Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 6 maart 2017, nr. WJZ/17022949, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 93, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

Gelet op de artikelen 9 en 32, derde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L347);

Gelet op artikel 13 van Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Europese Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die verordening (PbEU 2014, L181);

Gelet op de artikelen 15, 19, 27 en 28 van de Landbouwwet;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1.1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van het laatste onderdeel door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

verbonden bedrijf:

een rechtspersoon die direct of indirect aan de aanvrager is gekoppeld via een relatie van volledige zeggenschap in de vorm van volledige eigendom of een meerderheidsbelang.

B

In artikel 2.3, zevende lid, wordt na ‘recente belastingjaar’ in gevoegd: , dan wel een derde van een gemiddeld bedrag aan inkomsten over de drie meest recente belastingjaren,.

C

Na artikel 2.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.3a. Verbonden bedrijven

  • 1. Onverminderd artikel 2.3, derde lid, worden, ter uitvoering van artikel 9, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 geen rechtstreekse betalingen toegekend aan een landbouwer die een relatie heeft met een verbonden bedrijf dat een activiteit uitoefent als bedoeld in artikel 9, tweede lid, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 of een niet-landbouwbedrijf is als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid.

  • 2. Ter uitvoering van artikel 9, tweede lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, is het eerste lid niet van toepassing indien de in dat lid bedoelde landbouwer door middel van een accountantsverklaring of met behulp van andere bewijsstukken ten genoegen van de minister aantoont dat de landbouwactiviteit niet een onaanzienlijk deel uitmaakt van de totale economische activiteiten.

  • 3. De beoordeling dat de landbouwactiviteit niet een onaanzienlijk deel uitmaakt van de totale economische activiteiten als bedoeld in het tweede lid wordt gemaakt met toepassing van artikel 9, tweede lid, derde alinea, onderdelen a en b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, artikel 13, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 639/2014, en artikel 2.3, zevende lid.

D

Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Als vastgestelde termijn, bedoeld in artikel 39, derde lid, eerste alinea, van Verordening (EU) 640/2014, geldt voor een niet-naleving die betrekking heeft op oormerkverlies bij runderen, schapen of geiten een termijn van 10 werkdagen na de controle ter plaatse waarbij betrokkene mededeling is gedaan van de desbetreffende niet-naleving.

E

Aan Bijlage 1 worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

N17.05 Wilgengriend

N17.06 Vochtig en hellinghakhout

F

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. RBE7 komt te luiden:

7.1

artikel 4, eerste lid, en artikel 4bis van Verordening (EG) nr. 1760/2000, artikel 8, eerste lid, 12, 12a, 13, eerste lid, onderdeel a, en 16 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in samenhang met de artikelen 10 en 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren.

7.2

artikel 7, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening (EU) nr. 1760/2000 en artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren.

2. In RBE11, onderdeel 11.10, vervalt ‘,artikel 1.8, tweede lid’.

G

Bijlage 4, paragraaf 5, onderdeel B, komt te luiden:

  • B. Onderdeel A is niet van toepassing indien de landbouwer beschikt over een vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders welke uitsluitend wordt afgegeven op basis van door de bevoegde autoriteit vastgestelde fytosanitaire redenen.

H

In Bijlage 4, paragraaf 6, onderdeel B, wordt ‘15 maart tot en met 16 juni’ vervangen door: 15 maart tot en met 15 juli.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 maart 2017

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

TOELICHTING

Algemeen

1 Inleiding

Per 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van kracht (hierna: de uitvoeringsregeling). De uitvoeringsregeling geeft uitvoering aan de Europese verordeningen inzake de rechtstreekse betalingen van het Europese landbouwbeleid. De uitvoeringsregeling wordt op enkele onderdelen om de volgende redenen gewijzigd.

2 Hoofdlijnen van het voorstel

2.1. Actieve landbouwer en verbonden bedrijven

Landbouwers die in aanmerking willen komen voor rechtstreekse betalingen moeten voldoen aan de voorwaarden die gelden voor actieve landbouwers. Hierbij wordt voor de controle op uitgesloten activiteiten, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 en artikel 2.3, eerste lid, van de uitvoeringsregeling, niet alleen gekeken naar het bedrijf van de aanvrager, maar ook naar bedrijven die met de aanvrager verbonden zijn door eigendom of meerderheidsbelang.

Landbouwers die een dergelijke relatie hebben met ‘verbonden bedrijven’ die activiteiten uitoefenen die op deze ‘negatief lijst’ staan worden als niet-actieve landbouwers aangemerkt. Deze landbouwers kunnen daarentegen als actieve landbouwers worden beschouwd indien zij kunnen bewijzen dat hun landbouwactiviteiten niet onaanzienlijk zijn. Dit bewijs kan een accountantsverklaring zijn, maar kan eventueel ook met andere bewijsstukken worden verstrekt indien dit naar het oordeel van de minister, in dit geval het betaalorgaan RVO.nl, afdoende is. Deze wijziging is een direct gevolg van een striktere interpretatie van de Europese Commissie.

2.2. Hersteltermijn vroegtijdig waarschuwingssysteem

In het kader van het vroegtijdig waarschuwingssysteem wordt een corrigerende termijn voor oormerkverlies bij runderen, schapen of geiten in de uitvoeringsregeling opgenomen. Hiermee wordt aangesloten bij de termijnen die staan opgenomen in de Regeling identificatie en registratie van dieren.

2.3. Natuurbeheertypen

Art. 2.10, tweede lid, onderdeel a, van de uitvoeringsregeling bepaalt dat gronden die door de provincies zijn begrensd met één van de in bijlage 1 genoemde natuurbeheertypen, worden gezien als ‘areaal dat overwegend voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt’. Eén van de genoemde natuurbeheertypen is ‘N17.01 Vochtig hakhout en middenbos’. Een aantal provincies heeft dit natuurbeheertype gesplitst in twee nieuwe natuurbeheertypen, namelijk ‘N17.05 Wilgengriend’ en ‘N17.06 Vochtig en hellinghakhout’. Deze natuurbeheertypen worden aan Bijlage 1 toegevoegd.

2.4. aanpassing RBE7 en RBE11

RBE7 wordt, op basis van een werkdocument van de Europese Commissie, aangepast door een verwijzing naar de Regeling identificatie en registratie van dieren te vervangen door een verwijzing naar Verordening (EU) nr. 1760/2000.

In RBE11, onderdeel 11.10, komt de verwijzing naar artikel 1.8, tweede lid, van het Besluit houders van dieren te vervallen, omdat deze randvoorwaarde dubbel staat opgenomen in Bijlage 3. Deze randvoorwaarde heeft betrekking op alle voor productie gehouden dieren, niet alleen op kalveren, en staat reeds vermeld in RBE13, onderdeel 13.13.

2.5. aanpassing GLMC-normen

In Bijlage 4 behorende bij de uitvoeringsregeling staan de Goede landbouw- en milieucondities (GLMC-normen) als bedoeld in artikel 93, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 uitgewerkt.

2.5.1. Vergunning voor het verbranden van gewasresten om fytosanitaire redenen.

Paragraaf 5, onderdeel A, bepaalt dat het verboden is om gewasresten op bouwland na de oogst te verbranden. Dit verbod geldt niet wanneer de bevoegde autoriteit aangeeft dat om fytosanitaire redenen het noodzakelijk is om te verbranden en de landbouwer beschikt over een vergunning van Burgemeester en Wethouders. Door het toevoegen van fytosanitaire gronden aan deze norm wordt aangesloten op Europese regelgeving.

2.5.2. Snoeiverbod

Paragraaf 6, onderdeel B, bepaalt dat het in het kader van de instandhouding van landschapselementen verboden is heggen en bomen te snoeien in de periode van 15 maart tot en met 16 juni en in het geval buiten die periode in een heg of boom door vogels wordt gebroed. De verbodsperiode wordt verlengd tot 16 juli en daarmee in overeenstemming gebracht met de periode waarin het merendeel van de vogelsoorten in Nederland broedt.

3 Regeldruk

De gevolgen voor de regeldruk van de uitvoering van de rechtstreekse betalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn beschreven in de toelichting bij de uitvoeringsregeling. De aanpassing van de vereisten voor actieve landbouwer heeft gevolgen voor 100 landbouwers met verbonden bedrijven met activiteiten die uitgesloten zijn van rechtstreekse betalingen die met een accountantsverklaring moeten aantonen dat zij aan de vereisten voor actieve landbouwer voldoen. Dit brengt € 10.000 aan administratieve lasten voor het indienen van de accountantsverklaringen met zich en € 12.000 aan inhoudelijke nalevingskosten voor het opstellen van de accountantsverklaringen. De overige wijzigingen brengen geen nieuwe of wijzigingen in informatieverplichtingen met zich.

4 Inwerkingtreding/overgangsrecht

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Hiermee wordt afgeweken van het beleid voor Vaste Verander Momenten (VVM). Redenen hiervoor zijn dat de doelgroep – landbouwers en diens accountants – gebaat zijn bij spoedige inwerkingtreding in verband met de vervroegde openstelling van de gecombineerde opgave in 2017 én dat de regelgeving op een aantal punten wordt aangepast op verzoek van de Europese Commissie.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven