Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord 2017

Logo 's-Hertogenbosch

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch maakt bekend dat:

de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, Heusden, ’s-Hertogenbosch, Landerd, Mill en Sint Hubert, Oss, Sint-Anthonis, Sint-Michielsgestel, Uden en Vught, de vertegenwoordiger van de Nationale Politie voor de regionale eenheid Oost-Brabant en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel (per 1 januari 2017 gezamenlijk opgegaan in de gemeente Meierijstad);

ieder voor zover het zijn verantwoordelijkheden aangaat;

overwegende dat:

  • -

    de Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat de colleges van burgemeester en wethouders uit een regio een gemeenschappelijke regeling treffen, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld met de aanduiding veiligheidsregio;

  • -

    deze wet beoogt een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie te realiseren;

  • -

    in de wet de omvang van de veiligheidsregio Brabant-Noord is bepaald en deze bestaat uit het grondgebied van de zeventien deelnemende gemeenten;

  • -

    per 1 juli 2006 door de deelnemende gemeenten reeds – vooruitlopende op de Wet veiligheidsregio’s – een veiligheidsregio is gevormd, waarin door de verscheidene besturen en diensten wordt samengewerkt ten aanzien van de taken op het terrein van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding, crisisbeheersing en handhaving van de openbare orde en veiligheid;

  • -

    deze gemeenschappelijke regeling per 1 januari 2011 gewijzigd is in verband met de regionalisering van de brandweer;

  • -

    deze gemeenschappelijke regeling tevens is gewijzigd per 1 juli 2013 in verband met wijziging van de Wet veiligheidsregio’s;

  • -

    deze gemeenschappelijke regeling opnieuw gewijzigd dient te worden mede in verband met een wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    de gemeentelijke processen van Bevolkingszorg geen primaire verantwoordelijkheid zijn van het Openbaar Lichaam Veiligheidsregio Brabant-Noord, maar dat de deelnemende gemeenten gebruik willen maken van de veiligheidsregio als platform om te komen tot een efficiënte gezamenlijke organisatie en bekostiging van de gemeentelijke processen;

gelet op:

  • -

    de Wet veiligheidsregio's, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet publieke gezondheid, de Wet ambulancezorg en de Gemeentewet en de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Staatsblad 2014, 306);

  • -

    de verleende toestemming van de gemeenteraden zoals bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

hebben besloten de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord te wijzigen;

de wijziging is per 1 januari 2017 met terugwerkende kracht in werking getreden.

 

De secretaris,

Mr.drs. I.A.M. Woestenberg

 

De burgemeester,

Mr.dr. A.G.J.M. Rombouts

 

De regeling luidt als volgt:

Gemeenschappelijke regeling V eiligheidsregio Brabant -Noord 2017

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begr ippen

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a)

      Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen

    • b)

      Wvr: Wet veiligheidsregio’s

    • c)

      regeling: deze gemeenschappelijke regeling

    • d)

      veiligheidsregio: Veiligheidsregio Brabant-Noord

    • e)

      het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de veiligheidsregio

    • f)

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio

    • g)

      de voorzitter: de voorzitter van de veiligheidsregio

    • h)

      gemeente: aan deze regeling deelnemende gemeente

    • i)

      regionale eenheid: de regionale eenheid Oost-Brabant van de Nationale Politie, zoals bedoeld in artikel 25 eerste lid onder a van de Politiewet 2012

    • j)

      de politiechef: de eenheidschef voor de regionale eenheid Oost-Brabant van de Nationale Politie, zoals bedoeld in artikel 38 van de Politiewet 2012

    • k)

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant;

    • l)

      de brandweer: de brandweer als bedoeld in artikel 25 Wvr

    • m)

      de regionaal commandant: commandant brandweer, zoals bedoeld in artikel 25 lid 3 van de Wvr

    • n)

      de GHOR: geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio; de door het bestuur ingestelde organisatie GHOR als bedoeld in artikel 10 onder f van de Wvr , als zodanig onderdeel uitmakend van de veiligheidsregio

    • o)

      de directeur publieke gezondheid (DPG): functionaris zoals bedoeld in artikel 32 van de Wvr

    • p)

      Bevolkingszorg: de verzamelnaam van alle gemeentelijke processen in de crisisbeheersing. Het doel van Bevolkingszorg is om zo snel mogelijk, zo adequaat mogelijke zorg te verlenen aan burgers die het nodig hebben bij een ramp of crisis.

    • q)

      Expertteams Bevolkingszorg: teams van ongeveer 5 – 15 ambtenaren in diverse functies vanuit alle verschillende gemeenten binnen Veiligheidsregio Brabant-Noord. De expertteams Bevolkingszorg nemen de voorbereiding, organisatie en uitvoering (inclusief OTO = Opleiden, Trainen en Oefenen van functionarissen) van hun eigen hoofdproces binnen Bevolkingszorg voor hun rekening. Er zijn zeven verschillende hoofdprocessen: Communicatie, Evacuatie, Omgevingszorg, Publieke Zorg, SIS (slachtofferinformatiesystematiek), Informatie en Ondersteuning.

    • r)

      de coördinerend gemeentesecretaris: de secretaris van één van de deelnemende gemeenten, welke -uit hun midden- is aangewezen

    • s)

      de functionaris gemeentelijke oriëntatie: de door het bestuur aangewezen functionaris die belast is met een brede oriëntatie op de wensen en belangen van de deelnemende gemeenten als opdrachtgever

    • t)

      RAV: Regionale Ambulance Voorziening

    • u)

      Hulpverlening: hulpverlening door politie, brandweer en GHOR, waarbij onder hulpverlening door politie in de context van deze regeling wordt verstaan: de hulpverlening, zoals bedoeld in artikel 3 Politiewet, beperkt tot die situaties waarin sprake is van een ramp of crisis

    • v)

      Gemeenschappelijk meldcentrum (GMC): een facilitaire infrastructurele voorziening inclusief “112-centrale’ voor het werkgebied waarvan gebruik wordt gemaakt door de regionale brandweeralarmcentrale, de meldkamer van de regionale eenheid van de politie en de meldkamer ambulancezorg en waarin het Regionaal Service Centrum van de regionale eenheid van de politie en een regionaal coördinatiecentrum is ondergebracht, als bedoeld in artikel 10 onder g van de Wvr en als zodanig onderdeel uitmakend van de veiligheidsregio

    • w)

      Regionaal coördinatiecentrum: gezamenlijk centrum van waaruit (multidisciplinair) grootschalig en bijzonder optreden kan worden gecoördineerd

    • x)

      Operationele leiding: bevoegdheid tot het geven van bindende aanwijzingen aan commandanten van de bij de bestrijding van branden, zware ongevallen en rampen samenwerkende diensten, zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van de commandanten van die diensten aangaande de wijze van uitvoering van de aan hen opgedragen taken

    • y)

      rampenbestrijding: het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio treft met het oog op een ramp, het voorkomen en het beperken van een ramp

    • z)

      crisisbeheersing; het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio in een crisis treft ter handhaving van de openbare orde, indien van toepassing in samenhang met de maatregelen en voorzieningen die op basis van een bij of krachtens enige andere wet toegekende bevoegdheid ter zake van een crisis worden getroffen van de gevolgen van een ramp;

    • aa)

      Sector Crisisbeheersing & rampenbestrijding: een voorziening waarbinnen op projectbasis werkzaamheden worden uitgevoerd.

  • 2.

    Waar in de regeling de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard, treden –voor zover relevant- in plaats van 'de gemeente', 'de raad', 'het college' en 'de burgemeester' onderscheidenlijk: ‘het openbaar lichaam', 'het algemeen bestuur', 'het dagelijks bestuur' en 'de voorzitter'.

  • 3.

    Waar in de regeling met betrekking tot personen, een mannelijk voornaamwoord of een mannelijk functionarisbegrip gebruikt wordt, worden zowel mannelijke als vrouwelijke personen bedoeld.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2 .1 Het openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd “Veiligheidsregio Brabant-Noord”.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is een rechtspersoon en is gevestigd in de gemeente ’s-Hertogenbosch.

  • 3.

    De veiligheidsregio kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  •  

Artikel 2.2 Beperking deelname regionale eenheid van de politie

De regionale eenheid van de politie neemt aan deze regeling slechts deel voor zover het betreft het gemeenschappelijk meldcentrum zoals bedoeld in artikel 3.6 en voor zover het betreft de samenwerking op het gebied van (de voorbereiding op) crisisbeheersing en rampenbestrijding binnen de sector Crisisbeheersing & Rampenbestrijding zoals bedoeld in artikel 3.7.

Artikel 2. 3 Toepass ing Gemeentewet

Voor zover daarvan niet in deze regeling is afgeweken is de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing op deze regeling.

HOOFDSTUK 3 D OELSTELLING , B ELANGEN , TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN

Artikel 3 .1 D oelstelling

De veiligheidsregio behartigt het belang van een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde, waar mogelijk integrale, uitvoering van de hulpverlening in het werkgebied alsmede de voorbereiding daarop.

Artikel 3.2 Belangen

De veiligheidsregio behartigt daartoe de belangen van de deelnemende partijen op de

volgende terreinen:

  • a)

    brandweerzorg;

  • b)

    geneeskundige hulpverlening;

  • c)

    rampenbestrijding en crisisbeheersing;

  • d)

    het voorzien in een gemeenschappelijke meldkamer;

  • e)

    bevolkingszorg.

Artikel 3 . 3 Taken

  • 1.

    Ter behartiging van de in artikel 3.2 genoemde belangen is de veiligheidsregio, gelet op de artikelen 10, 14, 15, 16 en 17 van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 6, tweede lid van de Wet publieke gezondheid belast met de volgende wettelijke taken:

  • a.

    het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crisis;

  • b.

    het adviseren van het bevoegd gezag over risico's van branden, rampen en crises in de bij of krachtens de wet aangewezen gevallen alsmede in de gevallen die in het beleidsplan zijn bepaald; Hiertoe behoort tevens de bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 61 lid 3 van de Wet Veiligheidsregio’s, om ambtenaren aan te wijzen die zijn belast met het toezicht op de brandveiligheid in het kader van artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s;

  • c.

    het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de brandweerzorg;

  • d.

    het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;

  • e.

    het instellen en in stand houden van een brandweer;

  • f.

    het instellen en in stand houden van een GHOR;

  • g.

    het voorzien in de meldkamerfunctie;

  • h.

    het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;

  • i.

    het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties die betrokken zijn bij de onder d, e, f en g genoemde taken;

  • j.

    het vaststellen van het risicoprofiel;

  • k.

    het tenminste één maal in de vier jaar vaststellen van een beleidsplan;

  • l.

    het tenminste één maal in de vier jaar vaststellen van een crisisplan;

  • m.

    het vaststellen van rampbestrijdingsplannen voor zover dit bij Algemene maatregel van Bestuur voorgeschreven is;

  • n.

    het zorg dragen voor de voorbereiding op de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A, als bedoeld in artikel 1 onder e Wet publieke gezondheid alsmede op de bestrijding van een nieuw subtype humaan influenzavirus, waarbij ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat.

  • 2.

    In aanvulling op de in het eerste lid genoemde taken, kan het algemeen bestuur besluiten om tegen betaling andere taken uit te voeren of een hoger voorzieningenniveau te leveren.

Artikel 3. 4 Taken b randweerzorg

  • 1.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft een Brandweer Brabant-Noord.

  • 2.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft op het terrein van de brandweerzorg tot taak:

  • I.

    het zorgdragen voor:

    • a.

      het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

      Hiertoe behoort in ieder geval :

      • i)

        het adviseren van gemeenten over brandveiligheid in het kader van vergunningverlening;

      • ii)

        het uitvoeren van brandveiligheidscontroles;

    • b.

      het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan door brand;

    • c.

      het feitelijk uitvoeren van de werkzaamheden terzake van de onder a en b genoemde onderwerpen alsmede terzake van het beperken en bestrijden van rampen en zware ongevallen als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen;

    • d.

      het instellen en in stand houden van een regionale brandweeralarmcentrale;

    • e.

      het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;

    • f.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van de commandant en het overige personeel van de regionale brandweer en het vaststellen van een instructie voor het personeel;

    • g.

      het beschikbaar stellen van personeel en materieel voor bijstandverlening;

    • h.

      het voorbereiden van de coördinatie bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen;

    • i.

      het voorbereiden van de organisatie voor het optreden van de brandweer in buitengewone omstandigheden en het regelen van de operationele leiding bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen;

    • j.

      het verzamelen en evalueren van gegevens ten behoeve van de waarschuwing en alarmering van de bevolking in geval van een ramp of een zwaar ongeval of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan;

    • k.

      het waarschuwen van de bevolking door middel van het sirenenet;

    • l.

      het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting;

    • m.

      de coördinatie van de bijstandverlening bedoeld onder d.;

    • n.

      de coördinatie van de brandweerkwaliteitszorg in het werkgebied;

    • o.

      het verzorgen van oefeningen met het oog op het optreden in groter verband;

    • p.

      het verzorgen van opleidingen.

  • 3.

    Het niveau voor de basisbrandweerzorg wordt bepaald door het Regionaal risicoprofiel, het Regionaal Beleidsplan en de diverse uitvoeringsplannen tezamen.

Artikel 3 . 5 Taken geneeskundige hulpverlening

  • 1.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft een organisatorisch samenwerkingsverband voor de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen: het bureau GHOR.

  • 2.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft op het terrein van de geneeskundige hulpverlening tot taak:

  • a.

    het instellen en in stand houden van een centrale post voor het ambulancevervoer;

  • b.

    het vaststellen van de taken van de binnen het werkgebied werkzame gezondheids-diensten in het kader van de geneeskundige hulpverlening en de realisering daarvan;

  • c.

    het instellen en in stand houden van een organisatorisch samenwerkingsverband gericht op geneeskundige hulpverlening;

  • d.

    het zorgdragen voor onderlinge bijstand bij de uitvoering van de geneeskundige hulpverlening;

  • e.

    het instemmen met het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur publieke gezondheid door het bestuur van de GGD.

  • f.

    het stellen van regels ten aanzien van het beslissen op aanvragen van ambulancevervoer zoals bedoeld in artikel 7 lid 3 van de Wet ambulancevervoer.

Artikel 3 . 6 Taken gemeenschappelijk meldcentrum

  • 1.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft een gemeenschappelijk meldcentrum.

  • 2.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft op het terrein van het gemeenschappelijk meldcentrum tot taak:

    • a)

      het beheer van het gemeenschappelijk meldcentrum dat omvat de exploitatie van het gebouw en de technische infrastructuur en het genereren van managementinformatie ten behoeve van een adequate taakuitoefening;

    • b)

      het aanbieden, instandhouden en doorontwikkelen van onderlinge en vernieuwende communicatie- en informatiemogelijkheden en –voorzieningen waardoor de hulpverleningsdiensten hun inzet efficiënt en effectief kunnen aansturen.

  • 3.

    De inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de meldkamers is als volgt geregeld:

  • a)

    De veiligheidsregio Brabant-Noord is verantwoordelijk voor de organisatie, operationele aansturing en wijze van invulling van de operationele prestaties van de meldkamer brandweer.

  • b)

    De regionale eenheid van politie is verantwoordelijk voor de organisatie, operationele aansturing en wijze van invulling van de operationele prestaties van de meldkamer politie en het Regionaal Service Centrum (RSC).

  • c)

    De regionale ambulancevoorziening is verantwoordelijk voor de organisatie, operationele aansturing en wijze van invulling van de operationele prestaties van de meldkamer ambulancezorg.

  • 4.

    Met betrekking tot de inhoudelijke verantwoordelijkheid van de meldkamers, zoals omschreven in het vorige lid, hebben de Veiligheidsregio, de regionale eenheid van de politie en de regionale ambulancevoorziening een verplichting zich in te spannen voor een zo groot mogelijke integrale samenwerking op de meldkamers.

Artikel 3 . 7 T aken sector Crisisbeheersing & Rampenbestrijding

  • 1.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft een sector Crisisbeheersing & Rampenbestrijding.

  • 2.

    De sector Crisisbeheersing & Rampenbestrijding heeft op het terrein van het veiligheidsbureau tot taak: het projectmatig samenwerken aan het opstellen van plannen voor het voorkomen, beperken en bestrijden van crises, rampen en ongevallen in de regio met behoud van de eigen verantwoordelijkheid van de samenwerkende organisaties.

Artikel 3. 8 Bevolkingszorg

1.De Veiligheidsregio faciliteert en regisseert de bevolkingszorgprocessen, zodat de gemeenten zich regionaal kunnen voorbereiden op het bestrijden van rampen en crises. Hieronder wordt tevens begrepen de advisering en ondersteuning van de coördinerend gemeentesecretaris.

In de samenwerking met de gemeenten wordt uitgegaan van de volgende taakverdeling.

  • a.

    De gemeenten nemen de basiskennis crisisbeheersing van de functionarissen van de eigen gemeente (inclusief de collegeleden) voor hun rekening;

  • b.

    De regionale expertteams Bevolkingszorg nemen de organisatie van hun eigen hoofdproces (inclusief het OTO-traject) voor hun rekening.

  • c.

    De Veiligheidsregio coördineert Bevolkingszorg Brabant-Noord en neemt de hoofdstructuur Bevolkingszorg en de organisatie van het proces crisiscommunicatie voor haar rekening.

    De gemeente ’s-Hertogenbosch maakt hierbij gebruik van een eigen personele unie die op eenzelfde wijze is ingericht , opgeleid en beoefend.

  • 2.

    De Veiligheidsregio geeft uitvoering aan de bovenregionale bevolkingszorgtaken.

  • 3.

    De coördinerend gemeentesecretaris is ambtelijk eindverantwoordelijk voor het functioneren van de expertteams, alsmede voor de organisatie van de Hoofdstructuur Bevolkingszorg en het proces crisiscommunicatie.

H OOFDSTUK 4 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 4.1 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur wordt gevormd door de burgemeesters van de deelnemende gemeenten, alsmede door de vertegenwoordiger van de Nationale Politie voor de regionale eenheid Oost-Brabant.

  • 2.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt zodra een lid ophoudt burgemeester te zijn van de gemeente die hij of zij vertegenwoordigt, alsmede zodra door de Nationale Politie een andere vertegenwoordiger wordt aangewezen.

  • 3.

    Het lidmaatschap van de ambtsopvolger vangt aan op het moment dat een lid is benoemd als burgemeester van de gemeente die hij of zij gaat vertegenwoordigen, of deze als vertegenwoordiger van de Nationale Politie is aangewezen.

  • 4.

    Een burgemeester wordt waargenomen op de wijze zoals is bepaald in artikel 77 en 78 van de Gemeentewet.

A rtikel 4.2 B evoegdheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur is bevoegd tot alle daden van regeling en bestuur nodig voor de behartiging van het belang van deze regeling en de uitoefening van de bevoegdheden van het openbaar lichaam.

  • 2.

    Alle bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander bestuursorgaan zijn opgedragen behoren toe aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van het Regionaal Risicoprofiel, het Regionaal Beleidsplan en het Regionaal Crisisplan;

    • b.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • c.

      het vaststellen van de bestuursrapportages en de jaarrekening;

    • d.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen door strafbepalingen of bestuursdwang te handhaven;

    • e.

      het oprichten of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming daaraan.

    • g.

      het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk 12.

  • 5.

    Het algemeen bestuur besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

  • 6.

    Het besluit zoals bedoeld in lid 5 wordt niet genomen dan nadat de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 7.

    Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast.

Artikel 4.3 Vergaderingen en besluitvorming

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal of zoveel vaker als de voorzitter of het dagelijks bestuur nodig oordeelt of tenminste twee leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk aan de voorzitter verzoeken. De vergaderingen zijn openbaar, tenzij tenminste drie van de aanwezige leden om beslotenheid vragen of indien de voorzitter dit nodig acht.

  • 2.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuw te benoemen leden;

  • b.

    het vaststellen en wijzigen van het Regionaal Beleidsplan en het Regionaal Crisisplan;

  • c.

    het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  • d.

    het vaststellen van de bestuursrapportages en de jaarrekening;

  • e.

    het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen door strafbepalingen of

  • f.

    bestuursdwang te handhaven;

  • g.

    het oprichten of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming daaraan.

  • h.

    het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk 12.

  • i.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • j.

    de vaststelling, wijziging en opheffing van deze regeling.

    De artikelen 19, 20, 22, 25, 26 en 28 tot en met 32 van de Gemeentewet zijn, voor zover daarvan bij de wet niet is afgeweken, op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het algemeen bestuur neemt besluiten met gewone meerderheid van stemmen.

Artikel 4.4 Genodigden vergaderingen algemeen bestuur

  • 1.

    De leden van de Veiligheidsdirectie treden op als vaste adviseur van het algemeen bestuur en worden voor alle vergaderingen uitgenodigd.

  • 2.

    De voorzitter nodigt andere functionarissen uit om als adviseur deel te nemen aan de vergaderingen van het algemeen bestuur, wanneer dat in het belang is van de te behandelen onderwerpen.

  • 3.

    De hoofdofficier van justitie, de voorzitter van het waterschap, de Commissaris van de Koning en het ministerie van V&J worden uitgenodigd om bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig te zijn.

HOOFDSTUK 5 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 5.1 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en 4 andere leden, alsmede uit de vertegenwoordiger van de Nationale Politie voor de regionale eenheid Oost-Brabant.

  • 2.

    De leden en de plaatsvervangende leden worden aangewezen door en uit de leden van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Een (plaatsvervangend) lid dat ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Een (plaatsvervangend) lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen, met dien verstande dat het lidmaatschap in dat geval eindigt op het tijdstip waarop de opvolger in functie is getreden.

  • 5.

    De aanwijzing ter aanvulling van een plaats in het dagelijks bestuur geschiedt in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na het openvallen van die plaats.

  • 6.

    Het algemeen bestuur kan een (plaatsvervangend) lid van het dagelijks bestuur ontslag verlenen indien dit lid niet meer het vertrouwen bezit van het algemeen bestuur.

  • 7.

    Artikel 49 van de Gemeentewet is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. 2 Vergaderingen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar of zoveel vaker als de voorzitter nodig oordeelt, of indien tenminste twee leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk aan de voorzitter verzoeken.

  • 2.

    Voor de besluitvorming in het dagelijks bestuur geldt dat elk van de leden één stem heeft.

  • 3.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 4.

    De leden van de veiligheidsdirectie treden op als vaste adviseur van het dagelijks bestuur en worden voor alle vergaderingen uitgenodigd.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur kan zich in een vergadering voorts door andere adviseurs doen bijstaan.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast en zendt dit aan het algemeen bestuur.

  • 7.

    De artikelen 54 t/m 60 van de Gemeentewet zijn op de vergaderingen van het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.3 Bevoegdheden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met en bevoegd tot:

  • a.

    het voeren van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      het voorbereiden en uitvoeren van beslissingen van het algemeen bestuur;

    • c.

      het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van ambtenaren;

    • e.

      het nemen van besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet;

    • f.

      het nemen van besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur, of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • g.

      het nemen, ook alvorens besloten is tot het voeren van een rechtsgeding, van alle conservatoire maatregelen en het doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit;

    • h.

      het voorstaan van de belangen van de veiligheidsregio bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor de veiligheidsregio van belang is;

    • i.

      de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van de veiligheidsregio;

    • j.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • k.

      het houden van toezicht op alles wat de veiligheidsregio aangaat;

    • l.

      de zorg voor de archiefbescheiden van de veiligheidsregio en haar organen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur oefent verder, voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit, de aan het algemeen bestuur wettelijke toegekende of krachtens deze regeling toevallende bevoegdheden uit.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan regels stellen inzake de wijze waarop het dagelijks bestuur de aan hem toegewezen taken uitvoert en bevoegdheden uitoefent.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

HOOFDSTUK 6 DE VOORZITTER

Artikel 6.1 Aanwijzing en vervanging

  • 1.

    De voorzitter van de veiligheidsregio wordt overeenkomstig artikel 11, tweede lid van de Wet veiligheidsregio’s bij Koninklijk Besluit benoemd.

  • 2.

    De voorzitter kan uitsluitend bij Koninklijk Besluit worden geschorst en ontslagen.

  • 3.

    De voorzitter is zowel voorzitter van het algemeen bestuur als van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    De voorzitter oefent alle taken uit die bij of krachtens de wet aan hem zijn opgedragen.

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.

  • 6.

    De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

  • 7.

    Het algemeen bestuur wijst een lid uit het dagelijks bestuur aan als plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio.

HOOFDSTUK 7 I NSTELLEN ADVIES- EN BESTUURSCOMMISSIES

Artikel 7.1 Instellen advies- en bestuurscommissies

Het algemeen bestuur kan commissies instellen als bedoeld, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de Wgr.

HOOFDSTUK 8 I NFORMATIE EN VERANTWOORDING

Artikel 8.1 Informatie- en verantwoordingsplicht leden algemeen bestuur

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft het orgaan dat hem heeft aangewezen ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door de veiligheidsregio Brabant-Noord gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft het orgaan dat hem heeft aangewezen de door een of meer leden van dat orgaan gevraagde inlichtingen. Schriftelijk gevraagde inlichtingen worden schriftelijk gegeven.

  • 3.

    Alvorens de gevraagde inlichtingen te verstrekken kan het lid van het algemeen bestuur zich daarover laten adviseren door het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan het college van burgemeester en wethouders voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 5.

    Het afleggen van verantwoording vindt plaats overeenkomstig het reglement van orde van het desbetreffende orgaan met dien verstande dat termijnen worden verdubbeld om het lid van het algemeen bestuur de gelegenheid te geven zich door het dagelijks bestuur te laten informeren.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft geen inlichtingen en legt geen verantwoording af over zaken waaromtrent krachtens artikel 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen geheimhouding is opgelegd.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voor 1 juli een jaarverslag vast waarin verslag wordt gedaan over het door de veiligheidsregio Brabant-Noord gevoerde bestuur en bereikte resultaten. Het jaarverslag wordt gezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de regionale eenheid van politie Oost-Brabant.

Artikel 8 .2 Informatie- en verantwoordingsplicht (leden) dagelijks bestuur

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur verstrekken zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk de door het algemeen bestuur of door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen. Schriftelijk gevraagde inlichtingen worden zo mogelijk schriftelijk gegeven.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur verstrekken zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk de, door de organen van de deelnemers of een of meer leden daarvan, gevraagde inlichtingen.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur leggen zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk verantwoording af aan het algemeen bestuur voor het door hen gevoerde bestuur.

Artikel 8 .3 Informatie- en verantwoordingsplicht voorzitter

Het bepaalde in artikel 8.2 is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem als zodanig gevoerde bestuur.

HOOFDSTUK 9 FUNCTIES, PERSONEEL EN ORGANISATIE

Artikel 9 .1 Regionaal Commandant brandweer/ directeur/ s ecretaris

  • 1.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft een regionaal commandant brandweer die door het dagelijks bestuur wordt benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 2.

    De regionaal commandant brandweer is belast met de operationele leiding bij buitengewone omstandigheden, rampen, zware ongevallen en grootschalige incidenten of ernstige vrees daarvoor, tenzij het bevoegde gezag een andere voorziening treft.

  • 3.

    De regionaal commandant brandweer vervult tevens de functie van directeur van de ambtelijke organisatie alsmede die van secretaris van het bestuur. Het dagelijks bestuur kan hiervan gemotiveerd afwijken.

  • 4.

    De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter, bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 5.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur stellen nadere regels voor de taak en de bevoegdheden van de secretaris.

  • 6.

    De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 7.

    De stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris mede ondertekend tenzij de ondertekening door de voorzitter aan hem is opgedragen.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de secretaris.

Artikel 9. 2 Directeur publieke gezondheid

  • 1.

    De GHOR staat onder leiding van de directeur publieke gezondheid, die directeur van de GGD Hart voor Brabant is en door het  algemeen bestuur van deze GGD wordt benoemd, geschorst en ontslagen in overeenstemming met het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio.

  • 2.

    De directeur publieke gezondheid is belast met de operationele leiding over de geneeskundige hulpverlening.

Artikel 9 . 3 Politiechef

De politiechef van de regionale eenheid Oost-Brabantis belast met de uitvoering van taken, zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 2.

Artikel 9 . 4 Overig personeel

Overig personeel in dienst van het openbaar lichaam wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

Artikel 9 . 5 Organisatie besluit

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt een organisatiebesluit vast.

  • 2.

    Het organisatiebesluit bevat in ieder geval bepalingen betreffende

    • a)

      de onderlinge verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de secretaris/directeur/regionaal commandant, de directeur publieke gezondheid, de politiechef, de coördinerend gemeentesecretaris en de functionaris gemeentelijke oriëntatie.

    • b)

      de voorbereiding van de bestuurlijke besluitvorming en de wijze waarop daarbij een of meer adviseurs worden betrokken;

    • c)

      de samenwerking op het gebied van crisisbeheersing en rampenbestrijding.

HOOFDSTUK 1 0 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 1 0 .1 Algemene bepaling

Voor zover daarvan niet bij of krachtens de wet of deze regeling is afgeweken is op dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing Titel IV van de Gemeentewet.

Artikel 1 0 .2 Financiële administratie, geldelijk beheer en controle

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Artikel 212 Gemeentewet is hierop van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. Artikel 213 Gemeentewet is hierop van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1 0 .3 Begroting

  • 1.

    In de begroting worden aangegeven de door elke aan deze regeling deelnemende rechtspersoon naar raming verschuldigde bijdrage voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. De begroting vermeldt tevens de termijnen waarin de bijdrage is verschuldigd en de daarbij behorende vervaldata.

  • 2.

    In de begroting wordt aangegeven in hoeverre deze bijdragen verdeeld worden naar verhouding van de inwonertallen van de in de regeling deelnemende gemeenten en/of in hoeverre een andere verdeelsleutel wordt toegepast.

  • 3.

    Voor zover de in lid 2 bedoelde bijdrage berekend wordt naar verhouding van de inwonertallen, wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 4.

    Voor zover de bijdragen bedoeld in lid 1 betrekking hebben op de kosten van het gemeenschappelijk meldcentrum worden deze naar rato verdeeld over de al dan niet in de regeling deelnemende rechtspersonen die functioneel verantwoordelijk zijn voor de onderscheidenlijke functies.

  • 5.

    De aan de meldkamer ambulancezorg toe te rekenen kosten worden in rekening gebracht bij de regionale ambulancevoorziening.

Ar tikel 10.4 Begroting sprocedure

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting jaarlijks voor 1 mei toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de regionale eenheid van de politie. De ontwerpbegroting gaat vergezeld van een meerjarenraming voor het lopende en de drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2.

    De ontwerpbegroting wordt door de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten en vertegenwoordiger van de regionale eenheid van de politie kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks vóór 1 juli de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 5.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur daarover bericht aan de raden van de deelnemende gemeenten en regionale eenheid van de politie, zo nodig vergezeld van de vastgestelde begroting, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 6.

    Het algemeen bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 7.

    Op wijzigingen van de begroting zijn de voorafgaande bepalingen in dit artikel van overeenkomstige toepassing tenzij die wijziging geen verhoging geeft voor de bijdrage van de gemeenten en/of de regionale eenheid van de politie.

Artikel 1 0 .5 Jaarrekening

  • 1.

    Van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur, onder overlegging van de concept-jaarrekening met daarbij behorende bescheiden. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van bevindingen van de accountant(s) overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de raden van de deelnemende gemeenten, aan het regionaal college en aan Gedeputeerde Staten.

  • 4.

    Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het dagelijks bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

  • 5.

    In de jaarrekening wordt –overeenkomstig de in de desbetreffende begroting opgenomen verdeelsleutel- het door elk van de onderscheidenlijke rechtspersonen over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

Artikel 10.6 Middelen

  • 1.

    De deelnemers dragen er overeenkomstig de Circulaire aansprakelijkheid voor schulden van openbare lichamen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 juli 1999, kenmerk FO99/U5911) zorg voor dat de Veiligheidsregio te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan alle verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2.

    Indien aan het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

  • 3.

    De deelnemers verbinden zich in geval van opheffing van de Veiligheidsregio een liquiditeitsplan op te stellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de Veiligheidsregio over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

HOOFDSTUK 1 1 ARCHIEF FUNCTIE EN OMBUDSFUNCTIE

Artikel 1 1 .1 Archiefbescheiden

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast op de zorg voor de archiefbescheiden van het openbaar lichaam alsmede op het beheer daarvan en op het toezicht op het beheer.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archieven.

  • 3.

    De aan de uitvoering van deze zorg verbonden kosten komen voor rekening van deze regeling.

Artikel 1 1 .2 Ombudsfunctie

De behandeling van verzoekschriften zoals bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vindt plaats door de ombudscommissie van de gemeente ’s-Hertogenbosch.

HOOFDSTUK 1 2 TOETREDEN, UITTREDEN, WIJZIGEN, OPHEFFEN

Artikel 1 2 .1 Toetreden

Na het aangaan van deze regeling kan een bestuursorgaan alleen toetreden na instemming van het algemeen bestuur, dat de gevolgen van toetreding regelt.

Artikel 1 2 .2 Uittreden

Na het aangaan van deze regeling kan een bestuursorgaan alleen uittreden na instemming van het algemeen bestuur, dat de gevolgen van uittreden regelt.

Artikel 1 2 .3 Wijzigen

  • 1.

    Deze regeling kan worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van tenminste 2/3 van de deelnemende bestuursorganen.

  • 2.

    Van de in het eerste lid gestelde 2/3 meerderheid is alleen sprake als hierdoor tenminste 2/3 van het aantal inwoners van de regio wordt vertegenwoordigd.

Artikel 12.4 Opheffen

  • 1.

    Deze regeling kan worden opgeheven bij eensluidende besluiten van tenminste 2/3 van de deelnemende bestuursorganen.

  • 2.

    Bij opheffing besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt, nadat de organen van de deelnemende gemeenten en de regionale eenheid van de politie zijn gehoord, een liquidatieplan op. Daarbij kan hij van deze regeling afwijken.

  • 3.

    In dit liquidatieplan wordt een regeling getroffen voor de bewaring en het toekomstig beheer van de archieven.

  • 4.

    De organen van het openbaar lichaam blijven na de opheffing in functie tot dat de liquidatie volledig is voltooid.

HOOFDSTUK 1 3

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 13.1

  • 1.

    Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking per 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze regeling kent een toelichting.

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord 2017”.

  • 4.

    Het bestuur van de gemeente ’s-Hertogenbosch wordt aangewezen als het gemeentebestuur zoals bedoeld in artikel 26 van de wet.

 

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Bernheze op 28 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Boekel op 31 januari 2017.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Boxmeer op 1 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Boxtel op 22 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Cuijk op 1 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Grave op 8 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Haaren op 6 december 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Heusden op 15 december 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente ’s-Hertogenbosch op 9 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Landerd op 8 december 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Mill en Sint Hubert op 1 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Oss op 1 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Schijndel op 21 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Sint Anthonis op 29 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Sint-Michielsgestel op 22 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Sint-Oedenrode op 15 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Uden op 1 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Veghel op 15 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Vught op 1 november 2016.

De secretaris, De burgemeester.

Aldus vastgesteld door de Nationale Politie op 28 oktober 2016.

Namens de korpschef, de politiechef van de regionale eenheid Oost-Brabant.

Toelichting

Deelnemende partijen

Artikel 9 van de Wvr bepaalt dat de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot een regio een gemeenschappelijke regeling treffen voor het instellen van een openbaar lichaam met de aanduiding veiligheidsregio. De rol van de gemeenteraden is volgens de Memorie van Toelichting als volgt weergegeven. Allereerst dienen de gemeenteraden van de verschillende gemeenten op grond van artikel 1, tweede lid Wgr toestemming te geven voor het treffen of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling. Daarnaast kan de raad kaders stellen en is de controlerende taak van de raad geborgd via de planning- en controlcyclus. De burgemeester legt als lid van het algemeen bestuur verantwoording af aan de gemeenteraad.

In de Brabant-Noord is de Politie sinds 2006 deelnemer aan de gemeenschappelijke regeling. Hoewel het wettelijk kader aangeeft aan dat alleen door de deelnemende gemeenten een gemeenschappelijke regeling kan worden aangegaan –en dat terzake van de samenwerking met de Politie een convenant moet worden aangegaan- is het huidig bestuurlijk standpunt dat de Politie vooralsnog niet uittreedt uit de gemeenschappelijke regeling vanwege het belang in het Gemeenschappelijk Meldcentrum.

Considerans

De Wet veiligheidsregio’s beoogt een integrale wettelijke regeling te bieden voor de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing op lokaal en regionaal niveau evenals de kwalitatieve borging daarvan.

Artikel 2 van de Wvr bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders is belast met de organisatie van:

  • a.

    de brandweerzorg;

  • b.

    de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;

  • c.

    de geneeskundige hulpverlening.

Naar aanleiding van de wens hiervoor van de deelnemende gemeenten is bij deze wijziging van de gemeenschappelijke regeling het programma Bevolkingszorg in de regeling opgenomen.

De bepalingen met betrekking tot de inrichting van de (ambtelijke) organisatie worden in het organisatiebesluit opgenomen. Verder zijn bevoegdheden zoveel mogelijk gebundeld per bestuursorgaan. Daarnaast zijn onderwerpen soms gesplitst of juist samengevoegd ten behoeve van een logische opbouw of naar de toelichting verplaatst.

Wijziging gemeenschappelijke regeling

Het is noodzakelijk de gemeenschappelijke regeling te wijzigen. De directeaanleiding daartoe is de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr) die op 1 januari 2015 in werking is getreden met een overgangsperiode van één jaar.

Door deze wijziging komt de Wgr zelfstandiger te staan ten opzichte van de Gemeentewet. Sinds de invoering van de dualisering van het gemeentebestuur in 2002 ging men ten aanzien van het functioneren van gemeenschappelijke regelingen nog steeds uit van de Gemeentewet zoals die gold tot 2002. Dat leverde vaak moeilijke toepassings- en uitlegsituaties op.

Door de wijziging van de Wgr is die situatie nu recht getrokken. Dat wil overigens niet zeggen dat de wijze van samenstelling en functioneren van de bestuursorganen van een gemeenschappelijke regeling die een openbaar lichaam is in de zin van artikel 8, lid 1 Wgr, zoals de Veiligheidsregio Brabant-Noord nu dualistisch is geworden. Dit blijft in een dergelijke gemeenschappelijke regeling nog steeds monistisch. Zo worden bijvoorbeeld de leden van het dagelijks bestuur door en vanuit het midden van het algemeen bestuur benoemd.

Dictum

De gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord is in werking getreden op 1 juli 2006 en laatstelijk gewijzigd per 1 juli 2013. De regeling wordt nu opnieuw gewijzigd vanwege aanpassingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen alsmede vanwege de wens van de deelnemende gemeenten om het onderdeel Bevolkingszorg vast te leggen. Voorts omdat de gemeenten Lith en Maasdonk inmiddels opgeheven zijn.

Artikel 1

  • Ad e tot en met g: De verdeling in een algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter is conform artikel 12 van de Wgr.

  • Ad l: Artikel 10 onder e van de Wvr stelt dat aan het bestuur van de veiligheidsregio de taken en bevoegdheden tot het instellen en in standhouden van een brandweer wordt opgedragen.

  • Ad n: Artikel 10 onder f van de Wvr stelt dat aan het bestuur van de veiligheidsregio de taken en bevoegdheden tot het instellen en in stand houden van een GHOR wordt opgedragen.

  • Ad u: Artikel 10 onder g van de Wvr stelt dat het bestuur van de veiligheidsregio moet voorzien in een meldkamerfunctie. Artikel 35 van de Wvr bepaalt dat het bestuur de beschikking heeft over een gemeenschappelijke meldkamer die is ingesteld en in stand wordt gehouden door het bestuur of door het bestuur van een andere veiligheidsregio ten behoeve van de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancevervoer en de politietaak.

HOOFDSTUK ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2 .1 Het openbaar lichaam

Artikel 9 van de Wvr bepaalt dat een openbaar lichaam wordt ingesteld met de aanduiding: veiligheidsregio. In artikel 8 lid 1 van de Wgr is vervolgens bepaald dat dit openbaar lichaam rechtspersoonlijkheid geniet, waardoor het zelfstandig kan deelnemen aan het rechtsverkeer en bijvoorbeeld overeenkomsten kan aangaan. Voor de duidelijkheid is in deze regeling uitdrukkelijk opgenomen dat de veiligheidsregio een rechtspersoon is. Artikel 10 derde lid van de Wgr bepaalt dat de plaats van vestiging en de inrichting en samenstelling van het bestuur in de regeling wordt opgenomen. De genoemde bestuursorganen maken op grond van artikel 12 van de Wgr verplicht deel uit van elke gemeenschappelijke regeling.

Artikel 2.2 Beperking deelname regionale eenheid van politie

Dit artikel geeft aan dat de verantwoordelijkheid van de politie zich beperkt tot de beheersfunctie van het Gemeenschappelijke Meldcentrum en de samenwerking op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing.

HOOFDSTUK 3 BELANGEN, TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN

Artikel 3.2 Belangen

Op grond van artikel 10 van de Wgr vermeldt de regeling het belang of de belangen ter behartiging waarvan de regeling is getroffen. Onder belang kan worden verstaan het beleidsterrein waarop wordt samen gewerkt, waardoor het werkgebied van de gemeenschappelijke regeling wordt afgebakend. De omschrijving van de eerste drie werkgebieden haakt aan bij artikel 2 van de Wvr, waarin is vastgelegd waarvoor het colleges van burgemeester en wethouders verantwoordelijkheid draagt. Door middel van de gemeenschappelijke regeling dragen ze de organisatie omtrent deze belangen over aan de veiligheidsregio.

Artikel 3 Taken

De in de regeling opgenomen taken zijn gebaseerd op artikel 10, 14, 15, 16 en 17 van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 6, tweede lid van de Wet publieke gezondheid.

Hierbij is het volgende van belang.

Artikel 3.5 Taken geneeskundige hulpverlening

Het bestuur van de Veiligheidsregio heeft als taak het organiseren van de geneeskundige hulpverlening in de regio met het oog op zware ongevallen, rampen en crisissituaties. Hiertoe dient het bestuur een GHOR-organisatie ingericht te hebben. In Brabant-Noord heeft het bestuur de GGD opgedragen om uitvoering te geven aan de GHOR-organisatie en de daarbij horende taken. De onderliggende afspraken hierover zijn opgenomen in een dienstverleningsovereenkomst. De GHOR-organisatie staat onder leiding van de directeur Publieke Gezondheid.

Artikel 3.6 Taken gemeenschappelijke meldcentrum

In het convenant van 17 april 2002 met het Dagelijks Bestuur van de Politieregio Brabant-Noord is overeengekomen dat de politie zorgdraagt voor het beheer van het gemeenschappelijk meldcentrum, zijnde de exploitatie van het gebouw en de technische infrastructuur en het genereren van management-informatie ten behoeve van een adequate taakuitoefening. Daarnaast betreft het: het aanbieden, instandhouden en doorontwikkelen van onderlinge en vernieuwende communicatie- en informatiemogelijkheden en- voorzieningen waardoor de hulpverleningsdiensten hun inzet efficiënt en effectief kunnen aansturen.

De verantwoordelijkheid voor de organisatie, operationele aansturing en wijze van invulling van operationele prestaties ligt in de lijn van de verschillende moederorganisaties. Ingeval van de meldkamer brandweer is dat het bestuur van de veiligheidsregio.

In het vierde lid wordt de inspanningsverplichting vastgelegd voor de hulpdiensten om integrale samenwerking op de meldkamer na te streven. Dit is in overeenstemming met de doelstelling zoals geformuleerd in artikel 3.1. De inspanningsverplichting leidt ertoe dat de hulpdiensten de mogelijkheden van samenwerking in een vroeg stadium verkennen en indien mogelijk ook benutten.

Artikel 3.7 Taken Veiligheidsbureau

Voor een adequate hulpverlening en voorbereiding op het grootschalig optreden en de rampenbestrijding in de regio is, op bestuurlijk en operationeel niveau, samenwerking nodig. Verbetering van de samenwerking moet uitgaan van de huidige situatie en gericht zijn op haalbare ambities. In een veiligheidsbureau kunnen medewerkers van brandweer, GHOR en politie (en in sommige gevallen ook waterschappen, milieudiensten, nutsbedrijven, etc) projectmatig de voorbereiding van de rampenbestrijding vormgeven

Artikel 3.8 Bevolkingszorg

In dit artikel zijn de taken opgenomen op het terrein bevolkingszorg die de colleges gezamenlijk hebben belegd bij de Veiligheidsregio.

HOOFDSTUK 4 HET ALGEMEEN B ESTUUR

Artikel 4.1. Samenstelling

Artikel 11 eerste lid van de Wvr schrijft in afwijking van de Wgr voor dat het bestuur van de veiligheidsregio bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Omdat het lidmaatschap van het algemeen bestuur is gekoppeld aan de functie van burgemeester, is de zittingstermijn niet gebonden aan een termijn. Het lidmaatschap eindigt bij beëindiging van het burgemeesterschap. Vervanging van leden van het algemeen bestuur vindt, gelet op de gedachte van verlengd lokaal bestuur, plaats conform de vervangingsregels in artikel 77 en 78 van de Gemeentewet. Dit artikel stelt dat:

  • 1.

    Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt zijn ambt waargenomen door een door het college aan te wijzen wethouder (…).

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis van alle wethouders wordt het ambt waargenomen door het langstzittende lid van de raad (…).

Artikel 4.2 Bevoegdheden

Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van de veiligheidsregio. Vanuit deze positie neemt het algemeen bestuur alle besluiten die betrekking hebben op de behartiging van het belang van de regeling en de uitoefening van de bevoegdheden van het openbaar lichaam, tenzij deze bij wet of deze regeling aan een ander orgaan (dagelijks bestuur of voorzitter) zijn toegekend. In het vierde lid is aangegeven over welke onderwerpen het algemeen bestuur zelf een besluit dient te nemen. .

Artikel 4.3 Vergaderingen en besluitvorming

Artikel 22 tweede lid van de Wgr schrijft voor dat het algemeen bestuur minimaal twee maal per jaar vergadert. De praktijk van de laatste jaren leert dat in Brabant-Noord het algemeen bestuur in de regel minimaal drie maal per jaar vergadert. In ieder geval is van belang dat de eerste vergadering in de eerste helft van het jaar zal plaatsvinden. In de eerste vergadering zullen vanwege de planning en controlcyclus het jaarverslag, de jaarrekening en de begroting op de agenda staan. De voorzitter kan naar eigen oordeel of op verzoek van twee leden van het algemeen bestuur extra vergaderingen inlassen.

Vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Het algemeen bestuur heeft de mogelijkheid om achter gesloten deuren te vergaderen. De procedure staat beschreven in artikel 22 vierde en vijfde lid van de Wgr. Verder is in deze regeling opgenomen over welke onderwerpen in het belang van de openbaarheid nooit achter gesloten deuren beraadslaagd en besloten kan worden.

In Brabant-Noord geldt dat het algemeen bestuur besluiten neem met een gewone meerderheid van stemmen. De Wvr regelt dat het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

Op grond van de Wgr is het niet toegestaan dat de gemeenschappelijke regeling een bepaling bevat die de voorzitter een doorslaggevende stem geeft bij stakende stemmen. In artikel 11 vijfde lid van de Wvr is echter opgenomen dat bij het staken van de stemmen de stem van de voorzitter de doorslag geeft.

Artikel 4.4 Genodigden vergaderingen algemeen bestuur

Op basis van de Wet veiligheidsregio’s worden de hoofdofficier van justitie, de voorzitter van het waterschap, de Commissaris van de Koning en het ministerie van V&J uitgenodigd om bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig te zijn. Tevens worden de leden van de veiligheidsdirectie voor alle vergaderingen uitgenodigd. Door de voorzitter kunnen ook andere functionarissen worden uitgenodigd om als adviseur aan de vergaderingen deel te nemen.

HOOFDSTUK 5 HET DAGELIJKS BESTUUR

5.1 Samenstelling

Artikel 12 eerste lid van de Wgr regelt dat het bestuur van een openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, dagelijks bestuur en een voorzitter. De Wgr bepaalt in artikel 14 eerste lid dat het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee of meer andere leden.

In Brabant-Noord bestaat het dagelijks bestuur uit de voorzitter én vier leden van het algemeen bestuur. Op 26 juni 2013 en 6 november 2013 heeft het algemeen bestuur gekozen voor een vertegenwoordiging gebaseerd op één vertegenwoordiger van de volgende basisteams van de regionale eenheid Oost-Brabant: Meierij, Maasland en Leijgraaf.

Het vierde lid van het dagelijkse bestuur is de burgemeester uit Brabant-Noord die voorzitter is van de GGD Hart voor Brabant.

De zittingsperiode is gekoppeld aan het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft een door het algemeen bestuur aangewezen plaatsvervanger.

Het dagelijks bestuur kent geen portefeuilleverdeling maar wel de volgende aandachtsgebieden:

  • Bedrijfsvoering en brandweerzorg

  • Rampenbestrijding en crisisbeheersing

  • Multidisciplinaire informatievoorziening

  • GHOR

    5.2 Vergaderingen

De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn in tegenstelling tot het algemeen bestuur niet openbaar. Vanuit deze optiek kunnen in het dagelijks bestuur alleen besluiten worden genomen, die te maken hebben met beheer van de organisatie. In het dagelijks bestuur gaat het niet om behartiging Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem. Het dagelijks bestuur kan zich laten bijstaan door adviseurs. De leden van de veiligheidsdirectie vormen in ieder geval de vaste leden van het dagelijks bestuur.

5.3 Bevoegdheden

De bevoegdheden van het dagelijks bestuur vloeien voort uit artikel 33b Wgr.

Het dagelijks bestuur kan daarbij een portefeuilleverdeling maken (art. 3.6) of bevoegdheden in mandaat opdragen aan de algemeen directeur of andere functionarissen (art 10:3 Awb).

HOOFDSTUK 6 DE VOORZITTER

6.1 De voorzitter

Op de voorzitter is het Besluit rechtspositie voorzitters veiligheidsregio’s van toepassing.

Na wijziging van de Politiewet is er niet langer sprake van regionale politiekorpsen en dus ook niet van de korpsbeheerder van een regionaal politiekorps. Daarmee is de koppeling tussen de korpsbeheerder en de voorzitter van de veiligheidsregio vervallen (artikel 11, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s). Op basis van artikel 11, tweede lid, wordt de voorzitter van de veiligheidsregio benoemd, geschorst en ontslagen bij koninklijk besluit op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie.

Er is niet voor gekozen de aanwijzing van de voorzitter van de veiligheidsregio aan de regio zelf over te laten. De positie van de voorzitter van de veiligheidsregio’s brengt mee dat de mogelijkheid dient te bestaan de voorzitter te ontslaan. Op de rechtspositie van de voorzitter zijn de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels van toepassing.

HOOFDSTUK 7 INSTELLEN ADVIES-BESTUURSCOMMISSIES

Instellen advies- en bestuurscommissies

Artikel 24 van de Wgr regelt in het eerste lid dat het algemeen bestuur van een openbaar lichaam commissies van advies kan instellen. Artikel 84 van de Gemeentewet is daarbij van overeenkomstige toepassing. Hierin is bepaald dat de instelling vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of de voorzitter eveneens geschiedt door het algemeen bestuur, maar dan op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter. Het algemeen bestuur heeft als adviescommissie de financiële commissie ingesteld.

Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

Op grond van artikel 25 van de Wgr kan het algemeen bestuur ook commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, indien althans de regeling in deze mogelijkheid voorziet.

Dit zijn de zogenaamde bestuurscommissies. Indien het algemeen bestuur van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken is daarvoor (per in te stellen bestuurscommissie) voorafgaande toestemming van de raden van elk der deelnemende gemeenten vereist. In voorkomend geval dient het algemeen bestuur de bevoegdheden en de samenstelling van een dergelijke commissie te regelen.

HOOFDSTUK 8 INFORMATIE EN VERANTWOORDING

Artikel 8.1, 8.2 en 8.3 I nlichtingen- en verantwoordingsverplichtingen

De artikelen 16 en 17 van de Wgr schrijven voor dat een gemeenschappelijke regeling bepalingen bevat over het verstrekken van informatie en het afleggen van verantwoording. Daarbij gaat het zowel om de informatie- en verantwoordingsplicht binnen de gemeenschappelijke regeling (de relatie tussen het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur) als om de informatie- en verantwoordingsplicht van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling ten opzichte van de raden van de deelnemende gemeenten. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd op de gronden vermeld in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

HOOFDSTUK 9 FUNCTIES, PERSONEEL EN ORGANISATIE

Artikel 9.1. Regionaal commandant brandweer/directeur/secretaris

De secretaris is als zodanig de eerste adviseur van het bestuur en verzorgt de coördinatie en de bewaking van de integraliteit van de ambtelijke voorstellen . onder. De functie van secretaris wordt uit doelmatigheidsoverwegingen ingevuld in de vorm van een personele unie met de functie van regionaal commandant en die van directeur veiligheidsregio.

De regionaal commandant brandweer is tevens portefeuillehouder van het veiligheidsbureau. Hij stemt de uit te voeren werkzaamheden en de voorbereiding van de bestuurlijke besluitvorming af met de leden van de veiligheidsdirectie.

Artikel 9 . 2 . Directeur publieke gezondheid

In het tweede lid is bepaald dat de directeur publieke gezondheid is belast met de operationele leiding over de geneeskundige hulpverlening. Hij wordt rechtstreeks aangesteld en aangestuurd door het openbaar bestuur; een dergelijke positie is nodig om op bestuurlijk niveau afspraken te kunnen maken met zorginstellingen, De directeur publieke gezondheid coördineert de voorbereiding van de spoedeisende medische hulpverlening op de geneeskundige hulpverlening en stemt de maatregelen ter voorbereiding van de geneeskundige hulpverlening af op de maatregelen van de andere bij de rampenbestrijding betrokken disciplines.

Op basis van de Wet publieke gezondheidszorg is wordt de directeur Publieke Gezondheidszorg (voorheen directeur GGD) aangewezen als directeur GHOR. Dientengevolge dient de directeur GHOR door zowel het bestuur van de Veiligheidsregio als door het bestuur van de GGD te worden aangewezen.

Artikel 9. 3 Politiechef

De politiechef wordt middels een mandaat belast met de uitvoering van taken die het GMC betreffen. Hij wordt daarmee verantwoordelijk voor de uitvoering van de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het beheer van het GMC dat omvat het facilitair beheer (gebouw e.d.), beheer van de ICT, informatievoorziening en financieel beheer. De politiechef is portefeuillehouder van het GMC en stemt bij de uitvoering van zijn verantwoordelijkheden af met de regionaal commandant brandweer en de directeur publieke gezondheid. De politiechef kan dit mandaat overdragen aan de andere leden van de eenheidsleiding van de politie.

HOOFDSTUK 1 0 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 10.2 Financiële administratie , geldelijk beheer en controle

Het bestuur van de veiligheidsregio is via de Gemeentewet gedwongen een aantal verordeningen omtrent de administratie en de controle op te stellen. Het betreft de volgende verordeningen:

  • -

    het financiële beleid, financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie (artikel 212);

  • -

    de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie (artikel 213);

  • -

    de door bestuur uit te voeren periodieke onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door hem gevoerde beleid (artikel 213a).

Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er verder zorg voor dat eenmaal in de drie jaar een kostenevaluatie wordt verricht en dat eenmaal in de vijf jaar een visitatie door een visitatiecommissie

wordt verricht (artikel 56 lid 1 Wvr).

Artikel 10.3 De begroting

In dit artikel wordt aangegeven wat de bijdrage is van de aan de regeling deelnemende rechtspersonen voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. Uitgangspunt daarbij is financiële stabiliteit in meerjarenperspectief.

Artikel 10.4 Begrotingsprocedure

Om te komen tot een betere afstemming in de beleidsprocessen met de deelnemende gemeenten is een procedure voor de behandeling van de begroting ontwikkeld. Voor 1 december van het jaar verstuurt de gemeenschappelijke regeling een aankondigingsbrief aan de deelnemende gemeenten voor de behandeling van de jaardocumenten voor het daarop volgende jaar. Het streven is dat de gemeenschappelijke regeling voor 1 februari de kaders voor de programmabegroting opstelt. Na bespreking van deze kaders door het Dagelijks Bestuur wordt de nota in de eerste week van februari verzonden aan de Colleges van de deelnemende gemeenten (i.a.a. de raadsgriffiers). Doorgaans worden in de eerste week van april de kaders voor programmabegroting besproken in de Colleges en Commissies en/of Raden van de deelnemende gemeenten, afhankelijk van de in de gemeente gemaakte afspraken.

Eind maart/begin april bespreekt het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling de kaders van de productbegroting en stelt deze, met inachtneming van de reacties van de gemeenten, vast. Voor 1 mei verzendt de gemeenschappelijke regeling de concept-programmabegroting (en jaarrekening) naar de gemeenten. De gemeenten maken uiterlijk eind juni hun zienswijze op de begroting kenbaar. Uiterlijk in de eerste week van juli stelt het algemeen bestuur de begroting vast en verstuurt deze voor 15 juli naar het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.

Uit de begroting volgt de verdeling van de kosten die betrekking hebben op het GMC.

In het vijfde lid wordt geregeld dat de aan de meldkamer ambulancezorg toe te rekenen kosten in rekening worden gebracht bij de RAV.

Artikel 10.5 De jaarrekening

Ingevolge artikel 34, derde lid Wgr dient de jaarrekening door het algemeen bestuur te worden vastgesteld in het jaar volgende op het jaar waarop het betrekking heeft. Ingevolge het derde lid wordt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling en in elk geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop het betrekking heeft aan gedeputeerde staten toegezonden.

Artikel 10.6 M iddelen

De genoemde geldmiddelen betreffen de normale middelen die de regio ieder jaar ter beschikking heeft. In artikel 50 van de Wvr is tevens een bijstandsregeling opgenomen voor gemeenten en veiligheidsregio’s die daadwerkelijk te maken krijgen met de bestrijding van een ramp. De minister kan daarvoor een extra bijdrage leveren.

HOOFDSTUK 11 ARCHIEF FUNCTIE EN OMBUDSFUNCTIE

Artikel 11.1 Archiefbescheiden

Het algemeen bestuur heeft een archiefverordening vastgesteld. Als bewaarplaats van het statisch archief is de gemeente ’s-Hertogenbosch aangewezen.

Artikel 11.2 Ombudsfunctie

De Wet extern klachtrecht legt het recht vast voor burgers op een onafhankelijke behandeling van bestuursorganen. De wet is een aanvulling op de Algemene wet bestuursrecht. De Wet extern klachtrecht is met ingang van 1 januari 2006 ook van toepassing op de bestuursorganen van alle gemeenschappelijke regelingen. De gemeenschappelijke regelingen vallen per die datum van rechtswege onder de Nationale Ombudsman tenzij in de gemeenschappelijke regeling zelf wordt aangegeven dat externe klachten behandeld worden via een ombudsvoorziening van één van de aangesloten gemeenten. In de regeling is ervoor gekozen voor invulling van de ombudsfunctie aansluiting te zoeken bij de ombudsvoorziening van de gemeente ’s-Hertogenbosch.

HOOFDSTUK 1 2 TOETREDEN, UITTREDEN, WIJZIGEN, OPHEFFEN

Een gemeenschappelijke regeling dient een regeling te bevatten omtrent de toetreding en uittreding (artikel 9 Wgr). Op basis van artikel 10 van de Wvr moeten de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot een regio als bedoeld in artikel 9 van die wet een gemeenschappelijke regeling treffen. Dit betekent dat een gemeente alleen kan toetreden tot of uittreden uit een gemeenschappelijke regeling als de verdeling van de gemeenten in regio’s wordt gewijzigd. In dat geval zijn de gemeenten waarop de wijziging betrekking heeft zelfs verplicht om over te gaan naar een andere regeling.

Het bovenstaande geldt mutatis mutandis niet voor de regionale eenheid van de politie als deelnemende rechtspersoon. De regionale eenheid van de politie die met name vanwege het GMC-belang aan de regeling deelneemt is niet gehouden aan de bepalingen van de Wvr en kan desgewenst te allen tijde uittreden. Indien zulks geschiedt dient het bestuur van de veiligheidsregio een convenant aan te gaan met de regionale eenheid van de politie zoals bedoeld in artikel 19 Wvr.

Artikel 12.3 Wijzigen

In Brabant-Noord kennen we van oudsher geen gewogen stemverhoudingen tussen de deelnemende rechtspersonen. De gemeenten en de politie hebben elk één stem.

Om stagnering in de besluitvorming te voorkomen als gevolg van veto’s van enkele deelnemers, geldt voor de huidige regeling reeds het principe dat de regeling alleen dan kan worden gewijzigd indien er sprake is van een 2/3 meerderheid te bepalen.

Artikel 12.4 Opheffing

Op basis van artikel 10 van de Wvr moeten de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot een regio als bedoeld in artikel 9 van de Wvr een gemeenschappelijke regeling treffen. Dit betekent dat een regeling alleen kan worden opgeheven als daarmee een nieuwe regeling in werking treedt die voldoet aan de eis in de Wvr

HOOFDSTUK 1 3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

De Wgr schrijft voor dat de regeling een gemeente moet aanwijzen voor het contact met de provincie. In de regeling is gekozen voor de vestigingsgemeente ‘s-Hertogenbosch. Deze keuze ligt voor de hand omdat de burgemeester van de gemeente ’s-Hertogenbosch als voorzitter van de Veiligheidsregio al de contactpersoon is voor de Commissaris van de Koning.

Naar boven