Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 22 maart 2017, nr. IENM/BSK-2017/58678, tot wijziging van de Regeling erkenning opleidingsinstellingen en examinering vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht in verband met enkele actualiseringen

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 6.56, eerste en derde lid, van de Wet luchtvaart;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De artikelen 4, derde lid, 5, derde lid, en bijlage C, van de Regeling erkenning opleidingsinstellingen en examinering vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht, vervallen.

ARTIKEL II

Voor houders van een E-erkenning die thans tevens een aanvullende A-erkenning hebben ten behoeve van het aanbieden van klasse 7 stoffen, geldt dat deze erkenningen ambtshalve worden omgezet in een E-erkenning, inclusief de bevoegdheid om in opdracht van derden op te treden als afzender en verpakker van klasse 7 stoffen.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

De Minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: Minister) erkent op basis van artikel 6.56 van de Wet luchtvaart instellingen die opleidingen verzorgen in het kader van het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht. De Regeling erkenning opleidingsinstellingen en examinering vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht (hierna: Regeling) bevat daartoe nadere regels.

In artikel 4 van de Regeling zijn de eisen opgenomen waaraan een opleidingsinstelling moet voldoen om door de Minister te worden erkend. In artikel 4, tweede lid, van de Regeling wordt een onderscheid gemaakt in twee soorten opleidingen: een opleiding voor handelingen ten aanzien van alle klassen met uitzondering van klasse 7 en een opleiding voor handelingen uitsluitend ten aanzien van klasse 7. Bij klasse 7 gaat het om radioactieve stoffen. Het genoemde onderscheid is terug te voeren op het feit dat het bij radioactieve stoffen gaat om een aparte tak van sport en daarmee een complexere materie.

Artikel 4, derde lid, van de Regeling stelt dat een opleiding voor een E-erkenning (voor een organisatie die in opdracht van derden optreedt als afzender en verpakker van gevaarlijke stoffen) uitsluitend betrekking kan hebben op alle klassen met uitzondering van klasse 7. Een opleiding voor een E-erkenning, specifiek met betrekking tot klasse 7 stoffen, is dus niet mogelijk. De toelichting bij de oorspronkelijke Regeling merkt hierover op1: ‘De E-erkenninghouders worden opgeleid voor het verrichten van handelingen met alle gevaarlijke stoffen behalve radioactieve stoffen. Daarnaast dienen deze erkenninghouders kennis te bezitten van de regelgeving inzake gevaarlijke stoffen met betrekking tot andere vervoertakken’.

In de praktijk blijkt dat houders van een E-erkenning zich wel degelijk ook met radioactieve stoffen bezighouden. Gelet op de behoefte en noodzaak van dit transport door E-erkenninghouders, wordt daarbij tot nog toe aansluiting gezocht bij de opleidingen die worden gegeven aan A-erkenninghouders voor het verrichten van handelingen met radioactieve stoffen (dat leidt tot een combinatie van een A-erkenning, inclusief radioactieve stoffen – in de praktijk aangeduid als A+ –, en een E-erkenning). Hiermee wordt weliswaar een acceptabel veiligheidsniveau verzekerd, strikt genomen is deze oplossing niet passend binnen de kaders van de Regeling.

Ook vanuit de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) is het signaal gekomen dat in de praktijk wel degelijk behoefte is om E-erkenninghouders ook te kunnen trainen op handelingen met betrekking tot radioactieve stoffen. Na overleg met ILT en de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (hierna: ANVS) is vastgesteld dat er geen aanleiding is deze opleidingsmogelijkheid in de Regeling te blijven uitsluiten.

Naar aanleiding van bovenstaande constateringen wordt met de nu voorliggende wijziging de beperking die is opgenomen in artikel 4, derde lid, van de Regeling, geschrapt. Na de inwerkingtreding van deze wijziging zullen ook opleidingen voor een E-erkenning specifiek met betrekking tot klasse 7 stoffen kunnen worden aangeboden. Hiermee kan dan ook een E+-erkenning worden verleend.

In artikel II is in dit kader een bepaling van overgangsrecht opgenomen.

In artikel 5, derde lid, van de Regeling is een verwijzing opgenomen naar het te gebruiken model voor het bewijs van erkenning van een opleidingsinstelling. Ontwikkelingen in de praktijk maken het af en toe nodig dat het model wordt aangepast. Om te voorkomen dat dit telkens tot een aanpassing van de Regeling leidt, wordt de verwijzing naar het model in artikel 5, derde lid, en daarmee in samenhang ook bijlage C bij de Regeling, geschrapt. ILT hanteert in de praktijk een vast model, en zal dit ook blijven doen. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de inhoudelijke vereisten om voor een erkenning in aanmerking te komen.

Internetconsultatie

De wijzigingen in deze regeling hebben geen ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Om deze reden is van internetconsultatie afgezien.

Uitvoering en handhaving

Het concept van deze regeling is voor een HUF-toets (Handhaafbaarheid, Uitvoerbaarheid en Fraudebestendigheid) voorgelegd aan de ILT. De ILT heeft geconcludeerd dat het voorstel uitvoerbaar en handhaafbaar is.

Administratieve lasten

Het schrappen van de onmogelijkheid om opleidingen aan te bieden voor een E-erkenning specifiek met betrekking tot klasse 7 stoffen heeft geen effect op de administratieve lasten. Er wordt in de praktijk al aansluiting gezocht bij de opleidingen die worden gegeven aan de A-erkenninghouders voor het verrichten van handelingen met radioactieve stoffen. Erkende opleidingsinstellingen krijgen de mogelijkheid hun aanbod aan opleidingen uit te breiden met een specifieke module voor E+-erkenningen.

Inwerkingtreding: vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2017. In lijn met het systeem van vaste verandermomenten wordt deze regeling daartoe uiterlijk twee maanden van tevoren gepubliceerd in de Staatscourant.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven