De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport,
Gelet op de artikelen 14, eerste lid, Wet algemene ouderdomsverzekering BES en 17,
eerste lid, van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES;
Besluit:
Artikel 1
Het bedrag, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet algemene ouderdomsverzekering
BES en artikel 17, eerste lid, van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES
bedraagt over een kalendermaand:
-
a. USD 59, indien rechthebbende ingezetene is in het openbaar lichaam Bonaire;
-
b. USD 72, indien rechthebbende ingezetene is in het openbaar lichaam Sint Eustatius;
-
c. USD 71, indien rechthebbende ingezetene is in het openbaar lichaam Saba.
Artikel 2
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017 en werkt terug tot en
met 1 januari 2017.
Artikel 3
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling AOV en AWW bijdragen aan zorginstellingen
BES
TOELICHTING
Met deze ministeriële regeling wordt de hoogte van het bedrag, bedoeld in artikel
14, eerste lid, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES en artikel 17, eerste
lid, van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES vastgesteld.
Artikel 14, eerste lid, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES en artikel 17,
eerste lid, van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES voorzien erin dat
het wettelijk ouderdomspensioen op verzoek van de verzorgings- of verplegingsinstelling
waar de AOV-gerechtigde voor verzorging of verpleging verblijft, op verzoek van het
desbetreffende orgaan aan deze instelling kan worden betaald. In de praktijk is gebleken
dat de AOV-uitkering volledig naar de instelling gaat en dat belanghebbende een bedrag
voor zak- en kleedgeld ontvangt vanuit de algemene onderstand. De hoogte van dit bedrag
is USD 8 per tijdvak van twee weken. Dit bedrag wordt als onvoldoende beschouwd om
noodzakelijke uitgaven ten behoeve van de eigen verzorging mee te bekostigen.
De voorliggende ministeriële regeling strekt ertoe invulling te geven aan een per
1 januari 2017 in werking getreden wijziging van vorengenoemde artikelen. Die wijziging
houdt in dat een bij ministeriële regeling, in overeenstemming met de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, te bepalen bedrag bij de betaling aan vorenbedoelde
instellingen buiten beschouwing wordt gelaten ter voorziening in de voor rekening
van de cliënt blijvende kosten van bestaan.
Deze wijziging dient ertoe dat de cliënt zelf de voor zijn rekening blijvende kosten
van bestaan kan voldoen zonder dat daarvoor een beroep op de algemene onderstand of
op de instelling hoeft te worden gedaan. Deze wijziging betekent derhalve dat de tegemoetkoming
vanuit de onderstand voortaan voor AOV- en AWW-gerechtigden achterwege kan blijven.
Voor de instellingen is deze regeling qua financiering budgetneutraal omdat er ten
aanzien van de zorginstellingen rekening wordt gehouden met het buiten beschouwing
gelaten bedrag. Het Zorgverzekeringskantoor compenseert de betrokken instellingen.
Het bedrag dat op grond van deze regeling buiten beschouwing wordt gelaten is vastgesteld
op circa 10% van het totale AOV-bedrag. Met dit bedrag kunnen de cliënten in de instellingen
de gebruikelijke en noodzakelijke uitgaven doen. Bij het bepalen van de hoogte van
dit bedrag is gekeken naar de situatie van vóór 1 januari 2017 en is rekening gehouden
met het belang van het voorkomen van schoksgewijze en onvoorspelbare effecten. Het
streven is een beheersbare ontwikkeling van het bedrag op basis van ervaringen in
de praktijk.
De regeling treedt in werking op 1 april 2017, met terugwerkende kracht tot en met
1 januari 2017.
Deze regeling is tot stand gekomen in overeenstemming met de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma