Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 maart 2017, nr. 2017-0000026106, tot wijziging Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ in verband met uniformering kostenvergoeding vrijwilligerswerk

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 31, tweede lid, onderdeel k, van de Participatiewet;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 7, onderdeel h, van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ komt te luiden:

  • h. een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste € 150,– per maand en € 1.500,– per jaar;.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 maart 2017

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

TOELICHTING

Vrijwilligerswerk is waardevol voor de maatschappij. Zo zijn veel mensen actief voor anderen in maatschappelijke organisaties, sportverenigingen of bij andere initiatieven. Daarnaast kan het doen van vrijwilligerswerk een goede manier zijn voor uitkeringsgerechtigden om nuttige ervaringen op te doen die hen kunnen helpen bij het vinden en verkrijgen van betaald werk.

In mijn brief aan de Tweede Kamer van 28 februari 2017 heb ik aangegeven de vrijlating van een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk naast een uitkering op grond van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ te willen uniformeren tot een vrij te laten bedrag van ten hoogste € 150,– per maand met een maximum van € 1.500,– per kalenderjaar, ongeacht of het vrijwilligerswerk door belanghebbende wordt verricht in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Hiermee wordt ook aangesloten op de aanbeveling uit de initiatiefnota ‘Vrijwilligers zijn kampioen’ van Kamerlid Bruins Slot om de vrijwilligersvergoeding van mensen met een bijstandsuitkering te verhogen naar € 150,– per maand en € 1.500,– per jaar.

Een aantal gemeenten heeft aangegeven dat het de uitvoering vereenvoudigt om één bedrag te hanteren omdat het lastig is in de uitvoering onderscheid te maken tussen vrijwilligerswerk in het kader van re-integratie en anderszins. De uniformering komt hieraan tegemoet. Dit laat echter onverlet dat de bijstand een vangnetkarakter heeft en dat de regering er naar streeft dat zo veel mogelijk mensen die nu een uitkering hebben via een reguliere baan aan de slag gaan. Daarnaast betekent één maximaal toegelaten vrijlating van de kostenvergoeding voor het doen van vrijwilligerswerk ook dat deze wordt gelijk getrokken aan de maximale vrij te laten vergoeding in de vrijwilligersregeling in de Werkloosheidswet, Ziektewet, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

Ik merk op dat het van belang is dat gemeenten er alert op blijven dat de activiteiten die belanghebbende doet of wil doen als vrijwilliger, in feite geen regulier werk inhouden.

Het aangepaste artikel 7, onderdeel h, van de regeling biedt gemeenten bij de uitvoering van de Participatiewet de mogelijkheid om ten aanzien van vrijwilligerswerk geheel aan te sluiten bij de onbelaste kostenvergoeding zoals die geldt op grond van artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. In de aanpassing van artikel 7, onderdeel h, is het onderscheid tussen vrijwilligerswerk dat verricht wordt in het kader van een voorziening gericht op de arbeidsinschakeling en alle andere gevallen, waarin de hoogte van de in het kader van de Participatiewet vrijgelaten kostenvergoeding € 95,– per maand met een maximum van € 764,– per jaar was, losgelaten.

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven