertragingsmeter een resulterende of gemiddelde waarde wordt aangegeven, geldt deze waarde als de minimaal behaalde remvertraging;

b. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a kan worden vastgesteld, geldt de waarde die met behulp van de meetwaardentabel op de registratiestrook wordt vastgesteld, door het gemiddelde te nemen van alle gemeten waarden die gelijk of groter zijn aan de minimaal vereiste remvertraging en gedurende ten minste een halve seconde zijn gemeten;

c. indien de remvertraging niet volgens de onderdelen a of b kan worden vastgesteld, geldt als remvertraging de waarde die met behulp van de grafiek op de registratiestrook als volgt is vastgesteld:

– indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond geen plotselinge stijging van de remvertraging waarneembaar is, is de hoogst behaalde waarde van de remvertraging bepalend;

– indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond een plotselinge stijging van de remvertraging waarneembaar is, is de waarde van de behaalde remvertraging vlak vóór deze stijging bepalend.

Indien op een remtestinrichting kan worden vastgesteld dat de remvertraging voldoet, kan de beproeving op de weg achterwege blijven. De bij de remproef behaalde remvertraging wordt berekend door de remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de massa van het voertuig in rijklare toestand.

2.

De bedrijfsrem van een landbouw- of bosbouwtrekker in gebruik genomen:

a. na 31 december 2018 en met een maximumconstructiesnelheid van meer dan 30 km/h, moet op alle wielen werken;

b. vóór 1 januari 2019, moet ten minste op de wielen van één as werken.

Visuele controle. Terwijl de wielen zich vrij van de grond bevinden, wordt het rempedaal licht ingetrapt en wordt gecontroleerd of elk wiel wordt geremd. Bij gebruik van een remtestinrichting voor de controle van de remwerking, wordt hierop gelijktijdig gecontroleerd.

Artikel 5.8.39
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Van landbouw- of bosbouwtrekkers moet één van de remmen in aangezette toestand kunnen worden vastgezet, tenzij een afzonderlijke vastzetinrichting aanwezig is.

Terwijl twee wielen zich vrij van de grond bevindt wordt de vastzetinrichting onderscheidenlijk vergrendeling in werking gesteld, waarna gecontroleerd wordt of één van de assen wordt geremd.

2.

De remvertraging van de parkeerrem van landbouw- of bosbouwtrekkers moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg, uitgaande van een aanvangssnelheid van 15 km/h, ten minste 1,6 m/s2 bedragen. De parkeerrem moet ook in achterwaartse richting functioneren.

In geval van een elektrisch bediende parkeerrem, waarbij de remvertraging niet bepaald kan worden op een remtestinrichting, wordt hieraan geacht te zijn voldaan, indien de parkeerrem wordt bediend en de wielen blokkeren terwijl deze zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden.

§ 9. Carrosserie

Artikel 5.8.41

Eisen

Wijze van keuren

De deuren van landbouw- of bosbouwtrekkers moeten goed sluiten. De deuren die direct toegang geven tot de bestuurdersruimte, moeten op normale wijze vanaf de binnen- en buitenzijde kunnen worden geopend.

Visuele controle, waarbij de deuren worden geopend en gesloten.

Artikel 5.8.42
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Voor- en zijruiten van landbouw- of bosbouwtrekkers mogen:

a. niet in ernstige mate beschadigd zijn;

b. niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht van de bestuurder belemmeren.

Visuele controle. Aan de in onderdeel b genoemde eis wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

2.

Landbouw- of bosbouwtrekkers in gebruik genomen na 31 december 2018, moeten zodanig zijn gebouwd of ingericht dat vanaf de bestuurderszitplaats voldoende uitzicht naar voren en opzij is.

Visuele controle, door een persoon van gemiddelde gestalte die op gebruikelijke wijze is gezeten op de voor hem in de juiste rijstand gestelde bestuurderszitplaats.

In geval van twijfel wordt gemeten volgens de volgende methode:

– vanuit de oogpunten van de bestuurder wordt op een afstand van 12,00 m denkbeeldig een halve cirkel getrokken;

– naar voren gezien mogen binnen een afstand van 9,50 m op dezelfde hoogte als de denkbeeldige cirkel één of twee objecten van maximaal 0,70 m breed zijn afgeschermd;

- naar de zijkant gezien mogen één of twee objecten van maximaal 1,50 m breed zijn afgeschermd.

Artikel 5.8.43

Eisen

Wijze van keuren

Landbouw- of bosbouwtrekkers met een voorruit, moeten zijn voorzien van een goed werkende ruitenwisserinstallatie die de bestuurder voldoende uitzicht geeft.

Visuele controle. Indien bij het in werking stellen van de installatie ten minste één stand, niet zijnde een intervalstand, werkt, blijft verdere controle achterwege.

Artikel 5.8.45
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers moeten zijn voorzien van een:

a. linkerbuitenspiegel;

b. rechterbuitenspiegel of camera-monitorsysteem, indien in gebruik genomen na 31 december 2018.

Leden 1 tot en met 3: visuele controle.

2.

De spiegels en camera-monitorsystemen moeten deugdelijk zijn bevestigd.

 

3.

Het spiegelglas van de verplichte spiegels mag geen verschijnselen van breuk vertonen en mag niet in ernstige mate zijn verweerd.

 
Artikel 5.8.46

Eisen

Wijze van keuren

De zitplaatsen van landbouw- of bosbouwtrekkers moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. De verstelinrichtingen van de zitplaatsen moeten goed kunnen worden vergrendeld.

Visuele controle.

Artikel 5.8.47
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Indien landbouw- of bosbouwtrekkers zijn voorzien van gordels, moeten deze:

a. deugdelijk zijn bevestigd en mogen deze niet zijn beschadigd. Het pluizen van de gordel wordt niet gezien als een beschadiging; en

b. zijn voorzien van een goed werkende sluiting en blokkering. Oprolmechanismen moeten zodanig functioneren dat de gordel aanligt na het omdoen ervan.

– Onderdeel a: visuele controle, waarbij een eventuele rolgordel volledig wordt uitgetrokken.

– Onderdeel b: visuele controle. Hierbij wordt de gordel in de sluiting gebracht. Indien de gordel is voorzien van een oprolmechanisme, wordt de gordel omgedaan. De blokkering wordt gecontroleerd door te trekken aan de gordel. Indien dit geen uitsluitsel biedt, moet tijdens een remproef op de weg het blokkeren van de gordel worden gecontroleerd.

2.

De waarschuwingsinrichting van het gordelspansysteem en gordelkrachtbegrenzingssysteem van landbouw- of bosbouwtrekkers in gebruik genomen na 31 december 2017, mag geen defect aangeven.

Leden 2 en 3: visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het systeem niet goed functioneert, wordt ervan uitgegaan dat niet aan deze eis is voldaan. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

3.

De waarschuwingsinrichting van het airbagsysteem van landbouw- of bosbouwtrekkers in gebruik genomen na 31 december 2017, mag geen defect vertonen.

 
Artikel 5.8.48
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers mogen geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, moeten uitstekende delen van landbouw- of bosbouwtrekkers die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, zijn afgeschermd.

 

3.

Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden.

Visuele controle; in geval van twijfel wordt gemeten.

4.

Geen deel van de buitenzijde van de landbouw- of bosbouwtrekker mag zodanig zijn bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie zijn aangetast, dat gevaar bestaat voor losraken.

Visuele controle.

§ 10. Lichten, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 5.8.51

Eisen

Wijze van keuren

Landbouw- of bosbouwtrekkers moeten zijn voorzien van:

a. twee dimlichten;

b. twee stadslichten;

c. twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee richtingaanwijzers aan de achterzijde van het voertuig;

d. waarschuwingsknipperlichten, indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 2018;

e. twee achterlichten;

f. twee remlichten, indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 2000;

g. twee rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig;

h. ambergele retroreflectoren aan elke zijkant van het voertuig, indien het voertuig langer is dan 6,00 m en in gebruik is genomen na 31 december 2018;

i. één rode retroreflector aan de achterzijde van het voertuig, in de vorm van een afgeknotte driehoek die is voorzien van een goedkeuringsmerk waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikel 123, van toepassing is.

– Onderdelen a tot en met g: visuele controle.

– Onderdeel h: visuele controle; in geval van twijfel wordt gemeten.

– Onderdeel i: visuele controle.

Artikel 5.8.53
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De dimlichten en stadslichten mogen niet anders dan wit of geel stralen.

Leden 1 tot en met 4: visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

2.

De richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten mogen naar voren niet anders dan ambergeel of wit en naar achteren niet anders dan ambergeel of rood stralen.

 

3.

De achterlichten mogen niet anders dan rood stralen.

 

4.

De remlichten mogen niet anders dan rood of ambergeel stralen.

 
Artikel 5.8.55
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De in artikel 5.8.51 bedoelde lichten moeten goed werken. Indien een licht wordt gevormd door meerdere lichtbronnen, mag door defecte lichtbronnen het oorspronkelijk lichtoppervlak met niet meer dan 25% afnemen.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld. De schakelaar moet automatisch in de ingeschakelde stand blijven staan.

2.

De lichtarmaturen en de onderdelen daarvan moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd.

Leden 2 en 3: visuele controle.

3.

De glazen van de lichtarmaturen mogen niet zodanig zijn beschadigd, gerepareerd of bewerkt dat de lichtopbrengst en het lichtbeeld dan wel de functie nadelig worden beïnvloed. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 128, van toepassing.

 

4.

Lichten met dezelfde functie moeten nagenoeg van gelijke grootte, kleur en sterkte zijn. Lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie, moeten nagenoeg symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

5.

De in artikel 5.8.51 bedoelde lichten en retroreflectoren mogen, voor zover het het lichtdoorlatend gedeelte betreft, ten hoogste 25% zijn afgeschermd.

Leden 5 en 6: visuele controle. Tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport, worden zonder gereedschap afneembare werktuigen buiten beschouwing gelaten.

6.

De in artikel 5.8.51 bedoelde retroreflectoren mogen geen gebreken vertonen die de retroreflectie beïnvloeden.

 

7.

De elektrische schakeling van de dimlichten en de stadslichten moet zodanig zijn uitgevoerd dat de dimlichten en de extra dimlichten dan wel de stadslichten en de extra stadslichten niet tegelijk kunnen zijn ingeschakeld.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

Artikel 5.8.56

Eisen

Wijze van keuren

De dimlichten moeten goed zijn afgesteld, waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 113 en 114, van toepassing is.

Artikel 5.8.57
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers mogen zijn voorzien van:

a. meerdere grote lichten, tegelijkertijd mogen niet meer dan vier grote lichten werken;

b. twee extra dimlichten;

c. twee extra stadslichten;

d. twee extra achterlichten;

e. twee mistvoorlichten;

f. één of twee mistachterlichten;

g. parkeerlichten;

h. zijrichtingaanwijzers aan de zijkanten van het voertuig;

i. witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig;

j. ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig, indien het voertuig niet langer is dan 6,00 m; de achterste retroreflector aan de zijkant mag rood zijn;

k. één of twee achteruitrijlichten;

l. twee staaklichten;

m. twee extra richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten aan de voor- en achterzijde van het voertuig;

n. twee of vier markeringslichten aan de voorzijde en twee of vier markeringslichten aan de achterzijde;

o. zijmarkeringslichten;

p. lijnmarkering aan de zijkant en volledige contourmarkering of lijnmarkering aan de achterzijde van het voertuig, waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikel 153, van toepassing is;

q. manoeuvreerlichten aan elke zijkant van het voertuig;

r. werklichten;

s. een derde remlicht;

t. twee dagrijlichten;

u. twee bochtlichten;

v. twee hoeklichten;

w. achterkentekenplaatverlichting;

x. markering van de breedte aan de voor- en achterzijde van het voertuig die voldoet aan de in bijlage VIII, artikelen 132 tot en met 133, gestelde eisen.

– Onderdelen a tot en met i: visuele controle.

– Onderdeel j: visuele controle; in geval van twijfel wordt gemeten.

– Onderdelen k tot en met x: visuele controle.

2.

Lichten en retroreflecterende voorzieningen die ingevolge artikel 5.8.51 verplicht zijn gesteld voor voertuigen die na een in dat artikel genoemde datum in gebruik zijn genomen, mogen zijn aangebracht op voertuigen die vóór of op dat tijdstip in gebruik zijn genomen, mits wordt voldaan aan de in artikel 5.8.53 met betrekking tot die lichten gestelde eisen.

Visuele controle.

Artikel 5.8.57a

Eisen

Wijze van keuren

Landbouw- of bosbouwtrekkers in gebruik voor werkzaamheden die zijn vastgesteld krachtens artikel 30, eerste lid, van het RVV 1990, mogen zijn voorzien van gele zwaai-, flits- of knipperlichten.

Visuele controle. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

Artikel 5.8.59
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De grote lichten, de mistvoorlichten en de achteruitrijlichten mogen niet anders dan wit of geel stralen.

Leden 1 tot en met 10: visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

2.

De mistachterlichten mogen niet anders dan rood stralen.

 

3.

De parkeerlichten mogen naar voren niet anders dan wit en naar achteren niet anders dan rood stralen. Indien de parkeerlichten zijn samengebouwd met de richtingaanwijzers, mogen zij ambergeel stralen.

 

4.

De extra richtingaanwijzers en extra waarschuwingslichten, alsmede de zijrichtingaanwijzers, mogen naar voren niet anders dan wit of ambergeel, en naar achteren niet anders dan rood of ambergeel stralen.

 

5.

De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen, met uitzondering van het achterste zijmarkeringslicht, dat ambergeel dan wel rood mag stralen.

 

6.

De markeringslichten en staaklichten mogen naar voren niet anders dan wit en naar achteren niet anders dan rood stralen.

 

7.

De dagrijlichten, hoeklichten, bochtlichten en manoeuvreerlichten mogen niet anders dan wit stralen.

 

8.

Het derde remlicht mag niet anders dan rood stralen.

 

9.

De lijn- of contourmarkering aan de zijkant is wit of geel. De lijn- of contourmarkering aan de achterzijde is rood, wit of geel.

 

10.

De achterkentekenplaatverlichting mag niet anders dan wit stralen en mag niet naar achteren stralen.

 
Artikel 5.8.59b
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De mistvoorlichten moeten goed zijn afgesteld, waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 114a en 114b, van toepassing is.

2.

De extra dimlichten moeten goed zijn afgesteld, waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 113 en 114, van toepassing is.

Artikel 5.8.61

Eisen

Wijze van keuren

De richtingaanwijzers, stadslichten, parkeerlichten, achterlichten en retroreflector aan de achterzijde, bedoeld in de artikelen 5.8.51 en 5.8.57, moeten zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,50 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.

Visuele controle; in geval van twijfel wordt gemeten.

Artikel 5.8.62
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Het ingeschakeld zijn van het mistachterlicht of de mistachterlichten moet door middel van een optisch signaal aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

2.

Het ingeschakeld zijn van de richtingaanwijzers of waarschuwingsknipperlichten moet door middel van een optisch of akoestisch signaal aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt, indien de landbouw- of bosbouwtrekker in gebruik is genomen na 31 december 2018.

Visuele of auditieve controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

Artikel 5.8.64
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers mogen, met uitzondering van grote lichten en werklichten, niet zijn voorzien van verblindende lichten.

Leden 1 tot en met 3: visuele controle. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

2.

Landbouw- of bosbouwtrekkers mogen, met uitzondering van de richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten en remlichten ten behoeve van het noodstopsignaal, niet zijn voorzien van knipperende lichten.

 

3.

In afwijking van het tweede lid, mogen de zijmarkeringslichten van landbouw- of bosbouwtrekkers synchroon met de richtingaanwijzers aan dezelfde kant van het voertuig knipperen.

 
Artikel 5.8.65
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers mogen niet zijn voorzien van:

a. meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.8.51, 5.8.57 en 5.8.57a is voorgeschreven of toegestaan, en

b. in het voertuig aanwezige lichten of objecten die licht uitstralen naar de buitenzijde van het voertuig.

Visuele controle. Indien lichtarmaturen aanwezig zijn voor lichten die niet zijn voorgeschreven dan wel toegestaan, mogen de lichten hiervan niet werken.

2.

Landbouw- of bosbouwtrekkers mogen niet zijn voorzien van lichtarmaturen voor blauwe zwaai-, flits- of knipperlichten of voorzieningen die de indruk wekken dat het voertuig is voorzien van een dergelijke lichtarmatuur.

Visuele controle. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

§ 11. Verbinding tussen landbouw- of bosbouwtrekker en aanhangwagen

Artikel 5.8.66
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Indien de landbouw- of bosbouwtrekker is voorzien van een inrichting tot het koppelen van een aanhangwagen of verwisselbaar uitrustingsstuk, moet deze inrichting deugdelijk zijn bevestigd en mag deze niet gescheurd, gebroken, vervormd of in ernstige mate door corrosie zijn aangetast, dan wel overmatig zijn gesleten, onverminderd het bepaalde in artikel 5.8.68, tweede lid, aanhef en onderdeel h. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing.

Leden 1 tot en met 4: visuele controle.

2.

De voor de overbrenging van de krachten noodzakelijke onderdelen van de inrichting, bedoeld in het eerste lid, mogen niet gescheurd, gebroken, vervormd of in ernstige mate door corrosie zijn aangetast, dan wel overmatig zijn gesleten.

 

3.

De bedieningsorganen van de inrichting, bedoeld in het eerste lid, moeten gemakkelijk bereikbaar zijn en gemakkelijk en zonder gevaar te bedienen.

 

4.

De achtertraverse, met inbegrip van alle profielen die daar deel van uitmaken, moet deugdelijk zijn bevestigd en mag:

a. geen breuken of scheuren vertonen, en

b. niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

 
Artikel 5.8.67

Eisen

Wijze van keuren

Indien de landbouw- of bosbouwtrekker is voorzien van een koppelingskogel met een nominale diameter van:

a. 50 mm, moet de diameter van de kogel ten minste 49,0 mm bedragen;

b. 80 mm, moet de diameter van de kogel ten minste 78,5 mm bedragen.

Het bolvormige gedeelte wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

Artikel 5.8.68
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Indien de landbouw- of bosbouwtrekker is voorzien van een vangmuilkoppeling met een nominale pendiameter van:

a. 25 mm, moet de pendiameter ten minste 23,0 mm bedragen;

b. 32 mm, moet de pendiameter ten minste 30,0 mm bedragen;

c. 36 mm, moet de pendiameter ten minste 34,0 mm bedragen;

d. 38 mm, moet de pendiameter ten minste 36,0 mm bedragen;

e. 40 mm, moet de pendiameter ten minste 36,5 mm bedragen;

f. 50 mm, moet de pendiameter ten minste 46,0 mm bedragen;

g. 57,5 mm, moet de pendiameter ten minste 55,0 mm bedragen.

Het contactgedeelte van de pen met het trekoog, wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

2.

De koppelingen, bedoeld in het eerste lid, moeten voldoen aan de volgende eisen:

a. de opwaartse speling van de pen mag niet meer dan 5 mm bedragen;

b. de radiale speling in de onderste bus mag niet meer dan 2 mm bedragen;

c. de onderste lagerbus mag niet loszitten en de bevestiging ervan mag niet zijn uitgeslagen;

d. de sluit- en borginrichting moet goed werken;

e. de radiale speling van de trekstang in de lagering in de achterbalk mag niet meer dan 2 mm bedragen;

f. axiale speling van de trekstang in de lagering in de achterbalk is niet toegestaan;

g. de bevestigingsmoer van de trekstang moet deugdelijk vastzitten en moet goed geborgd zijn; en

h. het gedeelte van de vangmuil dat als geleiding voor het trekoog tijdens het aankoppelen is bedoeld, mag tekenen van vervorming, scheuren of uitgebroken delen vertonen, mits daardoor de sterkte of het functioneren van de koppeling, met inbegrip van de sluit- en borginrichting, niet wordt aangetast. Herstel daarvan door middel van lassen is toegestaan.

– Onderdeel a: de pen wordt omhoog bewogen met behulp van bijvoorbeeld een schroevendraaier, waarbij de koppeling gesloten moet zijn en de handborg of controlestift, voor zover mogelijk, buiten werking moet zijn gesteld, teneinde de speling in het sluitingsmechanisme en de bovenste lagerbus van de pen bij de beoordeling te betrekken. In geval van twijfel wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

– Onderdeel b: in geval van twijfel wordt meten, bijvoorbeeld met een stukje haaks omgezet rondstaal van 2 mm.

– Onderdeel c: visuele controle.

– Onderdeel d: visuele controle, terwijl de koppeling wordt geopend en gesloten.

– Onderdeel e: de trekstang wordt op- en neerwaarts en van links naar rechts bewogen. In geval van twijfel wordt gemeten, bijvoorbeeld met een stukje haaks omgezet rondstaal van 2 mm.

– Onderdeel f: de trekstang wordt axiaal bewogen.

– Onderdeel g: visuele controle. Een eventuele stofkap wordt verwijderd.

– Onderdeel h: visuele controle.

Artikel 5.8.69
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Indien de landbouw- of bosbouwtrekker is voorzien van een schotelkoppeling van 2 of 3,5 inch, mag:

a. de onvlakheid van de schotel niet meer dan 3,5 mm bedragen, en

b. de onvlakheid van de schotel, in afwijking van onderdeel a, voor wat betreft de uiterste linker- en rechterzijde over een breedte van 50 mm, gemeten vanaf de buitenzijde van de schotel, niet meer dan 5 mm bedragen.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt met behulp van een geschikt meetmiddel en een aanliggende stalen rei in alle richtingen over het hart van de schotel gemeten.

2.

Het eerste lid is niet van toepassing op kunststofdelen op de schotelkoppeling die bedoeld zijn als slijtvlak.

3.

Een schotelkoppeling moet deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle.

4.

De speling in de sluitinrichting van een schotelkoppeling van 2 inch mag, uitgaande van een niet gesleten 2 inch pen, in de lengterichting van het voertuig niet meer dan 2 mm bedragen.

In geval van twijfel wordt gemeten met een geschikt meetmiddel. Controle geschiedt met behulp van:

a. een standaard pen van 2 inch die voldoet aan de nieuwmaat toleranties en voorzien is van een vlakke plaat, waarbij het uitstekende deel van de pen een hoogte heeft van ten minste 82,5 mm en ten hoogste 82,7 mm, dan wel

b. een oplegger met een pen van 2 inch, daarbij rekening houdend met een eventuele gemeten slijtage van de pen.

5.

De sluit- en borginrichting moet goed werken.

Visuele controle, terwijl de sluit- en borginrichting wordt geopend en gesloten.

Artikel 5.8.70

Eisen

Wijze van keuren

Indien de landbouw- of bosbouwtrekker is voorzien van een penkoppeling met een nominale diameter van:

a. 30 mm, moet de pendiameter ten minste 28,0 mm bedragen;

b. 30,6 mm, moet de pendiameter ten minste 28,6 mm bedragen;

c. 44,5 mm, moet de diameter van de pen ten minste 41,0 mm bedragen.

Het contactgedeelte van de pen met het trekoog wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

§ 12. Diversen

Artikel 5.8.71
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwtrekkers moeten ten minste zijn voorzien van een geluidssignaalinrichting die bestaat uit een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte. Een samenstel van zodanige, tegelijk werkende hoorns wordt als één hoorn beschouwd.

Visuele en auditieve controle, waarbij de hoorn in werking wordt gesteld.

2.

Landbouw- of bosbouwtrekkers mogen zijn voorzien van een geluidssignaalinrichting die andere weggebruikers erop attent maakt dat de achteruitversnelling van het voertuig is ingeschakeld, alsmede van een geluidssignaalinrichting die ertoe strekt ongeoorloofd gebruik of diefstal van het voertuig te voorkomen.

Leden 2 en 3: visuele en auditieve controle.

3.

Landbouw- of bosbouwtrekkers mogen niet zijn voorzien van andere geluidssignaalinrichtingen dan bedoeld in het eerste en tweede lid.

 

EE

In artikel 5.9.57a wordt boven de linkerkolom ingevoegd ‘Eisen’ en boven de rechterkolom ‘Wijze van keuren’.

EF

Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 10, komt te luiden:

AFDELNG 10. GEHANDICAPTENVOERUITGEN VOORZIEN VAN EEN GESLOTEN CARROSSERIE, ALSMEDE GEHANDICAPTENVOERTUIGEN UITGERUST MET EEN VERBRANDINGSMOTOR EN NIET VOORZIEN VAN EEN GESLOTEN CARRSSERIE

EG

Artikel 5.10.8 komt te luiden:

Artikel 5.10.8

 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Gehandicaptenvoertuigen moeten bij voortduring aan de in artikel 1.1 met betrekking tot gehandicaptenvoertuigen vermelde maximumconstructiesnelheid, vermeerderd met 5 km/h, voldoen. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 29a, van toepassing.

In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

2.

Gehandicaptenvoertuigen mogen niet zijn voorzien van een voorziening met het kennelijke doel de controle op de maximumconstructiesnelheid, bedoeld in het eerste lid, te bemoeilijken of te beïnvloeden.

Visuele controle, waarbij eventuele aanwezige voorzieningen worden bediend of ingeschakeld.

EH

In de artikelen 5.10.39, derde lid, aanhef, 5.10.48, tweede lid, 5.10.57, tweede lid, aanhef, en 5.10.71, tweede lid, vervalt in de kolom ‘Eisen’ de komma na ‘gehandicaptenvoertuigen’.

EI

In artikel 5.10.47, in de kolom ‘Eisen’, eerste volzin, wordt na ‘gordels’ een komma ingevoegd.

EJ

In artikel 5.10.48, tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd.

EK

Artikel 5.10.51 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Gehandicaptenvoertuigen niet voorzien van een gesloten carrosserie, moeten zijn voorzien van één rode retroreflector aan de achterzijde van het voertuig.

 

EL

In artikel 5.10.54, zevende lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt de zinsnede ‘In tegenstelling tot het zesde lid moet bij gehandicaptenvoertuigen, niet voorzien van een gesloten carrosserie,’ vervangen door: In afwijking van het zesde lid, moet bij gehandicaptenvoertuigen niet voorzien van een gesloten carrosserie.

EM

In artikel 5.10.56 komt de kolom ‘Eisen’ te luiden:

De dimlichten moeten goed zijn afgesteld, waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 113 en 114, van toepassing is.

EN

Na artikel 5.10.59a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.10.59b

Eisen

Wijze van keuren

De mistvoorlichten moeten goed zijn afgesteld, waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 114a en 114b, van toepassing is.

EO

In het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 11, vervalt de komma na ‘gehandicaptenvoertuigen’.

EP

Artikel 5.11.8 komt te luiden:

Artikel 5.11.8

 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Gehandicaptenvoertuigen moeten bij voortduring aan de in artikel 1.1 met betrekking tot gehandicaptenvoertuigen vermelde maximumconstructiesnelheid, vermeerderd met 5 km/h, voldoen. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 29a, van toepassing.

In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

2.

Gehandicaptenvoertuigen mogen niet zijn voorzien van een voorziening met het kennelijke doel de controle op de maximumconstructiesnelheid, bedoeld in het eerste lid, te bemoeilijken of te beïnvloeden.

Visuele controle, waarbij eventuele aanwezige voorzieningen worden bediend of ingeschakeld.

EQ

Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 12, komt te luiden:

AFDELING 12. AANHANGWAGENS VAN DE VOERTUIGCATEGORIE O MET EEN TOEGESTANE MAXIMUMMASSA VAN MEER DAN 750 KG

ER

Artikel 5.12.0 komt te luiden:

Artikel 5.12.0

Een aanhangwagen van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg moet voldoen aan de in deze afdeling opgenomen eisen en wordt beoordeeld volgens de bijbehorende wijze van keuren, waarbij in voorkomend geval bijlage VIII van toepassing is.

ES

Artikel 5.12.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

2. In het tweede lid komt de kolom ‘Eisen’ te luiden:

In afwijking van het eerste lid, mogen kermis- of circusvoertuigen niet langer zijn dan 14,00 m.

3. In het vijfde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘derde lid’ een komma ingevoegd.

4. In het zevende lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt ‘het bepaalde in’ en wordt na ‘zesde lid’ een komma ingevoegd.

5. In het negende lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘het eerste lid, het derde lid, het zesde lid, het zevende lid en het achtste lid’ vervangen door: het eerste, derde, zesde, zevende en achtste lid.

ET

In artikel 5.12.27, zevende lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt in de eerste volzin zowel na ‘aanhangwagen’ als na ‘vermelde loadindex’ een komma ingevoegd en vervalt zowel na ‘31 december 1997’ als na ‘de loadindex’ de komma.

EU

Artikel 5.12.38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt in de eerste volzin de komma na ‘Aanhangwagens’.

2. In het zevende lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘bij’ vervangen door: op grond van.

EV

Artikel 5.12.39a komt te luiden:

Artikel 5.12.39a

 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Opleggers, aanhangwagens met een stijve dissel en middenasaanhangwagens waarvan de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen ten hoogste 750 kg bedraagt, mogen zijn voorzien van een vastzetinrichting.

2.

De vastzetinrichting, bedoeld in het eerste lid, moet voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 5.12.39.

EW

In de artikelen 5.12.48, 5.13.48 en 5.15.48, wordt in het tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd en vervalt de komma na ‘aanhangwagens’.

EX

Artikel 5.12.64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

Leden 1 en 2: visuele controle.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de kolom ‘Eisen’ wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd.

b. In de kolom ‘Wijze van keuren’ vervalt: Visuele controle.

EY

Artikel 5.12.66 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden:

Leden 2 en 3: visuele controle.

2. In het tweede lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, vervalt: Visuele controle.

EZ

Artikel 5.12.67 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ‘1.’ voor de tekst vervalt.

2. In de kolom ‘Eisen’, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

FA

In artikel 5.12.68 worden het vierde, vijfde en zesde lid vervangen door een lid, luidende:

4.

Het trekoog mag:

a. niet zijn vervormd of gescheurd;

b. niet zijn voorzien van een ingelaste trekoogbus;

c. niet zijn hersteld door middel van lassen of oplassen.

Visuele controle.

FB

In artikel 5.12.69, derde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt in de tweede volzin de zinsnede ‘Indien een oplegger is voorzien van een 2 inch koppelingspen of een oplegger is voorzien van een 3,5 inch koppelingspen’ vervangen door ‘Indien de oplegger is voorzien van een koppelingspen van 2 inch of 3,5 inch,’ en vervalt de punt na ‘3,5 mm’.

FC

In artikel 5.12.70, eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, vervalt: van de regeling voertuigen.

FD

Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 13, komt te luiden:

AFDELING 13. AANHANGWAGENS VAN DE VOERTUIGCATEGORIE O MET EEN TOEGESTANE MAXIMUMMASSA VAN NIET MEER DAN 750 KG

FE

Artikel 5.13.0 komt te luiden:

Artikel 5.13.0

Een aanhangwagen van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg moet voldoen aan de in deze afdeling opgenomen eisen en wordt beoordeeld volgens de bijbehorende wijze van keuren, waarbij in voorkomend geval bijlage VIII van toepassing is.

FF

Artikel 5.13.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Lid’ vervangen door: Leden.

2. In het eerste en tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, vervalt de komma na ‘Aanhangwagens’.

FG

In artikel 5.13.3, in de kolom ‘Eisen’, vervalt boven de aanhef de schuingedrukte aanduiding: Artikel 5.13.3.

FH

In artikel 5.13.6, in de kolom ‘Eisen’, wordt aan het slot van onderdeel a een puntkomma geplaatst.

FI

In artikel 5.13.9, tweede lid, komt de kolom ‘Eisen’ te luiden:

Visuele controle. Een installatie voor een al dan niet tot vloeistof verdicht gas wordt gecontroleerd met behulp van een middel dat lekkage zichtbaar maakt.

FJ

In de artikelen 5.13.67 en 5.15.67 wordt in de kolom ‘Eisen’, aanhef, de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

FK

Afdeling 14 van hoofdstuk 5 komt te luiden:

AFDELING 14. LANDBOUW- OF BOSBOUWAANHANGWAGENS EN VERWISSELBARE GETROKKEN UITRUSTINGSSTUKKEN

Artikel 5.14.0
  • 1. Een landbouw- of bosbouwaanhangwagen en een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk achter een landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid, moeten voldoen aan de in deze afdeling opgenomen eisen en worden beoordeeld volgens de bijbehorende wijze van keuren, waarbij in voorkomend geval bijlage VIII van toepassing is.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, moet een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig, voldoen aan het bepaalde in afdeling 18.

§ 0. Algemeen

Artikel 5.14.1

Eisen

Wijze van keuren

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken moeten zijn voorzien van een voertuigidentificatienummer dat in het chassis, frame of soortgelijke structuur is ingeslagen, welk nummer goed leesbaar is.

Visuele controle.

§ 1. Algemene bouwwijze van het voertuig

Artikel 5.14.3

Eisen

Wijze van keuren

De langs- en dwarsliggers en chassisversterkingsdelen van het chassisraam, dan wel de daarvoor in de plaats tredende delen van de mee- of zelfdragende carrosserie mogen:

a. geen breuken of scheuren vertonen, en

b. niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of door corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van de mee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht.

Visuele controle.

Artikel 5.14.4
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De bovenbouw moet deugdelijk op het onderstel zijn bevestigd.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

De ondersteuning van de laadvloer onderscheidenlijk laadruimte moet deugdelijk zijn.

 
Artikel 5.14.5
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De accu, indien aanwezig, moet deugdelijk zijn bevestigd.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

De elektrische bedrading moet deugdelijk zijn bevestigd en goed zijn geïsoleerd.

 

§ 2. Afmetingen en massa’s

Artikel 5.14.6
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens, niet zijnde opleggers, mogen:

a. niet langer zijn dan 12,00 m;

b. niet breder zijn dan 2,55 m, dan wel niet breder dan 3,00 m indien de breedtevermeerdering het gevolg is van de montage van bredere banden of dubbellucht banden en de daarvoor noodzakelijk aangebrachte wielafscherming en markering. Uitrusting breder dan 2,55 m vallende binnen het breedste punt van de banden wordt niet in aanmerking genomen, indien deze te demonteren is en niet leidt tot extra laadruimte; en

c. niet hoger zijn dan 4,00 m.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten, waarbij artikel 5.1a.1 van toepassing is.

– Onderdeel a: deze maat mag niet meer dan 1% afwijken.

2.

In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel b, mogen landbouw- of bosbouwaanhangwagens in gebruik genomen vóór 1 januari 2025 niet breder zijn dan 3,00 m.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten, waarbij artikel 5.1a.1 van toepassing is.

3.

In de afmetingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn afneembare bovenbouwen en gestandaardiseerde laadstructuren, zoals containers, begrepen.

4.

Verwisselbare getrokken uitrustingsstukken mogen:

a. niet langer zijn dan 12,00 m;

b. niet breder zijn dan 3,00 m; en

c. niet hoger zijn dan 4,00 m.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten, waarbij artikel 5.1a.1 van toepassing is.

– Onderdeel a: deze maat mag niet meer dan 1% afwijken.

5.

Van landbouw- of bosbouwaanhangwagens, zijnde opleggers, mag de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger niet meer bedragen dan 2,05 m, met uitzondering van een puntvormige uitbouw waarvan het verticaal geprojecteerde oppervlak wordt begrensd door rechte lijnen die raken aan de uiterste voorhoeken van de oplegger en een punt op het mediaanvlak van de oplegger dat op maximaal 2,50 m voor het hart van de koppelingspen ligt en mag de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger niet meer bedragen dan 12,12 m.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten, waarbij artikel 5.1a.1 van toepassing is.

Artikel 5.14.7
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De last onder enig wiel van landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken voorzien van luchtbanden mag niet meer bedragen dan 5.000 kg.

Leden 1 en 2: in geval van twijfel wordt het voertuig gewogen.

2.

De last onder enig wiel van landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken voorzien van massieve banden mag niet meer bedragen dan 120 kg per centimeter breedte van het loopvlak.

 

§ 3. Brandstofsystemen

Artikel 5.14.9
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Alle onderdelen van brandstofsystemen moeten veilig zijn en deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle van alle aanwezige brandstofsystemen.

2.

De brandstofsystemen mogen geen lekkage vertonen.

Visuele controle. Een installatie voor een al dan niet tot vloeistof verdicht gas, wordt gecontroleerd met behulp van een middel dat lekkage zichtbaar maakt, waarbij het contact ingeschakeld moet zijn.

3.

De vulopening van een brandstofreservoir moet zijn afgesloten met een passende tankdop.

Visuele controle.

§ 5. Assen

Artikel 5.14.18
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De assen moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd en mogen geen breuken of scheuren vertonen.

Leden 1 tot en met 4: visuele controle.

2.

De assen mogen niet zodanig zijn vervormd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

 

3.

De assen mogen niet zodanig zijn bevestigd, beschadigd of vervormd dat het weggedrag nadelig wordt beïnvloed.

 

4.

De assen mogen niet zodanig door corrosie zijn aangetast, dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht. Hieraan wordt voor wat betreft wielgeleidingselementen voldaan, indien deze niet zijn doorgeroest. Indien een wielgeleidingselement is doorgeroest, mag deze niet zijn gerepareerd.

 
Artikel 5.14.19
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

Stofhoezen van fuseekogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

 

3.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels, alsmede de overige draaipunten van een volledig onafhankelijke wielophanging, mogen niet te veel speling vertonen. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 46, 47 en 48, van toepassing.

Visuele controle. De speling wordt op de juiste wijze zichtbaar gemaakt. In geval van twijfel wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.

Indien een gedeelte van de binnenkant van het fuseekogelhuis en van de fuseekogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt visuele controle plaats.

Artikel 5.14.20
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De wiellagers mogen niet te veel speling vertonen. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 49, van toepassing.

Visuele controle. De speling wordt op de juiste wijze zichtbaar gemaakt. In geval van twijfel wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

2.

Verschijnselen van slijtage of beschadiging mogen niet hoorbaar of voelbaar zijn.

Visuele en auditieve controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid, al dan niet met behulp van apparatuur.

Artikel 5.14.24
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De wielen onderscheidenlijk velgen mogen geen breuken, scheuren, ondeugdelijk laswerk, ernstige corrosie of ernstige vervorming vertonen.

Leden 1 en 2: visuele controle, waarbij het wiel vrij kan ronddraaien.

2.

De wielen onderscheidenlijk velgen moeten met alle daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd.

 
Artikel 5.14.26

Eisen

Wijze van keuren

Stabilisatoren moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen geen breuken of scheuren vertonen.

Visuele controle.

§ 6. Ophanging

Artikel 5.14.27
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De banden moeten zijn voorzien van een loopvlak dat niet bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft.

Leden 1 tot en met 3: visuele controle.

2.

Het loopvlak van de banden mag geen metalen elementen bevatten die tijdens het rijden daarbuiten kunnen uitsteken.

 

3.

De banden mogen geen uitstulpingen vertonen.

 

4.

De banden mogen geen beschadigingen vertonen waarbij het karkas zichtbaar is.

Visuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.

Artikel 5.14.28
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De onderdelen van het veersysteem mogen geen breuken, ernstige lekkage of scheuren vertonen, mogen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast en moeten deugdelijk zijn bevestigd. Hieraan wordt voor wat betreft veerschotels voldaan, indien deze niet zijn doorgeroest. Indien een veerschotel is doorgeroest, mag deze niet zijn gerepareerd. Bij luchtveerbalgen mogen de koordlagen zichtbaar zijn, maar niet beschadigd.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken die zijn voorzien van gasvering of schroefveren, moeten zijn voorzien van schokdempers die deugdelijk zijn bevestigd en goed werken.

 

§ 7. Stuurinrichting

Artikel 5.14.29
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De gestuurde wielen moeten goed kunnen reageren op het commando van de stuurinrichting van het trekkende voertuig.

Leden 1 tot en met 5: visuele controle, waarbij het voertuig zich boven een inspectieput of hefinrichting bevindt.

2.

De voor de overbrenging van de stuurbeweging bestemde onderdelen:

a. moeten deugdelijk zijn bevestigd met alle daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen;

b. mogen geen breuken of scheuren vertonen;

c. mogen niet zijn vervormd; en

d. mogen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast. Indien sprake is van corrosie, is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing.

 

3.

Stofhoezen van het stuurhuis en de stuurkogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

 

4.

De onderdelen van het hydraulische besturingssysteem mogen geen lekkage vertonen.

 

5.

De slangen van het hydraulische besturingssysteem mogen:

a. geen beschadigingen vertonen waarbij het wapeningsmateriaal zichtbaar is, en

b. geen bewegende delen raken.

 

6.

De verbindingen in het stangenstelsel mogen niet te veel speling vertonen. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 52, van toepassing.

Visuele controle, waarbij het voertuig zich boven een inspectieput of hefinrichting bevindt. Voor het zichtbaar maken van:

a. radiale speling, wordt de stuurkogel of -verbinding op doelmatige wijze belast;

b. axiale speling, wordt op de stuurkogel of -verbinding trek- en drukkracht uitgeoefend.

In geval van twijfel wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

7.

Indien een gedeelte van de binnenkant van het stuurkogelhuis en van de stuurkogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt visuele controle plaats, waarbij het voertuig zich boven een inspectieput of hefinrichting bevindt.

Artikel 5.14.30
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De draaikransen moeten deugdelijk zijn bevestigd met alle daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen.

Visuele controle.

2.

De axiale speling van de draaikransen mag:

a. niet meer bedragen dan 3,5 mm;

b. niet zodanig zijn dat de draaikranshelften op elkaar inslijten.

Visuele controle. Het zichtbaar maken van de speling geschiedt:

a. door middel van een hefboom of koevoet, of

b. door het chassis te heffen.

In geval van twijfel wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

3.

De profielen die deel uitmaken van de ondersteuning van de draaikransen, mogen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast.

Visuele controle.

§ 8. Reminrichting

Artikel 5.14.31
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken met een massa in rijklare toestand van meer dan 3.500 kg, moeten zijn voorzien van een goed werkende reminrichting.

Visuele controle. In geval van twijfel omtrent de massa, wordt het voertuig gewogen.

2.

Indien landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken zijn voorzien van een reminrichting:

a. moeten de onderdelen deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen;

b. mogen de onderdelen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast. Indien sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf, is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 53 en 54, van toepassing;

c. mogen de onderdelen niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken;

d. mogen de onderdelen geen inwendige of uitwendige lekkage vertonen; en

e. mogen de remschijven geen dusdanige slijtage vertonen dat kans op breuk ontstaat.

– Onderdeel a tot en met c: visuele controle.

– Onderdelen d en e: visuele controle. In geval van twijfel wordt het remsysteem met behulp van het trekkende voertuig onder druk gezet.

3.

Remslangen mogen:

a. niet in ernstige mate zijn misvormd;

b. niet langs andere voertuigdelen schuren; en

c. geen zodanige beschadigingen vertonen dat het wapeningsmateriaal zichtbaar is. De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.

Visuele controle.

4.

Kunststofremleidingen mogen geen knikken vertonen.

Visuele controle, waarbij het voertuig zich boven een inspectieput of hefinrichting bevindt.

5.

Wielen die zijn voorzien van een trommelrem, moeten in onberemde toestand in beide richtingen kunnen draaien zonder dat de remvoering aanloopt. De remvoering van wielen van een schijfrem, mag in onberemde toestand in beide richtingen enigszins slepen.

Controle door de wielen vrij van de grond met de hand rond te draaien.

6.

De remtrommel of remschijf mag tijdens het remmen niet worden geraakt door delen die zijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel van de remvoering.

Visuele controle. Indien de remvoering niet zonder demontage zichtbaar te maken is, moet de rem in werking worden gesteld terwijl het wiel met de hand of met behulp van een wielspinner wordt rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

7.

De noodzakelijke bewegingsvrijheid van de remonderdelen mag niet worden beperkt.

Leden 7 tot en met 9: visuele controle.

8.

Indien de oplooprem is voorzien van een automatische blokkering ten behoeve van het achteruitrijden, moet deze goed werken.

 

9.

De onderdelen van een antiblokkeersysteem:

a. moeten deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen;

b. mogen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast;

c. mogen niet zijn beschadigd, gescheurd, gebroken; en

d. mogen geen lekkage vertonen.

 
Artikel 5.14.35
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken voorzien van een drukluchtremsysteem, moeten zijn voorzien van:

a. drukmeetpunten waarmee de drukken die worden ingestuurd in de drukluchtremcilinders op iedere as, kunnen worden gemeten, en

b. een drukmeetpunt waarmee de druk vóór elke drukluchtremkrachtregelaar kan worden gemeten.

Visuele controle.

2.

Drukluchtremkrachtregelaars moeten goed werken.

Visuele controle met behulp van manometers, waarbij de rem in werking wordt gesteld. Indien mogelijk, wordt de controle ook uitgevoerd wanneer de drukluchtremkrachtregelaar de volle druk doorstuurt.

3.

De ontwateringsventielen van reservoirs moeten goed werken.

Visuele controle, waarbij het ontwateringsventiel, indien mogelijk, moet worden bediend.

Artikel 5.14.36
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De slag van drukluchtremcilinders die door middel van een nok een trommelrem bedienen, mag niet worden begrensd door delen die daar niet voor zijn bestemd.

Visuele controle, waarbij de rem in werking wordt gesteld.

2.

De slag van drukluchtremcilinders van trommelremmen mag vanuit onberemde toestand tot in beremde stand niet groter zijn dan twee derde deel van de maximumslag van de betrokken remcilinder.

Visuele controle, waarbij de rem maximaal in werking wordt gesteld. In geval van twijfel wordt gemeten.

Artikel 5.14.38

Eisen

Wijze van keuren

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken mogen op een droge of nagenoeg droge weg niet uitbreken ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as.

Visuele controle; in geval van twijfel wordt een remproef uitgevoerd.

Artikel 5.14.40
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Indien de landbouw- of bosbouwaanhangwagen of het verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk is voorzien van een losbreekinrichting, moet deze goed werken.

Visuele controle. Bij een tweeleidingremsysteem wordt de luchtslang van de voorraad tussen het trekkende voertuig of een andere externe bron en de aanhangwagen losgenomen.

2.

Bij het koppelen van een tweeleidingremsysteem aan het trekkende voertuig, moet de reminrichting automatisch in de bedrijfstoestand komen.

Visuele controle. Indien een losknop aanwezig is, moet deze, nadat de luchtslang van de voorraad is losgekoppeld, eerst worden bediend en moet vervolgens de luchtslang van de voorraad worden aangesloten. Hierbij moet de losknop terugkeren in zijn oorspronkelijke stand.

§ 9. Carrosserie

Artikel 5.14.41

Eisen

Wijze van keuren

Het slot en de scharnieren van de deuren en laadbakkleppen moeten een goede sluiting waarborgen.

Visuele controle, waarbij de deuren en laadbakkleppen worden geopend en gesloten.

Artikel 5.14.48
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken mogen geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, moeten uitstekende delen die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, zijn afgeschermd.

 

3.

Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden.

Visuele controle; in geval van twijfel wordt gemeten.

4.

De wielen onderscheidenlijk banden mogen niet aanlopen.

Leden 4 en 5: visuele controle.

5.

Geen deel van de buitenzijde van landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken mag zodanig zijn bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie zijn aangetast, dat gevaar bestaat voor losraken.

 

§ 10. Lichten, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 5.14.51

Eisen

Wijze van keuren

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken moeten zijn voorzien van:

a. twee richtingaanwijzers aan de achterzijde van het voertuig;

b. twee achterlichten;

c. twee remlichten;

d. twee rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig;

e. twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig;

f. ambergele retroreflectoren aan elke zijkant van het voertuig, de achterste retroreflector aan de zijkant mag rood zijn;

g. één rode retroreflector aan de achterzijde van het voertuig, in de vorm van een afgeknotte driehoek die is voorzien van een goedkeuringsmerk waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikel 123, van toepassing is.

Visuele controle.

Artikel 5.14.53
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De richtingaanwijzers en remlichten mogen niet anders dan ambergeel of rood stralen.

Leden 1 en 2: visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

2.

De achterlichten mogen niet anders dan rood stralen.

 
Artikel 5.14.55
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De in artikel 5.14.51 bedoelde lichten moeten goed werken. Indien een licht wordt gevormd door meerdere lichtbronnen, mag door defecte lichtbronnen het oorspronkelijk lichtoppervlak met niet meer dan 25% afnemen.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

2.

De lichtarmaturen en de onderdelen daarvan moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd.

Leden 2 en 3: visuele controle.

3.

De glazen van de lichtarmaturen mogen niet zodanig zijn beschadigd, gerepareerd of bewerkt dat de lichtopbrengst en het lichtbeeld dan wel de functie nadelig worden beïnvloed. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 128, van toepassing.

 

4.

Lichten met dezelfde functie moeten nagenoeg van gelijke grootte, kleur en sterkte zijn. Lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie, moeten nagenoeg symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

5.

De in artikel 5.14.51 bedoelde lichten en retroreflectoren mogen, voor zover het het lichtdoorlatend gedeelte betreft, ten hoogste 25% zijn afgeschermd.

Leden 5 en 6: visuele controle.

6.

De in artikel 5.14.51 bedoelde retroreflectoren mogen geen gebreken vertonen die de retroreflectie beïnvloeden.

 
Artikel 5.14.57

Eisen

Wijze van keuren

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken mogen zijn voorzien van:

a. twee stadslichten;

b. twee extra achterlichten;

c. één of twee extra remlichten;

d. één of twee achteruitrijlichten;

e. één of twee mistachterlichten;

f. twee extra rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig;

g. twee extra witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig;

h. twee extra ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig; de achterste retroreflector aan de zijkant mag rood zijn;

i. twee extra richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten aan de achterzijde van het voertuig;

j. waarschuwingsknipperlichten aan het meest naar achteren gelegen gedeelte van de zich aan de zij- of achterkant van het voertuig bevindende laad- en losklep in horizontale stand;

k. twee of vier markeringslichten aan de voorzijde en twee of vier markeringslichten aan de achterzijde;

l. zijmarkeringslichten;

m. lijn- of contourmarkering aan de zijkant en achterzijde van het voertuig;

n. twee staaklichten;

o. werklichten;

p. een licht aan de voorzijde van het voertuig dat de werking van het antiblokkeer- of besturingssysteem aangeeft;

q. achterkentekenplaatverlichting;

r. markering van de breedte aan de voor- en achterzijde van het voertuig die voldoet aan de in bijlage VIII, artikelen 132 tot en met 133, gestelde eisen.

Visuele controle.

Artikel 5.14.57a

Eisen

Wijze van keuren

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken in gebruik voor werkzaamheden die zijn vastgesteld krachtens artikel 30, eerste lid, van het RVV 1990, mogen zijn voorzien van gele zwaai-, flits- of knipperlichten.

Visuele controle.

Artikel 5.14.59
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De stadslichten en achteruitrijlichten mogen niet anders dan wit of geel stralen.

Leden 1 tot en met 8: visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

2.

De achterlichten en mistachterlichten mogen niet anders dan rood stralen.

 

3.

De extra richtingaanwijzers en de waarschuwingslichten mogen niet anders dan rood of ambergeel stralen.

 

4.

De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen, met uitzondering van het achterste zijmarkeringslicht, dat ambergeel dan wel rood mag stralen.

 

5.

De markeringslichten en staaklichten mogen naar voren niet anders dan wit en naar achteren niet anders dan rood stralen.

 

6.

De remlichten mogen niet anders dan rood stralen.

 

7.

De lijn- of contourmarkering aan de zijkant is wit of geel. De lijn- of contourmarkering aan de achterzijde is rood, wit of geel.

 

8.

De achterkentekenplaatverlichting mag niet anders dan wit stralen en mag niet naar achteren stralen.

 
Artikel 5.14.59a
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De in artikel 5.14.57 bedoelde lichtarmaturen en de onderdelen daarvan moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

De glazen van de lichtarmaturen mogen niet zodanig zijn beschadigd, gerepareerd of bewerkt dat de lichtopbrengst en het lichtbeeld dan wel de functie nadelig worden beïnvloed. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 128, van toepassing.

 

3.

Lichten met dezelfde functie moeten nagenoeg van gelijke grootte, kleur en sterkte zijn. Lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie, moeten nagenoeg symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

Artikel 5.14.61
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, bedoeld in de artikelen 5.14.51 en 5.14.57, moeten zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,50 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.

Leden 1 en 2: visuele controle; in geval van twijfel wordt gemeten.

2.

In afwijking van het eerste lid, moeten de stadslichten zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,25 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.

 

3.

Het eerste lid is niet van toepassing op de achteruitrijlichten, remlichten, achterkentekenplaatverlichting, rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek, mistachterlichten en werklichten.

Artikel 5.14.64
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken mogen, met uitzondering van werklichten, niet zijn voorzien van verblindende lichten.

Leden 1 tot en met 3: visuele controle.

2.

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken mogen, met uitzondering van de richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten en remlichten ten behoeve van het noodstopsignaal, niet zijn voorzien van knipperende lichten.

 

3.

In afwijking van het tweede lid, mogen de zijmarkeringslichten van landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken synchroon met de richtingaanwijzers aan dezelfde kant van het voertuig knipperen.

 
Artikel 5.14.65
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken mogen niet zijn voorzien van:

a. meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.14.51, 5.14.57 en 5.14.57a is voorgeschreven of toegestaan, en

b. in het voertuig aanwezige lichten of objecten die licht uitstralen naar de buitenzijde van het voertuig.

Visuele controle. Indien lichtarmaturen aanwezig zijn voor lichten die niet zijn voorgeschreven dan wel toegestaan, mogen de lichten hiervan niet werken.

2.

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken mogen niet zijn voorzien van lichtarmaturen voor blauwe zwaai-, flits- of knipperlichten of voorzieningen die de indruk wekken dat het voertuig is voorzien van een dergelijke lichtarmatuur.

Visuele controle.

§ 11. Verbinding tussen landbouw- of bosbouwtrekker en aanhangwagen

Artikel 5.14.66
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De koppeling en trekinrichting moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet gescheurd, gebroken, vervormd of in ernstige mate door corrosie zijn aangetast, dan wel overmatig zijn gesleten.

Visuele controle, waarbij het voertuig zich boven een inspectieput of hefinrichting bevindt.

2.

De trekinrichting mag niet zijn doorgeroest.

Leden 2 en 3: visuele controle.

3.

Landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken die zijn voorzien van een losbreekreminrichting, mogen niet tevens zijn voorzien van een hulpkoppeling.

 
Artikel 5.14.67

Eisen

Wijze van keuren

Indien landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken zijn voorzien van een koppeling:

a. moet de sluit- en borginrichting goed werken, en

b. mogen de onderdelen niet zijn vervormd.

Visuele controle.

Artikel 5.14.70

Eisen

Wijze van keuren

De achtertraverse, met inbegrip van alle profielen die daar deel van uitmaken, moet deugdelijk zijn bevestigd en mag:

a. geen breuken of scheuren vertonen, en

b. niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

Visuele controle, waarbij het voertuig zich boven een inspectieput of hefinrichting bevindt.

FL

In artikel 5.17.48, tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd en vervalt de komma na ‘wagens’.

FM

Artikel 5.17.51 komt te luiden:

Artikel 5.17.51

Eisen

Wijze van keuren

Wagens moeten aan de achterzijde zijn voorzien van:

a. twee rode retroreflectoren indien het een wagen betreft waarvan de breedte meer dan 1,50 m bedraagt, dan wel één rode retroreflector indien het een wagen betreft waarvan de breedte ten hoogste 1,50 m bedraagt;

b. één rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek die is voorzien van een goedkeuringsmerk waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikel 123, van toepassing is.

Visuele controle.

FN

Artikel 5.18.0 komt te luiden:

Artikel 5.18.0

Verwisselbare gedragen uitrustingsstukken mogen slechts worden gebruikt door:

  • a. landbouw- of bosbouwtrekkers;

  • b. motorrijtuigen met beperkte snelheid; en

  • c. bedrijfsauto’s die worden ingezet voor werkzaamheden ten behoeve van wegen, werken of inrichtingen op, aan, in of boven wegen, daaronder begrepen gladheidsbestrijding of sneeuwruimen.

FO

Artikel 5.18.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. In afwijking van het eerste lid, mag met een bedrijfsauto een samenstel van dolly en oplegger worden voortbewogen.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. Met een motorvoertuig, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid, mag geen landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk worden voortbewogen.

FP

Artikel 5.18.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘aanhangwagen’ een komma ingevoegd.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien het gezichtsveld van de voor landbouw- of bosbouwtrekkers voorgeschreven spiegels wordt beperkt door verwisselbare gedragen uitrustingsstukken of lading die aan de achterzijde van het voertuig is aangebracht of door een door het voertuig voortbewogen aanhangwagen, met inbegrip van verwisselbare gedragen uitrustingsstukken of lading, moet het voertuig zijn voorzien van een linker- onderscheidenlijk rechterbuitenspiegel of camera-monitorsysteem waarmee de bestuurder ten minste een vlak weggedeelte tot 10 m achter het voertuig kan overzien.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het weggedeelte, bedoeld in het derde lid, wordt gemeten vanaf de spiegel, heeft een breedte van 2,50 m en is gelegen links respectievelijk rechts van het aan de lengte-as van het voertuig evenwijdig liggende verticale vlak door het meest links respectievelijk rechts gelegen punt van de totale breedte van het voertuig, met inbegrip van verwisselbare gedragen uitrustingsstukken of lading, onderscheidenlijk van de daardoor voortbewogen aanhangwagen, met inbegrip van verwisselbare gedragen uitrustingsstukken of lading.

FQ

In de artikelen 5.18.6, vierde lid, 5.18.11, derde lid, 5.18.12a, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b en d, en tweede lid, en 5.18.21a, eerste lid, onderdelen a, b en d, wordt ‘verwisselbare uitrustingsstukken’ vervangen door: verwisselbare gedragen uitrustingsstukken.

FR

In artikel 5.18.8, tweede lid, wordt ‘Onverminderd het eerste lid’ vervangen door ‘Onverminderd het bepaalde in het eerste lid,’ en vervalt de komma na ‘verwisselbare uitrustingsstukken’.

FS

In hoofdstuk 5, afdeling 18, paragraaf 1, wordt in het opschrift van onderdeel A na ‘aanhangwagens’ ingevoegd: van de voertuigcategorie O.

FT

In de artikelen 5.18.12a en 5.18.21a, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘het verwisselbare uitrustingsstuk’ vervangen door: het verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk.

FU

In artikel 5.18.13, tweede lid, wordt na ‘artikel 5.18.12’ een komma ingevoegd.

FV

Artikel 5.18.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘toepassing’ een komma ingevoegd.

2. In het vierde lid vervalt: bepaalde in het.

3. In het vijfde lid wordt ‘gesteld in het eerste lid’ vervangen door: bepaalde in het eerste lid,.

FW

In de artikelen 5.18.17a, 5.18.17b, 5.18.17d, 5.18.17e en 5.18.17f, wordt in het tweede lid, aanhef, na ‘is geregistreerd’ een komma ingevoegd.

FX

Artikel 5.18.17c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘Indien voor een aanhangwagen een kentekencard of een kentekenbewijs is afgegeven, mag de op dit kentekenbewijs’ vervangen door: Indien voor een aanhangwagen een kentekencard of kentekenbewijs is afgegeven, mag de daarop.

2. In het tweede lid wordt ‘in het kader van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte’ vervangen door: in EU-verband.

FY

Artikel 5.18.17d wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel d, aanhef, wordt ‘1 of 2 assen’ vervangen door: één of twee assen.

b. Onderdeel e wordt als volgt gewijzigd:

i. In de aanhef wordt ‘3 achter elkaar gelegen assen’ vervangen door: drie achter elkaar gelegen assen.

ii. Onder 3°, aanhef, wordt ‘onder 2’ vervangen door: onder 2°.

2. In het derde lid, aanhef, wordt na ‘tweede lid’ een komma ingevoegd.

FZ

In de artikelen 5.18.17d, eerste lid, en 5.18.17e, eerste lid, wordt zowel na ‘de as’ als na ‘het asstel’ een komma ingevoegd.

GA

In de artikelen 5.18.17d, tweede lid, onderdeel a, en 5.18.17h, eerste lid, wordt ‘maximum last’ vervangen door: maximumlast.

GB

Artikel 5.18.17g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘kentekencard,’ vervangen door ‘kentekencard dan wel’ en vervalt de komma na ‘massa van een aanhangwagen’.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de onderdelen a, b en c, aanhef, wordt ‘in het geval dat’ vervangen door: indien.

b. In onderdeel c, aanhef, wordt ‘een bus’ vervangen door: bus.

GC

Artikel 5.18.17h, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste en laatste volzin wordt ‘maximum aantal’ vervangen door: maximumaantal.

2. In de laatste volzin wordt ‘de plaat’ vervangen door ‘op de plaat’, ‘maximaal aantal’ door ‘maximumaantal’ en ‘te delen’ door: gedeeld.

GD

In artikel 5.18.19, eerste lid, wordt ‘2 wielen’ vervangen door: twee wielen.

GE

In hoofdstuk 5, afdeling 18, paragraaf 1, komt het opschrift van onderdeel C te luiden:

C. LANDBOUW- OF BOSBOUWTREKKERS EN MOTORRIJTUIGEN MET BEPERKTE SNELHEID, ALSMEDE DAARDOOR VOORTBEWOGEN AANHANGWAGENS VAN DE VOERTUIGCATEGORIE O, LANDBOUW- OF BOSBOUWAANHANGWAGENS EN VERWISSELBARE GETROKKEN UITRUSTINGSSTUKKEN

GF

Artikel 5.18.20 komt te luiden:

Artikel 5.18.20

  • 1. De lengte van een samenstel van landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid en één of meer aanhangwagens, mag, met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken, niet meer bedragen dan 18,75 m.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, mag de lengte van een samenstel van landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid en een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig, niet meer bedragen dan 12 m.

GG

Artikel 5.18.21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Ter ondersteuning van de lading mag de laadvloer worden verlengd, voor zover daardoor de afmetingen, bedoeld in de artikelen 5.7.6, eerste lid, onderdeel a, 5.8.6, eerste lid, onderdeel a, en 5.18.20, niet worden overschreden. Lading mag niet uitsluitend op de laadvloerverlenging rusten.

GH

Artikel 5.18.21a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden:

De lengte van landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid, mag, met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken, niet meer bedragen dan is bepaald in onderscheidenlijk de artikelen 5.8.6, eerste lid, onderdeel a, en 5.7.6, eerste lid, onderdeel a, waarbij:

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. voertuigdelen en verwisselbare gedragen uitrustingsstukken niet meer dan 3,50 m voor het hart van het stuurwiel van het voertuig mogen uitsteken.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing, indien aan de achterzijde van de verwisselbare gedragen uitrustingsstukken op gelijke wijze als op het betrokken voertuig verlichting, retroreflectoren of richtingaanwijzers zijn aangebracht.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het eerste lid, onderdeel e, is niet van toepassing, indien er maatregelen zijn getroffen die bewerkstelligen dat gezichtsveldbeperkingen bij kruisingen, verkeersknooppunten en uitritten worden opgeheven.

GI

De artikelen 5.18.22 tot en met 5.18.25a komen te luiden:

Artikel 5.18.22

  • 1. De breedte van landbouw- of bosbouwtrekkers of motorrijtuigen met beperkte snelheid en daardoor voortbewogen aanhangwagens, mag, met inbegrip van de lading en verwisselbare gedragen uitrustingsstukken, niet meer bedragen dan 3,00 m.

  • 2. Lading en verwisselbare gedragen uitrustingsstukken die in de breedte meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteken, moeten zijn voorzien van een markering die voldoet aan het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 130 tot en met 133.

Artikel 5.18.23

De hoogte van landbouw- of bosbouwtrekkers of motorrijtuigen met beperkte snelheid en daardoor voortbewogen aanhangwagens, mag, met inbegrip van de lading en één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken, niet meer bedragen dan 4,00 m.

Artikel 5.18.24

  • 1. De last onder de bestuurde as of assen van landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid, mag niet minder bedragen dan een vijfde deel van de massa van het voertuig.

  • 2. De last onder de bestuurde as of assen, niet zijnde zelfsturende assen, van de door landbouw- of bosbouwtrekkers of motorrijtuigen met beperkte snelheid voortbewogen autonome aanhangwagens, mag niet minder bedragen dan een vijfde deel van de massa van de aanhangwagen in beladen toestand.

Artikel 5.18.25

  • 1. De op de constructieplaat van een landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid vermelde technisch toegestane maximummassa mag niet worden overschreden of de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand mag niet meer bedragen dan de vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig, met dien verstande dat het draagvermogen van de gemonteerde banden niet mag worden overschreden.

  • 2. De toegestane maximummassa of de som van de aslasten van landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid in beladen toestand, mag niet meer bedragen dan:

    • a. 50.000 kg;

    • b. de technisch toegestane maximummassa van het voertuig.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, mag de toegestane maximummassa of de som van de aslasten van landbouw- of bosbouwtrekkers niet meer bedragen dan:

    • a. 18.000 kg voor een twee-assig voertuig;

    • b. 24.000 kg voor een drie-assig voertuig.

  • 4. Eveneens in afwijking van het tweede lid, mag de toegestane maximummassa van motorrijtuigen met beperkte snelheid die zijn voorzien van metalen rupsbanden, niet meer bedragen dan 10.000 kg.

Artikel 5.18.25a

De toegestane maximummassa van een samenstel van landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid en één of meer aanhangwagens of de som van de aslasten van het samenstel in beladen toestand, mag niet meer bedragen dan:

  • a. 50.000 kg;

  • b. de technisch toegestane maximummassa van het samenstel.

GJ

Na artikel 5.18.25a wordt in onderdeel C een viertal artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 5.18.25b

  • 1. De op de constructieplaat van een landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk vermelde technisch toegestane maximummassa mag niet worden overschreden.

  • 2. De som van de aslasten van een landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk in beladen toestand, uitgezonderd de aslasten van een niet-autonome aanhangwagen, mag niet meer bedragen dan de technisch toegestane maximummassa, met dien verstande dat het draagvermogen van de gemonteerde banden niet overschreden mag worden. Bij middenasaanhangwagens en opleggers mag de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand, vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand, niet meer bedragen dan de technisch toegestane maximummassa, met dien verstande dat het draagvermogen van de gemonteerde banden niet overschreden mag worden.

  • 3. Indien van een landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk de toegestane maximummassa niet met behulp van het eerste en tweede lid kan worden vastgesteld, geldt voor dit voertuig een maximumlast onder enig wiel van 5.000 kg.

Artikel 5.18.25c

  • 1. De op de constructieplaat van een landbouw- of bosbouwtrekker, motorrijtuig met beperkte snelheid, landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk vermelde technisch toegestane maximumlast onder de as mag niet worden overschreden, met dien verstande dat het draagvermogen van de gemonteerde banden niet mag worden overschreden.

  • 2. De toegestane maximumlast onder de as van een landbouw- of bosbouwtrekker, motorrijtuig met beperkte snelheid, landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk, mag niet meer bedragen dan:

    • a. voor enige as: 10.000 kg voor een niet-aangedreven as en 11.500 kg voor een aangedreven as;

    • b. de technisch toegestane maximumlast onder de as van het voertuig.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, mag de toegestane maximumlast onder de as van motorrijtuigen met beperkte snelheid niet meer bedragen dan 12.000 kg.

  • 4. Eveneens in afwijking van het tweede lid, mag de toegestane maximumlast van landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken onder een pendelas niet meer bedragen dan 13.000 kg, waarbij de last onder ieder der assen niet meer mag bedragen dan 6.500 kg.

Artikel 5.18.25d

  • 1. De op de constructieplaat van een landbouw- of bosbouwtrekker, motorrijtuig met beperkte snelheid, landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk vermelde technisch toegestane maximumlast onder het asstel mag niet worden overschreden.

  • 2. De toegestane maximumlast onder het asstel van een landbouw- of bosbouwtrekker, motorrijtuig met beperkte snelheid, landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk, mag niet meer bedragen dan de technisch toegestane maximumlast onder het asstel van het voertuig.

Artikel 5.18.25e

Indien met een motorrijtuig met beperkte snelheid dat een combinatie vormt met één of meer aanhangwagens die zijn ingericht voor het vervoer van personen als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, de begripsbepaling van ‘motorrijtuig met beperkte snelheid’, onderdeel b, geen passagiers in de aanhangwagen worden vervoerd, mag in het motorrijtuig slechts één passagier worden vervoerd.

GK

In hoofdstuk 5, afdeling 18, paragraaf 1, wordt aan het opschrift van onderdeel G toegevoegd: van de voertuigcategorie O.

GL

Artikel 5.18.31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt na ‘Middenasaanhangwagens’ ingevoegd: van de voertuigcategorie O.

2. In het tweede lid wordt tussen ‘stijve dissel’ en de punt aan het slot ingevoegd: van de voertuigcategorie O.

GM

In hoofdstuk 5, afdeling 18, komt het opschrift van paragraaf 2 te luiden:

§ 2. Ophanging personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen, driewielige motorrijtuigen, landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid

GN

In hoofdstuk 5, afdeling 18, paragraaf 3, wordt aan het opschrift van onderdeel A toegevoegd: van de voertuigcategorie O.

GO

In artikel 5.18.33 wordt na ‘Aanhangwagens’ ingevoegd: van de voertuigcategorie O.

GP

Artikel 5.18.34 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede en derde lid, vervalt: of de verwisselbare getrokken machine.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het derde lid, tweede volzin, is niet van toepassing op aanhangwagens achter landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid die niet zijn voorzien van een ABS-systeem.

3. In het zesde lid wordt na ‘samenstel’ een komma ingevoegd.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Het eerste lid is niet van toepassing op samenstellen van landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid en een aanhangwagen die afzonderlijk geremd kan worden.

GQ

Artikel 5.18.35, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, moet de remvertraging van de bedrijfsrem van samenstellen van landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid en aanhangwagen voldoen aan de eisen die aan de remvertraging van het trekkende voertuig worden gesteld in de op die categorie voertuigen betrekking hebbende afdeling van dit hoofdstuk.

GR

Artikel 5.18.35a komt te luiden:

Artikel 5.18.35a

Dubbel uitgevoerde rempedalen van landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid moeten zijn gekoppeld.

GS

Artikel 5.18.36b vervalt.

GT

In hoofdstuk 5, afdeling 18, paragraaf 4, komt het opschrift van onderdeel A te luiden:

A. PERSONENAUTO'S, BEDRIJFSAUTO’S, BUSSEN, DRIEWIELIGE MOTORRIJTUIGEN EN DAARDOOR VOORTBEWOGEN AANHANGWAGENS

GU

Artikel 5.18.37 komt te luiden:

Artikel 5.18.37

Indien met een personenauto, bedrijfsauto, bus of driewielig motorrijtuig een aanhangwagen wordt voortbewogen, moet het trekkende voertuig zijn voorzien van één zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig.

GV

In hoofdstuk 5, afdeling 18, paragraaf 4, komt het opschrift van onderdeel B te luiden:

B. AANHANGWAGENS, VERWISSELBARE GEDRAGEN UITRUSTINGSSTUKKEN EN LASTDRAGERS

GW

Artikel 5.18.38 komt te luiden:

Artikel 5.18.38

  • 1. De verlichtingsinstallatie van aanhangwagens moet zodanig functioneren dat de functies van de verlichting en de lichtsignalen overeenstemmen met die van het trekkende voertuig.

  • 2. De verlichtingsinstallatie van verwisselbare gedragen uitrustingsstukken en lastdragers moet zodanig functioneren dat de functies van de verlichting en de lichtsignalen overeenstemmen met die van het voertuig.

GX

Artikel 5.18.43 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, vervalt de komma na ‘gehandicaptenvoertuigen’.

2. In het tweede lid, aanhef, wordt na ‘belemmerd’ de komma ingevoegd.

GY

Artikel 5.18.54 komt te luiden:

Artikel 5.18.54

Bij samenstellen van voertuigen moet de aanhangwagen of het verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk door een enkele, passende en geschikte koppeling die niet kan lostrillen, geborgd zijn en moet deze zodanig aan het trekkende voertuig zijn verbonden dat zijdelings uitwijken van de aanhangwagen of het verwisselbaar uitrustingsstuk zoveel mogelijk wordt voorkomen.

GZ

Artikel 5.18.56 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘liggen’ een komma ingevoegd.

2. In het tweede lid vervalt de komma na ‘aanhangwagens’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Bij gebruik van aanhangwagens voorzien van een koppeling die om de horizontale as kan draaien, moet de koppelinrichting op het trekkende voertuig van een type zijn dat niet om de horizontale as kan draaien.

HA

Artikel 5.18.61 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na ‘onverminderd’ ingevoegd ‘het bepaalde in’ en wordt na ‘5.12.1’ een komma ingevoegd.

2. In onderdeel c, aanhef, wordt na ‘aanhangwagens’ ingevoegd: van de voertuigcategorie O.

HB

In artikel 6.1 komen het tweede en derde lid te luiden:

  • 2. Indien het voertuig gaat behoren tot een andere voertuigcategorie of een andere voertuigclassificatie dan die waarvoor het bij toelating tot het verkeer op de weg is goedgekeurd en het geen wijziging van voertuigcategorie betreft ten gevolge van het tijdelijk aanbrengen van rupsbanden, wordt het voertuig aangemerkt als reeds tot die nieuwe voertuigcategorie of voertuigclassificatie behorend en moet het voldoen aan de voor die voertuigcategorie of voertuigclassificatie geldende eisen.

  • 3. Indien een kentekenplichtig voertuig wordt gewijzigd in een niet-kentekenplichtig voertuig, moet het voertuig voldoen aan de in hoofdstuk 5 gestelde eisen en, voor zover van toepassing, aan de eisen vermeld in bijlage IV, zoals die eisen luidden ten tijde van de ingebruikname van het voertuig.

HC

In de artikelen 6.2, eerste en tweede, en 6.3, vierde lid, alsmede in bijlage X, opschrift hoofdstuk 2, wordt ‘al of niet’ vervangen door: al dan niet.

HD

Artikel 6.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. het aantal wielen, niet zijnde het aanbrengen van een samenstel van wielen die op één wielnaaf zijn gemonteerd;

b. In onderdeel d wordt ‘toegestane maximummassa’ vervangen door ‘technisch toegestane maximummassa’ en vervalt: en driewielige motorrijtuigen.

c. In onderdeel f wordt ‘toegestane maximummassa’ vervangen door: technisch toegestane maximummassa.

d. In de onderdelen g, t en u wordt na ‘aanhangwagens’ ingevoegd: van de voertuigcategorie O.

e. In onderdeel h wordt ‘aanhangwagen’ vervangen door: aanhangwagens van de voertuigcategorie O.

f. In onderdeel l wordt na ‘aanhangwagen’ ingevoegd: van de voertuigcategorie O.

g. In onderdeel s wordt ‘motorvoertuigen’ vervangen door: bedrijfsauto’s en bussen.

h. De onderdelen v tot en met y worden geletterd w tot en met z.

i. Na onderdeel u wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • v. de aanduiding voor speciale doeleinden van personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en aanhangwagens van de voertuigcategorie O;

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden:

Bij wijziging van de brandstofsoort van een voertuig in een al dan niet tot vloeistof verdicht gas door inbouw van een LPG- of CNG-installatie, wordt, voor zover:

b. In onderdeel a wordt ‘het VN/ECE-reglement 115, bedoeld in bijlage Va,’ vervangen door: VN/ECE-reglement 115 als bedoeld in bijlage Va;.

c. In onderdeel b wordt ‘het VN/ECE-reglement 115, bedoeld in bijlage Va,’ vervangen door ‘VN/ECE-reglement 115 als bedoeld in bijlage Va’ en ‘het VN/ECE-reglement 115, bedoeld in Bijlage Va bij deze regeling’ door: VN/ECE-reglement 115 als bedoeld in bijlage Va.

3. In lid 3a wordt ‘Bijlage behorend’ vervangen door: bijlage behorende.

HE

Artikel 6.4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b vervalt de komma na ‘bedieningsmanier’ en wordt ‘bedieningkracht’ vervangen door: bedieningskracht.

2. In onderdeel c wordt ‘zitplaats(en)’ vervangen door: zitplaatsen.

3. In onderdeel d wordt ‘gordel(s)’ vervangen door: gordels.

HF

In artikel 6.8 wordt na ‘aanhangwagen’ ingevoegd: , niet zijnde een landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk,.

HG

In artikel 7.1, tweede lid, wordt zowel in de kolom ‘Eisen’ als in de kolom ‘Wijze van keuren’ na ‘10’ een komma ingevoegd.

HH

Artikel 8.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de begripsbepaling van ‘aanwijsbereik’ wordt ‘het bereik’ vervangen door: bereik.

b. In de begripsbepaling van ‘afleeseenheid’ wordt ‘de waarde’ vervangen door: waarde.

c. In de begripsbepaling van ‘fout’ wordt ‘de afwijking’ vervangen door: afwijking.

d. In de begripsbepaling van ‘herkeuring’ wordt ‘de keuring’ vervangen door: keuring.

e. In de begripsbepaling van ‘invloedsfactor’ wordt ‘een invloedsgrootheid’ vervangen door: invloedsgrootheid.

f. In de begripsbepaling van ‘invloedsgrootheid’ wordt ‘een grootheid’ vervangen door: grootheid.

g. In de begripsbepaling van ‘keuring’ wordt ‘de aanduiding’ vervangen door: aanduiding.

h. In de begripsbepalingen van ‘keuringscertificaat’ en ‘keuringsinstelling’ vervalt: een.

i. In de begripsbepaling van ‘maximale fout’ wordt ‘de maximaal toelaatbare waarde’ vervangen door: maximaal toelaatbare waarde.

j. In de begripsbepaling van ‘primair meetsignaal’ wordt de zinsnede ‘het in apparatuur met elektronische signaalverwerking aanwezige analoge of digitale meetsignaal’ vervangen door: in apparatuur met elektronische signaalverwerking aanwezig analoog of digitaal meetsignaal.

k. De begripsbepaling van ‘Register Meetmiddelen (RME)’ vervalt.

l. In de begripsbepaling van ‘typekeuring’ wordt ‘de eenmalige keuring’ vervangen door ‘eenmalige keuring’ en vervalt de komma na ‘meetmiddel’.

m. Op alfabet wordt een begripsbepaling in de rangschikking ingevoegd, luidende:

Register Meetmiddelen:

door de Dienst Wegverkeer gehouden register waarin de certificaten van eerste keuringen en de certificaten van herkeuringen van meetmiddelen ten behoeve van de periodieke keuring zijn geregistreerd;

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    richtlijn 2014/32/EU:

    Richtlijn 2014/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten (PbEU 2014, L 96).

HI

In artikel 8.1.3, derde lid, vervalt de komma na ‘olietemperatuurmeters’.

HJ

Artikel 8.1.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘richtlijn 2004/22/EG’ vervangen door: richtlijn 2014/32/EU.

2. In onderdeel b wordt ‘in richtlijn 2004/22/EG’ vervangen door ‘in richtlijn 2014/32/EU’ en ‘bijlagen I en MI-10 van richtlijn 2004/22/EG’ door: bijlagen I en XII van richtlijn 2014/32/EU.

3. In onderdeel c wordt ‘artikel 17 van richtlijn 2004/22/EG’ vervangen door: artikel 22 van richtlijn 2014/32/EU.

HK

In artikel 8.1.5, derde lid, wordt ‘bijlagen I en MI-10 van richtlijn 2004/22/EG’ vervangen door: bijlagen I en XII van richtlijn 2014/32/EU.

HL

In de artikelen 8.1.4a en 8.1.5, eerste lid, wordt ‘Meetmiddelen’ vervangen door: De meetmiddelen.

HM

In artikel 8.1.4a, derde lid, wordt na ‘31 oktober 2006’ een komma ingevoegd.

HN

In artikel 8.1.5, derde lid, eerste volzin, wordt ‘de in artikel 8.1.4 bedoelde markeringen’ vervangen door: de markering, bedoeld in artikel 8.1.4, onder c.

HO

In artikel 8.1.6, eerste lid, wordt ‘§ 9.5’ vervangen door: paragraaf 9.5.

HP

Artikel 8.1.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na ‘geldigheid’ een komma ingevoegd.

2. In onderdeel a vervalt de komma na ‘aangebracht’ en wordt na ‘verkregen’ een komma ingevoegd.

3. Onderdeel d komt te luiden:

d. de termijn, bedoeld in artikel 8.1.11, tweede lid, is verstreken zonder dat de tijdelijke voorwaarde, bedoeld in artikel 8.1.11, eerste lid, is vervallen dan wel is omgezet in een definitieve voorwaarde.

HQ

Artikel 8.1.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot derde lid, worden het tweede en derde lid vervangen door een lid, luidende:

  • 2. De aanvraag van een certificaat van eerste keuring dan wel een certificaat van herkeuring wordt voor wat betreft:

    • a. de meetmiddelen, genoemd in artikel 8.1.3, eerste lid, onder a tot en met i, met inachtneming van de in afdelingen 3 en 4 gestelde voorschriften ingediend bij een door de minister aangewezen keuringsinstelling of bij een onderzoeksgerechtigde.;

    • b. de meetmiddelen, genoemd in artikel 8.1.3, eerste lid, onder j en k, ingediend bij een door de minister aangewezen keuringsinstelling.

2. In het derde lid (nieuw) wordt ‘Minister van Infrastructuur en Milieu’ vervangen door: minister.

HR

Artikel 8.1.11 komt te luiden:

Artikel 8.1.11

  • 1. Voor zover in de specifieke eisen van afdeling 4 bepaald, wordt met betrekking tot de daar vermelde aspecten in het typekeuringscertificaat een tijdelijke voorwaarde opgenomen.

  • 2. De tijdelijke voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, moet binnen de termijn, genoemd in het typekeuringscertificaat, zijn vervallen dan wel zijn omgezet in een definitieve voorwaarde.

  • 3. Omzetting in een definitieve voorwaarde als bedoeld in het tweede lid, geschiedt op grond van een onderzoek als bedoeld in afdeling 4 naar de gedragingen in de praktijk van een representatief aantal meetmiddelen.

  • 4. Het onderzoek, bedoeld in het derde lid, wordt door de keuringsinstelling uitgevoerd op kosten van de aanvrager van de typekeuring.

HS

Artikel 8.1.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, eerste volzin, vervalt de komma na ‘niet-terugstelbare teller’ en wordt na ‘verhoogd’ een komma ingevoegd.

2. In het derde lid wordt zowel na ‘eerste keuring’ als na ‘herkeuring’ een komma ingevoegd.

HT

In artikel 8.2.5, eerste volzin, vervalt de komma na ‘opgezet’.

HU

In de artikelen 8.2.5, laatste volzin, en 8.4.7, tweede lid, laatste volzin, wordt na ‘voldaan’ een komma ingevoegd.

HV

In artikel 8.3.3, tweede lid, wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd en vervalt: genoemd.

HW

Artikel 8.3.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Meetmiddelen zijn voorzien van een handleiding gesteld in de Nederlandse taal.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a. In de aanhef vervalt: in het eerste lid bedoelde.

  • b. In onderdeel d wordt na de puntkomma aan het slot ingevoegd: en.

  • c. In onderdeel e wordt ‘, en’ aan het slot vervangen door een punt.

  • d. Onderdeel f vervalt.

HX

In artikelen 8.3.7 wordt ‘Elektronische meetmiddelen’ vervangen door ‘De elektronische meetmiddelen’ en ‘bepaald’ door: is bepaald.

HY

Artikel 8.3.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c, laatste volzin, wordt ‘genoemd onder a en b’ vervangen door: bedoeld in de onderdelen a en b.

2. In onderdeel d wordt ‘het in onderdeel a genoemde storingsniveau’ vervangen door: het storingsniveau, bedoeld in onderdeel a,.

HZ

Artikel 8.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, de begripsbepaling van ‘opaciteit’, wordt ‘de mate’ vervangen door: mate.

2. In onderdeel c, de begripsbepaling van ‘fysische responsie’, wordt ‘het specifieke dynamische gedrag’ vervangen door: specifiek dynamische gedrag.

3. In onderdeel d, de begripsbepaling van ‘normlengte’, wordt ‘de gestandaardiseerde lengte’ vervangen door: gestandaardiseerde lengte.

4. In onderdeel e, de begripsbepaling van ‘ongecorrigeerde opaciteit’, wordt ‘het meetsignaal’ vervangen door: meetsignaal.

5. In onderdeel f, de begripsbepaling van ‘genormeerde opaciteit’, wordt ‘de berekende waarde’ vervangen door: berekende waarde.

6. In onderdeel g, de begripsbepaling van ‘correctiefilter’, wordt ‘een elektrisch filter’ vervangen door: elektrisch filter.

7. In onderdeel h, de begripsbepaling van ‘hoofdfilter’, wordt ‘het elektrisch filter’ vervangen door ‘elektrisch filter’ en vervalt de komma na ‘karakteristiek’.

8. In onderdeel i, de begripsbepaling van ‘piekwaarde detectie-inrichting’, wordt ‘de inrichting’ vervangen door ‘inrichting’ en vervalt zowel na ‘het’ als na ‘voertuigmotor’ de komma.

9. In onderdeel j, de begripsbepaling van ‘meetresultaat’, wordt ‘de waarde’ vervangen door ‘waarde’ en ‘beïnvloedt’ door: beïnvloed.

IA

Artikel 8.4.2, aanhef, komt te luiden:

De handleiding behorende bij de roetmeter bevat naast de informatie, bedoeld in artikel 8.3.6, tweede lid:

IB

In artikel 8.4.10, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, wordt ‘vijf seconden’ vervangen door: 5 seconden.

IC

In artikel 8.4.12a, eerste lid, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

ID

In de artikelen 8.4.13 en 8.4.18 vervallen de aanduidingen ‘a.’, ‘b.’ en ‘c.’ voor de te onderscheiden begripsbepalingen.

IE

De artikelen 8.4.14 en 8.4.15 komen te luiden:

Artikel 8.4.14

  • 1. De handleiding behorende bij de toerenteller bevat naast de informatie, bedoeld in artikel 8.3.6, tweede lid:

    • a. indien de toerenteller is voorzien van meerdere toerenopnemers, de criteria die van belang zijn voor de keuze van een geschikte toerenopnemer;

    • b. de wijze waarop de toerenopnemer op of bij de voertuigmotor wordt geplaatst.

  • 2. Indien het een geïntegreerde toerenteller betreft, mag de handleiding onderdeel uitmaken van de handleiding van het betreffende meetmiddel.

Artikel 8.4.15

De maximale fout voor toerentellers bedraagt:

  • a. 10 min-1 voor toerentallen kleiner dan 1.000 min-1; en

  • b. 1% voor toerentallen gelijk aan of kleiner dan 1.000 min-1.

IF

In artikel 8.4.16, vierde lid, wordt ‘6000 min-1’ vervangen door: 6.000 min-1.

IG

De artikelen 8.4.19 en 8.4.20 komen te luiden:

Artikel 8.4.19

  • 1. De handleiding behorende bij de olietemperatuurmeter bevat naast de informatie, bedoeld in artikel 8.3.6, tweede lid:

    • a. indien de olietemperatuurmeter is voorzien van meerdere opnemers, de criteria die van belang zijn voor de keuze van een geschikte opnemer;

    • b. de wijze waarop de olietemperatuurmeter op of bij de voertuigmotor wordt geplaatst.

  • 2. Indien het een geïntegreerde olietemperatuurmeter betreft, mag de handleiding onderdeel uitmaken van de handleiding van het betreffende meetmiddel.

Artikel 8.4.20

De maximale fout voor olietemperatuurmeters bedraagt:

  • a. 5 °C voor het temperatuurgebied van 60 °C tot 90 °C; en

  • b. 8 °C voor het aanwijsbereik buiten het temperatuurgebied, genoemd onder a.

IH

Artikel 8.4.25 komt te luiden:

Artikel 8.4.25

In afwijking van artikel 8.3.6, eerste lid, is voor de manometer geen handleiding vereist.

II

Artikel 8.4.27 komt te luiden:

Artikel 8.4.27

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

pedaalkrachtmeter:

meetmiddel voor het bepalen van de kracht waarmee het rempedaal van een voertuig wordt bediend.

IJ

Artikel 8.4.29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling van ‘gemiddelde waarde’ wordt ‘het rekenkundig gemiddelde’ vervangen door ‘rekenkundig gemiddelde’ en vervalt zowel na ‘van’ als na ‘tijdsafstanden’ de komma.

2. In de begripsbepaling van ‘resulterende meetwaarde’ wordt ‘de gemiddelde waarde’ vervangen door: gemiddelde waarde.

3. In de begripsbepaling van ‘grenswaarde van de standaanwijsinrichting’ wordt ‘de door’ vervangen door: door.

IK

Artikel 8.4.30, aanhef, komt te luiden:

De handleiding behorende bij de remvertragingsmeter bevat naast de informatie, bedoeld in artikel 8.3.6, tweede lid, de wijze van opstelling van de remvertragingsmeter, waarbij nader wordt belicht:

IL

In artikel 8.4.40, eerste lid, vervalt: genoemd.

IM

Artikel 8.4.41, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder 2° wordt ‘5 gemeten waarden’ vervangen door: vijf gemeten waarden.

2. Onder 3°, aanhef, wordt ‘6 berekeningen’ vervangen door: zes berekeningen.

IN

In artikel 8.4.42, in de begripsbepaling van ‘resulterende meetwaarde’, wordt ‘de door’ vervangen door: door.

IO

Artikel 8.4.43 komt te luiden:

Artikel 8.4.43

De handleiding behorende bij de rollenremtestbank bevat naast de informatie, bedoeld in artikel 8.3.6, tweede lid, de beperkingen in het gebruik en betekenis van de berekende remvertraging.

IP

In artikel 8.4.44 wordt ‘In aanvulling op’ vervangen door ‘Onverminderd het bepaalde in’ en vervalt: eveneens.

IQ

In de artikelen 8.4.47 en 8.4.75a wordt de zinsnede ‘moet voldoen aan de eisen gesteld’ vervangen door: voldoet aan de eisen.

IR

In artikel 8.4.50 wordt ‘de waarde genoemd’ vervangen door: de waarde, genoemd.

IS

In artikel 8.4.56, eerste lid, wordt ‘1/6 maal’ vervangen door: een zesde maal.

IT

In artikel 8.4.59b, derde lid, onderdeel a, wordt ‘de inrichting genoemd’ vervangen door: de inrichting, bedoeld.

IU

In de artikelen 8.4.62, 8.4.63, onderdeel a, 8.4.75c, vierde lid, onderdeel a, wordt ‘1/5 van de maximale fout’ vervangen door: een vijfde deel van de maximale fout.

IV

In artikel 8.4.64, tweede lid, wordt ‘genoemd’ vervangen door: bedoeld.

IW

In artikel 8.4.68 wordt na ‘1 bar’ een komma ingevoegd.

IX

In artikel 8.4.69, tweede lid, wordt ‘de referentiewaarden genoemd’ vervangen door: de referentiewaarden, bedoeld.

IY

In artikel 8.4.70, laatste volzin, wordt de zinsnede ‘moet voldoen aan de eisen gesteld in paragraaf 7.2.6’ vervangen door: voldoet aan de eisen in paragraaf 7.2.6,.

IZ

In artikel 8.4.71, eerste lid, onderdeel g, wordt ‘genoemd’ vervangen door: bedoeld.

JA

Artikel 8.4.73 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: zoals daarop vermeld,.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden:

Rollenremtestbanken als bedoeld in het eerste lid, moeten uiterlijk na 36 maanden na 1 februari 2004 voldoen aan de eisen in dit hoofdstuk, met uitzondering van de artikelen 8.3.4, vijfde lid, 8.3.5, eerste lid, onderdelen b en g, 8.3.5, tweede lid, 8.3.5, derde lid, 8.3.11, 8.4.56, tweede lid, en 8.4.57, derde lid, met dien verstande dat:

b. In onderdeel c vervalt de komma na ‘artikel 8.4.63’ en wordt na ‘gelijke waarde’ een komma ingevoegd.

JB

Artikel 8.4.74 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling van ‘resulterende meetwaarde’ wordt ‘de door’ vervangen door: door.

2. In de begripsbepaling van ‘meetperiode’ wordt ‘de periode’ vervangen door: periode.

JC

In artikel 8.4.74a wordt na ‘Onverminderd’ ingevoegd ‘het bepaalde in’ en vervalt: eveneens.

JD

Artikel 8.4.77 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling van ‘automatische controle-inrichting’ wordt ‘een controle-inrichting’ vervangen door: controle-inrichting.

2. In de begripsbepaling van ‘controle-inrichting’ wordt ‘een voorziening’ vervangen door: voorziening.

3. In de begripsbepaling van ‘kalibratiegas’ vervalt: een.

4. In de begripsbepaling van ‘opwarmtijd’ wordt ‘de tijd’ vervangen door: tijd.

5. In de begripsbepaling van ‘responsietijd’ wordt ‘het tijdsinterval’ vervangen door: tijdsinterval.

6. In de begripsbepaling van ‘sonde’ wordt ‘het deel’ vervangen door ‘deel’ en vervalt de komma na ‘gasbehandelingssysteem’.

JE

In artikel 8.4.78 wordt zowel na ‘31 december 1997’ als na ‘gestelde eisen’ als na ‘CO2’ een komma ingevoegd.

JF

Artikel 8.4.79 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden:

De handleiding behorende bij de uitlaatgastester bevat naast de informatie, bedoeld in artikel 8.3.6, tweede lid:

2. In onderdeel g wordt ‘in het geval dat’ vervangen door: indien.

JG

In artikel 8.4.84, vijfde lid, onderdelen a en b, wordt ‘seconde’ vervangen door: seconden.

JH

Artikel 8.4.88 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘toegankelijke justering’ een komma ingevoegd.

2. In het vierde lid wordt ‘tijdelijke voorwaarde als bedoeld in artikel 8.1.11’ vervangen door ‘tijdelijke voorwaarde als bedoeld in artikel 8.1.11, eerste lid,’ en ‘onderzoek als bedoeld in artikel 8.1.11’ door: onderzoek als bedoeld in artikel 8.1.11, derde lid,.

3. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt na ‘voldoen’ een komma ingevoegd.

b. In onderdeel b, eerste volzin, wordt na ‘gebruiksomstandigheden’ een komma ingevoegd.

JI

In artikel 8.4.91, tweede lid, laatste volzin, vervalt de komma na ‘gecontroleerd’.

JJ

Artikel 8.4.92 komt te luiden:

Artikel 8.4.92

De maximale fout voor bromfietsrollentestbanken bedraagt bij een snelheid:

  • a. lager dan of gelijk aan 50 km/h: 5 km/h; en

  • b. hoger dan 50 km/h: 10%.

JK

In artikel 8.4.98 wordt de zinsnede ‘zodanig, dat in’ vervangen door: zodanig dat.

JL

In artikel 8.4.101 wordt na ‘weergave’ een komma ingevoegd en vervalt de komma na ‘zodanig’.

JM

In artikel 8.4.103, eerste lid, aanhef, wordt na ‘afdrukinrichting’ een komma ingevoegd.

JN

Artikel 8.4.104 komt te luiden:

Artikel 8.4.104

Onverminderd het bepaalde in artikel 8.1.12, tweede lid, onderdeel a, wordt, indien de bromfietsrollentestbank is bedoeld voor installatie in de vloer, een verzegeling aangebracht tussen de bromfietsrollentestbank en zijn fundering.

JO

Artikel 8.4.105, aanhef, komt te luiden:

De handleiding behorende bij de remvertragingsmeter bevat naast de informatie, bedoeld in artikel 8.3.6, tweede lid:

JP

Artikel 8.4.106 komt te luiden:

Artikel 8.4.106

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

geluidsniveaumeter:

precisiegeluidsniveaumeter als bedoeld in IEC61672-1:2002 van de Internationale Elektronische Commissie (IEC), die ten minste voldoet aan de daarin ten aanzien van geluidsniveaumeters, klasse 1, gestelde eisen;

geluidsbron:

geluidsbron die ten minste voldoet aan de eisen voor geluidsbronnen, klasse 1, in IEC942:1998 van de Internationale Elektronische Commissie (IEC).

JQ

In artikel 8.4.107 wordt ‘calibratiegeluidsbron’ vervangen door ‘geluidsbron’ en ‘de eisen in’ door: de eisen, bedoeld in.

JR

Artikel 8.4.108 komt te luiden:

Artikel 8.4.108

De geluidsniveaumeter en de geluidsbron voldoen ten minste aan de eisen in richtlijn 70/157/EEG, ten bewijze waarvan verklaringen aanwezig zijn van een keuringsinstelling als bedoeld in artikel 8.1.10.

JS

Artikel 8.4.109 vervalt.

JT

In artikel 9.1 wordt na ‘Onverminderd’ ingevoegd ‘het bepaalde in’ en wordt na ‘artikel 149a, tweede lid, van de wet’ een komma ingevoegd.

JU

In de artikelen 11.2, 11.3, eerste lid, aanhef, 11.7, 11.8, eerste lid, en 11.9, wordt ‘voor 29 april 2009’ vervangen door: vóór 29 april 2009.

JV

In de artikelen 11.2 en 11.3, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘van de voertuigclassificatie’ vervangen door: met de voertuigclassificatie.

JW

In artikel 11.3, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘van de voertuigclassificatie M2, M3’ vervangen door: met de voertuigclassificatie M2 of M3,.

JX

In artikel 11.3, tweede lid, wordt ‘Voor 29 april 2009’ vervangen door: Vóór 29 april 2009.

JY

In artikel 11.4, vierde lid, wordt de zinsnede ‘de eisen als bedoeld in het derde lid, dan’ vervangen door: de eisen, bedoeld in het derde lid,.

JZ

Artikel 11.6 komt te luiden:

Artikel 11.6

Voor een uitlaatinrichting bestemd om te worden gemonteerd in een voertuig dat reeds op 1 april 2000 in gebruik was, kan een EU-typegoedkeuring worden verleend, indien die uitlaatinrichting voldoet aan de eisen, bedoeld in richtlijn 2007/46/EG in samenhang bezien met richtlijn 70/157/EEG, zoals die eisen luidden op de datum van eerste toelating van dat voertuig.

KA

In artikel 11.14, onderdeel a, wordt de punt aan het slot vervangen door een puntkomma.

KB

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. Na de begripsbepaling van ‘hoofdonderdelen van een aanhangwagen’ wordt een tweetal begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

hoofdonderdelen van een landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid waarvan de voor- en achterzijde ten opzichte van elkaar verticaal scharnierend zijn of waarvan de bovenbouw en het onderstel ten opzichte van elkaar meer dan 180° draaibaar zijn: motor en het deel of delen waarin het voertuigidentificatienummer is ingeslagen;

hoofdonderdelen van een landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid waarvan de voor- en achterzijde ten opzichte van elkaar niet verticaal scharnierend zijn of waarvan de bovenbouw en het onderstel ten opzichte van elkaar niet meer dan 180° draaibaar zijn: motor en, indien het betreffende voertuig is voorzien van een chassis, chassis;

b. In de begripsbepaling van ‘samengesteld voertuig’ vervalt de komma na ‘voertuig’.

2. In artikel 7, derde lid, laatste volzin, wordt ‘In geval dat’ vervangen door: Indien.

3. Na artikel 7 wordt een tweetal artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7a. Samengestelde landbouw- of bosbouwtrekkers of motorrijtuigen met beperkte snelheid waarvan de voor- en achterzijde ten opzichte van elkaar verticaal scharnierend zijn of waarvan de bovenbouw en het onderstel ten opzichte van elkaar meer dan 180° draaibaar zijn

Het voertuigidentificatienummer van een samengesteld voertuig wordt bepaald door het grootste deel waarin een voertuigidentificatienummer is ingeslagen.

Artikel 7b. Samengestelde landbouw- of bosbouwtrekkers of motorrijtuigen met beperkte snelheid waarvan de voor- en achterzijde ten opzichte van elkaar niet verticaal scharnierend zijn of waarvan de bovenbouw en het onderstel ten opzichte van elkaar niet meer dan 180° draaibaar zijn

Het voertuigidentificatienummer van een samengesteld voertuig voorzien van motor en chassis, wordt bepaald door het chassis.

4. In artikel 8, eerste lid, vervalt de komma na ‘gelast’.

5. In artikel 11, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. in de rechterzijde van de motor, indien de motor het enige hoofdonderdeel is.

KC

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, eerste lid, komt de begripsbepaling van ‘datum eerste toelating’ te luiden:

datum eerste toelating:

datum vastgesteld overeenkomstig deze bijlage;

2. In artikel 4, tweede lid, wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd.

KD

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

i. Na de begripsbepaling van ‘richtlijn 72/245/EEG’ wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

richtlijn 74/151/EEG:

Richtlijn 74/151/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende bepaalde onderdelen en eigenschappen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG 1974, L 84);

ii. In de begripsbepaling van ‘verordening (EU) 134/2014’ wordt ‘Verordening (EU) nr. 167/2013’ vervangen door: Verordening (EU) nr. 168/2013.

iii. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EU) 1322/2014’ wordt onder vervanging van de punt aan het slot van die begripsbepaling door een puntkomma, een begripsbepaling toegevoegd, luidende:

verordening (EU) 2015/96:

Gedelegeerde verordening (EU) 2015/96 van de Commissie van 1 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid voor landbouw- en bosbouwvoertuigen (PbEU 2015, L 16).

b. In het tweede lid, in de begripsbepaling van ‘VN/ECE-reglement 100’, vervalt noot 1 en hetgeen daarin is bepaald.

2. In artikel 2a, eerste en derde lid, aanhef, wordt ‘M1 en N1’ vervangen door: M1 of N1.

3. Artikel 2c komt te luiden:

Artikel 2c

  • 1. Voertuigen van de voertuigcategorieën T en C met een datum van eerste toelating van na 31 december 2017, moeten voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring of een individuele goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg voldoen aan de voor het voertuig gestelde:

    • a. eisen in de bijlage I bij verordening (EU) 167/2013, zoals die eisen luidden op de datum van eerste toelating van het voertuig; en

    • b. permanente eisen.

  • 2. Voertuigen van de voertuigcategorieën T en C met een datum van eerste toelating van vóór 1 januari 2018, moeten voor het verkrijgen van een individuele goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg voldoen aan de voor het voertuig gestelde:

    • a. eisen in de bijlage I bij richtlijn 74/151/EEG, zoals die eisen luidden op de datum van eerste toelating van het voertuig; en

    • b. permanente eisen.

  • 3. Met betrekking tot voertuigen van de voertuigcategorieën T en C, blijven voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring of een individuele goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg de bijlagen III tot en met XI, XIII, XV, XVI, XVII, XX, XXII, XXV en XXIX bij verordening (EU) 1322/2014, I en II bij verordening (EU) 2015/96 en X, XVIII, XXI en XXIII bij verordening (EU) 2015/208 buiten beschouwing.

4. Na artikel 2c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2d

  • 1. Voertuigen van de voertuigcategorieën R en S met een datum van eerste toelating van na 31 december 2017, moeten voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring of een individuele goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg voldoen aan de voor het voertuig gestelde:

    • a. eisen in de bijlage I bij verordening (EU) 167/2013, zoals die eisen luidden op de datum van eerste toelating van het voertuig; en

    • b. permanente eisen.

  • 2. Voertuigen van de voertuigcategorieën R en S met datum van eerste toelating van vóór 1 januari 2018, moeten voor het verkrijgen van een individuele goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg voldoen aan de voor het voertuig gestelde permanente eisen.

  • 3. Met betrekking tot voertuigen van de voertuigcategorieën R en S, blijven voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring of een individuele goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg de bijlagen XXII, XXV, XXVI en XXIX bij verordening (EU) 1322/2014 en XVIII, XXI en XXII bij verordening (EU) 2015/208 buiten beschouwing.

5. In de artikelen 3, eerste lid, aanhef, en 4, eerste lid, wordt ‘en O1’ vervangen door: of O1.

6. Artikel 3, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. toelatingseisen, zoals die eisen luidden op de datum van eerste toelating van het voertuig, met uitzondering van de eisen gesteld met betrekking tot zijdelingse afscherming na de voorste achteras aan voertuigen van de voertuigcategorieën N en O; en

7. In de artikelen 5 tot en met 7, eerste lid, aanhef, alsmede in het opschrift van annex 2, wordt ‘M2 en M3’ vervangen door: M2 of M3.

8. Annex 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

i. In de begripsbepalingen van ‘bedrijfsdeur of dubbele bedrijfsdeur’, ‘compartiment’, ‘nooddeur, ‘noodraam’, ‘nooduitgang’, ‘normale gebruiksstand van de bestuurderszitplaats’, ‘volledig dragend chassis’, ‘volledig zelfdragende carrosserie’ en ‘zitplaats’, vervalt: een.

ii. In de begripsbepaling van ‘dubbeldeksvoertuig’ wordt ‘een voertuig’ vervangen door: voertuig.

iii. De begripsbepaling van ‘gebruiksstanden van de bedieningsinrichting van de stuurinrichting’ komt te luiden:

gebruiksstanden van de bedieningsinrichting van de stuurinrichting:

standen van de bedieningsinrichting van de stuurinrichting waarbij de bestuurder is gezeten op zijn zitplaats in de standen, bedoeld in de begripsbepaling van ‘gebruiksstanden van de bestuurderszitplaats’;

iv. In de begripsbepaling van ‘gebruiksstanden van de bestuurderszitplaats’ wordt ‘de standen’ vervangen door: standen.

v. In de begripsbepaling van ‘hoofddoorgang’, laatste volzin, wordt ‘laatstgenoemde’ vervangen door: laatste.

vi. In de begripsbepaling van ‘ligbank’ wordt ‘een bank’ vervangen door: bank.

vii. In de begripsbepaling van ‘niet volledig dragend chassis’ wordt ‘een chassis’ vervangen door: chassis.

viii. In de begripsbepaling van ‘normale gebruiksstand van de bestuurderszitplaats’ wordt ‘omschreven in het begrip gebruiksstanden van de bestuurderszitplaats’ vervangen door: bedoeld in de begripsbepaling van ‘gebruiksstanden van de bestuurderszitplaats’.

ix. In de begripsbepaling van ‘raam’ wordt ‘alleen’ vervangen door: raam, alleen.

x. In de begripsbepaling van ‘slagdeur’ wordt ‘een ééndelige handbediende deur’ vervangen door: eendelige handbediende deur.

xi. In de begripsbepaling van ‘trolleybus’ wordt ‘een bus’ vervangen door: bus.

xii. In de begripsbepaling van ‘zitplaats’ wordt ‘een samenstel’ vervangen door: samenstel.

b. In artikel 4, eerste lid, vervalt zowel na ‘bestuurderscompartiment’ als na ‘glas’ de komma.

c. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

i. In het eerste lid wordt na zowel na ‘ophouden’ als na ‘uitgaan’ een komma ingevoegd en vervalt de komma na ‘uitgevoerd’.

ii. In het tweede lid vervalt de komma na ‘uitmonden’.

iii. Het derde lid (het lid dat begint met de woorden ‘De verbrandingseigenschappen’) wordt als volgt gewijzigd:

  • In de aanhef vervalt de komma na ‘22 passagiers’ en wordt na ‘bestemd’ een komma ingevoegd.

  • In onderdeel b wordt ‘de in het tweede lid, onderdeel a, vermelde materialen’ vervangen door: de materialen, bedoeld in onderdeel a,.

iv. De aanduiding ‘3.’ voor het lid dat begint met de woorden ‘Delen die niet’ wordt vervangen door: 4.

v. Het vierde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

  • In de aanhef wordt ‘tweede lid’ vervangen door ‘derde lid’ en wordt na ‘ontworpen’ een komma ingevoegd.

  • In onderdeel b wordt de zinsnede ‘mag hierbij niet meer’ vervangen door: niet meer mag.

  • In onderdeel c, onder 1°, vervalt de komma na ‘delen’.

d. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

i. In het eerste lid wordt na ‘0,60 m’ een komma ingevoegd.

ii. In het tweede en vierde lid wordt na ‘richtlijn 70/221/EEG’ een komma ingevoegd.

e. In artikel 7, vierde lid, wordt ‘hoogspannings ontstekingssystemen’ vervangen door: hoogspanningsontstekingssystemen.

f. In artikel 8, derde lid, vervalt de komma na ‘vertragingsinrichting’ en wordt na ‘aanwezig is’ een komma ingevoegd.

g. In artikel 9, vierde lid, wordt ‘4 tot en met 8 personen’ vervangen door: vier tot en met acht personen.

h. In artikel 11, derde lid, eerste volzin, wordt ‘het bepaalde in het tweede lid’ vervangen door ‘tweede lid,’ en wordt na ‘worden verminderd’ een komma ingevoegd.

i. In artikel 13, eerste lid, aanhef, wordt na ‘aangebracht’ een komma ingevoegd.

j. Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

i. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

  • In de aanhef vervalt de komma na ‘ruimte’ en wordt na ‘hoofddoorgang’ een komma ingevoegd.

  • In onderdeel d wordt ‘0,10  m’ vervangen door: 0,10 m.

ii. In het vierde en vijfde lid, aanhef, wordt na ‘raakt’ een komma ingevoegd.

iii. In het zesde lid, laatste volzin, wordt na ‘wegklapt’ een komma ingevoegd.

k. In de artikelen 14, zesde lid, eerste volzin, en 24, negende lid, eerste volzin, wordt ‘wel of niet’ vervangen door: al dan niet.

l. In artikel 15, derde lid, wordt ‘1,50  m’ vervangen door: 1,50 m.

m. In artikel 19, vijfde lid, wordt na ‘bevestigd’ een komma ingevoegd en wordt ‘+ 0,90  m’ vervangen door: + 0,90 m.

n. In artikel 21, tweede lid, laatste volzin, wordt na ‘overneemt’ een komma ingevoegd.

o. In artikel 22, tweede lid, wordt de zinsnede ‘De inrichting als bedoeld in het eerste lid’ vervangen door: De inrichting, bedoeld in het eerste lid,.

p. Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

i. In het tweede lid, aanhef, wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd.

ii. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Indien de voorste rij zitplaatsen vóór de toegang naar de bedrijfsdeur is geplaatst, dan wel bij meerdere bedrijfsdeuren vóór de toegang naar de voorste bedrijfsdeur, mag voor het bepalen van de hoofddoorgang voor de personen gezeten op die zitplaatsen de hoogte van de gebruikte testfiguur, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, tot 1,55 m worden verminderd, voor zover de verticale hartlijn van de gebruikte testfiguur zich naast de voorzijde van de zitting van de voorste rij zitplaatsen bevindt. Indien de zitplaatsen, bedoeld in de eerste volzin, voor dienstgebruik zijn bestemd, kan ontheffing worden verleend en kunnen andere eisen worden gesteld.

q. In de artikelen 24, zevende lid, eerste volzin, en 28, zesde lid, laatste volzin, wordt na ‘toegestaan’ een komma ingevoegd.

r. In de artikelen 24, achtste lid, laatste volzin, 28, zesde lid, tweede volzin, en 29, derde lid, derde volzin, wordt na ‘voldaan’ een komma ingevoegd.

s. In artikel 25, laatste volzin, wordt de komma na ‘verstaan’ vervangen door een dubbele punt.

t. Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

i. In het eerste lid wordt zowel na ‘elke zitplaats’ als na ‘daarachter’ een komma ingevoegd.

ii. In het vierde lid, onderdeel b, tweede volzin, wordt ‘In het geval dat’ vervangen door ‘Indien’ en wordt na ‘bevindt’ een komma ingevoegd.

u. In de artikelen 26, vierde lid, onderdeel b, tweede en laatste volzin, en 27, tweede lid, laatste volzin, vervalt: of iets dergelijks.

v. In artikel 27, eerste lid, wordt zowel na ‘rugleuningen’ als na ‘zitplaatsen’ een komma ingevoegd.

w. Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

i. In het derde lid, eerste volzin, wordt na ‘bovenzijde van de zitting’ een komma ingevoegd.

ii. In het zesde lid wordt ‘10 maal’ vervangen door: tienmaal.

iii. In het negende en twaalfde lid wordt ‘vermelde inrichting’ vervangen door: bedoelde inrichting.

iv. In het tiende lid wordt zowel na ‘bestuurderszitplaats’ als na ‘geraken’ een komma ingevoegd.

v. In het dertiende lid wordt ‘omschreven inrichting’ vervangen door: bedoelde inrichting.

x. Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

i. In het derde lid, tweede volzin, wordt na ‘uitgevoerd’ een komma ingevoegd.

ii. In het zesde lid wordt zowel na ‘staanplaatsen’ als na ‘deze ruimte’ als na ‘handgrepen’ een komma ingevoegd.

y. In artikel 32, tweede lid, laatste volzin, vervalt de komma na ‘behorende’.

z. In artikel 33, zevende lid, wordt na ‘geplaatst schot’ een komma ingevoegd.

aa. In artikel 36 wordt de zinsnede ‘Buiten de reeds in artikel 4 genoemde ruiten’ vervangen door: Onverminderd het in artikel 4 bepaalde ten aanzien van de ruiten, bedoeld in dat artikel,.

ab. Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

i. In het eerste lid wordt ‘verstaan’ vervangen door: mede verstaan:.

ii. In het twaalfde lid, aanhef, wordt na ‘aanwezig zijn’ een komma ingevoegd.

KE

Bijlage Va, de tabel, wordt als volgt gewijzigd:

1. Met betrekking tot VN/ECE-reglement 107, wordt in de kolom ‘Nr.’ achter ‘107’ een punt geplaatst.

2. Met betrekking tot VN/ECE-reglement 111, wordt in de kolom ‘VN/ECE-reglement’ ‘VN-ECE’ vervangen door: VN/ECE.

KF

Bijlage Vb wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

i. De begripsbepaling van ‘CIE’ komt te luiden:

CIE:

Commission Internationale de l’Eclairage;

ii. In de begripsbepaling van ‘draaiingshoek’ wordt ‘de verplaatsingshoek’ vervangen door: verplaatsingshoek.

iii. In de begripsbepalingen van ‘invalshoek’ en ‘waarnemingshoek’, wordt ‘de hoek’ vervangen door: hoek.

iv. In de begripsbepaling van ‘lichtsterkte-coëfficiënt’ vervalt: het.

v. In de begripsbepaling van ‘referentiepunt’ wordt ‘het snijpunt’ vervangen door: snijpunt.

b. In het tweede lid, in de begripsbepaling van ‘richtlijn 76/757/EEG’, wordt ‘richtlijn nr. 76/757/EEG’ vervangen door ‘Richtlijn 76/757/EEG’, ‘Raad van de Europese Gemeenschappen’ door ‘Raad’ en ‘PbEG L 262’ door: PbEG 1976, L 262.

c. In het derde lid, in de begripsbepaling van ‘VN/ECE-reglement 88, wordt ‘bijlage VA’ vervangen door: bijlage Va.

2. In artikel 2, eerste lid, wordt ‘7000 mm2’ vervangen door: 7.000 mm2.

3. In de artikelen 6, eerste lid, en 16, eerste lid, wordt ‘de wijze zoals omschreven’ vervangen door: de wijze, vermeld.

4. In de artikelen 6, tweede lid, aanhef, 13, eerste lid, en 16, eerste lid, wordt ‘CIE-publikatie’ vervangen door: CIE-publicatie.

5. In artikel 10 vervalt de komma na ‘velg’ en wordt de zinsnede ‘moet worden voldoen aan het bepaalde in’ vervangen door: moet worden voldaan aan.

6. Annex 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel A, eerste lid, laatste volzin, wordt na ‘optreedt’ een komma ingevoegd en vervalt de komma na ‘verdraaid’.

b. In de onderdelen A, tweede lid, en G, eerste lid, wordt ‘2850°K’ vervangen door: 2.850 °K.

c. In onderdeel B wordt ‘5° C’ vervangen door: 5 °C.

7. In annex 2, onderdeel G, eerste lid, wordt de zinsnede ‘beproefd, op de wijze zoals bepaald’ vervangen door: beproefd op de wijze, bepaald.

8. In annex 3, onderdeel A, tweede lid, wordt ‘2850°K’ vervangen door: 2.850 °K.

KG

Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de begripsbepaling van ‘bedrijfsdeur’ wordt ‘een deur’ vervangen door ‘deur’ en vervalt de komma na ‘deuren’.

b. In de begripsbepalingen van ‘bedrijfsuitgang’, ‘nooduitgang’ en ‘uitgang’, vervalt: een.

c. In de begripsbepalingen van ‘doorgang’ en ‘rolstoelplaats’ vervalt: de.

2. In artikel 2, eerste en tweede lid, wordt ‘maximaal aantal’ vervangen door: maximumaantal.

3. In artikel 3.2, tweede lid, wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd.

4. Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt na ‘gelegen’ een komma ingevoegd.

b. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:

i. In de aanhef wordt na ‘uitgevoerd’ een komma ingevoegd en wordt ‘het volgende’ vervangen door: de volgende eisen.

ii. In onderdeel c wordt na ‘gekoppeld’ een komma ingevoegd.

5. In artikel 3.7, aanhef, wordt na ‘rijden’ een komma ingevoegd.

6. In artikel 4, negende lid, wordt ‘1,50  m’ vervangen door: 1,50 m.

7. In artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt ‘0,23  m’ vervangen door: 0,23 m.

b. In het vierde lid, aanhef, wordt ‘0,10  m’ vervangen door: 0,10 m.

8. In artikel 6, derde lid, wordt ‘de breedte’ vervangen door ‘de grootste breedte’ en ‘0,65  m’ door: 0,65 m.

KH

In bijlage VII, artikel 2, aanhef, wordt na ‘eisen’ een komma ingevoegd.

KI

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

i. In onderdeel a, de begripsbepaling van ‘as’, wordt ‘de horizontale lijn’ vervangen door: horizontale lijn.

ii. In de onderdelen b en c, de begripsbepalingen van ‘lengte van een voertuig of samenstel van voertuigen’ onderscheidenlijk ‘breedte van een voertuig’, wordt ‘de horizontale afstand’ vervangen door: horizontale afstand.

iii. In onderdeel d, de begripsbepaling van ‘hoogte van een voertuig’, wordt ‘de verticale afstand’ vervangen door: verticale afstand.

b. Het tweede lid, aanhef, komt te luiden:

Onverminderd de in onderstaande tabellen I, II en III opgenomen aanvullende beperkingen, behoeven de in deze tabellen vermelde voorzieningen en uitrusting niet voor de bepaling van de buitenste afmetingen in aanmerking te worden genomen, indien aan de volgende voorschriften wordt voldaan:

c. De bij het artikel behorende tabellen I, II en III komen te luiden:

Tabel I. Voertuiglengte
   

Personenauto’s

Bussen

Bedrijfs-auto’s met een technisch toegestane maximummassa van ten hoogste 3.500 kg

Bedrijfs-auto’s met een technisch toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg

Aanhang-wagens met een technisch toegestane maximummassa van

ten hoogste 750 kg

Aanhang-wagens met een technisch toegestane maximum-massa van meer dan 750 kg

Landbouw- of bosbouw-trekkers

Motorrijtuigen met beperkte snelheid

Landbouw- of bosbouw aanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken

1.

Voorzieningen voor indirect zicht en het waarnemen van de ruimte achter het voertuig

x

x

x

x

x

x

x

x

x

2.

Wis- en sproeivoorzieningen

x

x

x

x

   

x

x

 

3.

Zonnekleppen aan buitenzijde

     

x

   

x

x

 

4.

Frontbeschermingsinrichtingen

x

 

x

           

5.

Voetsteunen en handgrepen

 

x

x

x

x

x

x

x

x

6.

Koppelingen

x

x

x

x

   

x

x

 

7.

Extra koppelingen

       

x

x

x

x

x

8.

Fietsenrekken (verwijder- of opklapbaar)

x

 

x

           

9.

Oprijplaten, hefplatforms en soortgelijke uitrustingen, voor zover het laadvermogen niet wordt vergroot en deze uitrustingen niet meer dan 0,30 m uitsteken

x

x

x

x

x

x

x

x

x

10.

Observatie- en detectiemiddelen, inclusief radars

 

x

 

x

x

x

x

x

x

11.

Veerkrachtige buffers en vergelijkbare uitrustingen

   

x

x

x

x

x

x

x

12.

Voorzieningen voor douaneverzegeling en de afscherming ervan

   

x

x

x

x

x

x

x

13.

Voorzieningen voor bevestiging van dekzeil en de afscherming ervan

   

x

x

x

x

x

x

x

14.

Langsaanslagen voor afneembare carrosserieën

   

x

x

x

x

x

x

x

15.

Trolleystangen en stroomafnemers van elektrisch aangedreven voertuigen

 

alleen bussen met een technisch toegestane maximum-massa van meer dan 5.000 kg

x

x

 

x

x

x

x

16.

Voor- en achterkentekenplaten

 

x

x

x

x

x

x

x

x

17.

Verlichtingsuitrustingen

x

x

x

x

x

x

x

x

x

18.

Opvouwbare voorzieningen en uitrustingen die zijn ontworpen om de luchtweerstand te verminderen, mits deze niet meer dan 0,50 m voorbij de achterzijde van het voertuig uitsteken en de lengte van de laadruimte niet vergroten. Dergelijke voorzieningen moeten zo zijn ontworpen dat deze kunnen worden ingetrokken wanneer het voertuig stilstaat, zodat de maximaal toegestane lengte niet wordt overschreden en deze geen nadelige invloed hebben op de bruikbaarheid van het voertuig voor intermodaal vervoer

 

x

 

x

 

alleen aanhang-wagens met een technisch toegestane maximum-massa van

meer dan 3.500 kg

     

19.

Luchtinlaatpijpen

   

x

x

 

x

x

x

 
Tabel II. Voertuigbreedte
   

Personenauto’s

Bussen

Bedrijfs-auto’s met een technisch toegestane maximummassa van ten hoogste 3.500 kg

Bedrijfs-auto’s met een technisch toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg

Aanhang-wagens met een technisch toegestane maximummassa van ten hoogste 750 kg

Aanhang-wagens met een technisch toegestane maximummassa van meer dan 750 kg

Landbouw- of bosbouw-trekkers

Motorrijtuigen met beperkte snelheid

Landbouw- of bosbouw aanhang-wagens en verwissel-bare getrokken uitrustingsstukken

1.

Voorzieningen voor indirect zicht

x

x

x

x

x

x

x

x

x

2.

Bollingen van de zijwanden van de banden op de contactpunten met het wegdek

x

x

x

x

x

x

x

x

x

3.

Verklikkers voor lekke banden

 

alleen bussen met een technisch toegestane maximum-massa van meer dan 5.000 kg

x

x

x

x

x

x

x

4.

Bandenspanningsmeters

 

alleen bussen met een technisch toegestane maximum-massa van meer dan 5.000 kg

x

x

x

x

x

x

x

5.

Verlichtingsuitrustingen

x

x

x

x

x

x

x

x

x

6.

Oprijplaten, hefplatforms en soortgelijke uitrusting, indien deze zijn ingeschoven en niet meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteken, en de hoeken van de naar voren of naar achteren gerichte oprijplaten zijn afgerond met een straal van ten minste 5,00 mm; de randen moeten zijn afgerond tot een straal van ten minste 2,50 mm

 

x

 

x

x

x

x

x

x

7.

Intrekbare zijdelingse geleidingsvoorzieningen bestemd voor gebruik op geleide bussystemen, indien deze niet zijn ingetrokken, en intrekbare treden, indien deze zijn uitgeschoven en het voertuig stilstaat

 

alleen bussen met een technisch toegestane maximum-massa van meer dan 5.000 kg

             

8.

Observatie- en detectiemiddelen, inclusief radars

 

x

 

x

x

x

x

x

x

9.

Voorzieningen en uitrustingen die speciaal zijn ontworpen om de luchtweerstand te verminderen, mits deze niet meer dan 5,00 cm aan beide zijden buiten de grootste breedte van het voertuig uitsteken en het laadvermogen niet vergroten. Dergelijke voorzieningen moeten zo zijn ontworpen dat ze kunnen worden ingetrokken wanneer het voertuig stilstaat, zodat de maximaal toegestane breedte niet wordt overschreden en deze geen nadelige invloed hebben op de bruikbaarheid van het voertuig voor intermodaal vervoer. Wanneer de voorzieningen en uitrustingen in gebruik zijn, mag de breedte van het voertuig niet meer dan 2,65 m bedragen

   

x

x

x

x

x

x

x

10.

Voorzieningen voor douaneverzegeling en de afscherming ervan

   

x

x

x

x

x

x

x

11.

Voorzieningen voor bevestiging van dekzeil en de afscherming daarvan

   

x

x

x

x

x

x

x

12.

Uitstekende flexibele delen van opspatafschermingssystemen, flexibele spatborden en spatlappen

 

x

x

x

x

x

x

x

x

14.

Sneeuwkettingen

x

x

x

x

x

x

x

x

x

15.

Veiligheidshekwerken op voertuigen voor voertuigvervoer. Alleen voor voertuigen die voor het vervoer van ten minste twee andere voertuigen zijn ontworpen en gebouwd en waarbij de veiligheidshekwerken zich meer dan 2,00 m, maar niet meer dan 3,70 m van de grond bevinden en aan de zijkant niet meer dan 5,00 cm buiten het buitenste punt van het voertuig uitsteken. De breedte van het voertuig mag als gevolg van deze veiligheidshekwerken niet meer dan 2,65 m bedragen

     

x

 

alleen aanhang-wagens met een technisch toegestane maximum-massa van

meer dan 3.500 kg

x

x

x

16.

Opklapbare treden en andere uitschuifbare en uitklapbare delen, voor zover uitgeschoven of uitklapbaar

   

x

x

 

x

x

x

x

17.

Voorzieningen voor het afdekken van lading

             

x

x

Tabel III. Voertuighoogte
   

Personenauto’s

Bussen

Bedrijfs-auto’s met een technisch toegestane maximummassa van ten hoogste 3.500 kg

Bedrijfs-auto’s met een technisch toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg

Aanhang-wagens met een technisch toegestane maximummassa van

ten hoogste 750 kg

Aanhang-wagens met een technisch toegestane maximummassa van meer dan 750 kg

Landbouw- of bosbouw-trekkers

Motorrijtuigen met beperkte snelheid

Landbouw- of bosbouw aanhang-wagens en verwissel-bare getrokken uitrustingsstukken

1.

Antennes voor radio of radionavigatie

x

x

x

x

x

x

x

x

x

2.

Stroomafnemers of trolleystangen in uitgeschoven stand

 

alleen bussen met een technisch toegestane maximum-massa van meer dan 5.000 kg

x

x

 

x

x

x

x

2. Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b vervalt: welke ligt.

b. In onderdeel c wordt ‘Regeling Kentekens en Kentekenplaten’ vervangen door: Regeling kentekens en kentekenplaten.

3. Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

    roestschade:

    door corrosie over de gehele dikte verdwenen materiaal.

4. In de artikelen 6 en 18, aanhef, wordt na ‘schade-eenheden ‘E’’ een komma ingevoegd.

5. In de artikelen 13, 22 en 27 wordt in onderdeel a na ‘visuele controle’ een komma ingevoegd.

6. Artikel 14, eerste lid, komt te luiden:

1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

roestschade:

gedeeltelijk door corrosie verdwenen materiaal.

7. Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het derde en vierde lid wordt na ‘eerste lid’ een komma ingevoegd.

b. In het vierde lid vervalt zowel na ‘chassisraam’ als na ‘plaatmateriaal’ de komma.

8. Artikel 16, eerste lid, komt te luiden:

1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

roestschade:

door corrosie over de gehele dikte verdwenen materiaal.

9. In artikel 17 wordt ‘3.500  kg’ vervangen door: 3.500 kg,.

10. Artikel 18, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. het percentage roestschade, bedoeld in onderdeel a, wordt vermenigvuldigd met de roestschadegradatie, bedoeld in onderdeel b.

11. Het opschrift van titel 2, afdeling 3, komt te luiden:

AFDELING 3. ROETSCHADEREPARATIE

12. In artikel 25, tweede lid, wordt ‘eerst lid’ vervangen door ‘eerste lid,’ en wordt na ‘aangebracht’ een komma ingevoegd.

13. Het opschrift van titel 3, afdeling 1, komt te luiden:

AFDELING 1. MAXIMUMCONSTRUCTIESNELHEID

14. In artikel 29, onderdeel d, aanhef, eerste volzin, wordt ‘de in deze en de vorige paragraaf opgenomen technische eisen en gebruikseisen’ vervangen door: de in deze afdeling opgenomen eisen.

15. In de artikelen 30, eerste lid, onderdeel c, 32, onderdelen c en d, 33, eerste lid, onderdeel b, 35, onderdelen d en e, 36, eerste lid, onderdeel b, en 38, onderdelen d en e, wordt ‘calibratiegeluidsbron’ vervangen door: kalibratiegeluidsbron.

16. In de artikelen 31, tweede lid, laatste volzin, 34, tweede lid, laatste volzin, 37, tweede lid, laatste volzin, en 40, tweede lid, aanhef, laatste volzin, wordt na ‘voldaan’ een komma ingevoegd.

17. In artikel 31, vierde lid, wordt ‘dB (A)’ vervangen door: dB(A).

18. Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel e wordt als volgt gewijzigd:

i. Onder 3° wordt ‘ligt; de’ vervangen door: ligt. De.

ii. Onder 4°, eerste volzin, vervalt zowel na ‘heeft’ als na ‘geluidsdemper’ de komma.

b. In onderdeel f, tweede volzin, wordt na ‘vermeld’ een komma ingevoegd.

c. In onderdeel g, laatste volzin, vervalt zowel na ‘periode’ als na ‘gehouden’ de komma.

19. In de artikelen 32, onderdeel b, 35, onderdeel b, en 38, onderdeel b, wordt ‘na ‘bedrijfstemperatuur’ een komma ingevoegd.

20. In de artikelen 32, onderdeel c, 35, onderdeel d, en 38, onderdeel d, wordt ‘gecalibreerd’ vervangen door: gekalibreerd.

21. In de artikelen 32, onderdeel d, tweede volzin, 35, onderdeel e, tweede volzin, en 38, onderdeel e, tweede volzin, wordt na ‘overschreden’ een komma ingevoegd.

22. Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

a. De komen de onderdelen g en h te luiden:

  • g. het toerental van de motor wordt op de waarde gebracht die in het kentekenregister voor de betreffende motorfiets of het betreffende driewielige motorrijtuig is vermeld, indien in het kentekenregister een dB(A)-waarde en een toerental zijn vermeld.

    Indien bij een motorfiets in het kentekenregister geen dB(A)-waarde, maar wel het toerental waarbij het maximumvermogen van de betreffende motorfiets wordt bereikt (toerental n), is vermeld, wordt de dB(A)-waarde vastgesteld volgens tabel 1 en het toerental op:

    • 1°. 3/4 n, indien toerental n lager is dan of gelijk is aan 5.000 min-1; en

    • 2°. 1/2 n, indien toerental n hoger is dan 5.000 min-1.

    In overige gevallen wordt de dB(A)-waarde vastgesteld volgens tabel 1 en het toerental volgens onderstaande tabel:

    Bouwjaar vóór 1960

    – 2-takt: 2.250 min-1

    – 4-takt: 2.000 min-1

    Bouwjaar vanaf 1960

    – 2-takt: 4.500 min-1

    – 4-takt: 4.000 min-1

  • h. na het bereiken van de waarde, bedoeld in onderdeel g, wordt de gashandel snel losgelaten. De tijdsduur van de meting van het geluidsniveau omvat de periode waarin het toerental constant wordt gehouden en de gehele duur van de vermindering van het toerental tot het stationaire toerental weer is bereikt;

b. In de bij onderdeel g behorende tabel 1 (Maximum geluidswaarde motorfiets) wordt ‘1000 cm3’ vervangen door ‘1.000 cm3’ en ‘>1000 cm3’ door: > 1.000 cm3.

23. In artikel 40, tweede lid, aanhef, laatste volzin, wordt ‘3 minuten’ vervangen door ‘drie minuten’ en ‘3000 omw/min’ door: 3.000 omw/min.

24. In artikel 41, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘Koolmonoxide’ vervangen door: koolmonoxide.

25. Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, eerste volzin, vervalt de komma na ‘ontsteking’.

b. In het tweede lid, eerste volzin, wordt ‘3200 omw/min’ door: 3.200 omw/min.

c. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

i. In de aanhef, laatste volzin, wordt zowel na ‘LPG-installatie’ als na ‘uitgevoerd’ een komma ingevoegd en wordt de puntkomma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

ii. De aanduiding ‘1°.’ wordt vervangen door ‘a.’ en de aanduiding ‘2°.’ door: b.

iii. In onderdeel a (nieuw) vervalt de komma na ‘betreft’.

iv. In onderdeel b (nieuw) vervalt de komma na ‘3.500 kg’.

d. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing:

    • a. op voertuigen die voorkomen op onderstaande lijst met voertuigspecifieke gegevens; of

    • b. indien dit door middel van documentatie van de voertuigfabrikant wordt aangetoond.

    Voor de voertuigen, bedoeld onder a en b, gelden de in deze lijst opgenomen eisen onderscheidenlijk de in die documentatie vermelde eisen. De lijst is niet van toepassing op motorvoertuigen voorzien van een LPG-installatie.

26. Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt de komma na ‘0 °C’ vervangen door een punt.

b. In het vijfde lid wordt ‘0,30 m.’ vervangen door ‘0,30 m’ en ‘30 sec’ door: 30 seconden.

c. In het negende lid wordt zowel na ‘voorafgaande leden’ als na ‘aan artikel 41’ een komma ingevoegd.

27. In het opschrift van de onder artikel 43 geplaatste lijst met voertuigspecifieke gegevens, wordt de punt aan het slot vervangen door de zinsnede: behorende bij artikel 42, vijfde lid.

28. Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift vervalt: Eisen.

b. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Om de maximumhoeveelheid roet, bedoeld in het eerste lid, te bepalen, worden de volgende in de roetmeter in te voeren meetwaarden gehanteerd:

    • a. het stationaire toerental. Het betreft het werkelijke stationaire toerental, waarbij ten behoeve van het invoeren in de roetmeter wordt aangehouden een:

      • 1°. minimumtoerental van 400 min-1;

      • 2°. maximumtoerental van 1.000 min-1;

    • b. het afregeltoerental. Het afregeltoerental wordt geschat. Voor het in te voeren minimum- en maximumtoerental wordt een ruime marge aangehouden, zodat het geschatte afregeltoerental binnen die waarden valt; en

    • c. een minimum motorolietemperatuur van 60 °C.

c. Het achtste lid, eerste volzin, komt te luiden:

Indien tijdens de keuring blijkt dat de brandstofpomp zodanig is afgesteld dat de maximumsnelheid van het voertuig lager is dan 60 km/h, wordt het voertuig alsnog afgekeurd.

d. In het negende lid wordt ‘0.5 m-1’ vervangen door: 0,5 m-1.

e. In het tiende lid, aanhef, wordt ‘0.5 m1’ vervangen door ‘0,5 m-1’ en vervalt zowel na ‘worden bepaald’ als na ‘metingen’ de komma.

29. In artikel 45, zevende lid, wordt ‘gaspedaal’ vervangen door: gaspedaal.

30. In artikel 45c, laatste volzin, wordt ‘de lijst’ vervangen door: onderstaande lijst.

31. Artikel 45d, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, worden metingen als bedoeld in het eerste lid uitgevoerd, indien het uitleesapparaat foutcodes beginnend met de letter P weergeeft die niet op onderstaande lijst met emissiegerelateerde foutcodes zijn vermeld of aangeeft dat de readiness-test niet is afgerond.

32. De onder artikel 45d geplaatste lijst met emissiegerelateerde foutcodes, wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift wordt de punt aan het slot vervangen door de zinsnede: behorende bij de artikelen 45c en 45d, tweede lid.

b. Aan het slot wordt een volzin ingevoegd, luidende:

De aanduidingen ‘xx’ in de feitcodes staan voor alfanumerieke variabelen.

33. In de artikelen 46, 47 en 52, tweede lid, wordt ‘De in het eerste lid vermelde oorspronkelijke speling’ vervangen door: De oorspronkelijke speling, bedoeld in het eerste lid,.

34. Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en derde lid, onderdeel b, onder 1°, wordt ‘maximum last’ vervangen door: maximumlast.

b. In het tweede lid vervalt de komma na ‘geldt’.

c. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

i. In de onderdelen a en b wordt na ‘verminderd’ een komma ingevoegd.

ii. In onderdeel c wordt de zinsnede ‘met 15% verminderd indien het een bus betreft,’ vervangen door: met 15% verminderd, indien het betreft een bus.

d. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

i. In onderdeel a wordt ‘750  kg’ vervangen door: 750 kg.

ii. In onderdeel d vervalt: onder ‘bijzonderheden’.

35. In artikel 51, opschrift, wordt ‘Stuurkoppeling’ vervangen door: stuurkoppeling.

36. In artikel 54, tweede lid, wordt ‘Onder het in het eerste lid bedoelde effectief gedeelte’ vervangen door: Onder het effectieve gedeelte, bedoeld in het eerste lid,.

37. In artikel 55, opschrift, wordt ‘Remslangen’ vervangen door: Remslang.

38. In artikel 57, tweede lid, wordt de zinsnede ‘Bij de in het eerste lid beschreven meetmiddelen’ vervangen door: Bij het gebruik van de meetmiddelen, genoemd in het eerste lid,.

39. Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor het bepalen van de remvertraging:

    • a. moeten per as de maximale remkrachten aan de wielen met, indien vereist, de bijbehorende pedaalkrachten worden vastgesteld;

    • b. moeten de remkrachten van de voorste en achterste as of het achterste asstel bij elkaar worden opgeteld en vervolgens worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, moet gerekend worden met de in het kentekenregister vermelde massa ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg. De uitkomst wordt met een factor 10 vermenigvuldigd en het resultaat wordt gelezen als procenten ‘relatieve beremming’;

    • c. moet met behulp van de gevonden waarden ‘relatieve beremming’ en ‘pedaalkracht op de voorste as’ aan de hand van de bij dit artikel behorende tabel 2 worden beoordeeld of de remwerking voldoende is;

    • d. moet, indien de gevonden waarden niet leiden tot een directe beslissing, een remproef op de weg plaatsvinden.

b. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Voertuigen in gebruik genomen vóór 1 juli 1967, waarop tabel 2 niet van toepassing is, moeten voldoen aan de voor het betrokken voertuig bepaalde remvertraging.

c. In de bij het artikel behorende tabel 2 wordt ten aanzien van personenauto’s in gebruik genomen na 30 juni 1967 en vóór 1 januari 2012, in de categorie ‘remwerking voldoet niet’, subcategorie ‘relatieve belemmering’, ‘< 52 % en’ vervangen door: < 52% en.

40. Artikel 60, eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder 1° vervalt de komma na ‘personenauto’.

b. Onder 2° vervalt de komma na ‘bus’.

41. In artikel 63, laatste volzin, wordt ‘vermeld is dan moet’ vervangen door: is vermeld, moet.

42. In artikel 64, derde lid, onderdeel b, laatste volzin, wordt ‘vermeld is dan geldt’ vervangen door: is vermeld, geldt.

43. In artikel 65, tweede lid, laatste volzin, wordt na ‘éénleidingremsysteem’ een komma ingevoegd.

44. In artikel 66, aanhef, wordt ‘genomen worden genomen’ vervangen door: worden genomen.

45. In artikel 68, laatste volzin, wordt ‘vermeld is dan geldt’ vervangen door ‘is vermeld, geldt’ en wordt na ‘ledig voertuig’ een komma ingevoegd.

46. In artikel 70, tweede lid, wordt na ‘5,0 m/s2’ een komma ingevoegd en wordt ‘4,5m/s2’ vervangen door: 4,5 m/s2,.

47. In artikel 71 wordt na ‘referentieremkrachten’ een komma ingevoegd.

48. In artikel 72, laatste volzin, wordt ‘vermeld is dan geldt’ vervangen door: is vermeld, geldt.

49. In artikel 73, aanhef, wordt ‘plaats vindt’ vervangen door ‘plaatsvindt’ en wordt de punt aan het slot vervangen door een dubbele punt.

50. In artikel 76, tweede lid, wordt ‘plaats vinden’ vervangen door: plaatsvinden.

51. Artikel 77 komt te luiden:

Artikel 77. Bepalen remvertraging

Voor het bepalen van de remvertraging:

  • a. moet gebruik worden gemaakt van een pedaalkrachtmeter waarbij het mogelijk is om, door middel van arreteerstand, na afloop van de remproef de daarbij gebruikte pedaalkracht af te lezen;

  • b. moet de snelheid bij de aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;

  • c. moeten de remkrachten worden vastgesteld direct vóór het moment van blokkeren van één of meer wielen van het voertuig;

  • d. moet de remproef op iedere as tweemaal worden uitgevoerd. Indien de met deze proeven behaalde remkrachten aan de wielen per as, mede gelet op de gebruikte pedaalkracht, nagenoeg gelijk zijn, worden deze gebruikt voor het bepalen van de remvertraging. Indien de met deze proeven behaalde remkrachten aan de wielen per as niet nagenoeg gelijk zijn, moet per as een derde remproef worden uitgevoerd. De behaalde remkrachten aan de wielen van deze laatste proef en van de voorgaande proef die de behaalde remkrachten aan de wielen het dichtst benadert, worden gebruikt voor het bepalen van de remvertraging;

  • e. moeten de remkrachten die aldus zijn verkregen uit twee remproeven per as, bij elkaar worden opgeteld en worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand, vermenigvuldigd met twee. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, moet worden gerekend met de in het kentekenregister vermelde massa ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg en vermenigvuldigd met twee.

52. Artikel 81 komt te luiden:

Artikel 81. Bepalen remvertraging parkeerrem

Voor het bepalen van de remvertraging van de parkeerrem:

  • a. moet de snelheid bij de aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;

  • b. moet het voertuig aan het einde van de remproef geheel of nagenoeg geheel stilstaan;

  • c. moeten de bij de remproef aan de wielen behaalde remkrachten worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, moet worden gerekend met de in het kentekenregister vermelde massa ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg.

53. Artikel 84 komt te luiden:

Artikel 84. Bepalen uitbreken van het voertuig door bediening bedrijfsrem

Voor het bepalen van het uitbreken van een voertuig bij een beproeving op de weg:

  • a. moet in geval van een personenauto geremd worden tot de hoogst bereikbare remvertraging, met een maximum van 8 m/s2;

  • b. moet in geval van een bedrijfsauto of bus moet worden geremd tot de minimaal vereiste remvertraging, zoals voor de betreffende voertuigcategorie is vermeld in hoofdstuk 5 van deze regeling;

  • c. is het gebruik van een remvertragingsmeter niet noodzakelijk.

54. In artikel 85 wordt na ‘3.500 kg’ een komma ingevoegd.

55. In artikel 86, eerste lid, wordt de zinsnede ‘bediend; dit’ vervangen door: bediend. Dit.

56. In artikel 87 komen de aanhef en onderdeel a te luiden:

Bij het bepalen van de remvertraging moet het volgende in acht worden genomen:

  • a. de ingestuurde druk door middel van de strekrem of de inrichting, bedoeld in artikel 86, eerste lid, moet worden opgevoerd tot de blokkeergrens van één of meer wielen, waarna met een iets lagere druk de remvertraging wordt geregistreerd;

57. Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de begripsbepaling van ‘aahw’ wordt ‘aahw’ vervangen door: a ahw.

b. In de begripsbepaling van ‘m tot.geremd’, laatste volzin, wordt ‘vermeld is dan geldt’ vervangen door: is vermeld, geldt.

c. In de begripsbepaling van ‘m ahw’, laatste volzin, wordt ‘is vermeld dan moet’ vervangen door: is vermeld, moet.

58. In artikel 93, eerste lid, aanhef, wordt na ‘artikel 94’ een komma ingevoegd.

59. In artikel 96 wordt na ‘3.500 kg’ een komma ingevoegd.

60. In artikel 104, tweede lid, wordt na ‘gestuurd’ een komma ingevoegd.

61. Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede en derde lid vervalt: het bepaalde in.

b. In het derde lid wordt na ‘voldaan’ een komma ingevoegd.

62. In de artikelen 109 en 110, eerste lid, aanhef, wordt ‘de gebieden genoemd in artikel 108’ vervangen door: de gebieden, bedoeld in artikel 108,.

63. In artikel 110, eerste lid, aanhef, wordt ‘figuur’ vervangen door: figuren.

64. Artikel 111, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. door het voertuig, indien het een oplegger betreft, zodanig op steunen te plaatsen dat de laadvloer zich in horizontale toestand bevindt, dan wel in overeenstemming is met de normale rijstand.

65. Artikel 113 wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

b. In het eerste lid (nieuw), aanhef, wordt ‘het apparaat dan wel het scherm’ vervangen door: dat apparaat of scherm.

c. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, geldt met betrekking tot het dimlicht van landbouw- of bosbouwtrekkers dat:

    • a. de horizontale scheidingslijn tussen licht en donker zich moet bevinden tussen 5 en 60 mm/m;

    • b. indien het dimlicht zich op een hoogte van meer dan 1,5 m boven het wegdek bevindt, de afstelling van het dimlicht wordt bepaald door meting. Hierbij moet het dimlicht zodanig zijn afgesteld dat de horizontale scheidingslijn tussen licht en donker, gemeten op 15 m van het dimlicht, zich bevindt op een hoogte die ten hoogste gelijk is aan de helft van de afstand tussen de grond en het midden van het licht (zie figuur 31a). Indien een ten dele horizontale scheidingslijn zichtbaar is, moet het horizontale gedeelte van de scheidingslijn zich grotendeels links bevinden van de verticale hartlijn.

    Voor de controle van de afstelling wordt gebruik gemaakt van een geschikt meetmiddel; het gebruik van een koplamptestapparaat is niet verreist. Het voertuig wordt voor een voldoende groot verticaal vlak geplaatst dat een hoek van 90° maakt met de grond waarop het voertuig rust.

    Figuur 31a. Afstelling dimlicht landbouw- of bosbouwtrekker.

    Figuur 31a. Afstelling dimlicht landbouw- of bosbouwtrekker.

66. Artikel 114 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘vloer’ vervangen door: ondergrond.

b. Het vierde lid, aanhef, wordt als volgt gewijzigd:

i. In de eerste volzin vervalt: onder bijzonderheden.

ii. In de laatste volzin wordt na ‘aangemerkt’ een komma ingevoegd.

67. Artikel 115, aanhef, laatste volzin, komt te luiden:

In ieder geval is sprake van een gasontladingslichtbron, indien:

68. In artikel 120, eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘6,00 m’ een komma ingevoegd.

69. In artikel 127a vervalt: van deze bijlage.

70. Artikel 131 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

i. In de eerste volzin wordt na ‘artikel 130,’ ingevoegd: onderdeel a,.

ii. In de laatste volzin wordt na ‘niet mogelijk is’ een komma ingevoegd.

b. In het tweede lid wordt na ‘artikel 130,’ ingevoegd ‘onderdeel b,’ en wordt ‘voorzijde respectievelijk achterzijde’ vervangen door ‘voor- onderscheidenlijk achterzijde’ en ‘verwisselbare uitrustingsstuk’ door: verwisselbaar uitrustingsstuk.

71. Artikel 132 wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

b. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

i. In onderdeel a vervalt de komma na ‘0,42 m bij 0,42 m’.

ii. In onderdeel b wordt de zinsnede ‘indien het vervoer bij nacht plaats vindt’ vervangen door: indien het voertuig, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, landbouw- of bosbouwtrekker, landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk dat onderscheidenlijk die niet breder is dan 3,00 m, zich verplaatst bij nacht.

c. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, mag de breedtemarkering van een motorrijtuig met beperkte snelheid, landbouw- of bosbouwtrekker, landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk bestaan uit een vierkant bord of signalisatiefolie van ten minste 0,28 m bij 0,28 m of tweemaal ten minste drie vlakken van 0,14 m bij 0,14 m, voorzien van parallel lopende diagonale strepen die afwisselend wit en fluorescerend of retroreflecterend rood zijn, en een breedte hebben van niet minder dan 0,07 m en niet meer dan 0,10 m.

72. Artikel 133 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt ‘Het bord, bedoeld in artikel 132’ vervangen door: Het bord of de signalisatiefolie, bedoeld in artikel 132, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid.

b. In het tweede lid wordt na ‘de voor- en achterzijde van’ ingevoegd: het voertuig,.

c. In het derde lid wordt na ‘artikel 132’ ingevoegd ‘, eerste lid, onderdeel b,’ en wordt ‘voorzijde’ vervangen door: voor-.

d. Er wordt, vóór figuur 38, een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing op motorrijtuigen met beperkte snelheid, landbouw- of bosbouwtrekkers, landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken.

73. In artikel 135 wordt de zinsnede ‘de vereiste gezichtsvelden, zoals bepaald in de artikelen 136 tot en met 149’ vervangen door: de gezichtsvelden, bedoeld in de artikelen 136 tot en met 149,.

74. In artikel 136, derde lid, aanhef, wordt na ‘figuur 41’ een komma ingevoegd.

75. In artikel 137, vijfde lid, aanhef, wordt na ‘figuur 43a’ een komma ingevoegd.

76. In de artikelen 139 en 140, aanhef, vervalt zowel na ‘bedrijfsauto’ als na ‘genomen’ de komma.

77. Artikel 142 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste en tweede lid wordt na ‘overzien’ een komma ingevoegd.

b. In het derde lid wordt zowel na ‘bestuurder’ als na ‘dat dwarsvlak’ een komma ingevoegd.

78. In de artikelen 145 en 148, aanhef, wordt na ‘overzien’ een komma ingevoegd.

79. Artikel 147 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid, onderdeel c, wordt ‘in het geval dat’ vervangen door: indien.

b. Het derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. indien het systeem verstelbaar is, is het zonder gereedschap te verstellen, en

80. In artikel 150 wordt na ‘alleen getoetst’ en komma ingevoegd en wordt de zinsnede ‘voorzieningen; indien’ vervangen door: voorzieningen. Indien.

81. Artikel 153 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het vijfde lid wordt na ‘klasse C’ ingevoegd: , als bedoeld in bijlage Va.

b. Het achtste lid wordt volgt gewijzigd:

i. In de eerste volzin wordt na ‘klasse D of E,’ ingevoegd: als bedoeld in bijlage Va,.

ii. In de laatste volzin wordt ‘1/3 deel’ vervangen door: een derde deel.

82. Annex 5 komt te luiden:

Annex 5, behorende bij artikel 50, vierde lid

Variatie in aslasten
 

Variatie in aslast (%)

Snelheid

(km/h)

Alle loadindexen

Loadindexen1

≥ 122

Loadindexen1

< 122

 

Snelheidssymbool

Snelheidssymbool

Snelheidssymbool

 

A4

A6

A8

B

D

E

F

G

J

K

L

M

L

M

N

P2

0

           

+150

+150

+150

+150

+150

+150

+110

+110

+110

+110

5

           

+110

+110

+110

+110

+110

+110

+90

+90

+90

+90

10

+20

+29

+40

+58

+80

 

+80

+80

+80

+80

+80

+80

+75

+75

+75

+75

15

+12

+21

+33

+35

+73

 

+65

+65

+65

+65

+65

+65

+60

+60

+60

+60

20

0

+14

+26

+27

+65

+23

+50

+50

+50

+50

+50

+50

+50

+50

+50

+50

25

–2

+7

+19

+20

+58

 

+35

+35

+35

+35

+35

+35

+42

+42

+42

+42

30

–5

0

+12

+14

+51

+7

+25

+25

+25

+25

+25

+25

+35

+35

+35

+35

35

 

–5

+5

+10

+44

 

+19

+19

+19

+19

+19

+19

+29

+29

+29

+29

40

 

–10

0

+6

+36

0

+15

+15

+15

+15

+15

+15

+25

+25

+25

+25

45

   

–5

+2

+29

 

+13

+13

+13

+13

+13

+13

+22

+22

+22

+22

50

   

–10

0

+21

 

+12

+12

+12

+12

+12

+12

+20

+20

+20

+20

55

       

+14

 

+11

+11

+11

+11

+11

+11

+17,5

+17,5

+17,5

+17,5

60

       

+7

 

+10

+10

+10

+10

+10

+10

+15

+15

+15

+15

65

       

0

 

+7,5

+8,5

+8,5

+8,5

+8,5

+8,5

+13,5

+13,5

+13,5

+13,5

70

       

–9

 

+5

+7

+7

+7

+7

+7

+12,5

+12,5

+12,5

+12,5

75

           

+2,5

+5,5

+5,5

+5,5

+5,5

+5,5

+11

+11

+11

+11

80

           

0

+4

+4

+4

+4

+4

+10

+10

+10

+10

85

           

–3

+2

+3

+3

+3

+3

+8,5

+8,5

+8,5

+8,5

90

           

–6

0

+2

+2

+2

+2

+7,5

+7,5

+7,5

+7,5

95

           

–10

–2,5

+1

+1

+1

+1

+6,5

+6,5

+6,5

+6,5

100

           

–15

–5

0

0

0

0

+5

+5

+5

+5

105

             

–8

–2

0

0

0

+3,75

+3,75

+3,75

+3,75

110

             

–13

–4

0

0

0

+2,5

+2,5

+2,5

+2,5

115

               

–7

–3

0

0

+1,25

+1,25

+1,25

+1,25

120

               

–12

–7

0

0

0

0

0

0

125

                     

0

–2,5

0

0

0

130

                     

0

–5

0

0

0

135

                       

–7,5

–2,5

0

0

140

                       

–10

–5

0

0

145

                         

–7,5

–2,5

0

150

                         

–10

–5

0

155

                           

–7,5

–2,5

160

                           

–10

–5

1 De loadindexen hebben betrekking op enkelgemonteerde banden. De aslast in dubbele montage bedraagt tweemaal de aslast in enkele montage.

2 Bij snelheidssymbolen hoger dan ‘P’, mag voor de waarde van de variatie in aslast de waarde worden gehanteerd die onder ‘P’ is aangegeven.

KJ

Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de begripsbepaling van ‘torsiestijfheid’ wordt ‘de verhouding’ vervangen door: verhouding.

b. In de begripsbepaling van ‘niet fabrieksmatig geproduceerd voertuig’ worden ‘een motorvoertuig’ en ‘het motorvoertuig’ vervangen door: motorvoertuig.

2. In artikel 2 wordt ‘gewijzigd, zoals vermeld’ vervangen door: gewijzigd als bedoeld.

3. In de artikelen 3, onderdelen a en b, 4, onderdelen a en b, en 6, eerste lid, wordt in de kolom ‘Wijze van keuren’, aanhef, na ‘voldaan’ een komma ingevoegd.

4. In de artikelen 3, onderdeel b, in de kolom ‘Wijze van keuren’, onderdeel a, onder 5°, en 4, onderdeel b, in de kolom ‘Wijze van keuren’, onderdeel a, onder 2°, wordt ‘maximum snelheid’ vervangen door: maximumsnelheid.

5. In artikel 4, onderdeel a, in de kolom ‘Wijze van keuren’, onderdeel b, laatste volzin, wordt ‘de wijze zoals vermeld’ vervangen door: de wijze, bepaald.

6. Artikel 6, eerste lid, de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef, tweede volzin, wordt na ‘betreft’ een komma ingevoegd.

b. De aanduiding ‘e.’ voor het laatste onderdeel vervalt.

7. In annex 1, artikel 3, onderdelen a en b, wordt ‘niet aangedreven’ vervangen door: niet-aangedreven.

KK

Bijlage X wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘ECE goedkeurmerk’ vervangen door: ECE-goedkeuringsmerk.

b. In het derde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘gasafsluiter als bedoeld’ vervangen door ‘gasafsluiter, bedoeld’ en ‘genoemd in het eerste lid’ door: bedoeld in het eerste lid,.

2. In de artikelen 1.3, tweede lid, en 1.14, derde lid, worden in de kolom ‘Eisen’ de zinsneden ‘De tankappendages als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b tot en met e’ vervangen door ‘De tankappendages, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met e’ en ‘de appendage, als bedoeld’ door: de appendage, bedoeld.

3. In artikel 1.9, tweede lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt de zinsnede ‘In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, mogen voertuigen van de voertuigclassificaties M1 met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, M2, M3, N2 en N3’ vervangen door: In afwijking van het eerste lid, mogen voertuigen met de voertuigclassificatie M1 met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, M2, M3, N2 of N3.

4. In hoofdstuk 1, afdeling 1, komt het opschrift van paragraaf 1 te luiden:

§ 1. Herkenning van voertuigen met de voertuigclassificatie M2 of M3 voorzien van een LPG-installatie

5. In artikel 1.10, eerste lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt de zinsnede ‘Voertuigen van de voertuigclassificatie M2 en M3, die zijn voorzien van een LPG-installatie’ vervangen door: Voertuigen met de voertuigclassificatie M2 of M3 die zijn voorzien van een LPG-installatie,.

6. In artikel 1.14, vierde lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘genoemd in het eerste lid, onderdeel g’ vervangen door ‘bedoeld in het eerste lid, onderdeel g,’ en ‘als bedoeld’ door: bedoeld.

7. Artikel 1.15 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het elfde lid, de kolom ‘Eisen’, wordt als volgt gewijzigd:

i. In de aanhef wordt ‘LPG-tank(s)’ vervangen door ‘LPG-tank’ en ‘volle tank(s)’ door: volle tank.

ii. In onderdeel a, aanhef, wordt ‘van de voertuigclassificaties M1 en N1’ vervangen door: met de voertuigclassificatie M1 of N1.

iii. In onderdeel b, aanhef, wordt ‘van de voertuigclassificaties M2 en N2’ vervangen door: met de voertuigclassificatie M2 of N2.

iv. iv. In onderdeel c, aanhef, wordt ‘van de categorieën M3 en M3’ vervangen door: met de voertuigclassificatie M3 of N3.

v. In de onderdelen a, b en c, worden achter de aanduidingen ‘1°’ en ‘2°’ punten ingevoegd.

b. In het dertiende lid, in de kolom ‘Eisen’, aanhef, wordt ‘bevinden. Tenzij’ vervangen door: bevinden, tenzij.

8. In artikel 1.22, in de kolom ‘Eisen’, wordt ‘LPG-tank(s)’ vervangen door: LPG-tank.

9. In de artikelen 1.23, vierde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, en vijfde lid, in de kolom ‘Wijze van keuren’, en 1.25, achtste lid, in de kolom ‘Eisen’, wordt na ‘voldaan’ een komma ingevoegd.

10. Artikel 1.25 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het negende lid, in de kolom ‘Eisen’, aanhef, wordt na ‘lopen’ een komma ingevoegd.

b. In het tiende lid, in de kolom ‘Eisen’, eerste volzin, wordt de zinsnede ‘De eisen van het achtste en negende lid gelden niet voor voertuigen met de voertuigclassificaties M2en M3 als’ vervangen door: De eisen, bedoeld in het achtste en negende lid, gelden niet voor voertuigen met de voertuigclassificatie M2 of M3, indien.

11. In artikel 1.26, vierde lid, in de kolom ‘Eisen’, laatste volzin, wordt ‘seconde’ vervangen door: seconden.

12. In artikel 1.46, derde lid, aanhef, worden de zinsneden ‘In het geval’ vervangen door ‘Indien’ en ‘aan het bepaalde in het tweede lid voldaan’ door: aan het tweede lid voldaan,.

13. In artikel 1.53, tweede lid, wordt de zinsnede ‘Aan het bepaalde in het eerste lid wordt voldaan’ vervangen door: Aan het eerste lid wordt voldaan,.

14. In artikel 2.1, onderdeel a, wordt na ‘LPG-tank’ een komma ingevoegd.

15. In artikel 2.2, onderdeel a, wordt na ‘CNG-tank’ een komma ingevoegd.

ARTIKEL II

In artikel 18, tweede lid, onderdeel d, van de Regeling wegvervoer goederen, wordt ‘artikel 5.18.25’ vervangen door: de artikelen 5.18.25 tot en met 5.18.25d.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen

TOELICHTING

Algemeen

1. Hoofdlijnen

Deze regeling bevat wijzigingen in de Regeling voertuigen (hierna: Rv) in verband met aanpassingen – mede als gevolg van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (kaderverordening; PbEU 2013, L 60; hierna: Verordening (EU) nr. 167/2013) en Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG (PbEU 2014, L 127; hierna: Richtlijn 2014/45/EU) – ten aanzien van de voertuigcategorieën T, C, R en S.

De regeling strekt in hoofdzaak tot wijziging van de permanente eisen voor de voertuigcategorieën T, C, R en S (onderscheidenlijk landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen respectievelijk rupsbanden en aanhangwagens respectievelijk verwisselbare getrokken uitrustingsstukken achter landbouw- en bosbouwvoertuigen).

In deze wijzigingsregeling is voorts het aanbrengen van een aantal redactionele verbeteringen in de Rv vervat, alsmede het ongedaan maken van omissies en het corrigeren van inconsistenties.

In de artikelsgewijze toelichting wordt nader op de diverse wijzigingen ingegaan.

2. Administratieve lasten

Deze wijzigingsregeling leidt niet tot een verhoging van de inhoudelijke nalevingskosten of administratieve lasten voor burgers en bedrijven.

3. Consultatie en advies

Het ontwerp van deze wijzigingsregeling is met het oog op de uitvoeringspraktijk voorgelegd aan de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW). De RDW heeft in dat kader aangegeven zich in deze wijzigingsregeling te kunnen vinden.

Een ontwerp van deze wijzigingsregeling is voorts ter consultatie voorgelegd aan het openbaar ministerie en de nationale politie, alsmede aan de te onderscheiden belangenorganisaties in de voertuig- en vervoersbranche. Met de in dat kader ontvangen reacties is zoveel mogelijk rekening gehouden.

4. Notificatie

Een ontwerp van deze wijzigingsregeling is op 30 juni 2016 voorgelegd aan de Europese Commissie ter voldoening aan het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241; notificatienummer 2016/0322/NL). Op grond van artikel 6, eerste lid, van de voornoemde richtlijn, is vervolgens een standstilltermijn van drie maanden in acht genomen, welke termijn op 3 oktober 2016 is geëindigd. Binnen deze termijn zijn geen inhoudelijke reacties ontvangen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A, onder 1 tot en met 27, 29 tot en met 35, 38, 39, 40, 42, 44, en 47 tot en met 50, C tot en met N, P tot en met U, V, onder 1, 2 en 3, onder b, c en d, X, onder 1, Y, onder 1 en 2, a, c en d, Z tot en met DA, DC, DF tot en met DI, DJ, onder 1, 3 en 4, DK, DL, DM, DP, DQ, DR, DT, DV, DW, DX, onder 1, onder a, onder i en ii, 2 en 3, DY, onder 4, EE tot en met EP, ES tot en met FC, FF tot en met FJ, FL, FM, FO, onder 1, FP, onder 1, FR, FU tot en met GD, GG, onder 1, GP, onder 3, GX, GZ, onder 1 en 2, HA, onder 1, HB, HC, HD, onder 2, onder b en c, en 3, HE, HG, HH, onder 1, HI, HL tot en met JO, JQ tot en met JY, KA, KB, onder 1, onder b, 2 en 4, KC, KD, onder 1, onder a, onder ii, en b, 2, 5, 7 en 8, KE tot en met KH, KI, onder 1, onder a en b, 2 tot en met 64, 65, onder b, 66 tot en met 70, 71, onder b, onder i, 72, onder a, b en c, en 73 tot en met 82, KJ en KK (artikel 1.1, begripsbepalingen aanhangwagen, achteruitrijlicht, ambulance, as, ashefinrichting, BABW, bedrijfsauto, belastbare as, bochtverlichting, bromfiets, bus, CNG-installatie, dagrijlicht, dolly, driewielig motorrijtuig, elektrisch aangedreven voertuig, elektrische aandrijflijn, fietsaanhangwagen, frontbeschermingsinrichting, gehandicaptenvoertuig, gelede bus, gepantserd voertuig, gordel, gordelbevestigingspunten, handwagen met motorvermogen, hefbare as, hybride elektrisch voertuig, inrichting voor indirect zicht, inschrijving, kampeerwagen, kinderbeveiligingssysteem, ligplaats, lijkwagen, loopvlak, LPG-installatie, massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie M en N, massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie O, meeneemheftruck, middenasaanhangwagen, minister, motorfiets, motorvoertuig, oplegger, opleggertrekker, parkeerlicht, personenauto, remlicht, retroreflector, richtingaanwijzer, stoel, T-100-bus, technisch toegestane maximummassa, voor rolstoelen toegankelijk voertuig, wagen, wagens, werklicht en zitplaats, artikelen 1.3, 1.5 tot en met 1.9, 2.1, 2.2, 3.2, 3.7, 3.9, 3.10, 3.15, 3.22, 3.24a, 3.25, 4.2, 5.1.3, 5.1.5, eerste lid, aanhef, en onderdelen a en d, onder 2°, 3° en 5°, 5.1a.3, tweede lid, 5.1b.1, onderdelen a en b, aanhef en onder 3° en 4°, 5.1b.3, 5.1b.4, 5.2.11, 5.2.31, 5.2.38, 5.2.42, 5.2.45, 5.2.46, 5.2.47, 5.2.47a, 5.2.62, 5.2.64, 5.2.66, 5.2.67, 5.2.71, 5.2.74, 5.2.76, 5.2.79, 5.3.10, 5.3.11, 5.3.27, 5.3.31, 5.3.36, 5.3.37, 5.3.38, 5.3.42, 5.3.43, 5.3.45, 5.3.46, 5.3.47, 5.3.47a, 5.3.49, 5.3.62, 5.3.64, 5.3.66, 5.3.67, 5.3.69, 5.3.71, 5.3a.1, 5.3a.6, 5.3a.10, 5.3a.11, 5.3a.27, 5.3a.31, 5.3a.36, 5.3a.37, 5.3a.38, 5.3a.41, 5.3a.42, 5.3a.46, 5.3a.47, 5.3a.48, 5.3a.62, 5.3a.64, 5.3a.66, 5.3a.67, 5.4.1, 5.4.6, 5.4.10a, 5.4.31, 5.4.38, 5.4.56, 5.4.59b, 5.4.66, 5.4.71, 5.5.3, 5.5.7, 5.5.10, 5.5.11, 5.5.15, 5.5.21, 5.5.31, 5.5.38, 5.5.42, 5.5.45, 5.5.47, 5.5.48, 5.5.59a, 5.5.64, 5.5.66, 5.5.71, 5.6.1, 5.6.6, 5.6.10, 5.6.10a, 5.6.11, 5.6.15, 5.6.31, 5.6.38, 5.6.57, 5.6.66, hoofdstuk 5, afdeling 6, opschrift paragraaf 13, artikelen 5.6.72, 5.6.74, 5.6.77, 5.6.78, 5.6.79, 5.6.89, 5.6.93, 5.6.99, 5.7.3, 5.7.8, 5.7.14, 5.7.19, 5.7.26, 5.7.27, eerste, derde en vierde lid, 5.7.29, 5.7.31, 5.7.38, 5.7.43, 5.7.47, 5.7.48, 5.7.53, 5.7.55, 5.7.56, 5.7.57, eerste lid, de kolom ‘Eisen’, onderdelen g en i, tweede en derde lid, 5.7.59, zevende lid, 5.9.57a, hoofdstuk 5, opschrift afdeling 10, artikelen 5.10.8, 5.10.39, 5.10.47, 5.10.48, 5.10.51, 5.10.54, 5.10.56, 5.10.57, 5.10.59b, 5.10.71, hoofdstuk 5, opschrift afdeling 11, artikelen 5.11.8, 5.12.6, 5.12.27, 5.12.31, 5.12.36, 5.12.38, 5.12.39a, 5.12.48, 5.12.49, 5.12.64, 5.12.66 tot en met 5.12.70, 5.13.1, 5.13.3, 5.13.6, 5.13.9, 5.13.48, 5.13.67, 5.15.48, 5.15.67, 5.17.48, 5.18.1, zevende lid, 5.18.5, tweede lid, 5.18.8, 5.18.13, 5.18.16, 5.18.17a tot en met 5.18.17h, 5.18.19, 5.18.21, tweede lid, 5.18.34, zesde lid, 5.18.43, 5.18.56, eerste en tweede lid, 5.18.61, aanhef, 6.1, 6.2, 6.3, derde lid, onderdelen a en b, lid 3a en vierde lid, 6.4, 7.1, 8.1.1, eerste lid, 8.1.3, 8.1.4a, 8.1.5, 8.1.6, 8.1.8, 8.1.10, 8.1.11, 8.1.12, 8.2.1, 8.2.5, 8.2.11, 8.3.3, 8.3.6, 8.3.7, 8.3.9, 8.4.1, 8.4.2, 8.4.7, 8.4.10, 8.4.12, 8.4.13 tot en met 8.4.16, 8.4.18, 8.4.19, 8.4.20, 8.4.25, 8.4.27, 8.4.29, 8.4.30, 8.4.40 tot en met 8.4.44, 8.4.47, 8.4.56, 8.4.59b, 8.4.62, 8.4.63, 8.4.64, 8.4.68 tot en met 8.4.71, 8.4.73, 8.4.74, 8.4.74a, 8.4.75a, 8.4.75c, 8.4.77, 8.4.78, 8.4.79, 8.4.84, 8.4.88, 8.4.91, 8.4.92, 8.4.98, 8.4.101, 8.4.103 tot en met 8.4.109, 9.1, 11.2, 11.3, 11.4, 11.6, 11.7, 11.8, 11.9 en 11.14, alsmede bijlage I, artikelen 1, begripsbepaling samengesteld voertuig, 7 en 8, bijlage II, artikelen 1 en 4, bijlage IV, artikelen 1, eerste lid, begripsbepaling verordening (EU) 134/2014, en tweede lid, 2a, 3 tot en met 7, en annex 2, opschrift en artikelen 1, 4 tot en met 9, 11, 13, 14, 15, 19, 21, 22, 24 tot en met 29, 32, 33, 36 en 39, bijlage Vb, artikelen 1, 2, 6, 10, 13 en 16, en annexen 1, onderdelen A, B en G, 2, onderdeel G, en 3, onderdeel A, bijlage VI, artikelen 1, 2, 3.2, 3.6, 3.7, 4, 5 en 6, bijlage Va, tabel, bijlage VII, artikel 2, bijlage VIII, artikelen 1, eerste en tweede lid, 3, eerste lid, onderdeel c, 4, 6, 13 tot en met 18, 22, titel 2, opschrift afdeling 3, artikelen 25, 27, titel 3, opschrift afdeling 1, 29, 30 tot en met 38, 40 tot en met 45, 45c tot en met 47, 50, 51, 52, 54, 55, 57, 59, 60, 63 tot en met 66, 68, 70 tot en met 73, 76, 77, 81, 84 tot en met 88, 93, 96, 104, 105, 109, 110, 111, 113, eerste lid, 114, 115, 120, 127a, 131, 132, eerste lid, onderdeel a, 133, eerste, tweede en derde lid, 135, 136, 137, 139, 140, 142, 144, 145, 147, 148, 150 en 153, en annex 5, bijlage IX, artikelen 1, 2, 3, 4 en 6, en annex 1, artikel 3, en bijlage X, artikelen 1.3, 1.9, hoofdstuk 1, afdeling 1, opschrift paragraaf 1, artikelen 1.10, 1.14, 1.15, 1.22, 1.23, 1.25, 1.26, 1.46, 1.53, opschrift hoofdstuk 2, artikelen 2.1 en 2.2)

Deze wijzigingen zien op het herstel van kleine, meest tekstuele onzorgvuldigheden.

Onderdeel A (artikel 1.1)
Onder 50 (begripsbepaling landbouw- of bosbouwaanhangwagen)

De onderhavige wijziging betreft het opnemen van een begripsbepaling van landbouw- en bosbouwaanhangwagen in het bewuste artikel. Het gaat in casu om een op de begripsbepaling van aanhangwagen uit de Wegenverkeerswet 1994 gebaseerde onderverdeling, welke onderverdeling is geënt op de begripsbepalingen van de in Verordening (EU) nr. 167/2013 te onderscheiden voertuigcategorieën. Deze onderverdeling is noodzakelijk gebleken vanwege verschillen in technische uitrusting en voorschriften met betrekking tot de voertuigcategorieën O, R en S.

Onder 28 (begripsbepaling landbouw- of bosbouwtrekker)

De bewuste begripsbepaling is gewijzigd in het licht van de begripsbepalingen van de voertuigcategorieën T en C in Verordening (EU) nr. 167/2013.

Onder 50 (begripsbepaling massa in rijklare toestand voor motorrijtuigen met beperkte snelheid)

De onderhavige wijziging betreft het opnemen van een begripsbepaling van massa in rijklare toestand voor motorrijtuigen met beperkte snelheid in het bewuste artikel. Dergelijke begripsbepalingen bestaan reeds voor de andere in het bewuste artikel te onderscheiden voertuigcategorieën en -soorten.

Onder 36 (begripsbepaling opleggertrekker)

De onderhavige wijziging is ingeven door de omstandigheid dat niet alleen een bedrijfsauto, maar ook een landbouw- of bosbouwtrekker een opleggertrekker kan zijn.

Onder 37 (begripsbepaling overig voertuig voor speciale doeleinden)

De bewuste begripsbepaling wordt redactioneel beperkt tot voertuigen van de voertuigcategorieën M, N en O, omdat overig voertuigen voor speciale doeleinden alleen met betrekking tot voormelde voertuigcategorieën voorkomen.

Onderdelen A, onder 41, V, onder 3, onder a, DD, DE en DJ, onder 2 (artikelen 1.1, begripsbepaling rijdend werktuig, 5.1.5, eerste lid, onderdeel d, aanhef, 5.7.6, 5.7.7 en 5.7.27, tweede lid)

Ten aanzien van de begripsbepaling in het bewuste artikel 1.1 is de noodzaak noch wenselijkheid aanwezig tot vermenging van bedrijfsauto’s en motorrijtuigen met beperkte snelheid. In dat licht is in de begripsbepaling in het bewuste artikel 1.1 en in het bewuste artikel 5.1.5 het bestanddeel ‘motorrijtuig met beperkte snelheid’ respectievelijk ‘niet zijnde motorrijtuigen met beperkte snelheid’ geschrapt. Zulks geldt mutatis mutandis ook voor de bewuste artikelen 5.7.6, 5.7.7 en 5.7.27.

Onderdelen A, onder 43, O, HH, onder 2, HJ, HK en JP (artikelen 1.1, begripsbepaling taxi, 3.14, 5.2.73, 6.9, 8.1.1, tweede lid, 8.1.4, 8.1.5 en 8.4.106)

Door middel van de onderhavige wijzigingen worden in de bewuste artikelen onjuiste verwijzingen die zijn ontstaan door wijziging van de betreffende wet- en regelgeving, gecorrigeerd.

Onderdeel A, onder 45, 46 en 50 (artikel 1.1, begripsbepalingen verwisselbare getrokken machine, verwisselbaar uitrustingsstuk, verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk en verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk)

De onderhavige wijzigingen houden verband met de introductie in de Rv van het begrip ‘verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk’, zulks in navolging van de in Verordening (EU) nr. 167/2013 gebezigde terminologie. Voormeld begrip vervangt ‘verwisselbaar getrokken machine’, in welk licht de bewuste begripsbepaling in het bewuste artikel 1.1 is vervallen.

Onderdelen B, HH, onder 2, en JZ (artikelen 1.2, 8.1.1, tweede lid, en 11.6)

Zowel in het bewuste artikel 8.1.1, tweede lid, als in het bewuste artikel 11.6 is een verwijzing opgenomen naar Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (PbEG 1970, L 42), waarbij in deze beide artikelen het opschrift van die richtlijn volledig is uitgeschreven. Zulks komt, met name in het bewuste artikel 11.6, de leesbaarheid niet ten goede. In overeenstemming met het stelsel van de Rv is daarom gekozen voor het opnemen van een begripsbepaling van voornoemde richtlijn, en wel op de daartoe meest geëigende plaats (het bewuste artikel 1.2).

Onderdelen W en KI, onder 1, onder c (artikel 5.1a.1 en bijlage VIII, tabellen I, II en III behorende bij artikel 1)

In de bewuste tabellen – die betrekking hebben op voertuiglente, -breedte en -hoogte – is een drietal kolommen toegevoegd, te weten ‘Landbouw- of bosbouwtrekkers’, ‘Motorrijtuigen met beperkte snelheid’ en ‘Landbouw- of bosbouw aanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken’. Zulks hangt samen met de introductie in de Rv van de begrippen ‘landbouw- en bosbouwaanhangwagen’ en ‘verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk’. In het verlengde daarvan is de uitzondering voor landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid – op grond waarvan bij de vaststelling van de afmetingen van (samenstellen van) landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid delen en onderdelen niet buiten beschouwing werden gelaten – in het bewuste artikel 5.1a.1 vervallen.

Onderdeel Y, onder 2, onder b en e (artikel 5.1b.1, onderdeel b, onder 2° en 5°)

De onderhavige wijzigingen zijn ingegeven door de omstandigheid dat in landbouw- en bosbouwvoertuigen soms externe apparatuur aanwezig is die het stationaire toerental kan beïnvloeden.

Onderdelen X, onder 2, DB, DN, DO, DS, DU, DX, onder 1, onder a, onder iii, en b, DY, onder 1, 2, 3 en 5, DZ tot en met ED, en FK (artikelen 5.1a.3, derde lid, 5.7.1, 5.7.41, 5.7.42, 5.7.51, 5.7.54, 5.7.57, eerste lid, onderdelen t en u, 5.7.59, eerste, vierde, vijfde en negende lid, 5.7.59b, 5.7.60, 5.7.61 en 5.7.64, alsmede hoofdstuk 5, afdelingen 8 en 14)

De onderhavige wijzigingen betreffen hoofdzakelijk aanpassingen van de permanente eisen voor de voertuigcategorieën T, C, R en S (onderscheidenlijk landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen respectievelijk rupsbanden en aanhangwagens respectievelijk verwisselbare getrokken uitrustingsstukken achter landbouw- en bosbouwvoertuigen) als gevolg van Verordening (EU) nr. 167/2013 en Richtlijn 2014/45/EU en met die aanpassingen samenhangende wijzigingen ten aanzien van motorrijtuigen met beperkte snelheid.

Vanwege de kwantiteit van de wijzigingen en de aard ervan, is ervoor gekozen de bewuste afdelingen 8 en 14 opnieuw vast te stellen.

Met betrekking tot het bewuste artikel 5.8.42, tweede lid, geldt dat hetgeen aldaar onder ‘Wijze van keuren’ is bepaald, kan worden ondervangen door de aanwezigheid van spiegels of camera-monitorsystemen.

Onderdelen EQ, ER, FD en FE (hoofdstuk 5, opschrift afdeling 12, artikel 5.12.0, hoofdstuk 5, opschrift afdeling 13, en artikel 5.13.0)

De onderhavige wijzigingen zijn ingegeven door de wens mogelijk te maken dat de betrokken aanhangwagens ook kunnen worden voortbewogen door andere voertuigen dan de eerder in de bewuste artikelen en opschriften limitatief opgesomde (personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen).

Onderdelen FN, FO, onder 2, FP, onder 2 en 3, FQ, FS, FT, GE, GF, GG, onder 2, GH tot en met GO, GP, onder 1, 2 en 4, GQ tot en met GW, GY, GZ, onder 4, HA, onder 2, HD, onder 1 en 2, onder a, en HF (artikelen 5.18.0, 5.18.1, negende lid, 5.18.5, derde en vierde lid, 5.18.6, hoofdstuk 5, afdeling 18, paragraaf 1, opschriften onderdelen A, C en G, artikelen 5.18.11, 5.18.12a, 5.18.20, 5.18.21, derde lid, 5.18.21a tot en met 5.18.25e, 5.18.31, hoofdstuk 5, afdeling 18, opschrift paragraaf 2, hoofdstuk 5, afdeling 18, paragraaf 3, opschrift onderdeel A, artikelen 5.18.33, 5.18.34, eerste tot en met vierde en zevende lid, 5.18.35, 5.18.35a, 5.18.36b, hoofdstuk 5, afdeling 18, paragraaf 4, opschrift onderdelen A en B, artikelen 5.18.37, 5.18.38, 5.18.54, 5.18.56, vierde lid, 5.18.61, onderdeel c, 6.3, eerste en derde lid, aanhef, en 6.8)

De onderhavige wijzigingen, aangebracht in de gebruikseisen (hoofdstuk 5, afdeling 18) en ten aanzien van wijziging in de constructie (hoofdstuk 6), houden hoofdzakelijk verband met de introductie in de Rv van de begrippen ‘landbouw- en bosbouwaanhangwagen’, ‘verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk’ en ‘verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk’.

Zo is in het bewuste artikel 5.18.1 bepaald dat landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken slechts mogen worden voortbewogen door landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid, en derhalve niet door voertuigen van de voertuigcategorieën M, N en L. Overigens is het wel toegestaan dat aanhangwagens van de voertuigcategorie O door landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid worden voortbewogen.

Met betrekking tot het bewuste artikel 5.18.21a, derde lid, geldt dat de aldaar bedoelde maatregelen bijvoorbeeld kunnen bestaan uit de aanwezigheid van spiegels of camera-monitorsystemen, dan wel van een begeleider die de bestuurder van het betrokken voertuig aanwijzingen kan geven.

De wijzigingen van de bewuste artikelen 5.18.31, 5.18.33, 5.18.61 en 6.3, eerste lid, onderdeel l, zijn ingegeven door de omstandigheid dat vanwege verschillen in technische uitrusting en voorschriften onderscheid moet worden gemaakt tussen aanhangwagens van de voertuigcategorieën O, R en S.

Onderdeel KB, onder 1, onder a, 3 en 5 (bijlage I, artikelen 1, 7a, 7b en 11)

De onderhavige wijzigingen zien op de wijze van vaststelling, toekenning en inslag van het voertuigidentificatienummer bij een al dan niet samengestelde landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid.

Onderdeel KD (bijlage IV)
Onder 1, onder a, onder i en iii, 3 en 4 (artikelen 1, eerste lid, begripsbepalingen richtlijn 74/151/EEG en verordening (EU) 2015/96, 2c en 2d)

De onderhavige wijzigingen strekken ertoe de eisen waaraan voertuigen van de voertuigcategorieën T, C, R en S moeten voldoen voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring of een individuele goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg, onder te brengen in bijlage IV (de bewuste artikelen 2c en 2d, naar analogie van artikelen 2a en 2b met betrekking tot voertuigen van de voertuigcategorieën M, N en O respectievelijk L).

Onder 6 (artikel 3, eerste lid, onderdeel a)

Het bewuste artikel ziet op voertuigen met een datum van eerste toelating na 31 december 1997 maar vóór 29 april 2009. Met betrekking tot voertuigen van de voertuigcategorieën N en O, was voor de onderhavige wijziging zijdelingse afscherming na de voorste achteras verplicht, terwijl dit voor soortgelijke voertuigen van vóór 1 januari 1998 en na 28 april 2009 niet verplicht is. Vanuit de praktijk werd opgeroepen dit verschil op te heffen, hetgeen door middel van de onderhavige wijziging is geschied.

Onderdeel KI (bijlage VIII)
Onder 65, onder a en c (artikel 113)

Het bewuste artikel heeft betrekking op de afstelling van het dimlicht. De onderhavige wijziging, het onderverdelen van het bewuste artikel in leden en het creëren van een nieuw (tweede) lid, ziet op de omstandigheid dat het dimlicht zich op het dak van het voertuig – althans op een hoogte van meer dan 1,5 m boven het wegdek – bevindt, een situatie die zich ten aanzien van landbouw- of bosbouwtrekkers kan voordoen en die om specifieke regels vraagt.

Onder 71, onder a, b, onder ii, en c, en 72, onder d (artikelen 132, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, en 133, vijfde lid)

In het eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het bewuste artikel 132 is bepaald dat breedtemarkering bestaat uit een vierkant bord van ten minste 0,42 m bij 0,42 m of een rechthoekig bord van ten minste 0,28 m bij 0,56 m of 0,14 m bij 0,80 m, voorzien van parallel lopende diagonale strepen die afwisselend wit en fluorescerend of retroreflecterend rood zijn, en een breedte heeft van niet minder dan 0,07 m en niet meer dan 0,10 m. De toevoeging van een (tweede) lid aan het bewuste artikel 132, strekt ertoe deze eis ten aanzien van motorrijtuigen met beperkte snelheid, landbouw- of bosbouwtrekkers, landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken te mitigeren; breedtemarkering mag bij die voertuigen ook bestaan uit een vierkant bord of signalisatiefolie van minimaal 0,28 m bij 0,28 m of tweemaal minimaal drie vlakken van 0,14 m bij 0,14 m, voorzien van parallel lopende diagonale strepen die afwisselend wit en fluorescerend of retroreflecterend rood zijn, en een breedte van niet minder dan 0,07 m en niet meer dan 0,10 m.

Ook overigens zijn de bewuste artikelen geheel in overeenstemming gebracht met Gedelegeerde verordening (EU) 2015/208 van de Commissie van 8 december 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft functionele veiligheidsvoorschriften voor de goedkeuring van landbouw- en bosbouwvoertuigen (PbEU 2015, L 42), in het bijzonder met bijlage XII, aanhangsel 3.

Artikel II

Door middel van de onderhavige wijziging wordt in het bewuste artikel van de Regeling wegvervoer goederen een onjuiste verwijzing die ontstaat door de wijzigingen in de Rv, gecorrigeerd.

Artikel III

In overeenstemming met het stelsel van vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309 en 2012/13, 29 362, nr. 224, blz. 7-8) zoals vervat in de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar 174), treedt deze wijzigingsregeling in werking met ingang van 1 april 2017.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen

Naar boven