Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 maart 2017, nr. 1074316, houdende regels voor het verstrekken van subsidie aan leraren met onderwijsbevoegdheid om substantiële scholing te bevorderen (Subsidieregeling lerarenbeurs)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, eerste en tweede lid, en 5 van de Wet overige OCW-subsidies;

BESLUITEN:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

ambulant begeleider:

degene die op of na 1 mei 2012 tewerkgesteld was onderscheidenlijk is in het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs of bij een regionaal expertisecentrum en daarbij ondersteuning bood onderscheidenlijk biedt op een basisschool, speciale school voor basisonderwijs, school voor voortgezet onderwijs, of een opleiding genoemd in artikel 7.2.2., eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, bij het begeleiden van leerlingen met fysieke, sociaal-emotionele, cognitieve en/of motorische beperkingen in de vorm van ambulante begeleiding, ofwel op basis van een indicatie in de vorm van leerlinggebonden financiering, ofwel in het kader van preventie of terugplaatsing;

bacheloropleiding:

opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of een opleiding buiten Nederland maar binnen de Europese Unie of het Koninkrijk der Nederlanden, die vergelijkbaar is met een dergelijke opleiding wat betreft niveau, kwaliteit en afsluitend examen;

basisonderwijs:

basisonderwijs als bedoeld in artikel 2 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 2 van de Wet primair onderwijs BES;

beroepsonderwijs en educatie:

beroepsonderwijs en educatie als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, en artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 1.1.1., onderdeel w, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES, artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs BES, artikel 1.1.1, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, of instellingsbestuur bedoeld in artikel 1.1, onderdeel j, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

deficiëntieopleiding:

opleiding van tussen de dertig en zestig studiepunten die is vormgegeven als bacheloropleiding binnen het wetenschappelijk onderwijs maar die niet leidt tot de graad Bachelor binnen het wetenschappelijk onderwijs, en die is gericht op het wegwerken van deficiënties met als doel toelating tot een masteropleiding binnen het wetenschappelijk onderwijs;

educatie:

educatie als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, en artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.

hoger beroepsonderwijs:

hoger beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

intern begeleider:

degene met een coördinerende, begeleidende en innoverende taken met betrekking tot leerlingen in het basisonderwijs;

leraar:

degene die voldoet aan bevoegdheidseisen gesteld in artikel 3 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 3 van de Wet op de expertisecentra, artikel XI van de Wet op de beroepen in het onderwijs of artikel 3 van de Wet primair onderwijs BES, dan wel kan worden benoemd of tewerk kan worden gesteld zonder benoeming als bedoeld in artikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 4.2.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 80 van de Wet voortgezet onderwijs BES of artikel 4.2.1 van de Wet educatie beroepsonderwijs BES, of die lesgeeft in het hoger onderwijs;

masteropleiding:

opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel b, of tweede lid, onderdeel b, of artikel 7.3b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of een opleiding, buiten Nederland binnen de Europese Unie en het Koninkrijk der Nederlanden, die vergelijkbaar is met een opleiding, als hiervoor genoemd, wat betreft niveau, kwaliteit en afsluitend examen;

orthopedagogisch-didactisch centrum:

orthopedagogisch-didactisch centrum als bedoeld in artikel 18a, lid 10, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 17a, lid 10a, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

project VierSlagLeren:

project VierSlagLeren, bedoeld in de Kaderregeling VierSlagLeren 2016-2018 van het Arbeidsmarktplatform PO, en bedoeld in de Kaderregeling Vierslagleren in het voortgezet onderwijs 2016 van Voion;

remedial teacher:

degene die zich bezighoudt met de individuele begeleiding van de leerling die onderwijs op maat nodig heeft;

speciaal onderwijs:

speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de expertisecentra;

voortgezet onderwijs:

voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs BES;

voortgezet speciaal onderwijs:

voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de expertisecentra;

studiejaar:

tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar;

studiepunten:

studiepunten als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

subsidie voor studiekosten:

subsidie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a;

subsidie voor studieverlof:

subsidie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b;

zorgcoördinator:

degene met een coördinerende, begeleidende en innoverende taak met betrekking tot zorgleerlingen in het voortgezet onderwijs.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is van toepassing op deze regeling, met uitzondering van artikelen 2.3, eerste lid, 3.1 en 4.1.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan subsidie verstrekken aan:

    • a. de leraar voor studiekosten in verband met het volgen van een opleiding; en

    • b. het bevoegd gezag voor kosten in verband met het verlenen van studieverlof aan de leraar.

  • 2. De subsidie kan worden verstrekt voor bachelor-, master- en deficiëntieopleidingen.

  • 3. De subsidie wordt verstrekt voor één studiejaar en voor één opleiding.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan subsidie worden verstrekt voor een tweede opleiding indien:

    • a. subsidie wordt aangevraagd voor een masteropleiding en reeds subsidie is ontvangen voor een bacheloropleiding;

    • b. subsidie wordt aangevraagd voor een masteropleiding en reeds subsidie is ontvangen voor een deficiëntieopleiding, met dien verstande dat indien reeds subsidie voor het volgen van een deficiëntieopleiding is verleend, voor een opleiding van meer dan 60 studiepunten ten hoogste twee maal subsidie wordt verleend; en

    • c. subsidie is ontvangen op basis van de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs 2009–2017 zoals deze gold vóór 1 april 2013 voor een opleiding anders dan een deficiëntie-, bachelor- of masteropleiding.

  • 5. Voor een opleiding met een studielast van dertig tot zestig studiepunten wordt ten hoogste één maal subsidie verstrekt.

  • 6. Voor een opleiding met een studielast van zestig studiepunten wordt ten hoogste twee maal subsidie verstrekt. Om voor de tweede subsidie in aanmerking te komen, dient deze binnen drie studiejaren na de eerste subsidieverlening te worden aangevraagd.

  • 7. Voor een opleiding met een studielast van meer dan zestig studiepunten wordt ten hoogste drie maal subsidie verstrekt. Om voor de tweede of derde subsidie in aanmerking te komen, dient deze binnen vijf studiejaren na de eerste subsidieverlening te worden aangevraagd.

Artikel 4. Subsidieplafond

Voor het studiejaar 2017-2018 is een bedrag van € 106.000.000 beschikbaar voor verstrekking van subsidies op grond van deze regeling.

Artikel 5. Begrotingsvoorwaarde

In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in art. 1.4 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, worden op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de Rijksbegroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 6. Wijze van verdeling beschikbare middelen

  • 1. Onverminderd het tweede lid verdeelt de minister het beschikbare bedrag per doelgroep, bedoeld in het derde lid, in volgorde van ontvangst van de aanvragen voor subsidie met dien verstande dat aan aanvragers aan wie op basis van deze regeling reeds voor een eerste of tweede maal subsidie is verleend voor dezelfde opleiding, voorrang wordt verleend bij subsidieverstrekking.

  • 2. De aanvrager krijgt krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht twee weken de gelegenheid de aanvraag aan te vullen. Als de aanvraag binnen twee weken voldoende is aangevuld, geldt de dag waarop de aanvraag is ingediend, met betrekking tot de in het eerste lid genoemde verdeling, als datum van ontvangst.

  • 3. De verdeling van het beschikbare bedrag over de verschillende doelgroepen geschiedt als volgt:

    • a. € 35.125.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;

    • b. € 43.500.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het voortgezet onderwijs;

    • c. € 11.250.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het beroepsonderwijs en educatie; en

    • d. € 16.125.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het hoger beroepsonderwijs.

  • 4. Indien een van de budgetten niet volledig wordt benut, wordt het restbedrag naar evenredigheid verdeeld over de overige doelgroepen.

Artikel 7. Subsidieaanvraag studiekosten

  • 1. De subsidie voor studiekosten wordt aangevraagd door de leraar.

  • 2. De aanvraag geschiedt door invulling en inlevering of elektronische verzending van daartoe bestemde door de minister te verstrekken formulieren op de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs.

Artikel 8. Subsidieaanvraag studieverlof

  • 1. De subsidie voor studieverlof wordt door de leraar aangevraagd voor het bevoegd gezag.

  • 2. De aanvraag geschiedt door invulling en inlevering of elektronische verzending van daartoe bestemde door de minister te verstrekken formulieren op de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs.

Artikel 9. Termijn indiening aanvraag

Subsidieaanvragen kunnen jaarlijks worden ingediend van 1 april tot en met 30 juni, voorafgaand aan het studiejaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 10. Weigeringsgrond

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert de minister subsidieverlening aan een leraar, indien deze van de minister een tegemoetkoming in de studiekosten ontvangt voor het volgen van de opleiding.

Artikel 11. Beslistermijn

De minister besluit binnen acht weken na het sluiten van de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 9.

Artikel 12. Betaling

Het subsidiebedrag wordt voordat de opleiding waar de subsidie betrekking op heeft aanvangt, aan de subsidieontvanger uitbetaald.

Artikel 13. Terugvordering

  • 1. De minister kan de subsidie voor studiekosten terugvorderen indien de leraar in de subsidieperiode minder dan vijftien studiepunten behaalt.

  • 2. De minister kan de subsidie voor studieverlof terugvorderen indien:

    • a. de leraar binnen twee maanden na het verstrekken van de subsidie de aanvraag voor studieverlof of de aanvraag voor studiekosten intrekt; of

    • b. het bevoegd gezag geen studieverlof heeft verleend.

  • 3. De minister kan op aanvraag van de leraar een betalingsregeling treffen voor het terugbetalen van de subsidie voor studiekosten die voorziet in betaling van het totale bedrag binnen 24 maanden. Het minimumbedrag dat maandelijks wordt afgelost, bedraagt € 100.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIE VOOR STUDIEKOSTEN

Artikel 14. Subsidiecriteria

  • 1. De subsidie voor studiekosten wordt uitsluitend verstrekt aan de leraar die:

    • a. bij aanvang van het studiejaar waarvoor de subsidie bestemd is op grond van de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de graad Bachelor mag voeren;

    • b. op het moment van de subsidieaanvraag of in de twaalf kalendermaanden daaraan voorafgaand in dienst is of was bij een bevoegd gezag dan wel een andere werkgever, en werkt of heeft gewerkt bij een of meer bekostigde onderwijsinstellingen dan wel in een of meer orthopedagogisch-didactische centra;

    • c. voor minimaal twintig procent van zijn werktijd is belast met lesgebonden taken en pedagogisch-didactisch verantwoordelijk is voor het onderwijs, voor zover de leraar niet is aangesteld als:

      • 1. ambulant begeleider;

      • 2. zorgcoördinator;

      • 3. intern begeleider; of

      • 4. remedial teacher, en

    • d. ingeschreven staat in registerleraar.nl, tenzij dat op grond van het reglement van dat register niet mogelijk is.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan de subsidie voor studiekosten tevens worden verstrekt aan startende leraren basisonderwijs en voortgezet onderwijs die deelnemen aan het project VierSlagLeren.

Artikel 15. Berekening subsidiebedrag

De subsidie voor studiekosten bedraagt de som van een vergoeding voor:

  • a. de kosten van collegegeld tot een maximum van € 7000;

  • b. de kosten van studiemiddelen van tien procent van het verschuldigde collegegeld tot een maximum van € 350;

  • c. reiskosten van tien procent van het verschuldigde collegegeld tot een maximum van € 350.

Artikel 16. Terugvordering collegegeld

Als het daadwerkelijk betaalde bedrag aan collegegeld lager is dan de verstrekte subsidie voor de kosten van collegegeld, kan de minister de subsidie voor de kosten van collegegeld, en naar rato de subsidie voor de kosten van studiemiddelen en reiskosten, terugvorderen, onverminderd artikel 13.

Artikel 17. Subsidieverplichting

De leraar behaalt per studiejaar ten minste vijftien studiepunten.

Artikel 18. Vaststelling

De subsidie voor studiekosten wordt ambtshalve vastgesteld binnen 22 weken na afloop van het studiejaar waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 19. Steekproef

Op verzoek van de minister toont de leraar aan dat hij voldoet aan de subsidiecriteria en de subsidieverplichtingen door het overleggen van een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij ten minste vijftien studiepunten heeft behaald, en een document waaruit blijkt dat hij collegegeld heeft betaald.

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIE VOOR STUDIEVERLOF

Artikel 20. Subsidiecriteria

  • 1. De subsidie voor studieverlof wordt slechts verstrekt aan het bevoegd gezag voor zover:

    • a. de leraar in dienst is bij het bevoegd gezag; en

    • b. aan deze leraar subsidie voor studiekosten is verleend.

  • 2. Indien de subsidie voor studiekosten wordt verstrekt aan een leraar die deelneemt aan het project VierSlagLeren, heeft het bevoegd gezag tevens aanspraak op subsidie voor studieverlof voor deze leraar.

Artikel 21. Aantal studieverlofuren

Voor subsidiëring komt per jaar voor een voltijdsaanstelling, of voor een deeltijdsaanstelling een evenredig deel, ten hoogste het volgende aantal studieverlofuren in aanmerking:

  • a. voor een bacheloropleiding: 160 uur; en

  • b. voor een masteropleiding voor een subsidieontvanger in de sector:

    • 1. basisonderwijs: 320 uur;

    • 2. speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs: 320 uur;

    • 3. voortgezet onderwijs: 240 uur;

    • 4. beroepsonderwijs en educatie: 240 uur; en

    • 5. hoger beroepsonderwijs: 320 uur.

Artikel 22. Subsidiebedragen

De subsidiebedragen voor een studieverlofuur zijn voor een subsidieontvanger in de sector:

  • a. basisonderwijs: € 37,79;

  • b. speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs: € 39,58;

  • c. voortgezet onderwijs: € 42,86;

  • d. beroepsonderwijs en educatie: € 44,07; en

  • e. hoger beroepsonderwijs: € 48,00.

Artikel 23. Subsidieverplichting

  • 1. Het bevoegd gezag verleent studieverlof aan de leraar.

  • 2. Uit de administratie van het bevoegd gezag blijkt dat het studieverlof daadwerkelijk is verleend.

Artikel 24. Vaststelling en niet-bestede middelen

  • 1. De subsidie voor studieverlof wordt direct vastgesteld.

  • 2. Indien voldaan is aan de subsidieverplichting kan de subsidie voor studieverlof worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 25. Verantwoording

De verantwoording door het bevoegd bezag van de subsidie voor studieverlof geschiedt overeenkomstig artikel 9.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS in de jaarverslaggeving, bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES, met model G, onderdeel 1, behorende bij de richtlijn RJ 660, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 26. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover deze toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 27. Wijziging Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs 2009–2017

1. Hoofdstuk 2 vervalt.

2. Artikel 19m komt te luiden:

Artikel 19m. Toepassing andere artikelen

De artikelen 12, 16, 18 en 19 van de Subsidieregeling lerarenbeurs zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Na artikel 19m wordt een nieuw artikel 19n ingevoegd, luidende:

Artikel 19n. Terugvordering van de subsidie voor studiekosten

  • 1. De minister kan de subsidie voor studiekosten terugvorderen indien de leraar niet aan zijn subsidieverplichtingen heeft voldaan.

  • 2. De minister kan op aanvraag van de leraar een betalingsregeling treffen voor het terugbetalen van de subsidie voor studiekosten die voorziet in betaling van het totale bedrag binnen 24 maanden. Het minimumbedrag dat maandelijks wordt afgelost, bedraagt € 100.

4. In artikel 35 wordt 1 juli 2017 vervangen door: 1 januari 2018.

Artikel 28. Intrekking Tijdelijke regeling lerarenbeurs voor scholing

De Tijdelijke regeling lerarenbeurs voor scholing wordt ingetrokken.

Artikel 29. Inwerkingtreding en horizonbepaling

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017 met uitzondering van artikel 27, onderdeel 4, dat in werking treedt met ingang van 1 juli 2017.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 april 2022.

Artikel 30. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling lerarenbeurs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap S. Dekker

TOELICHTING

A. Algemene toelichting

1. Inleiding

De Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs 2009–2017 komt per 1 juli 2017 te vervallen (met uitzondering van hoofdstuk 2b – subsidie voor het aantrekken van studenten in het lerarenberoep). Deze regeling bestaat uit vier subsidies die in afzonderlijke regelingen zullen worden voortgezet, waaronder de Subsidieregeling lerarenbeurs. De Subsidieregeling lerarenbeurs stelt bevoegde leraren in staat een geaccrediteerde bachelor- of masteropleiding te volgen om daarmee hun kwalificatieniveau te verhogen. De leraar ontvangt subsidie voor studiekosten die dient ter dekking van de kosten van studie, studiemiddelen en reiskosten. Zijn werkgever kan subsidie ontvangen om de leraar studieverlof te verlenen en een vervanger aan te stellen. Voor het verstrekken van de Lerarenbeurs is naast deze regeling de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van toepassing.

De Subsidieregeling lerarenbeurs dient ertoe de doelstellingen uit het actieplan LeerKracht van Nederland (Kamerstukken II 2007/08, 27 923, nr. 45) te realiseren, te weten: het bestrijden van het lerarentekort en het verbeteren van de kwaliteit en de positie van leraren. Ervaring is opgedaan met subsidieverstrekking op grond van de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs 2009–2017. Het belang van “opscholing” en de gebleken behoefte onder leraren is aanleiding om door te gaan met deze faciliteit voor leraren. Naar aanleiding van een evaluatie is daarom gekozen voor een nieuwe Subsidieregeling lerarenbeurs met een looptijd van 2017 tot en met 2022 die dezelfde mogelijkheden voor leraren biedt.

2. Samenvatting Subsidieregeling lerarenbeurs

De Subsidieregeling lerarenbeurs stelt leraren po, vo, mbo en ho in staat subsidie aan te vragen voor het volgen van een geaccrediteerde deficiëntie-, bachelor of masteropleiding. De Lerarenbeurs wordt verstrekt voor één opleiding en dient per studiejaar te worden aangevraagd. De Lerarenbeurs bestaat uit twee subsidies die door de leraar kan worden aangevraagd:

  • a. Subsidie voor studiekosten

    Deze subsidie bestaat uit een vergoeding voor collegegeld (maximaal € 7.000), studiemiddelen (tien procent van het verschuldigde collegegeld tot een maximum van € 350) en reiskostenvergoeding (tien procent van het verschuldigde collegegeld tot een maximum van € 350) en wordt uitgekeerd aan de leraar. Om in aanmerking te komen voor deze subsidie moet een leraar op het moment van aanvragen:

    • beschikken over een bachelordiploma;

    • op enig moment in de twaalf kalendermaanden daaraan voorafgaand in dienst zijn van een bevoegd gezag dan wel een andere werkgever, en werkt of heeft gewerkt bij een of meerdere bekostigde onderwijsinstellingen dan wel in een of meer orthopedagogische-didactische centra;

    • voor minimaal twintig procent van zijn werktijd belast zijn met lesgebonden taken en pedagogisch-didactisch verantwoord is voor het onderwijs m.u.v. ambulant begeleiders, zorgcoördinatoren, intern begeleiders en remedial teachers; en

    • ingeschreven staan in registerleraar.nl, tenzij dat op grond van het reglement van dit register niet mogelijk is.

  • b. Subsidie voor studieverlof

Alleen leraren waaraan subsidie voor studiekosten is verleend en die op het moment van aanvragen in dienst zijn bij een bevoegd gezag, komen in aanmerking voor deze subsidie. Het maximum aantal studieverlofuren verschilt voor een deficiëntie-, bachelor- en masteropleiding en is afhankelijk van de sector waarin de leraar werkzaam is. De subsidie wordt vastgesteld op basis van de aanvraag van de leraar met een maximum aantal studieverlofuren zoals beschreven in artikel 21 en wordt uitgekeerd aan het bevoegd gezag.

Subsidieaanvragen kunnen jaarlijks worden ingediend van 1 april tot en met 30 juni, voorafgaand aan het studiejaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Uiterlijk binnen acht weken na sluiting van de aanvraagperiode verneemt de leraar of een Lerarenbeurs wordt verleend. De subsidie wordt voordat de opleiding waarvoor de Lerarenbeurs is aangevraagd, uitbetaald. De Dienst Uitvoering Onderwijs die de regeling uitvoert, controleert steekproefsgewijs. De leraar heeft recht op deze subsidie wanneer minimaal vijftien studiepunten worden behaald in een schooljaar. Indien niet wordt voldaan aan deze verplichting wordt de subsidie teruggevorderd.

3. Toepassing op de BES eilanden

Leraren op de BES eilanden hebben, mits ze bevoegd en benoembaar zijn conform Nederlandse onderwijswetgeving, dezelfde rechten en plichten als in Nederland woonachtige leraren. Voor de leraren op de BES eilanden gelden dezelfde voorwaarden als voor leraren in Nederland. Op de BES eilanden bestaan andere aanduidingen voor opleidingen dan in Nederland. Dit is de reden dat de begripsbepaling voor opleiding ook opleidingen buiten Nederland en binnen de Europese Unie omvat die vergelijkbaar zijn met een bachelor, master of deficiëntieopleiding, wat betreft niveau, kwaliteit en afsluitend examen.

4. Monitoring

Middels verschillende (evaluatie)onderzoeken wordt gemonitord of de doelstellingen van de Lerarenbeurs worden behaald. Daarnaast vindt jaarlijks een tripartiet overleg plaats met de sociale partners. Indien blijkt dat de doelstellingen onvoldoende worden behaald, is aanpassing van de regeling mogelijk.

5. Toezicht en handhaving

De Dienst Uitvoering Onderwijs houdt toezicht via de volgende handhavingsaspecten in de regeling:

  • De Dienst Uitvoering Onderwijs controleert de gegevens die de leraar heeft ingevuld in het digitale aanvraagformulier voor de subsidie voor studiekosten en de subsidie voor studieverlof;

  • De leraar is verplicht om zo spoedig mogelijk schriftelijk melding te maken van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • De Dienst Uitvoering Onderwijs controleert steekproefsgewijs. De leraar heeft recht op de Lerarenbeurs wanneer aan de subsidiecriteria wordt voldaan en minimaal vijftien studiepunten zijn behaald in een studiejaar. Dit betekent dat een leraar voor 1 september vijftien studiepunten moet hebben behaald. Dit geldt ook voor leraren die een studie zijn gestart in februari. Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, wordt de subsidie voor studiekosten teruggevorderd van de leraar.

  • Het bevoegd gezag is verplicht om zo spoedig mogelijk schriftelijk melding te maken van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie voor studieverlof.

  • Verantwoording voor de subsidie voor studieverlof vindt plaats in de jaarverslaggeving van het bevoegd gezag middels model G, onderdeel 1. Het jaarverslag wordt gecontroleerd door de accountant aan de hand van de administratie van het bevoegd gezag. Indien blijkt dat het bevoegd gezag geen studieverlof heeft verleend, dan wordt de subsidie voor studieverlof teruggevorderd van het bevoegd gezag.

  • De subsidie voor studieverlof kan ook worden teruggevorderd van het bevoegd gezag wanneer de leraar binnen twee maanden na het verstrekken van de subsidie de aanvraag voor studieverlof of de aanvraag voor studiekosten intrekt.

  • De leraar kan worden gevraagd in het kader van onderzoek mee te werken aan het verstrekken van informatie. Het niet verstrekken van informatie kan leiden tot het intrekken van de verleende subsidie(s).

6. Financiële gevolgen

Het subsidieplafond van de Lerarenbeurs is lager vastgesteld dan in 2016.

7. Administratieve lasten

De administratieve lasten voor leraren blijven gelijk ten opzichte van de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs 2009–2017.

B. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3

De Lerarenbeurs kan worden aangevraagd voor:

  • een opleiding die wordt gegeven in Nederland en is geregistreerd in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO);

  • een opleiding die wordt gegeven binnen de Europese Unie. Deze opleiding moet gelijkwaardig zijn aan de Nederlandse opleiding. De EP-Nuffic beoordeelt dit;

  • een opleiding die wordt gegeven op de BES eilanden, Aruba, Curaçao en/of Sint-Maarten. Deze opleiding moet geaccrediteerd zijn door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO).

De Lerarenbeurs kan maximaal voor één opleiding worden verstrekt. Hierop wordt een uitzondering gemaakt wanneer:

  • a. de Lerarenbeurs wordt aangevraagd voor het volgen van een masteropleiding en reeds subsidie is ontvangen voor het volgen van een bachelor opleiding;

  • b. de Lerarenbeurs wordt aangevraagd voor het volgen van een masteropleiding en reeds subsidie is ontvangen voor het volgen van een deficiëntieopleiding. In dit geval geldt dat de Lerarenbeurs in totaal voor maximaal drie jaar kan worden verstrekt. Dit betekent dat wanneer de deficiëntieopleiding met de Lerarenbeurs in een studiejaar is afgerond, de Lerarenbeurs nog maximaal twee keer kan worden verstrekt voor het volgen van een masteropleiding.

  • c. reeds subsidie is ontvangen voor het volgen van een ‘korte opleiding’. Tot 1 april 2013 was het mogelijk om een Lerarenbeurs aan te vragen voor opleidingen anders dan een deficiëntie-, bachelor-, masteropleiding (zogeheten ‘korte opleiding’).

Artikel 6

De aanvragen worden op datum van binnenkomst behandeld. Hiervoor geldt het moment dat de aanvraag is ingediend. Met andere woorden, wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Als een aanvraag onvolledig is, kan deze binnen twee weken worden aangevuld. Als de aanvraag binnen die twee weken voldoende is aangevuld, geldt de dag waarop de aanvraag is ingediend, als datum van ontvangst. Indien dit niet binnen deze termijn gebeurt, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld. Een aanvrager heeft dan wel de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.

Voorrang wordt verleend aan aanvragers die voor een tweede of derde keer subsidie aanvragen voor dezelfde opleiding. Subsidie voor het volgen van een opleiding wordt immers per studiejaar verstrekt. De aanvrager heeft na de toekenning van de subsidie beperkt de mogelijkheid, afhankelijk van tijd en geld, om de subsidie te wijzigen, dan wel in te trekken zonder een jaar van de Lerarenbeurs verbruikt te hebben.

Het beschikbare subsidiebedrag voor het verlenen van de Lerarenbeurs wordt verdeeld per sector. Deze verdeling is gebaseerd op het potentieel aantal aanvragers per sector. Indien sprake is van niet volledige benutting van het budget in een sector en een andere sector te kampen heeft met een tekort, dan kan het niet volledig benutte budget hiervoor worden ingezet. Mochten meerdere sectoren te maken hebben met een tekort dan wordt het restbedrag naar evenredigheid verdeeld.

Artikel 7

De subsidie voor studiekosten wordt aangevraagd door de leraar via een elektronisch aanvraagformulier op Mijn DUO. Mijn DUO is een door de Dienst Uitvoering Onderwijs aan de gebruiker aangeboden elektronische dienst. Leraren die wonen op de BES eilanden en geen Burgerservicenummer hebben, hebben geen toegang tot duo.nl. De aanvraag voor studiekosten gaat voor deze leraren anders. Zij kunnen een aanvraagformulier per e-mail opvragen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs.

Artikel 8

De subsidie voor studieverlof wordt door de leraar aangevraagd voor het bevoegd gezag via het uploaden van een ingevulde werkgeversverklaring op Mijn DUO. Mijn DUO is een door de Dienst Uitvoering Onderwijs aan de gebruiker aangeboden elektronische dienst. Het in te vullen format van deze verklaring staat op duo.nl. Leraren die wonen op de BES eilanden en geen Burgerservicenummer hebben, hebben geen toegang tot Mijn DUO. De aanvraag voor studieverlof gaat voor deze leraren anders. Zij kunnen het ingevulde format van de werkgeversverklaring per e-mail versturen naar de Dienst Uitvoering Onderwijs.

Artikel 10

Subsidieverlening wordt geweigerd indien voor dezelfde opleiding in dezelfde periode een tegemoetkoming in de studiekosten wordt ontvangen bijvoorbeeld op basis van de Wet Studiefinanciering 2000 (WSF 2000), de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Studiekosten (WTOS) of vergelijkbare BES-regelingen.

Artikel 13

Wanneer een leraar niet voldoet aan de subsidiecriteria en/of de prestatieverplichting van het behalen van vijftien studiepunten in een studiejaar dan wordt de subsidie voor studiekosten in zijn geheel teruggevorderd. Dit betekent dat een leraar waaraan meerdere malen subsidie wordt verstrekt elk studiejaar aan de prestatieverplichting van vijftien studiepunten moet voldoen. Op aanvraag van de leraar kan een betalingsregeling worden getroffen voor het terugbetalen van de subsidie voor studiekosten die voorziet in betaling van het totale bedrag binnen 24 maanden. Het minimumbedrag dat maandelijks wordt afgelost, bedraag € 100.

Voor de subsidie voor studieverlof geldt dat wanneer de aanvrager binnen twee maanden na de startdatum van de opleiding de aanvraag intrekt of het bevoegd gezag geen studieverlof heeft verleend, de subsidie voor studieverlof wordt teruggevorderd. Invordering van studieverlof gaat door middel van inhouding op de algemene bekostiging van de onderwijsinstelling.

Naast het terugbetalen van de Lerarenbeurs heeft het niet voldoen aan de subsidiecriteria/prestatieverplichting het gevolg dat de Lerarenbeurs vervolgens alleen voor dezelfde opleiding opnieuw kan worden aangevraagd, met aftrek van het verbruikte jaar. Dit geldt niet voor aanvragen die na toekenning binnen twee maanden zijn ingetrokken. Indien de leraar het recht op de Lerarenbeurs voor een bacheloropleiding heeft verbruikt kan de leraar nog wel aanspraak maken op de Lerarenbeurs voor een masteropleiding.

Artikel 14

Onderstaand een nadere toelichting van de voorwaarden waaraan een leraar moet voldoen om in aanmerking te komen voor een Lerarenbeurs;

  • a. de leraar is in het bezit van een lesbevoegdheid;

  • b. een leraar moet in dienst zijn (geweest) van een bevoegd gezag dan wel een andere werkgever, en werkt of heeft gewerkt bij een bekostigde onderwijsinstelling of een orthopedagogisch-didactisch centrum. Dit betekent dat ook werkloze leraren, invalkrachten en leraren werkzaam op een orthopedagogisch-didactisch centrum in aanmerking komen voor een Lerarenbeurs;

  • c. een leraar moet minimaal twintig procent van zijn arbeidsuren als leraar besteden aan lesgeven, zodat de kennis die leraren verkrijgen via hun studie direct benut kan worden in de klas. Een leraar die op het moment van aanvragen werkloos is, dient middels een verklaring van zijn voormalige werkgever aan te tonen in de twaalf kalendermaanden voorafgaand aan de aanvraag aan deze voorwaarde te hebben voldaan. Een uitzondering wordt gemaakt voor ambulant begeleiders, intern begeleiders, zorgcoördinatoren en remedial teachers (zonder lesgebonden taken), omdat zij een belangrijke taak binnen de school hebben en via hun werkzaamheden bijdragen aan de onderwijskwaliteit.

Volgens de voorwaarden moeten leraren als bevoegd leraar werken of gewerkt hebben. Een uitzondering wordt gemaakt voor startende en werkloze leraren (sector voortgezet onderwijs) die deelnemen aan VierSlagLeren, omdat zij meestal niet aan deze voorwaarde kunnen voldoen.

VierSlagLeren is een kansrijke aanpak waarbij startende en zittende leraren een duo vormen. Startende leraren vinden een baan en behalen een masterdiploma en tegelijkertijd behalen zittende leraren een master. De subsidies worden via de Kaderregeling VierSlagLeren Arbeidsmarktplatform po en de Kaderregeling VierSlagLeren VOION aan schoolbesturen toegekend om deze aanpak te stimuleren (zie www.arbeidsmarktplatformpo.nl en www.voion.nl).

Artikel 15

De subsidie voor studiekosten bestaat uit een vergoeding voor de kosten voor collegegeld, studiemiddelen en reiskosten. Andere kosten, zoals examenkosten, worden niet vergoed.

Artikel 16

Indien blijkt dat het daadwerkelijk betaalde bedrag aan collegegeld lager is dan de verstrekte subsidie voor de kosten van collegegeld dan kan de te veel ontvangen subsidie worden teruggevorderd. Dit geldt tevens voor de subsidies voor studiemiddelen en reiskosten, aangezien de hoogte van deze subsidies wordt vastgesteld aan de hand van een percentage van de subsidie voor collegegeld (tien procent tot een maximum van 350 euro). Op aanvraag van de leraar kan een betalingsregeling worden getroffen voor het terugbetalen van deze subsidies die voorziet in betaling van het totale bedrag binnen 24 maanden. Het minimumbedrag dat maandelijks wordt afgelost, bedrag € 100.

Artikel 17

De Lerarenbeurs kan worden teruggevorderd indien de leraar niet voldoet aan de subsidiecriteria en/of minder dan vijftien studiepunten in een studiejaar behaald. Dit betekent dat een leraar voor 1 september vijftien studiepunten moet hebben behaald. Dit geldt ook voor leraren die een studie zijn gestart in februari. De leraar is verplicht te melden wanneer niet wordt gestart met de opleiding of de opleiding wordt gestaakt.

Artikel 19

Steekproefsgewijs wordt de aanvragers verzocht aan te tonen dat ze voldoen aan de subsidiecriteria en de prestatieverplichting om in een studiejaar vijftien studiepunten te behalen. Dit gebeurt door het overleggen van een bewijsstuk (een uitdraai van het puntenregistratiesysteem) waaruit blijkt dat hij ten minste vijftien studiepunten heeft behaald, en een document waaruit blijkt dat hij collegegeld heeft betaald (en waarop het specifieke bedrag staat vermeld), bijvoorbeeld een kopie van een rekeningafschrift of een uitdraai van internetbankieren. Na het uitvoeren van de steekproef, uiterlijk 22 weken na de subsidieverlening, wordt beslist of de subsidie wordt teruggevorderd.

Artikel 20

De subsidie voor studieverlof wordt betaald aan bekostigde onderwijsinstellingen. Doordat een orthopedagogisch-didactisch centrum (opdc) geen bekostigde onderwijsinstelling is, maar een samenwerkingsverband passend onderwijs op grond van artikel 17a, lid 10a, van de Wet op voortgezet onderwijs, komen leraren werkzaam op een opdc niet in aanmerking voor subsidie voor studieverlof.

Leraren die deelnemen aan het project VierSlagLeren kunnen subsidie voor studieverlof aanvragen, op deze wijze kunnen de deelnemers extra tijd besteden aan studie en onderzoek.

Artikel 25

Verantwoording voor de subsidie voor studieverlof vindt plaats in de jaarverslaggeving van het bevoegd gezag middels model G, onderdeel 1. Het jaarverslag wordt gecontroleerd door de accountant aan de hand van de administratie van het bevoegd gezag. Indien blijkt dat het bevoegd gezag geen studieverlof heeft verleend, dan wordt de subsidie voor studieverlof teruggevorderd.

Artikel 26

De hardheidsclausule wordt alleen toegepast in zeer uitzonderlijke en onvoorziene situaties.

Artikel 27

Hoofdstuk 2 van de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs komt te vervallen, omdat deze wordt vervangen door de Regeling lerarenbeurs.

Artikel 19m van de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs wordt gewijzigd. Door deze wijziging wordt verwezen naar de Regeling lerarenbeurs in plaats van hoofdstuk 2 van de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs dat komt te vervallen. Dit zorgt er voor dat artikel 19m uitvoerbaar blijft.

Hoofdstuk 2a van de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs wordt verlengd, omdat de subsidie voor bewegingsonderwijs kan worden aangevraagd tot 1 januari 2018. Deze komt na deze datum te vervallen. Hoofdstuk 2b subsidie voor het aantrekken van studenten in het lerarenberoep en hoofdstuk 3 zij-instroom zullen voor de vervaldatum van deze hoofdstukken worden vervangen door andere regelingen.

Artikel 29

Op grond van het rechtszekerheidsbeginsel blijven de vervallen voorschriften de grondslag bieden voor het rechtmatig afhandelen van gevestigde aanspraken en voor verantwoording conform de vervallen voorschriften.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven