Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2017, 129 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2017, 129 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 5, 16, 17, 19, 23, onderdeel b, 25 en 34 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;
Besluit:
De Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 14d, bestaande uit twee leden, wordt vernummerd tot artikel 14e.
B
Aan artikel 14e (nieuw), eerste lid, wordt de volgende zinsnede toegevoegd: , voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 500.000.
De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1.8, zesde lid, wordt de volgende zinsnede toegevoegd: , voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 500.000.
B
Aan titel 4.2 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:
gezamenlijke oproep van deelnemende lidstaten voor aanvragen voor ERA-NET energieprojecten, genoemd in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 16 van het besluit, gedurende de daarin genoemde openstellingsperiode;
internationaal project bestaande uit fundamenteel onderzoek voor zover het niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties betreft, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, een energiedemonstratieproject of een combinatie van deze vormen, dat is ingediend op grond van een ERA-NET energiecall;
panel als bedoeld in de ERA-NET energiecall, dat de ERA-NET energieprojecten beoordeelt;
rangschikking van de aanvragen voor een ERA-NET energieproject door het internationale expert-panel;
voorselectie van de conceptaanvragen voor een ERA-NET energieproject door de lidstaten als bedoeld in de ERA-NET energiecall.
De minister verstrekt op aanvraag een subsidie voor het uitvoeren van activiteiten in een ERA-NET energieproject aan:
a. een in Nederland gevestigde deelnemer aan een ERA-NET energieproject, of
b. een deelnemer in een samenwerkingsverband van in Nederland gevestigde deelnemers aan een ERA-NET energieproject.
1. De subsidie bedraagt:
a. 50% van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;
b. 25% van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling;
c. 80% van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op niet-economische activiteiten door onderzoeksorganisaties;
d. indien het ERA-NET energieproject bestaat uit een energiedemonstratieproject:
1°. 30% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op een project dat energie-efficiëntiemaatregelen betreft;
2°. 45% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op een project dat maatregelen betreft ter bevordering van energie uit hernieuwbare energiebronnen en waarbij de subsidiabele kosten worden berekend in overeenstemming met artikel 41, zesde lid, onderdeel a of b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;
3°. 30% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op een project dat maatregelen betreft ter bevordering van energie uit hernieuwbare energiebronnen en waarbij de subsidiabele kosten worden berekend in overeenstemming met artikel 41, zesde lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
2. De subsidiabele kosten van een ERA-NET energieproject bestaande uit een energiedemonstratieproject worden berekend volgens de artikelen 38 en 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
3. De in het eerste lid, onderdelen a, b en d, genoemde percentages worden met 20 procentpunten verhoogd, indien de aanvrager een kleine onderneming is en de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door de kleine onderneming.
4. De in het eerste lid, onderdelen a, b en d, genoemde percentages worden met 10 procentpunten verhoogd, indien de aanvrager een middelgrote onderneming is en de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door de middelgrote onderneming.
5. Onverminderd het derde en vierde lid, worden de in het eerste lid, onderdelen a en b, genoemde percentages voor ondernemingen met 10 procentpunten verhoogd, indien het project samenwerking met een onderzoeksorganisatie betreft, de onderzoeksorganisatie minstens 10% van de subsidiabele projectkosten draagt en de onderzoeksorganisatie het recht heeft de resultaten van het project te publiceren voor zover deze afkomstig zijn van het door die organisatie uitgevoerde onderzoek.
6. Het maximale subsidiebedrag is het maximale subsidiebedrag, bedoeld in de ERA-NET energiecall.
De minister verdeelt het subsidieplafond per ERA-NET energiecall op volgorde van de internationale rangschikking.
De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit, is de termijn, genoemd in de ERA-NET energiecall.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:
a. het ERA-NET energieproject in de internationale voorselectie wordt afgewezen;
b. het ERA-NET energieproject in de internationale rangschikking een lager aantal punten krijgt toegekend dan het minimaal aantal punten, genoemd in de ERA-NET energiecall;
c. het ERA-NET energieproject in de internationale rangschikking niet aanbevolen wordt voor financiering;
d. het ERA-NET energieproject niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in de ERA-NET energiecall;
e. een of meer niet in Nederland gevestigde deelnemers niet worden ondersteund vanuit hun nationale programma’s voor hun aandeel in het ERA-NET energieproject.
1. De subsidieontvanger voldoet aan voorwaarden en verplichtingen die zijn opgenomen in de ERA-NET energiecall.
2. In afwijking van artikel 4.2.2, vierde lid, wordt iedere publicatie door of met medewerking van de in Nederland gevestigde deelnemers in het project of diens medewerkers voorzien van de vermelding dat het een ERA-NET energieproject betreft en van de naam van de ERA-NET energiecall.
In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 wordt na de rij met artikel 4.2.16 een rij ingevoegd, luidende:
Titel 4.2: Topsector energieprojecten |
4.2.121 |
ERA-NET energiecall ACT (Accelerating CCS Technologies), te raadplegen op |
Tijdstip waarop de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 22-12-2016, nr. WJZ/16068389, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 in verband met de invoering van een subsidiemodule voor ERA-NET energieprojecten (Stcrt. 2017, 71405) in werking is getreden tot en met 24-01-2017 |
€ 4.000.000 |
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 22 december 2016
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie versterkt de kennisbasis, leidt tot schaalvoordelen, versnelt het innovatieproces en biedt economische kansen. Het instrument European Research Area Network (ERA-NET) valt onder Horizon 2020, het grootste onderzoeks- en innovatie programma van de Europese Commissie (https://ec.europa.eu/programmes/horizon2020/). Het doel van ERA-NET is bevordering van de samenwerking van nationale en regionale onderzoeks- en innovatieprogramma’s binnen Europa. Een groep van landen kan een aanvraag voor een ERA-NET indienen bij de Europese Commissie. Dit gebeurt door gezamenlijk een strategische onderzoeksagenda op te stellen rondom een bepaald thema, om zo synergievoordelen te creëren. Indien de Commissie het ERA-NET-voorstel goedkeurt, breidt zij het gezamenlijke budget van de Europese lidstaten uit met 50%. De belangrijkste activiteit die binnen ERA-NETten doorgaans wordt ontplooid, is de organisatie van gezamenlijke calls voor onderzoeksvoorstellen gericht op een specifiek thema. Deze subsidiemodule ziet op ERA-NETten rondom het thema energie. Rondom dit thema heeft Nederland in het verleden onder meer meegedaan aan ERA-NETten op het gebied van bio-energie, zonne-energie en windenergie.
ERA-NET energieprojecten die ingediend worden bij een gezamenlijke call (hierna: ERA-NET energiecall) worden beoordeeld door een internationale expertcommissie. Als een projectvoorstel positief beoordeeld wordt door deze commissie, dienen de projectdeelnemers ieder in hun eigen land de financiering te regelen. Bij voorkeur worden deze gefinancierd uit bestaande subsidiemodules in de Regeling nationale EZ-subsidies (hierna: RNES) gericht op energie-innovatie, zoals de subsidiemodule hernieuwbare energie (§ 4.2.3). Dit is echter niet altijd mogelijk, omdat het tijdpad van de openstelling van de nationale regelingen niet altijd overeenkomt met het tijdpad van de ERA-NET energiecalls. Ook kunnen projecten afvallen in de nationale tender doordat het subsidieplafond bereikt is bij een te grote hoeveelheid subsidieaanvragen. Daardoor is dan relatief lang onzeker in hoeverre er nationale financiële middelen beschikbaar worden gesteld. Dit bemoeilijkt de kans op Nederlandse deelname aan de ERANETten en verkleint daardoor de kans op Europese samenwerking en cofinanciering.
Tot slot kan het ook voorkomen dat de criteria van nationale regelingen niet matchen met de criteria voor ERA-NET energiecalls. Zo kan het gunstig zijn om op sommige (kennis)gebieden op Europees vlak samen te werken, terwijl een nationaal project niet voor de hand ligt. Denk aan CO2-opvang en -opslag.
Voor projecten van ERA-NET energiecalls waarbij om bovengenoemde redenen geen gebruik gemaakt kan worden van de nationale subsidiemodules in de RNES gericht op energie-innovatie heeft de Minister van Economische Zaken (hierna: de minister) in het verleden meerdere keren een ad hoc subsidiebeschikking rechtstreeks op basis van artikel 2 van de Kaderwet EZ-subsidies af moeten geven. Dit kost extra tijd en er zijn vooraf geen transparante voorwaarden voor de markt waaronder partijen mee kunnen doen.
Daarom wordt met deze wijzigingsregeling een subsidiemodule aan de RNES toegevoegd voor ERA-NET energieprojecten. Hiermee wordt voorzien in een specifieke basis voor het verstrekken van subsidies aan deze ERA-NET energieprojecten. In de subsidiemodule wordt met dynamische verwijzingen telkens de koppeling gemaakt met de voorwaarden en criteria uit de ERA-NET energiecall die is opgenomen in de openstellingsregeling voor EZ-subsidies op grond van artikel 16 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies (de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 en verder). Hierdoor kan, indien de minister subsidie beschikbaar wil stellen voor een nieuwe ERA-NET energiecall, volstaan worden met een wijziging van de openstellingsregeling, waarin de naam van en een link naar de desbetreffende ERA-NET energiecall wordt opgenomen.
De regels over de subsidiëring van de diverse ERA-NET energieprojecten worden opgenomen in de RNES. Aldus is ervoor gezorgd, dat de feitelijke subsidiëring krachtens de nieuwe paragraaf zal voldoen aan de Algemene groepsvrijstellingsverordening (hierna: AGVV1). De bepalingen van de nieuwe paragraaf zelf zijn in overeenstemming met de AGVV. Artikel 4.2.120 maakt het mogelijk dat binnen één project meerdere krachtens de AGVV vrijgestelde vormen van steun van toepassing kunnen zijn; bijvoorbeeld een project dat zowel industrieel onderzoek als experimentele ontwikkeling omvat. Daarnaast zorgt dit artikel ervoor dat de voor steun in aanmerking komende kosten duidelijk gespecificeerd kunnen worden zoals vereist op grond van artikel 7, tweede lid, van de AGVV. Dit onderscheid is volgens RVO.nl ook in de praktijk uitvoerbaar. De steunpercentages, die in artikel 4.2.122 zijn vastgesteld, en artikel 8 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, zorgen ervoor dat wordt voldaan aan de eis van artikel 8, tweede lid, van de AGVV, inhoudende dat bij cumulatie, zoals daar omschreven, de hoogste steunintensiteit niet zal worden overschreden.
Daar waar het kosten betreft die betrekking hebben op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, bedraagt de subsidie afhankelijk van de categorie 50 respectievelijk 25% van de subsidiabele kosten met een verhoging van 10% voor middelgrote ondernemingen en 20% voor kleine ondernemingen. Daarmee wordt voldaan aan artikel 25 van de AGVV.
De subsidie voor kosten die betrekking hebben op energie-efficiëntiemaatregelen is conform artikel 38 AGVV 30% van de subsidiabele kosten.
De subsidie voor kosten die betrekking hebben op de bevordering van energie uit hernieuwbare energiebronnen is in overeenstemming met artikel 41 AGVV, dat bepaalt dat deze steun niet meer dan 30 of 45% bedraagt. De berekening van de in aanmerking komende kosten geschiedt met inachtneming van de in artikel 41, zesde lid, van de AGVV genoemde methode en de keuze voor de berekening bepaalt of gewerkt kan worden met 30 of 45% steun.
Eveneens kan fundamenteel onderzoek, zover het niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties betreft, worden gesubsidieerd, mits dit door RVO daadwerkelijk als onafhankelijk onderzoek wordt gekwalificeerd. Dit onafhankelijk onderzoek valt conform paragraaf 2.1.1. van de O&O&I-kaderregeling niet onder de kwalificatie staatssteun.
Artikel 6 van de AGVV geeft aan dat steun die op grond van de AGVV wordt verleend een stimulerend effect moet hebben. Het stimulerende effect wordt aangenomen als de subsidieaanvraag wordt ingediend voordat de werkzaamheden aan het project zijn begonnen.
De nieuwe openstelling van deze subsidiemodule zal separaat ter kennisneming aan de Europese Commissie worden toegezonden, conform artikel 11, onder a, van de AGV.
Alle aanvragers van subsidie zullen een aanvraagformulier inclusief projectplan en projectbegroting moeten indienen. Alle ontvangers van subsidie zullen daarna met de gebruikelijke taken zijn belast, die onder meer terug te vinden zijn in de RNES en het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Er wordt niet afgeweken van de standaardbepalingen en standaardformulieren die zijn ingericht op minimale administratieve lasten. Zo hoeven er geen voorschotaanvragen te worden ingediend, omdat voorschotten automatisch worden uitgekeerd. Voor tussentijdse rapportages geldt een maximum van één rapportage per jaar conform het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Voor de controleverklaring zijn uniforme formulieren opgesteld. De administratieve lasten zijn in kaart gebracht voor het eerste open te stellen ERA-NET (ACT: Accelerating CCS Techgnologies). Op grond van deze subsidiemodule worden circa 12 aanvragen verwacht, waarvan naar verwachting circa 3 tot 6 aanvragen gehonoreerd kunnen worden. De administratieve lasten voor ondernemingen worden geschat op 66.600 euro. Dit is 1,67% van het totale subsidiebedrag van 4 miljoen euro. De berekening is gedaan voor de informatieverplichtingen die de Nederlandse overheid stelt en uitgaande van 6 te honoreren aanvragen. Er komt aanvullend maximaal circa 2 miljoen euro beschikbaar vanuit de Europese Commissie voor de Nederlandse deelnemers. Ten opzichte van het totale subsidiebedrag van 6 miljoen euro, bedragen de administratieve lasten 1,11%.
De uitvoering van dit subsidie-instrument is in handen van RVO.nl, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken. RVO.nl zal zowel de nationale middelen als de middelen die de Europese Commissie ter beschikking stelt, namens de minister verlenen. RVO.nl heeft de regeling getoetst op de doelmatigheid en de gebruiksvriendelijkheid voor subsidie-aanvragers en RVO.nl. Deze wijzigingsregeling wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.
Abusievelijk zijn in de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie twee artikelen 14d ingevoegd. Met artikel I, onderdeel A, wordt het te wijzigen artikel 14d vernummerd tot artikel 14e.
In de diverse Europese steunkaders die voor subsidieverlening op grond van de RNES van belang zijn, bevinden zich bekendmakingsverplichtingen voor de lidstaten van de Europese Unie die vanaf 1 juli 2016 bij het verlenen van staatssteun in acht genomen moeten worden. Dit geldt ook voor de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie. Het gaat hierbij om steunverleningen van meer dan € 500.000 voor bedrijven buiten de primaire landbouw. Recent is gebleken dat de drempel van € 500.000 ook van toepassing is op steunverleningen na 1 juli 2016 op grond van het milieu- en energiesteunkader (Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014–2020 (PbEU 2014, C 200)). Dit betekent dat de bekendmakingsverplichting bedoeld in onderdeel 104 van het milieu- en energiesteunkader uitsluitend van toepassing is op steunverleningen van meer dan € 500.000.
Artikel 1.8, zesde lid, van de RNES en artikel 14e (nieuw), eerste lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie zijn dienovereenkomstig aangepast. Deze aanpassingen werken terug tot en met 1 juli 2016.
In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van belang zijn voor deze paragraaf. Omdat de voorwaarden, criteria en afwijzingsgronden grotendeels zijn opgenomen in de ERA-NET energiecall waar het ERA-NET energieproject betrekking op heeft, wordt in deze paragraaf telkens dynamisch verwezen naar de ERA-NET energiecall die is opgenomen in de openstellingsregeling EZ-subsidies en ook opengesteld is, gelet op de in openstellingsregeling opgenomen openstellingsperiode. Op deze manier kan bij een nieuwe ERA-NET energiecall volstaan worden met het noemen van deze call en het opnemen van een vindplaats ervan in de openstellingsregeling. De toepasselijke criteria, voorwaarden en afwijzingsgronden blijken dan uit de desbetreffende ERA-NET energiecall. Er worden in deze regeling geen aanvullende nationale voorwaarden of criteria gesteld.
In de begripsbepaling van ERA-NET energieproject zijn de activiteiten opgenomen waarvoor subsidie verleend kan worden. Dit zijn fundamenteel onderzoek voor zover het niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties betreft, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, een energiedemonstratieproject of een combinatie van deze vormen. De bijbehorende subsidiepercentages zijn opgenomen in artikel 4.2.122. Omdat de activiteiten per ERA-NET energiecall kunnen verschillen, is er voor gekozen de projectbeschrijving zo breed mogelijk te houden. In de calltekst van een ERA-NET energiecall wordt aangegeven voor welk type activiteiten projecten worden gezocht. Het kan ook voorkomen dat de reikwijdte van een ERA-NET energiecall niet al de in deze subsidieregeling genoemde activiteiten omvat. Zo is het bij de ERA-NET energiecall ACT niet mogelijk om via deze subsidieregeling aanvragen voor energiedemonstratieprojecten in te dienen, omdat CO2-opvang en -opslag niet valt onder het begrip energiedemonstratieproject in artikel 4.1.1.
Het ERA-NET energieproject wordt in eerste instantie ingediend in de internationale ERA-NET energiecall. Daarna doet de in Nederland gevestigde deelnemer aan het ERA-NET energieproject, tijdens de in de openstellingsregeling voor de desbetreffende ERA-NET energiecall genoemde openstellingsperiode, een aanvraag bij de minister voor uitvoering van zijn aandeel in het ERA-NET energieproject. In geval van een samenwerkingsverband van in Nederland gevestigde deelnemers aan een ERA-NET energieproject, wordt de aanvraag ingediend door de penvoerder van het samenwerkingsverband voor het aandeel van de deelnemers in dat ERA-NET energieproject.
In dit artikel zijn de subsidiepercentages opgenomen voor het uitvoeren van een ERA-NET energieproject. Met deze percentages wordt aangesloten bij de voor de gehele titel 4.2 geldende geüniformeerde subsidiepercentages (eerste en tweede lid). Deze percentages gaan niet verder dan wat op grond van de AGVV toegestaan is. In sommige gevallen geldt een verhoging van het subsidiepercentage met 10 of 20 procent (derde, vierde en vijfde lid).
Het maximale subsidiebedrag per ERA-NET energieproject zal verschillen per ERA-NET energiecall. Daarom wordt voor het maximale subsidiebedrag verwezen naar de ERA-NET energiecall waar het project onder valt (zesde lid)
De projecten zullen door een internationale commissie die is aangesteld op grond van de ERA-NET energiecall gerangschikt worden op basis van de in de call opgenomen criteria. Dit is de internationale rangschikking. Om te voorkomen dat er discrepantie ontstaat tussen de internationale en nationale rangschikking, rangschikt de minister de aanvragen conform de internationale rangschikking.
In artikel 23, onderdeel b, van het kaderbesluit nationale EZ-subsidies is opgenomen dat afwijzend wordt beslist op een aanvraag indien het onaannemelijk wordt geacht dat de activiteiten binnen de bij ministeriële regeling te bepalen termijn voltooid worden (de realisatietermijn). Omdat de realisatietermijn per ERA-NET energiecall kan verschillen, is hier een dynamische verwijzing opgenomen naar de termijn die in de desbetreffende ERA-NET energiecall is opgenomen.
In dit artikel zijn de afwijzingsgronden opgenomen. Indien er tijdens de openstellingsperiode van een ERA-NET energiecall in de openstellingsregeling EZ-subsidies wel al een internationale voorselectie is gemaakt van de ERA-NET energieprojecten binnen een ERA-NET energiecall maar deze nog niet beoordeeld zijn door het internationale expertpanel, kan de minister wel al de projecten afwijzen die ook in de internationale voorselectie zijn afgewezen (onderdeel a). Daarnaast worden de projecten afgewezen die in de rangschikking minder punten toegewezen krijgen dan het minimaal aantal punten (onderdeel b) of in de internationale rangschikking niet aanbevolen worden voor financiering (onderdeel c). Tevens kunnen er voorwaarden zijn opgenomen in de ERA-NET energiecall die voor alle ERA-NET projecten gelden, zoals op het gebied van te subsidiëren activiteiten en de looptijd van het project, en kunnen er aanvullende nationale voorwaarden zijn. Indien een project niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt de aanvraag afgewezen (onderdeel d).
Tot slot wordt afwijzend beslist als een of meer niet in Nederland gevestigde deelnemers niet worden ondersteund vanuit hun nationale programma’s, aangezien het gehele ERA-NET energieproject dan geen doorgang kan vinden in de aangevraagde vorm (onderdeel e). Een project moet uitgevoerd worden conform het projectplan zoals dat is ingediend (artikel 37, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies).
In het eerste lid wordt geregeld dat de deelnemers in een ERA-NET energieproject zich moeten houden aan de voorwaarden en verplichtingen die opgenomen zijn in de ERA-NET energiecall. Dit kunnen bijvoorbeeld rapportageverplichtingen betreffen of de mogelijkheden voor verlenging van de einddatum van het project.
In artikel 4.2.2, vierde lid, dat voor heel titel 4.2 van de RNES geldt, is opgenomen dat bij iedere publicatie wordt vermeld dat het project uitgevoerd wordt met Topsector Energie-subsidie. Omdat het hier geen Topsector Energie-project betreft, is in het tweede lid van dit artikel opgenomen dat in plaats daarvan bij iedere publicatie wordt vermeld dat het een ERA-NET energieproject betreft.
Voor een toelichting op dit artikel zij verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting, met betrekking tot de staatssteun.
Gelet op artikel 24a, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001, vervalt deze paragraaf met ingang van 1 januari 2022.
Met dit artikel wordt de tabel in artikel 1 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 aangepast in verband met de openstelling van de ERA-NET energiecall ACT. Deze openstelling loopt vanaf het moment van de inwerkingtreding van deze regeling tot en met 24 januari 2017.
In de openstellingsregeling wordt alleen het subsidieplafond gepubliceerd dat nationaal beschikbaar gesteld wordt voor de ERA-NET energiecall. Voor de ERA-NET energiecall ACT is dit 4 miljoen euro. Bovenop deze nationale middelen komt een aanvullend budget van de Europese Commissie van circa 50%, waardoor het totale budget dat gecommitteerd kan worden voor de ACT-projecten uitkomt op circa 6 miljoen euro. De exacte verdeling van de top-up over de lidstaten gebeurt na de internationale rangschikking op een manier dat zoveel mogelijk projecten gehonoreerd kunnen worden. Voor elk project vindt vervolgens separate subsidieverlening plaats in de uiteindelijke verhouding die er is tussen de nationale en de Europese middelen. In het betaalsysteem van RVO.nl zijn deze geldstromen van elkaar gescheiden en apart te verantwoorden.
Deze regeling treedt in werking op de dag volgend op de datum waarop de regeling in de Staatscourant wordt geplaatst. Met bekendmaking en inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Deze afwijking is gerechtvaardigd omdat de doelgroep gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding.
De artikelen I en II, onderdeel A, werken terug tot en met 1 juli 2016, zoals reeds toegelicht in de artikelsgewijze toelichting bij die artikelen.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaardd (PbEU 2014, L187).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2017-129.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.