Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2016, 72017 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2016, 72017 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Gelet op artikel 12, derde lid, van de Meststoffenwet, de artikelen 28, tweede lid, onderdeel b, 36, onderdeel d, en 70, eerste lid, onderdelen a en c, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;
Besluit:
De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 42, derde lid, en 74, vierde lid wordt ‘Regeling superheffing en melkpremie 2004’ telkens vervangen door ‘Regeling superheffing 2008’ en in artikel 75e wordt ‘Regeling superheffing 2008 en melkpremie 2004’ vervangen door: Regeling superheffing 2008.
C
Tabel I., van Bijlage D, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de diersoort Bos Taurus (rund) komen de rijen voor de diercategorieën fokstieren (diernummer 104), witvleeskalveren (diernummer 112), startkalveren voor rosévlees of roodvlees (diernummer 115), rosévleeskalveren (diernummers 116 en 117), zoog- en weidekoeien (diernummer 120) en roodvleesstieren (diernummer 122) te luiden als volgt:
Fokstieren (stieren van 1 jaar en ouder) |
104 |
alle |
7,6 |
72,2 |
25,9 |
|
Witvleeskalveren van ca. 14 dagen tot ca. 8 maanden (kalveren van ca. 14 dagen en ouder die gehouden worden op een rantsoen van hoofdzakelijk melk en op een leeftijd van ca. 8 maanden worden geslacht) |
112 |
alle |
1,6 |
11,3 |
5,4 |
3,0 |
Startkalveren voor rosévlees of roodvlees (kalveren van ca. 14 dagen tot ca. 3 maanden die op gespecialiseerde bedrijven worden gehouden en vervolgens op een bedrijf als rosévleeskalf dan wel roodvleesstier worden gehouden) |
115 |
alle |
1,2 |
10,5 |
3,4 |
– |
Rosévleeskalveren van ca. 3 maanden tot ca. 8 maanden (kalveren van ca. 3 maanden en ouder die hiervoor zijn gehouden als startkalf, gehouden worden op een rantsoen van melk en andere voeders en op een leeftijd van ca. 8 maanden worden geslacht) |
116 |
alle |
3,3 |
26,3 |
9,4 |
– |
Rosévleeskalveren van ca. 14 dagen tot ca. 8 maanden (kalveren van ca. 14 dagen en ouder die gehouden worden op een rantsoen van melk en andere voeders en op een leeftijd van ca. 8 maanden worden geslacht) |
117 |
alle |
2,6 |
21,5 |
7,6 |
– |
Weide- en zoogkoeien (koeien die ten minste eenmaal hebben gekalfd niet zijnde melk- en kalfkoeien) |
120 |
Drijfmest |
11,2 |
75,4 |
26,9 |
– |
Vaste mest |
5,3 |
75,3 |
26,9 |
– |
||
Roodvleesstieren van ca. 3 maanden tot de slacht (inclusief ossen en vrouwelijke dieren die op de dezelfde wijze worden gemest) |
122 |
drijfmest |
4,2 |
28,2 |
9,7 |
– |
Vaste mest |
2,2 |
25,6 |
9,7 |
– |
2. Voor de diersoort Ovis Aries (Schaap) komt de tabel te luiden:
Schapen voor de vlees- en melkproductie (alle vrouwelijke schapen die ten minste eenmaal hebben gelammerd, inclusief alle schapen tot ca. 4 maanden, voor zover gehouden op het bedrijf waar deze schapen geboren zijn en rammen) |
550 |
alle |
0,5 |
9,9 |
3,3 |
– |
Vleesschapen tot ca. 4 maanden, gehouden op bedrijven waar ze niet zijn geboren |
551 |
alle |
0,15 |
0,9 |
0,3 |
– |
Opfokooien, weideschapen en vleesschapen van ca. 4 maanden en ouder |
552 |
alle |
–a |
7,2 |
2,2 |
– |
a De mestproductie van deze dieren is reeds verrekend in het forfait van de fokschapen.
3. Voor de diersoort Capra Hircus (geit) komt de tabel te luiden:
Melkgeiten (alle vrouwelijke geiten die ten minste eenmaal hebben gelammerd, inclusief pasgeboren lammeren en geslachtsrijpe bokken) |
600 |
alle |
0,76 |
10,2 |
4,7b |
– |
Opfokgeiten en vleesgeiten tot ca. 4 maanden |
601 |
alle |
0,06 |
0,9 |
0,4 |
– |
Opfokgeiten van ca. 4 maanden en ouder |
602 |
alle |
0,43 |
7,4 |
3,1 |
– |
b Ingeval van melkgeiten gehouden op door SKAL als biologisch gecertificeerde bedrijven is het getal 4,1 in plaats van 4.7.
4. Voor de diersoort Equus caballus (paard) komt de tabel te luiden:
Pony’s (dieren met een schofthoogte tot 1, 56 meter en inclusief veulens tot 6 maanden) |
941 |
alle |
4,4 |
29,3 |
11,7 |
– |
Paarden (dieren met een schofthoogte vanaf 1,56 meter en inclusief veulens tot 6 maanden) |
943 |
alle |
7,8 |
53,7 |
22,4 |
– |
5. Voor de diersoort Equus asinus (Ezel) komt de tabel te luiden:
Ezels (inclusief veulens tot 6 maanden) |
96 |
alle |
3,6 |
19,3 |
8,4 |
– |
6. Voor de diersoort Gallus gallus (Kip) komen voor de diercategorie Leghennen en (groot)ouderdieren jonger dan 18 weken (diernummer 300) de cijfers in kolom B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 respectievelijk kolom D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 te luiden:
B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 |
D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 |
---|---|
0,25 |
0,10 |
0,10 |
0,24 |
0,27 |
0,09 |
0,23 |
0,12 |
0,16 |
0,18 |
7. Voor de diersoort Gallus gallus (Kip) komen voor de diercategorie Leghennen en (groot)ouderdieren 18 weken en ouder (diernummer 301) de cijfers in kolom B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 respectievelijk kolom D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 te luiden:
B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 |
D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 |
---|---|
0,54 |
0,23 |
0,19 |
0,58 |
0,58 |
0,19 |
0,42 |
0,34 |
0,37 |
0,40 |
8. Voor de diersoort Gallus gallus (Kip) komen voor de diercategorie (Groot)ouderdieren van vleeskuikens jonger dan 20 weken (diernummer 310) de cijfers in kolom B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 respectievelijk kolom D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 te luiden:
B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 |
D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 |
---|---|
0,10 |
0,26 |
9. Voor de diersoort Gallus gallus (Kip) komen voor de diercategorie (Groot)ouderdieren van vleeskuikens 20 weken en ouder (diernummer 311) de cijfers in kolom B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 respectievelijk kolom D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 te luiden:
B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 |
D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 |
---|---|
0,68 |
0,44 |
0,45 |
0,67 |
10. Voor de diersoort Gallus gallus (Kip) komen voor de diercategorie Vleeskuikens (kippen die worden gehouden voor de slacht) (diernummer 312) de cijfers in kolom B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 respectievelijk kolom D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 te luiden:
B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 |
D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 |
---|---|
0,45 |
0,05 |
0,35 |
0,15 |
11. Voor de diersoort Meleagris gallopavo (Kalkoen) komen voor de diercategorie Jonge kalkoenen (hennen en hanen voor de productie van broedeieren van ca. 0 weken tot ca. 6 weken, gehouden op een quarantainebedrijf) (diernummer 200) de cijfers in kolom B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 respectievelijk kolom D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 te luiden:
B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 |
D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 |
---|---|
0,24 |
0,21 |
12. Voor de diersoort Meleagris gallopavo (Kalkoen) komen voor de diercategorie Opfokkalkoenen (hennen en hanen voor de productie van broedeieren van ca. 6 weken tot ca. 30 weken, gehouden op een opfokbedrijf) (diernummer 201) de cijfers in kolom B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 respectievelijk kolom D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 te luiden:
B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 |
D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 |
---|---|
1,60 |
0,85 |
13. Voor de diersoort Meleagris gallopavo (Kalkoen) komen voor de diercategorie Kalkoenen ouderdieren (hennen en hanen voor de productie van broedeieren van ca. 30 weken en ouder) (diernummer 202) de cijfers in kolom B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 respectievelijk kolom D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 te luiden:
B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 |
D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 |
---|---|
1,62 |
0,85 |
14. Voor de diersoort Meleagris gallopavo (Kalkoen) komen voor de diercategorie Vleeskalkoenen (kalkoenen die worden gehouden voor de slacht) (diernummer 210) de cijfers in kolom B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 respectievelijk kolom D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 te luiden:
B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 |
D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 |
---|---|
0,99 |
0,78 |
15. Voor de diersoort Anas plathyrhynchos (Peking eend) komen voor de diercategorie Vleeseenden (eenden die worden gehouden voor de slacht) (diernummer 801) de cijfers in kolom B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 respectievelijk kolom D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 te luiden:
B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 |
D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 |
---|---|
0,38 |
0,38 |
0,60 |
0,17 |
16. Voor de diersoort Anas plathyrhynchos (Peking eend) komen voor de diercategorie Ouderdieren van vleeseenden in opfok (opfokperiode tot 20 weken) (diernummer 802) de cijfers in kolom B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 respectievelijk kolom D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 te luiden:
B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 |
D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 |
---|---|
0,44 |
0,49 |
0,72 |
0,22 |
17. Voor de diersoort Anas plathyrhynchos (Peking eend) komen voor de diercategorie Ouderdieren van vleeseenden (legperiode vanaf 20 weken) diernummer 803) de cijfers in kolom B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 respectievelijk kolom D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 te luiden:
B Excretie per dier per jaar in kg stikstof3 |
D Stikstofcorrectie per dier per jaar in kg5 |
---|---|
0,53 |
0,58 |
0,85 |
0,26 |
18. De omschrijving van de diersoorten Anser cygnoides (Knobbelgans) en Anser anser (Grauwe gans) komt te luiden:
Anser cygnoides (Knobbelgans) en Anser anser (Grauwe gans) (alle geslachtsrijpe vrouwelijke ganzen)
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 23 december 2016
De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam
Deze regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Urm) in verband met de actualisatie van diverse excretieforfaits en de aanpassing van de omschrijving van enkele diercategorieën. Tevens wordt van gelegenheid gebruikt gemaakt een redactionele verwijzing in een aantal artikelen aan te passen.
Met ingang van 1 januari 2015 zijn alle rundveeforfaits geactualiseerd en per 1 januari 2016 zijn de forfaits van alle overige diercategorieën herzien. Uiteindelijk zijn in die herziening niet de forfaits voor schapen en geiten aangepast, omdat daarover tijdens de consultatie inhoudelijke vragen zijn gesteld die nog door de CDM moesten worden beantwoord. Na de beantwoording van deze vragen kunnen inmiddels met de onderhavige regeling de forfaits voor schapen en geiten worden geactualiseerd. Ook worden de rundveeforfaits bijgesteld op basis van de laatste inzichten en wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om echte onvolkomenheden te herstellen en enkele omschrijvingen te verhelderen.
De in de Urm opgenomen excretieforfaits geven voor een gemiddeld bedrijf weer hoeveel meststoffen een dier produceert. De forfaits zijn gemiddelde waarden. Op basis van de forfaits wordt gecontroleerd of veehouders genoeg dierlijke meststoffen van het bedrijf hebben afgevoerd om binnen de gebruiksnormen te blijven voor de landbouwgronden die bij het bedrijf in gebruik zijn en of bedrijven voldoende mestopslagcapaciteit hebben. De excretieforfaits voor gangbaar gehouden dieren zijn opgenomen in de Urm. Voor biologisch gehouden dieren staan de stikstofexcretieforfaits in de Regeling dierlijke producten (Rdp). De indeling van diercategorieën is na deze wijziging van de Urm volledig hetzelfde als in de Rdp. In de Rdp is voorts een voorziening getroffen voor de biologische diersoorten waarvoor geen concrete forfaits zijn benoemd in die regeling; voor die diersoorten gelden de forfaits zoals opgenomen in de Urm.
Per 1 januari 2015 zijn alle rundveeforfaits geactualiseerd en per 1 januari 2016 zijn de forfaits van alle overige diercategorieën geactualiseerd. Hierbij zijn schapen en geiten uiteindelijk niet herzien omdat daarover tijdens de consultatie inhoudelijke vragen binnenkwamen, waarvoor de tijd is genomen deze te laten bestuderen door de CDM. Met de onderhavige wijziging worden deze diercategorieën alsnog geactualiseerd. Voorts worden de rundvleesveeforfaits geactualiseerd op basis van de laatste inzichten en worden enige onvolkomenheden hersteld.
In aansluiting op het advies van de CDM ‘Stikstof en fosfaatexcreties van gangbaar en biologisch gehouden landbouwhuisdieren’ en ‘Advies categorieën en excretiecijfers schapen en geiten’ en ‘Harmonisatie diercategorieën’ worden de forfaits van schapen, geiten en vleesrundvee aangepast, met uitzondering van opfokkalveren die vallen in categorie 101 en 1021. Voor schapen en geiten verandert daarnaast de omschrijving van de diercategorieën en de leeftijd waarop een lam naar de volgende diercategorie gaat van 3 naar 4 maanden. Hiermee wordt aangesloten op de best beschikbare inzichten over de excretie van deze dieren en de veehouderij in de praktijk.
Bij een eerdere consultatie over de ontwerp-wijziging van de forfaits voor 2016 voor schapen en geiten werd commentaar geleverd op deze voorgestelde forfaits. De CDM heeft een advies opgesteld met betrekking tot de ontvangen commentaren, namelijk het hiervoor genoemde ‘Advies categorieën en excretiecijfers schapen en geiten’. Daarin wordt aangegeven dat gegevens ontbreken om tot andere inzichten te kunnen komen. Indien aanvullende gegevens in de toekomst beschikbaar komen, zullen deze in beschouwing genomen worden en zal worden bezien of dit aanleiding is om de forfaits van schapen en geiten nogmaals te herzien.
Uit het advies van de CDM blijkt voorts dat het fosfaatexcretieforfait voor op biologisch wijze gehouden melkgeiten anders zou moeten zijn dan voor melkgeiten die op de reguliere wijze worden gehouden. De vereniging van biologische melkgeitenhouders de Groene Geit heeft in hun reactie op de voorgenomen wijziging van de Regeling dierlijke producten gevraagd ook forfaits voor fosfaatexcretie door biologisch gehouden melkgeiten te introduceren. Door deze wijziging wordt hier gehoor aan gegeven en rekening gehouden met de gemiddeld lagere fosfaatexcretie door biologisch gehouden melkgeiten ten opzichte van op gangbare wijze gehouden melkgeiten.
In de Urm ontbrak na een vorige wijziging een verduidelijking van het onderscheid tussen paarden en pony’s. Dat wordt met deze wijziging aangevuld. Het onderscheid tussen paarden en pony's ligt bij een stokmaat (schofthoogte) van 156,0 cm.
Daarnaast was per abuis niet vermeld dat veulens tot 6 maanden mee tellen met het moederdier. Met beide wijzigingen wordt aangesloten bij de definitie die benoemd wordt in het CDM-rapport: ‘Harmonisatie diercategorieën’.
Bij de consultatie over de ontwerp-wijziging van de biologische forfaits, eerder dit jaar, werd technisch inhoudelijk commentaar geleverd op de forfaits voor volièrekippen. Dit commentaar is voor advies naar CDM gestuurd. CDM heeft het commentaar bestudeerd en is op basis daarvan tot een ander advies gekomen, niet alleen voor biologisch, maar ook voor gangbaar pluimvee2. Dit aangepaste advies voor gangbaar pluimvee is in deze URM wijziging overgenomen.
Bij de soorten Anser cygnoides (Knobbelgans) en Anser anser (Grauwe gans) ontbrak de toevoeging dat dit alle geslachtsrijpe vrouwelijke dieren betreft. Met deze wijziging van de Urm wordt dit hersteld en wordt bij de definitie van de CDM aangesloten.
Omdat forfaits feitelijk geen normen zijn, maar een schatting van de excretie per diersoort wordt de titel van bijlage D aangepast in: ‘Diergebonden forfaitaire gehalten’.
Met de wijzigingen in bijlage D betreffende excretieforfaits en de aanpassing in diercategorieën verandert de regeldruk voor de houders van de dieren niet. Uit deze wijzigingen vloeien geen extra informatieverplichtingen voor ondernemers voort.
Er kan sprake zijn van zogenaamde overige bedrijfseffecten omdat de betere aansluiting van de forfaitaire waarden op de praktijk kan leiden tot een andere hoeveelheid mest die verwerkt, of buiten het eigen bedrijf geplaatst moet worden, hetgeen leidt tot een afname of toename van de bedrijfskosten afhankelijk van of het forfait naar boven of beneden wordt bijgesteld.
In het geval van de vleesrundveehouderij en de pluimveehouderij is er door de sector zelf gevraagd om een spoedige aanpassing van de forfaits conform het advies van de CDM, omdat de nieuwe forfaits beter aansluiten op de praktijk.
Voor de biologische geitenhouderij heeft de sector zelf gevraagd om specifieke fosfaatforfaits, omdat deze beduidend lager zijn voor bedrijven waar geiten op de reguliere wijze worden gehouden. Hierdoor hoeft minder mest te worden afgevoerd op basis van fosfaat.
Het ontwerp van deze regeling is onder toepassing van de procedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gepubliceerd in de Staatscourant, ter inzage gelegd en op www.internetconsultatie.nl geplaatst waarbij eenieder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze over het ontwerp naar voren te brengen. Op het ontwerp van deze regeling zijn reacties ontvangen van Agrokompas en de vereniging voor biologische melkgeitenhouders ‘De groene geit’.
Door Agrokompas werd gevraagd waarom de aangepaste forfaits voor geiten geen consequenties hebben voor de forfaitaire mestproductie (in m3 per dier) en de forfaitaire gehalten in de mest. De Meststoffenwet bevat regels voor de bepaling van de productie van mest door dieren. Daarnaast kent de meststoffenwet regels over de afvoer van mest (o.a. via forfaits en bemonstering). Aanpassing van de forfaitaire productie van mest door dieren heeft geen consequenties voor de bepaling van de omvang en mineralengehaltes van eventueel van het bedrijf afgevoerde mest. Deze forfaits kennen een eigen aanpassingstraject en worden dit jaar niet herzien.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam
– (http://www.wageningenur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Projecten/Commissie-van-Deskundigen-Meststoffenwet-CDM.htm). De adviezen en publicaties die ten grondslag liggen aan de adviezen zijn gepubliceerd op genoemde website.
– Groenestein et al. 2015, ‘Stikstof en fosfaatexcretie van gangbaar en biologisch gehouden landbouwhuisdieren’, WOt-technical report 45, Wageningen, Oktober 2015.
– Groenestein, K., C. van Bruggen en H. Luesink (2014). Harmonisatie diercategorieën. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-technical report 16, Wageningen, oktober 2014. (http://www.wageningenur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Projecten/Commissie-van-Deskundigen-Meststoffenwet-CDM.htm). De adviezen en publicaties die ten grondslag liggen aan de adviezen zijn gepubliceerd op genoemde website.
– CDM-Werkgroep URM schapen en geiten, ‘Advies categorieën en excretiecijfers schapen en geiten’, 24 maart 2016.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-72017.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.