Kustpact

Partijen,

1. De Minister van Infrastructuur en Milieu, handelend als bestuursorgaan, mevrouw drs. M.H. Schultz van Haegen, hierna te noemen: minister;

2. Gedeputeerde staten van de provincie Zeeland, handelend als bestuursorgaan, namens dezen de gedeputeerde Ruimtelijke ontwikkeling, natuur en landschap, mevrouw C.M.M. Schönknecht-Vermeulen, hierna te noemen: provincie Zeeland;

3. Gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland, handelend als bestuursorgaan, namens dezen de gedeputeerde Ruimtelijke ordening, mevrouw A. Bom-Lemstra, hierna te noemen: provincie Zuid-Holland;

4. Gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, handelend als bestuursorgaan, namens dezen de gedeputeerde Ruimtelijke ordening, mevrouw ing. J. Geldhof, hierna te noemen: provincie Noord-Holland;

5. Gedeputeerde staten van de provincie Fryslân, handelend als bestuursorgaan, namens dezen de gedeputeerde Ruimtelijke ontwikkeling, de heer K. Kielstra, hierna te noemen: provincie Fryslân;

partijen genoemd onder 2 tot en met 5 hierna samen te noemen: provincies;

6. Burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder; en

7. Burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen; en

8. Burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum; en

9. Burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk; en

10. Burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk; en

11. Burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen; en

12. Burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal; en

13. Burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort; en

14. Burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk; en

15. Burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk; en

16. Burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar; en

17. Burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag; en

18. Burgemeester en wethouders van de gemeente Westland; en

19. Burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam; en

20. Burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne; en

21. Burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee; en

22. Burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland; en

23. Burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland; en

24. Burgemeester en wethouders van de gemeente Veere; en

25. Burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen; en

26. Burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, allen handelend als bestuursorgaan, namens dezen de burgemeester van de gemeente Zandvoort, de heer mr. N. Meijer;

partijen genoemd onder 6 tot en met 26 hierna samen te noemen: gemeenten;

27. Vereniging Natuurmonumenten, statutair gevestigd te 's-Graveland, te dezen vertegenwoordigd door de directeur, de heer M.G.A.C. van den Tweel;

28. Stichting Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland, statutair gevestigd te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door de directeur, de heer A.P. Ouwehand;

29. Vereniging Zeeuwse Milieufederatie, statutair gevestigd te Middelburg, te dezen vertegenwoordigd door de voorzitter, de heer ir. G.M. van der Slikke;

30. Stichting Het Zeeuwse Landschap, statutair gevestigd te Heinkenszand, te dezen vertegenwoordigd door de directeur, de heer dr. M.A. Hemminga;

31. Stichting Zuid-Hollands Landschap, statutair gevestigd te Rotterdam, te dezen vertegenwoordigd door de directeur, de heer M. Houtzagers;

32. Stichting Duinbehoud, statutair gevestigd te Leiden, te dezen vertegenwoordigd door de voorzitter, de heer P. Jonker;

33. Landelijke Vereniging tot behoud van de Waddenzee (Waddenvereniging), statutair gevestigd te Harlingen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur, de heer drs. A. Berkhuysen;

34. Stichting LandschappenNL, statutair gevestigd te De Bilt, te dezen vertegenwoordigd door de directeur, de heer H.H. Bartelink;

35. Stichting Landschap Noord-Holland, statutair gevestigd te Heiloo, te dezen vertegenwoordigd door de directeur, de heer E. Briët;

36. Vereniging Vogelbescherming Nederland, statutair gevestigd te Zeist, te dezen vertegenwoordigd door de directeur, de heer A.J.M. Wouters;

37. Vereniging Kust & Zee, statutair gevestigd te Leiden, te dezen vertegenwoordigd door de Directeur Algemene Zaken, de heer R. Steenbergen;

38. Stichting De Noordzee, statutair gevestigd te Utrecht, te dezen vertegenwoordigd door de directeur, de heer F. van Hest;

39. Natuur en Milieufederatie Noord-Holland, statutair gevestigd te Bergen, te dezen vertegenwoordigd door de waarnemend directeur, mevrouw E. Krommendijk;

40. Stichting Friese Milieu Federatie, statutair gevestigd te Leeuwarden, te dezen vertegenwoordigd door de directeur, de heer H. van der Werf;

41. Stichting Natuur en Milieufederatie Groningen, statutair gevestigd te Groningen, te dezen vertegenwoordigd door de directeur, mevrouw A. Schäfer;

partijen genoemd onder 27 tot en met 41 hierna samen te noemen: natuur- en milieuorganisaties;

42. Dagelijks bestuur van het Waterschap Scheldestromen; en

43. Dagelijks bestuur van het Waterschap Hollandse Delta; en

44. Dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap van Delfland; en

45. Dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap van Rijnland; en

46. Dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier; en

47. Dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân, allen handelend als bestuursorgaan, namens dezen de dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van Delfland, de heer mr. M.A.P van Haersma Buma;

partijen genoemd onder 42 tot en met 47 hierna samen te noemen: waterschappen;

48. Evides Waterbedrijf N.V., statutair gevestigd te Rotterdam, te dezen vertegenwoordigd door de algemeen directeur, mevrouw ir. A.M. Ottolini;

49. Dunea N.V., statutair gevestigd te Zoetermeer, te dezen vertegenwoordigd door de algemeen directeur, de heer W.M.E. Drossaert;

50. Stichting Waternet, statutair gevestigd te Amsterdam, te dezen vertegenwoordigd door de algemeen directeur, de heer R. Kruize;

51. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland N.V., statutair gevestigd te Velserbroek, te dezen vertegenwoordigd door de algemeen directeur, mevrouw mr. J.L. Cuperus;

52. Vitens N.V., statutair gevestigd te Utrecht, te dezen vertegenwoordigd door de voorzitter-directeur, mevrouw L.C.A. Declercq MSc;

partijen genoemd onder 48 tot en met 52 hierna samen te noemen: drinkwaterbedrijven;

53. Nederlandse Vereniging Strandexploitanten Noordzee Strand, statutair gevestigd te Zandvoort, te dezen vertegenwoordigd door de organisator, de heer S.J.M. van der Stee, hierna te noemen: StrandNederland;

54. Vereniging van Recreatieondernemers Nederland (RECRON), statutair gevestigd te Driebergen, te dezen vertegenwoordigd door de directeur, mevrouw M.M.E. Van der Sanden, hierna te noemen: RECRON;

55. Koninklijke Horeca Nederland, statutair gevestigd te Woerden, te dezen vertegenwoordigd door de algemeen directeur, de heer drs. R.F.J.M. Bongenaar, hierna te noemen: KHN;

56. HISWA Vereniging, statutair gevestigd te Driebergen, te dezen vertegenwoordigd door de directeur, de heer G.H.J.C. Dijks, hierna te noemen: HISWA;

57. Stichting NBTC Holland Marketing, statutair gevestigd te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door de algemeen directeur, de heer J.J.J. Vranken, hierna te noemen: NBTC;

58. Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB, statutair gevestigd te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door de hoofddirecteur, de heer drs. F.J. van Bruggen, hierna te noemen: ANWB;

59. De publiekrechtelijke rechtspersoon Staatsbosbeheer, krachtens de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer gevestigd te Amersfoort, namens deze de directeur, ir. S. Thijsen BNT, hierna te noemen: Staatsbosbeheer;

hierna gezamenlijk te noemen: partijen.

Overwegen het volgende,

  • 1. De kust is de grootste vrij toegankelijke ruimte van Nederland, die op veel plekken nagenoeg open en onbebouwd is gebleven. De belevingswaarde van de kust is groot. Dit komt tot uiting in de aantrekkingskracht van de kust voor het toerisme en de bijdrage van kustrecreatie aan de economie.

  • 2. Partijen streven ernaar de openheid van de kust te behouden en te komen tot een goede balans tussen bescherming en behoud van de waarden van de kust enerzijds en de ontwikkeling van de kust anderzijds.

  • 3. Er is een brede maatschappelijke zorg dat het behoud van de waarden van de kust onder druk staat door een toename van bebouwing in de kustzone in de vorm van onder andere strandhuisjes en recreatieparken. Deze zorg vormde voor de organisaties Natuurmonumenten, Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland, Zeeuwse Milieufederatie, Het Zeeuws Landschap, Zuid-Hollands Landschap en Stichting Duinbehoud, als initiatiefnemers van de Coalitie Bescherm de Kust, aanleiding tot het uitvoeren van een analyse van de ontwikkelingen op het gebied van kustbebouwing en de waarden van het kustgebied in de Zuidwestelijke Delta. Dit heeft geleid tot de publicatie van het rapport ‘Naar het behoud en een betere bescherming van de gouden rand van de Zuidwestelijke Delta’ (september 2015).

  • 4. Op 18 december 2015 heeft de minister het voornemen kenbaar gemaakt om de ruimtelijke bescherming van het kustfundament door het Rijk in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening te wijzigen. Het voornemen om – waar dat mogelijk is vanuit het belang van waterveiligheid – meer ruimte te bieden voor ruimtelijke ontwikkelingen aan de kust, leidde tot maatschappelijke en politieke commotie. In reactie hierop heeft de minister op 21 januari 2016 aangegeven geen uitvoering te geven aan dit voornemen en met de maatschappelijke en bestuurlijke partijen in overleg te willen treden over het kustbeleid.

  • 5. Op 15 februari 2016 is vervolgens in gezamenlijk overleg tussen de minister en de bij het kustbeleid betrokken maatschappelijke en bestuurlijke partijen besloten tot het opstellen van een ‘Kustpact’ voor de kust in brede zin. De ambitie van het Kustpact is om te komen tot gezamenlijke waarden ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen van de kust. Het Kustpact is niet het eindpunt, maar het vertrekpunt om te komen tot een visie op basis van gedeelde waarden. De onderkenning van de gezamenlijke waarden vormt aldus de basis voor de verdere plannen, bijvoorbeeld structuurvisies, verordeningen en bestemmingsplannen, van de betrokken bestuurlijke partijen.

  • 6. De Nationale Visie Kust (2013) biedt partijen een vertrekpunt voor een overkoepelende en integrale visie op de ontwikkeling van een veilige, aantrekkelijke en economisch sterke kust. Partijen onderschrijven dat de kust van essentiële betekenis is voor de veiligheid van Nederland tegen overstromingen vanuit de zee. Veiligheid is een noodzakelijke voorwaarde om de aantrekkelijkheid en economische kracht van de kustzone te behouden en te versterken. Ook heeft de kust een belangrijke functie in de drinkwatervoorziening. De kust herbergt bovendien natuurgebieden met unieke natuurwaarden, zoals Natura 2000-gebieden. De kust kenmerkt zich daarnaast door een grote mate van diversiteit en differentiatie; naast functies voor wonen, werken en recreatie zijn historische overblijfselen van bewoning, landschap, visserij, scheepvaart, recreatie, religie, waterbouw en militaire verdedigingswerken onderdeel van het culturele karakter en de eigenheid van de kust. Partijen onderschrijven dat nieuwe bebouwing voor recreatieve functies in de kustzone altijd moet passen binnen de randvoorwaarden van waterveiligheid, drinkwatervoorziening en natuurbehoud. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen te worden bezien in samenhang met de landschappelijke kwaliteit van de kustzone.

  • 7. Partijen onderschrijven de huidige bestuurlijke verantwoordelijkheden ten aanzien van de kustzone. Sinds de inwerkingtreding van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) ligt de nadruk in het ruimtelijk beleid op regionaal maatwerk. De verantwoordelijkheid voor het landschapsbeleid en verstedelijking ligt bij provincies en gemeenten. Het beschikbare juridisch instrumentarium om de aanwezige waarden van de kust te beschermen, wordt door partijen toereikend geacht.

  • 8. Het Rijk is, samen met de waterschappen, verantwoordelijk voor de waterveiligheid als nationaal belang, zoals geformuleerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Ook de drinkwatervoorziening wordt gezien als een nationaal belang (Beleidsnota Drinkwater, 2014).

  • 9. Provincies zijn de regisseur van het regionale en interregionale kustbeleid en verantwoordelijk voor het natuur- en landschapsbeleid. Zij stellen hiervoor de provinciale beleidskaders vast en hanteren indien nodig hun juridisch instrumentarium op basis van onder andere de Wet ruimtelijke ordening en de Wet natuurbescherming, die met ingang van 1 januari 2017 in werking is getreden.

  • 10. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inrichting en het gebruik van de ruimte op lokaal niveau. Zij maken beleid voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente en stellen voor het gemeentelijk grondgebied bestemmingsplannen vast. Zij acteren daarbij binnen de door de provincies en het Rijk gestelde kaders.

  • 11. De waterschappen en Rijkswaterstaat zijn verantwoordelijk voor de zorg voor het watersysteem. Gezamenlijk beheren zij de primaire waterkeringen in de kustzone. Daarbij bewaken zij mede of de activiteiten in deze zone de waterveiligheid niet ontoelaatbaar beïnvloeden.

  • 12. Een van de opgaven in de komende jaren is om de toegenomen vraag naar en het aanbod van verblijfsrecreatieve voorzieningen en dagrecreatie, gegeven de landschappelijke waarde van de kust, op een zorgvuldige manier in goede banen te leiden.

  • 13. Partijen onderschrijven het belang van het maken van gezamenlijke afspraken over de waarden, functies en het gebruik van de kust, om een goede balans te vinden tussen ruimtelijke ontwikkelingen en het behoud en de bescherming van de kwaliteiten en de aanwezige waarden van de kustzone. De uitwerking van deze afspraken vindt plaats binnen de geldende wettelijke kaders.

  • 14. Voor de Noordzeekust van de provincie Groningen geldt dat deze in oppervlakte zeer beperkt is en onbewoond. Gelet hierop valt de kust van de provincie Groningen buiten de reikwijdte van het Kustpact. Gedeputeerde staten van de provincie Groningen hebben met interesse kennis genomen van het Kustpact en verklaren de doelstelling daarvan te onderschrijven.

Komen het volgende overeen,

Artikel 1. Definities

In dit Kustpact wordt verstaan onder:

a. kustzone:

deel van de Nederlandse kust, bestaande uit de Noordzeekust van de Waddeneilanden, de Hollandse kustboog en de Zuidwestelijke Delta, inclusief de mondingen van de zeearmen, dat aan de zeezijde wordt begrensd door de doorlopende -20 meter dieptelijn in zee en op land bestaat uit het strand, alle duingebieden, daarop gelegen harde zeeweringen en daaraan grenzende beschermingszones, zoals opgenomen in de legger van de beheerder van de primaire waterkering, en gebieden landwaarts daarvan, waar het ruimtegebruik, de economie en de ecologie rechtstreeks onder invloed staan van de zee en waarvan de exacte begrenzing door provincies nader wordt bepaald bij het maken van de zonering, bedoeld in de artikel 5, onderdeel a.

b. recreatieve bebouwing:
  • gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van recreatief nachtverblijf; of

  • gebouwen ten behoeve van recreatief dagverblijf waar dranken worden geschonken of eet- en drinkwaren voor consumptie worden bereid of verstrekt.

Artikel 2. Doel

Het Kustpact heeft tot doel het vastleggen en uitvoeren van afspraken tussen partijen voor het vinden van een goede balans tussen bescherming en behoud van de kernkwaliteiten en collectieve waarden van de kustzone enerzijds en de ontwikkeling van de kustzone anderzijds.

Artikel 3. Kernkwaliteiten en collectieve waarden kustzone

  • 1. Partijen onderschrijven dat de kwaliteit van de kustzone samenhangt met de volgende kernkwaliteiten en collectieve waarden, zoals benoemd in het rapport ‘Inventarisatie Waarden en Beleid Nederlandse Kust’ (Bureau Strootman, juli 2016):

    • Vrij zicht en grootschaligheid,

    • Natuurlijkheid en dynamiek,

    • Robuuste waterstaat,

    • Contrast tussen compacte bebouwingskernen en uitgestrekte onbebouwde gebieden,

    • Contrasten met het achterland,

    • Kusterfgoed in het duingebied en het achterland,

    • Kustplaatsen en achterland,

    • Gebruikskwaliteiten, en

    • Culturele en mentale betekenis van de kust.

    De kernkwaliteiten en collectieve waarden zijn nader omschreven in de bijlage.

  • 2. Partijen onderschrijven dat nieuwe recreatieve ontwikkelingen met een ruimtebeslag in de kustzone moeten bijdragen aan het behoud en – indien mogelijk – de versterking van de kwaliteit van de kustzone en niet mogen leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten en collectieve waarden van de kustzone.

  • 3. Partijen constateren dat voor de waarden waterveiligheid, drinkwatervoorziening en natuur kaders gelden op grond van wet- en regelgeving, die randvoorwaardelijk zijn voor nieuwe recreatieve ontwikkelingen met ruimtebeslag in de kustzone.

Artikel 4. Zonering kustzone

  • 1. Partijen onderschrijven dat middels een zonering sturing wordt gegeven aan een passend gebruik van de kustzone. Met een zonering wordt op basis van de kernkwaliteiten en collectieve waarden van de kustzone bepaald en inzichtelijk gemaakt in welke delen van de kustzone geen nieuwe recreatieve bebouwing is toegestaan en in welke delen wel en onder welke voorwaarden.

  • 2. Partijen delen daarbij de intentie om nieuwe recreatieve bebouwing op het strand en in de duinen te concentreren in reeds bebouwde gebieden en reeds vergunde ontwikkellocaties.

  • 3. Partijen spreken af dat vervangende nieuwbouw en een eventuele uitbreiding, nodig voor kwaliteitsbehoud en een duurzame bedrijfsvoering in de toekomst, voor bestaande bedrijven mogelijk blijft, uitgaande van de vóór de inwerkingtreding van het Kustpact bestaande rechten en met inachtneming van artikel 3, tweede lid.

Artikel 5. Inzet provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland

De provincie Noord-Holland, de provincie Zuid-Holland en de provincie Zeeland:

  • a. actualiseren hun beleid voor de kustzone aan de hand van de in artikel 3 genoemde kernkwaliteiten en collectieve waarden. Daarbij maken zij, ieder voor het tot de eigen provincie behorende deel van de kustzone, een zonering als bedoeld in artikel 4, die passend is binnen de lokale en regionale landschappelijke context.

  • b. zorgen ervoor dat het bovengenoemd beleid, inclusief de zoneringen, in overleg met betrokken gemeenten, naastgelegen provincies, betrokken waterschappen, Rijkswaterstaat, natuur- en milieuorganisaties, drinkwaterbedrijven, StrandNederland, RECRON, KHN, HISWA, NBTC, ANWB, Staatsbosbeheer en het Rijk tot stand komt.

  • c. dragen er zorg voor dat de actualisatie van hun beleid voor de kustzone, inclusief de zoneringen, zo spoedig mogelijk in ontwerp wordt vastgesteld en zetten zich ervoor in dat het geactualiseerd beleid, inclusief de zoneringen, met inachtneming van de daarvoor geldende procedures, door de provincie Noord-Holland en de provincie Zuid-Holland uiterlijk vóór 1 januari 2018 en door de provincie Zeeland uiterlijk vóór 1 januari 2019, wordt vertaald in regels in hun provinciale verordeningen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 6. Inzet provincie Fryslân

De provincie Fryslân spreekt af het bestaande terughoudende beleid ten aanzien van het toestaan van nieuwe recreatieve bebouwing in de kustzone van de tot de provincie behorende eilanden voort te zetten. Dit beleid is erop gericht in de kustzone alleen ruimte te bieden aan nieuwe recreatieve bebouwing of aan de uitbreiding van bestaande recreatieve bebouwing, als die qua schaal en maat passen in hun omgeving. Dit beleid vindt doorwerking naar bestemmingsplannen door middel van regels in een provinciale verordening als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 7. Inzet gemeenten

  • 1. De gemeenten streven ernaar om, tot het tijdstip waarop provincies hun geactualiseerd beleid, inclusief de door de provincies vast te stellen zoneringen, hebben vertaald in provinciale verordeningen als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, bij de voorbereiding van nieuwe ruimtelijke plannen voor de kustzone, waaronder omgevingsvergunningen voor het afwijken van een bestemmingsplan, zoveel mogelijk te handelen conform die zoneringen en het bepaalde in artikel 3, tweede lid.

  • 2. Met dien verstande dat bij plannen en projecten als bedoeld in de onderdelen b en c rekening wordt gehouden met het bepaalde in artikel 3, tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing op:

    • a. ruimtelijke plannen waarvan een ontwerpbesluit ter inzage is gelegd vóór de datum van inwerkingtreding van het Kustpact,

    • b. plannen en projecten die vóór de datum van inwerkingtreding van het Kustpact specifiek zijn genoemd en waaraan provincies en gemeenten zich hebben gecommitteerd in provinciaal en gemeentelijk beleid dat op schrift is gesteld, zoals een structuurvisie of openbaar gemaakte beleidsnota, en

    • c. plannen en projecten waarover vóór de datum van inwerkingtreding van het Kustpact een overeenkomst is gesloten met een overheid waarover openbare besluitvorming heeft plaatsgevonden, of waarover door de gemeenteraad een besluit is genomen, waaruit blijkt dat een gemeente zich aan een plan of project heeft gecommitteerd.

Artikel 8. Inzet waterkeringbeheerders (waterschappen en minister)

Waterschappen en de minister beheren de primaire waterkeringen in de kustzone en de minister draagt zorg voor de handhaving van de basiskustlijn. Samen met de provincies bekijken de waterschappen en de minister (Rijkswaterstaat) hoe de zonering op basis van het Kustpact zo goed mogelijk kan aansluiten bij de zoneringen met betrekking tot het beleid ten aanzien van hun beheertaken voor waterveiligheid. Hieronder vallen de keur, de legger en het dynamisch kustbeheer.

Artikel 9. Inzet minister

De minister:

  • a. draagt er zorg voor dat de zoneringen, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, in een beeld ten aanzien van de gehele kustzone worden vertaald, ten behoeve van de informatie over de uitvoering van het Kustpact. De minister betrekt de overige partijen bij de totstandkoming van dit beeld en vraagt het College van Rijksadviseurs om advies.

  • b. onderzoekt in samenwerking met de overige partijen de mogelijkheid tot het opstellen van een Gebiedsagenda Kust, met daarin een verkenning van de ambities, opgaven en mogelijke maatregelen op de lange termijn voor de bescherming en het behoud van de Nederlandse kust en voor de ontwikkeling van de Nederlandse kust. Hierbij wordt bezien of het combineren met bestaande gebiedsagenda’s voor de landsdelen en voor de Noordzee al of niet de voorkeur verdient. De minister informeert de Tweede Kamer voorafgaande aan het zomerreces van 2017 over de voortgang van het onderzoek.

  • c. onderzoekt op basis van het in onderdeel a genoemde beeld op welke wijze de Beleidslijn kust 2007 en de regels ten aanzien van het kustfundament in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en/of de regels ten aanzien van de kust in het ontwerp Besluit kwaliteit leefomgeving aanpassing behoeven. De minister draagt daarbij zorg voor het waarborgen van de waterveiligheid zoals omschreven in het Nationaal Waterplan 2016-2021 en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

  • d. draagt zorg voor verwerking van de kernkwaliteiten en collectieve waarden van de kust en de nationale belangen voor waterveiligheid en de drinkwatervoorziening voor de kust in het omgevingsbeleid dat wordt beschreven in de Nationale Omgevingsvisie op grond van de Omgevingswet.

Artikel 10. Omgevingswet

  • 1. De provincie Noord-Holland, de provincie Zuid-Holland en de provincie Zeeland vertalen de in artikel 3 genoemde kernkwaliteiten en collectieve waarden van de kustzone in de toekomstige provinciale omgevingsvisie op grond van de Omgevingswet.

  • 2. De provincie Noord-Holland, de provincie Zuid-Holland en de provincie Zeeland zetten zich ervoor in dat, met inachtneming van de daarvoor geldende procedures, de regels in hun provinciale verordeningen, bedoeld in artikel 5, onderdeel c, worden overgenomen in de toekomstige omgevingsverordeningen op grond van de Omgevingswet.

  • 3. De provincie Fryslân actualiseert bij de totstandkoming van de toekomstige provinciale omgevingsvisie op grond van de Omgevingswet haar beleid voor de kustzone van de tot de provincie behorende eilanden aan de hand van de in artikel 3 genoemde kernkwaliteiten en collectieve waarden en maakt daarbij een zonering als bedoeld in artikel 4, die passend is binnen de lokale en regionale landschappelijke context. De provincie zet zich ervoor in dat dit beleid, inclusief de zoneringen, met inachtneming van de daarvoor geldende procedures, wordt vertaald in regels in de toekomstige omgevingsverordening op grond van de Omgevingswet.

Artikel 11. Bevorderen doelstelling

Natuur- en milieuorganisaties, drinkwaterbedrijven, StrandNederland, RECRON, KHN, HISWA, NBTC, ANWB en Staatsbosbeheer onderschrijven de doelstelling van het Kustpact en zullen die doelstelling bevorderen en uitdragen door zich actief in te zetten voor de inhoud van het Kustpact.

Artikel 12. Monitoring en overleg

  • 1. Partijen nemen alle in dit Kustpact genoemde afspraken zo snel mogelijk ter hand.

  • 2. Partijen monitoren, onder coördinatie van de minister, de voortgang van de uitvoering en de resultaten van het Kustpact en voeren hierover ten minste twee maal per jaar overleg. Hierbij zal, waar mogelijk, worden aangesloten bij de bestaande overlegstructuren. Van het overleg stelt de minister een verslag op en verstrekt dat aan de overige partijen.

  • 3. De minister verzoekt het Planbureau voor de Leefomgeving om in het kader van de Monitor Infrastructuur en Ruimte (MIR), in navolging op de MIR 2016, te monitoren hoe de recreatieve bebouwing in de kustzone zich ontwikkelt.

  • 4. De minister informeert de Tweede Kamer jaarlijks voorafgaand aan het zomerreces over de voortgang van de uitvoering en de resultaten van het Kustpact en de relevante maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot de kustzone.

Artikel 13. Financiering van de uitvoering

Partijen financieren de in het Kustpact genoemde acties uit hun eigen middelen, tenzij zij daarover andere afspraken maken.

Artikel 14. Wijziging

  • 1. Elke partij kan de andere partijen schriftelijk verzoeken dit Kustpact te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle partijen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen twee maanden nadat een partij de wens daartoe aan de andere partijen schriftelijk heeft medegedeeld.

  • 3. De wijziging en de verklaringen tot instemming worden als bijlage aan het Kustpact gehecht.

Artikel 15. Opzegging

  • 1. Elke partij kan de deelname aan het Kustpact met inachtneming van een opzegtermijn van een maand schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat de deelname aan dit Kustpact billijkheidshalve op korte termijn voor die partij behoort te eindigen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.

  • 2. Wanneer een partij het Kustpact opzegt, beraden de overige partijen zich over de gevolgen daarvan voor het Kustpact.

Artikel 16. Afdwingbaarheid

Partijen komen overeen dat de nakoming van de afspraken in het Kustpact niet in rechte afdwingbaar is.

Artikel 17. Inwerkingtreding en looptijd

Dit Kustpact treedt in werking met ingang van de dag na de ondertekening door alle partijen en eindigt op 31 december 2025.

Artikel 18. Publicatie in Staatcourant

  • 1. Binnen één maand na inwerkingtreding van dit convenant publiceert de minister de tekst daarvan in de Staatscourant.

  • 2. Bij wijzigingen in het convenant is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Van opzegging van dit convenant wordt melding gemaakt in de Staatcourant.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend, Den Haag, 21 februari 2017

Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Den Haag, 21 februari 2017

Gedeputeerde staten van de provincie Zeeland, C.M.M. Schönknecht-Vermeulen

Middelburg, 14 februari 2017

Gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland, A. Bom-Lemstra

Den Haag, 14 februari 2017

Gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, J. Geldhof

Haarlem, 6 februari 2017

Gedeputeerde staten van de provincie Fryslân, K. Kielstra

Leeuwarden, 14 februari 2017

Burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Westland; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam; en

Burgemeester en wethoudersvan de gemeente Westvoorne; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Veere; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen; en

Burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, N. Meijer

Zandvoort, 17 februari 2017

Vereniging Natuurmonumenten, M.G.A.C. van den Tweel

’s-Graveland, 8 februari 2017

Stichting Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland, A.P. Ouwehand

Den Haag, 6 februari 2017

Vereniging Zeeuwse Milieufederatie, G.M. van der Slikke

Middelburg, 7 februari 2017

Stichting Het Zeeuwse Landschap, M.A. Hemminga

Wilhelminadorp, 7 februari 2017

Stichting Zuid-Hollands Landschap, M. Houtzagers

Delft, 3 februari 2017

Stichting Duinbehoud, P. Jonker

Leiden, 7 februari 2017

Landelijke Vereniging tot behoud van de Waddenzee (Waddenvereniging), A. Berkhuysen

Harlingen, 16 februari 2017

Stichting LandschappenNL, H.H. Bartelink

De Bilt, 15 februari 2017

Stichting Landschap Noord-Holland, E. Briët

Heiloo, 16 februari 2017

Vereniging Vogelbescherming Nederland, A.J.M. Wouters

Zeist, 17 februari 2017

Vereniging Kust & Zee, R. Steenbergen

Leiden, 6 februari 2017

Stichting De Noordzee, F. van Hest

Utrecht, 16 februari 2017

Natuur en Milieufederatie Noord-Holland, E. Krommendijk

Zaandam, 6 februari 2017

Stichting Friese Milieu Federatie, H. van der Werf

Leeuwarden, 16 februari 2017

Stichting Natuur en Milieufederatie Groningen, A. Schäfer

Groningen, 2 februari 2017

Dagelijks bestuur van het Waterschap Scheldestromen; en

Dagelijks bestuur van het Waterschap Hollandse Delta; en

Dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap van Delfland; en

Dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap van Rijnland; en

Dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier; en

Dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân, M.A.P van Haersma Buma

Delft, 13 februari 2017

Evides Waterbedrijf N.V., A.M. Ottolini

Rotterdam, 7 februari 2017

Dunea N.V., W.M.E. Drossaert

Zoetermeer, 6 februari 2017

Stichting Waternet, R. Kruize

Amsterdam, 7 februari 2017

PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland N.V., J.L. Cuperus

Velserbroek, 2 februari 2017

Vitens N.V L.C.A. Declercq

Zwolle, 2 februari 2017

Nederlandse Vereniging Strandexploitanten Noordzee Strand, S.J.M. van der Stee

Den Haag, 8 februari 2017

Vereniging van Recreatieondernemers Nederland (RECRON), M.M.E. Van der Sanden

Driebergen, 2 februari 2017

Koninklijke Horeca Nederland, R.F.J.M. Bongenaar

Woerden, 6 februari 2017

HISWA Vereniging, G.H.J.C. Dijks

Amsterdam, 15 februari 2017

Stichting NBTC Holland Marketing, J.J.J. Vranken

Den Haag, 7 februari 2017

Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB, F.J. van Bruggen

Den Haag, 6 februari 2017

Staatsbosbeheer, S. Thijsen

Amersfoort, 7 februari 2017

BIJLAGE

Kernkwaliteiten en collectieve waarden

Bron: ‘Inventarisatie Waarden en Beleid Nederlandse Kust’, Bureau Strootman, juli 2016

1. Vrij zicht en grootschaligheid

Vrij zicht – lege horizon – weidsheid

Langs de gehele Noordzeekustlijn is het mogelijk om vrijwel onbelemmerd de horizon te zien. Op zee en langs de kust is het landschap grootschalig en weids. Zowel naar zee als langs het strand en de kustlijn zijn vergezichten mogelijk. De Nationale Visie Kust zegt hierover: ‘De vrije horizon is voor velen een belangrijke kwaliteit van de kust. De vrije horizon is waardevol ook vanuit toerisme en recreatie bezien en dient meegewogen te worden in het zorgvuldige proces rond de vernieuwing van de energiehuishouding en de economische aspecten van windenergie op zee.’

De aaneengesloten duingebieden vormen samen een grootschalig reliëfrijk landschap, waar weidsheid en beslotenheid elkaar afwisselen. Het vrije zicht wordt plaatselijk inmiddels wel beïnvloed door bijvoorbeeld windmolenparken in zee, booreilanden, de Maasvlakte en ankerplaatsen van grote schepen. Ook staat op veel plaatsen langs en op het strand tijdelijke en permanente strandbebouwing, en de druk om meer te bouwen neemt toe. In een verder verstedelijkend land is een zo min mogelijk belemmerd zicht vanaf de kustlijn een landschappelijke kwaliteit die steeds zeldzamer wordt. Het vrije zicht zet zich ook voort aan de landzijde van het strand. Op hoge punten is vaak tot aan de horizon een landschap van duinen (of dammen) te zien.

Belangrijk onderdeel van de weidsheid en leegte is ook de beleefbaarheid van de duisternis aan de kust.

Eenheid in grootschaligheid

Dankzij het onbelemmerde zicht langs de kustlijn zijn de grote geologische structuren en processen herkenbaar die aan de basis staan van de vorming van West- en Noord-Nederland. Op het strand is het mogelijk deze structuren over afstanden van vele tientallen kilometers te overzien. Dat geldt zowel voor de afwisseling van eilanden en (afgedamde) zeegaten in Zuidwest Nederland, voor de Waddeneilanden met hun tussenliggende gaten en diepen, als voor de concave vorm van de Hollandse Noordzeekust.

Beleefbaar over hele lengte

Het gehele strand is vrij toegankelijk. Daardoor is het mogelijk om die in zijn geheel te voet te verkennen. Er zijn geen privéstranden, hekken of verboden zones. De toegankelijkheid zoneert het strand en de kust op een ‘natuurlijke’ manier. Dankzij een beperkt aantal voor auto’s toegankelijke strandopgangen zijn er altijd, zelfs in de zomer, stille stranden te vinden. De duingebieden zijn gedeeltelijk ook toegankelijk, maar er zijn diverse delen zoals sommige natuurgebieden en waterwinlocaties die restrictief toegankelijk zijn.

Grote eenheden natuur

De Nederlandse kust is beleefbaar als een groot natuurgebied. Op regelmatige afstanden liggen kustplaatsen, die, doordat ze beperkt in omvang zijn gebleven, slechts incidenten zijn binnen de langgerekte duinzone. Den Haag is de enige grote stad aan de kust. Vlissingen aan de Westerschelde heeft ook een lange stedelijk kustlijn: een bebouwde boulevard van circa 2,3 km en in het verlengde hiervan de ‘groene boulevard’.

2. Natuurlijkheid en dynamiek

Meer dan waar dan ook in Nederland spelen natuurlijkheid en natuurlijke dynamiek een rol in het kustlandschap.

Beleefbaarheid van de elementen en natuurlijke processen

De kust is bij uitstek het gebied waar natuurlijke dynamiek zich openbaart. Mensen komen naar het strand om water, zon, wind en storm te voelen. Op het strand is de werking van natuurlijke processen direct te ervaren. In het tijdsverloop van een dag verandert de grootte en de vorm van het strand door zeestromingen en eb en vloed. Binnen het tijdsverloop van een seizoen treden op veel stranden zichtbare veranderingen op door vorming van zandbanken, door duinafslag en soms ook door beginnende duinvorming. Het ecosysteem van de Waddenzee en waddenkust heeft een grote natuurwaarde in de wisselwerking van eb en vloed.

Directe relatie tussen landschap en natuurlijke processen

In het kustgebied is zichtbaar hoe het landschap zich door natuurlijke processen, vaak in samenspraak met menselijk ingrijpen, vormt of heeft gevormd. Van de duinen is afleesbaar hoe ze zijn opgestoven door wind. Slufters en kreken bestaan bij de gratie van het getij en zandbanken en zeegaten hangen samen met zeestromingen.

Herkenbare gradiënt van windsterkte en zout

Meer landinwaarts in de duinen beslaat de dynamiek een grotere tijdspanne, maar is nog altijd duidelijk dat het landschap het resultaat is van het natuurlijke proces van duinvorming. In het duinlandschap is bovendien een voor iedereen leesbare gradiënt zichtbaar, die wordt bepaald door de zoute wind. Aan de zeekant groeit alleen korte vegetatie met helmgras. Meer landinwaarts verschijnt struweel, dat weer wordt opgevolgd door lage, vaak van de wind af groeiende bomen. In de duinpannen staan lage bossen met eik, berk en meidoorn. Hier en daar zijn de duinen bedekt met aangeplante naaldbossen. In de beschutting direct achter de duinen, vaak in landgoederen, komen hoger opgaande loofbossen voor. De natuurlijkheid van de duinen wordt nog versterkt doordat de duinen onbewoond zijn, ondanks vele vroegere pogingen tot ontginning. Juist de elementen, wind, zout en arme zandgrond, maakten bewoning en agrarisch gebruik bijzonder moeilijk.

Seizoensgebondenheid

Het strand is in hoofdzaak en zeker buiten de grote badplaatsen vrij gebleven van permanente bouw. Bebouwing, in de vorm van strandpaviljoens en strandhuisjes, staat er in veel gevallen alleen in het zomerseizoen. Zo verandert het beeld van het strand met de seizoenen. Door hun tijdelijke karakter bieden de paviljoens (wat betreft bereikbaarheid en type gebouw) een heel ander beeld dan de bebouwing op de boulevard. Steeds vaker krijgen strandpaviljoens overigens een permanent karakter.

3. Robuuste waterstaat

De artificiële kustverdedigingswerken langs de Noordzeekust, gemaakt van basalt, beton en asfalt, vormen een enorm contrast met de zandige, natuurlijke ogende, zeewering van duinen en zeereep. Ze liggen op plekken waar de zee ooit toegang had tot het achterland en een bedreiging vormde voor de bevolking en vertellen daarmee het verhaal van de strijd tegen de zee. Het belang van de veiligheid is vooral te ervaren in de enorme schaal van de kustverdedigingswerken en de ongenaakbaarheid waarmee ze de branding en stormen kunnen weerstaan. Daarmee drukken ze als geen ander de noodzaak en de heiligheid uit die de waterstaatswerken voor Nederland hebben. Voorbeelden zijn de Hondsbossche Zeewering, net versterkt door voor de dijk circa 20 miljoen kubieke meter zand op te spuiten, de dammen van de Deltawerken (met de Haringvlietdam en de Oosterscheldekering als hoogstandjes van waterstaatkundig vernuft), maar ook diverse stuifdijken, strekdammen als de Delflandse hoofden of de palenrijen op Zeeuwse stranden.

De strategieën voor de kustveiligheid gaan inmiddels uit van de ontwikkelprincipes van het Deltaprogramma. Hierbij is niet alleen versterking van de zachte, zandige duinwaterkering te benoemen, met zandsuppleties die inspelen op de natuurlijke dynamiek, maar ook de harde keringen met deze aanpak (met als bijzonder voorbeeld de Hondsbossche Zeewering). Dit is het principe van natuurlijke dynamiek en de meegroeiconcepten. Deze adaptieve aanpak is de meest kosteneffectieve wijze om Nederland de komende eeuwen veilig te houden, structurele kustafslag tegen te gaan en de natuurlijke dynamiek te behouden.

4. Contrast tussen compacte bebouwingskernen en uitgestrekte onbebouwde gebieden

De eerste bebouwing langs de kust waren kleine vissersdorpen. Deze dorpen lagen als kleine compacte clusters van bebouwing in een verder ongerept duinlandschap: een groot contrast. De compacte dorpen zijn in de loop van de jaren uitgegroeid tot grotere badplaatsen, waarvan sommige met een stenige en bebouwde boulevard aan het strand.

Parallel aan de kust ligt een netwerk van wegen met af en toe een zijweg tot op het strand: de eerder beschreven kamstructuur. Aan de strandzijde van de boulevards en bij sommige strandopgangen is in de afgelopen decennia zowel tijdelijke als permanente bebouwing verschenen, zoals strandtenten, clubhuizen, vakantiehuisjes, kleedhokjes etc. Soms strekt deze bebouwing zich als een sliert uit langs het strand, soms is er maar een enkele strandtent en soms is er bij een strandopgang helemaal geen bebouwing.

Voor de beleving van natuur, vrijheid en ongereptheid is dit contrast tussen relatief kleine en compacte bebouwingskernen en uitgestrekte duingebieden en het strand daartussen van grote waarde. Hier kunnen mensen zich ver van de bewoonde wereld wanen in een landschap dat nog elke dag verandert door de inwerking van natuurkrachten, en waar de hand van de mens afwezig lijkt te zijn. Mensen kunnen hier onder de indruk raken van de overweldigende natuur en sublieme ervaringen hebben.

5. Contrasten met het achterland

De leegte, rust en natuurlijkheid van het Nederlandse kustgebied staan in scherp contrast met de drukte en het menselijke gebruik van het achterland. Dat geldt vooral voor het deel van de kust dat tegen de Randstad aan ligt. Op de grens tussen duinen en achterland (de binnenduinrand) is dat contrast het scherpst te ervaren.

Leeg en natuurlijk kustgebied - drukke bebouwde Randstad

Iedereen in Nederland kent het landschap van het kustgebied doordat het zich sterk van het omliggende landschap onderscheidt. Dat ligt in de eerste plaats aan de geomorfologie en natuurlijkheid van de duinen, die een enorm contrast vormen met het volledig door mensen vormgegeven en – vooral in de Randstad – dichtbevolkte achterland. Dit maakt het kustgebied een aantrekkelijke bestemming voor recreanten.

Contrast tussen binnenduinrand (en dijken) en achterland

Aan de binnenduinrand bestaat bij uitstek de mogelijkheid om het artificiële karakter van het Nederlandse cultuurlandschap te ervaren in contrast met de natuurlijke duinen. In zekere zin is dit een van de sterkste landschapscontrasten van Nederland.

Grote variatie aan landschappen haaks op de kustlijn

In de richting loodrecht op de kustlijn wordt de kust gekenmerkt door een grote variatie aan landschappen, op korte afstand van elkaar, ieder met hun eigen landschappelijke karakter en fysieke en natuurlijke gesteldheid en met voor Nederlandse begrippen relatief grote hoogteverschillen. De overgangen tussen de verschillende landschappen, met hun verschillende leefmilieus, zijn vanuit ecologisch oogpunt, maar ook vanuit beleefbaarheid, bijzonder waardevol. Globaal gaat het om zee – strand – zeereep – jongen duinen –- duinvalleien – binnenduinrand – polder.

6. Kusterfgoed in het duingebied en het achterland

Hoewel strand, zeereep en duinen een natuurlijke uitstraling hebben, zijn ze mede gevormd door menselijk ingrijpen. De zeereep (de eerste duinenrij) en de hoge duinwal langs de binnenduinrand (zand vastgelopen in begroeiing) zijn de resultaten van menselijk ingrijpen. De duinen zelf herbergen de sporen van (vroeger) menselijk gebruik. Soms zijn die sporen meer, soms juist minder zichtbaar. Langzamerhand verdwijnen sporen weer onder het stuivende zand. Dat representeert de barheid van het duingebied om in te wonen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om archeologische sporen, landbouwontginningen, bossen, verdedigingslinies en forten, drinkwaterwinning, recreatieterreinen, maar ook om oude wegen, gedenktekens, grenspalen, vakantiekolonies en sanatoria.

7. Kustplaatsen en achterland

Ook kustplaatsen en het achterland hebben specifieke kustkenmerken. Vaak zijn ze nauwelijks (meer) zichtbaar of beleefbaar, maar ze hebben de potentie om het ‘kustgevoel’ landinwaarts te brengen, en daarmee de ruimtelijke kwaliteit of de waardering van het achterland te verhogen.

In de meeste kustplaatsen is in het reliëf en de stedelijke opbouw de (historische) vormende invloed van de kust met kennis van zaken nog te herkennen. Het reliëf – zoals de hoogteverschillen tussen straten – geeft kustplaatsen plaatselijk een bijzondere sfeer. Het reliëf is de resultante van vroegere duinen, met ontzandingen en met de afwisseling van strandwallen en strandvlakten. De geologische opbouw van het kustgebied is vaak terug te lezen in de bebouwing en het stratenpatroon, vooral in Den Haag/Scheveningen. In Noord-Holland zijn de ‘dubbeldorpen‘ interessant: Bergen – Bergen aan Zee, Egmond – Egmond aan zee.

8. Gebruikskwaliteiten

Ook gebruikskwaliteiten van het kustgebied spelen een belangrijke rol in de waardering ervan, bijvoorbeeld in de vorm van recreatieve voorzieningen, havens en infrastructuur, maar ook om een wandeling te maken, op het strand te liggen of te zwemmen. Het strand is de grootste openbare ruimte (op het land) van Nederland, voor iedereen vrij toegankelijk. Die openbaarheid is een belangrijke waarde.

Kustplaatsen bieden een brede keuze aan sferen voor verblijf. In Den Haag en Scheveningen kan in een grootstedelijke sfeer winkelen, uitgaan, gokken of theaterbezoek worden gecombineerd met een bezoek aan het strand. Daarnaast zijn er kleinere plaatsen aan zee, zoals Katwijk, die meer het karakter hebben van een familiebadplaats. Zandvoort heeft een tussenpositie. Kenmerkend voor veel badplaatsen is de boulevard, die het mogelijk maakt om de smalle strook langs het water zo goed mogelijk te benutten.

Op de Waddeneilanden en langs de kust van Zuidwest Nederland ontbreken boulevards (met uitzondering van Vlissingen).

Naast kustplaatsen direct aan zee ligt er een reeks van kustplaatsen achter de duinen. In en tussen deze plaatsen is het recreatielint ontstaan dat wel wordt aangeduid als de ‘Langste Stad’. Campings, huisjesterreinen, kamerverhuur, en huisjes in de tuin, zorgen voor een enorm potentieel aan overnachtingsmogelijkheden achter de duinen.

In de duinen zijn relatief weinig hotels en campings. De recreatieve voorzieningen bestaan vooral uit fiets- en wandelpaden en strandopgangen. Bij de meeste strandopgangen liggen enkele strandpaviljoens. Bij grote badplaatsen als Zandvoort/Bloemendaal en Scheveningen ligt een uitgestrekt lint van paviljoens. Veel paviljoens staan er alleen in het zomerseizoen. De boulevards zelf zijn wel vast bebouwde plekken langs de kust.

9. Culturele en mentale betekenis van de kust

De Nederlandse kust – met de zee, het strand en de zilte wind – appelleert aan culturele en mentale kwaliteiten zoals ‘vrijheid’ en ‘gezondheid’, maar ook aan ‘het Hollandse licht’. Die culturele en mentale kwaliteiten kleuren ons beeld van de kust, en hoewel ze vaak niet meteen ruimtelijk of landschappelijk te vertalen zijn, spelen ze wel een belangrijke rol bij het gebruik en de beleving van de kust. Op die manier bepalen ze mede welke functies een plaats krijgen (of hebben gekregen) en hoe de fysieke ordening in het kustgebied plaatsvindt.

De strijd tegen het water bepaalde eeuwenlang onze houding ten opzichte van de zee, en daarmee ook ons beeld van de kust: ‘de zee geeft, de zee neemt’. Nederland is een klein land dat voor een belangrijk deel beneden de zeespiegel ligt. De ‘overwinning op de zee’ – in de vorm van de Deltawerken, maritieme expertise en baggerwerkzaamheden – hebben Nederland op dit gebied een toonaangevende positie in de wereld opgeleverd, én een zekere trots. Dat laatste geldt ook voor onze handelsgeest, die nauw verbonden is met de zeevaart en zijn ‘ruimtelijke weerslag’ vond in havens als Vlissingen en Rotterdam.

Zeewater, zilte wind, frisse lucht, zon en ongereptheid hebben vanaf de 19e eeuw de zee en de kust een positieve uitstraling gegeven. De badpaviljoens in Scheveningen (1818), Zandvoort (1825) en Domburg (1837) waren aanvankelijk kuuroorden voor de welgestelden. Men kwam er zeewater drinken, van de zilte zeelucht genieten en later ook om kuurbaden te nemen. Ook nu speelt het gezondheidsaspect nog een belangrijke rol, van het uitwaaien op een herfstige dag tot allerlei sportactiviteiten, zoals kitesurfen, zwemmen, hardlopen, paardrijden en mountainbiken.

De kust was vanwege zijn uitgestrektheid en ligging van oudsher een vrijplaats, deels gelegen buiten de directe invloedssfeer van de macht. Ook tegenwoordig is de kust nog een plek ‘buiten het alledaagse’, letterlijk aan de rand van Nederland. De kust nodigt uit tot bijzondere evenementen en activiteiten, zoals theaterfestivals, concerten, danceparty’s, zandkastelen bouwen, naakt zonnen, races, kampvuren, feesten of vuurwerk.

Naar boven