ARTIKEL I
De Regeling controleapparaten 2005 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdelen a en b, komen te luiden:
-
a. analoge tachograaf: hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 2, tweede lid, onder
g, van verordening (EU) nr. 165/2014;
-
b. digitale tachograaf: hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 2, tweede lid, onder
h, van verordening (EU) nr. 165/2014;.
B
In artikel 2, eerste lid, wordt ‘artikel 5 tot en met 11 van verordening (EEG) nr.
3821/85’ vervangen door: artikel 4, tweede tot en met vierde lid, 12, vierde tot en
met zesde lid, en 17, eerste lid, van verordening (EU) nr. 165/2014.
C
In artikel 5, tweede lid, wordt, onder verlettering van de onderdelen a tot en met
c tot b tot en met d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
D
Aan artikel 6 wordt, onder toevoeging van de aanduiding ‘1.’ Voor de huidige tekst,
een lid toegevoegd, luidende:
-
2. De dienst Wegverkeer kent aan de houder van een diploma als bedoeld in artikel 12,
vierde lid, een bevoegdheidspas en pincode toe ten behoeve van de melding van de installatie
of het onderzoek als bedoeld in artikel 36.
E
In artikel 9, eerste lid, wordt, onder verlettering van de onderdelen f tot en met
h tot g tot en met i, een onderdeel ingevoegd, luidende:
F
Aan artikel 12 worden drie leden toegevoegd, luidende:
-
4. De instelling, bedoeld in het derde lid, is belast met het afnemen van het examen
ten behoeve van het diploma installateur onderscheidenlijk reparateur alsmede met
de afgifte van dat diploma.
-
5. De pas, bedoeld in artikel 6, wordt op aanvraag verstrekt aan personen die een afschrift
overleggen van het diploma installateur onderscheidenlijk reparateur.
-
6. De pas is vier jaar geldig en wordt met telkens vier jaar verlengd als de installateur
onderscheidenlijk reparateur aan de Dienst Wegverkeer een bewijs overlegt dat hij
met goed gevolg een toets heeft afgelegd bij de instelling, bedoeld in het derde lid.
G
Artikel 13, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. in de aanhef wordt ‘bewijs van deelname’ vervangen door: diploma onderscheidenlijk
bewijs als bedoeld in artikel 12, vierde onderscheidenlijk zesde lid.
2. Onderdeel a komt te luiden:
H
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt ‘bewijs van deelname’ vervangen door: diploma en bewijs, bedoeld
in artikel 12, vierde onderscheidenlijk zesde lid.
2. In het vierde lid wordt ‘het in het tweede of derde lid bedoelde bewijs’ vervangen
door: het diploma of bewijs.
I
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘verordening (EEG) nr. 3821/85’ vervangen door: verordening
(EU) nr. 165/2014.
2. In het derde lid wordt ‘bijlage I, hoofdstuk VI, onder 4, van verordening (EEG) nr.
3821/85 en in bijlage IB, hoofdstuk VI, onder 5,’ vervangen door: verordening (EU)
nr. 165/2014.
J
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het eerste tot en met derde lid tot vijfde tot en met zevende
lid worden vier leden ingevoegd, luidende:
-
1. Voorafgaand aan het onderzoek wordt beoordeeld of de tachograafinstallatie is gemanipuleerd
sinds het laatste onderzoek dat op de installatieplaat is vermeld.
-
2. De beoordeling bestaat uit de volgende handelingen:
-
a. controle parameters tachograaf met de installatieplaat;
-
b. controle op verbroken verzegelingen;
-
c. controle op beschadigingen van de installatie die de integriteit in twijfel trekken;
-
d. controle op aanwezige voorvallen en fouten in de tachograaf die duiden op manipulatie;
en
-
e. toepassen van de externe kabelprocedure om manipulatieapparatuur detecteren.
-
3. Van elke beoordeling wordt een registratie bijgehouden.
-
4. Vaststelling van manipulatie wordt aan de Dienst Wegverkeer gemeld overeenkomstig
een door deze Dienst vastgesteld model.
2. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘eerste lid’ vervangen door: vijfde lid.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt ‘verordening (EEG) nr. 3821/85’ vervangen door:
verordening (EU) nr. 165/2014.
K
In artikel 28, vierde lid, onder d, vervalt ‘, indien het gestelde in artikel 16,
tweede lid, van de Erkenningsregeling snelheidsbegrenzers van toepassing is’.
L
Na artikel 31 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 31a
Waar in deze paragraaf en in paragraaf 7 sprake is van onderzoek, wordt hieronder
mede verstaan de aan het onderzoek voorafgaande beoordeling, bedoeld in artikel 27.
M
In artikel 34, zesde lid, vervalt ‘, bedoeld in paragraaf 6, van hoofdstuk VI, van
bijlage IB, van verordening (EEG) nr. 3821/85,’.
N
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt, onder verlettering van de onderdelen b en c tot c en d,
een onderdeel ingevoegd, luidende:
2. Het tweede lid komt te luiden:
-
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, wordt, indien het motorrijtuig nog
niet is voorzien van een kenteken het volledige identificatienummer gemeld.
O
In artikel 37 wordt ‘of als bedoeld in hoofdstuk V, paragraaf 3, van bijlage IB van
verordening (EEG) nr. 3821/85’ vervangen door: van verordening (EU) nr. 165/2014.
P
Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
1. in de onderdelen b en c wordt ‘of als bedoeld in hoofdstuk V, paragraaf 3, van bijlage
IB van verordening (EEG) nr. 3821/85’ vervangen door: van verordening (EU) nr. 165/2014.
2. In onderdeel d wordt ‘bijlage I, hoofdstuk III onder f) onder 3 respectievelijk bijlage
IB, hoofdstuk III, paragrafen 2 en 3 van verordening nr. (EEG) 3821/85’ vervangen
door: van verordening (EU) nr. 165/2014.
ARTIKEL II
De Regeling tachograafkaarten wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. Als document, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van verordening (EU) nr. 165/2014
wordt beschouwd een geldig rijbewijs voor het besturen van een voertuig als bedoeld
in artikel 2.3:1 onder a en b, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. onderdeel a. komt te luiden:
b. In onderdeel b, wordt de puntkomma vervangen door: , of.
3. Het vierde lid komt te luiden:
-
4. Bij de aanvraag van een bestuurderskaart of werkplaatskaart overlegt de aanvrager
een niet beschadigde, recente, goed gelijkende pasfoto van de aanvrager die voldoet
aan alle acceptatiecriteria, opgenomen in de bij de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland
2001 behorende fotomatrix.
C
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
In afwijking van artikel 2, eerste lid, onder a, kan een bestuurderskaart worden verleend
aan de aanvrager die zijn gewone verblijfplaats niet binnen de grenzen van de Europese
Unie heeft en die onder gezag van een in Nederland gevestigde werkgever als bestuurder
van een vrachtauto of bus werkzaamheden verricht of gaat verrichten, indien aan zijn
werkgever voor hem is afgegeven:
-
a. een tewerkstellingsvergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid
vreemdelingen, en
-
b. ingeval van goederenvervoer een bestuurdersattest als bedoeld in de Wet wegvervoer
goederen.
D
Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. ‘Verkeer en Waterstaat’ wordt vervangen door: Infrastructuur en Milieu.
2. ‘6 weken’ wordt vervangen door: vier weken.
E
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: Infrastructuur en
Milieu.
2. In het derde lid wordt ‘Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: ‘Infrastructuur en
Milieu’ en wordt ‘binnen de termijn van de resterende geldigheidsduur’ vervangen door:
binnen de termijn, genoemd in artikel 25, tweede lid, van verordening (EU) Nr. 165/2014.
F
In artikel 6, derde lid, wordt ‘Inspectie Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: Inspectie
Leefomgeving en Transport.
G
In artikel 7, eerste lid, wordt ‘14, vierde lid, onder c, van verordening (EEG) nr.
3821/85’ vervangen door: 26, zevende lid, van verordening (EU) nr. 165/2014.
H
In artikel 8, eerste lid, onder a, wordt ‘Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: Infrastructuur
en Milieu.
I
In artikel 10 wordt ‘het controleapparaat’ vervangen door ‘de tachograaf’ en wordt
‘15, derde lid, tweede streepje, onder b, c en d, van verordening (EEG) nr. 3821/85’
vervangen door: 34, vijfde lid, onder II tot en met IV, van verordening (EU) nr. 165/2014.
J
In artikel 11, eerste en derde lid, wordt ‘het controleapparaat’ vervangen door: de
tachograaf.
ARTIKEL III
In artikel 1 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK vervalt de definitie
van controleapparaat.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van 2 maart 2016.
TOELICHTING
1. Algemeen
Deze regeling strekt tot nadere implementatie van Verordening (EU) nr. 165/2014 van
het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen
in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende
het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006
van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften
van sociale aard voor het wegvervoer (hierna: de verordening).
Bij Besluit van 19 juni 2015, Stb. 303, tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met verordening (EU)
nr. 165/2014 kwam reeds implementatieregelgeving voor de verordening tot stand. De
onderhavige regeling vloeit hieruit voort en is het sluitstuk van de implementatie.
Voor de toelichting op de verordening en voor bedrijfseffecten en administratieve
lasten wordt verwezen naar de nota van toelichting op bovengenoemd besluit.
De regeling is door de Dienst wegverkeer en door de Inspectie Leefomgeving en Transport
met positief resultaat getoetst op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudegevoeligheid.
2. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A, B, I, J, M, O en P(artikelen 1, 2, 17, 27, 37 en 46)
Deze onderdelen bevatten correcties van verwijzingen, waarbij kan worden opgemerkt
dat de regeling thans om redenen van wetgevingstechniek niet meer naar bijlagen verwijst.
Bijlagen maken deel uit van de verordening, en op het tijdstip van inwerkingtreding
van de verordening zijn nog niet alle nieuwe bijlagen vastgesteld. Hierdoor blijven
in sommige gevallen bijlagen bij verordening (EEG) nr. 3821/85 voorlopig nog deel
uitmaken van de nieuwe verordening.
Artikel I, onderdeel C (artikel 5)
Artikel 24, tweede lid, onderdeel c, van de verordening eist dat de installateurs,
(erkenninghouders van) werkplaatsen en voertuigfabrikanten een goede reputatie hebben.
In overeenstemming met implementatieregelgeving van andere Europese regelingen die
een dergelijke eis stellen, is daarom de bepaling opgenomen dat installateurs en reparateurs
een verklaring omtrent het gedrag moeten kunnen overleggen.
Er zijn geen in Nederland gevestigde fabrikanten van tachografen. De bevoegdheid om
van hen een door een Nederlandse autoriteit afgegeven verklaring te eisen, ontbreekt
derhalve.
Artikel I, onderdelen D en M (artikelen 6 en 36)
De bevoegdheidspas en pincode zijn voor de Dienst Wegverkeer (RDW) noodzakelijk ter
identificatie van een bevoegde installateur of reparateur voor de melding van installaties
en onderzoeken. De noodzaak vloeit voort uit de aanwijzing in artikel 2.4:5, tweede
lid, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv) van de RDW inzake installatie en
herstel.
Artikel I, onderdeel E (artikel 9)
Artikel 24, tweede lid, onder b van de verordening bepaalt dat de apparatuur om de
testen en taken uit te voeren beschikbaar is. Het aan dit artikel toegevoegde apparaat
wordt door de RDW noodzakelijk geacht. Het apparaat is tevens voorgeschreven bij de
APK, zodat een groot deel van de erkenninghouders daarover reeds beschikt.
Artikel I, onderdelen F, G en H (artikelen 12, 13 en 16)
Artikel 24, tweede lid, onderdeel a van de verordening eist van de lidstaten de zorg
dat personeel goed opgeleid is en blijft. Om hieraan invulling te geven zijn de bestaande
eisen verscherpt. Hierbij is aansluiting gezocht bij de Regeling aanpassing voertuigen
erkenning gasinstallaties, met dien verstande dat de bevoegdheden niet aan de minister
worden toegekend, maar aan de RDW, die voor artikel 24 van de verordening als bevoegde
instantie is aangewezen.
Artikel I, onderdelen J en L (artikelen 27 en 31a)
De verordening bevat verschillende bepalingen die ertoe strekken om manipulatie van
tachografen te voorkomen of op te sporen. Artikel 27 legt de erkenning-
houders hiertoe specifieke verplichtingen op. Nieuw hierbij is de melding aan RDW
van geconstateerde manipulaties. RDW kan gegevens hierover uitwisselen met de Inspectie
Leefomgeving en Transport, waardoor de controle aanzienlijk kan worden verbeterd.
Artikel I, onderdeel Q (paragraaf 10)
De bepaling inzake vrijstelling kan vervallen omdat deze reeds voortvloeit uit artikel
2.3:2 Atbv.
Artikel II
Artikel II, onderdeel A (artikel 1)
Dit artikel kan vervallen omdat de hierin opgenomen definities overeenkomen met de
definities uit de verordening.
Artikel II, onderdeel B (artikel 2)
Artikel 26 van de verordening bevat gedeeltelijk de bepaling, die oorspronkelijk in
het eerste lid van artikel 2 van de Regeling tachograafkaarten was vervat. Thans kan
voor dat gedeelte naar de verordening worden verwezen.
Voor een toelichting op de wijziging van het derde lid, onderdeel a kan worden verwezen
naar de toelichting bij artikel I, onderdelen F, G en H.
Het derde lid, onderdeel b beoogt een verduidelijking. Voor het verkrijgen van een
werkplaatskaart is niet vereist dat men voldoet aan alle in het derde lid gestelde
voorwaarden. Het vierde lid is in overeenstemming gebracht met de algemeen geldende
bepaling inzake pasfoto’s.
Artikel II, onderdeel C (artikel 3)
Naast correctie in verband met de verordening is van de gelegenheid gebruik gemaakt
om in dit artikel 3 correcties aan te brengen in verband met niet meer bestaande regelingen
en instanties en in verband met de opbouw van het artikel. De zinsnede ‘al dan niet
uitsluitend bestemd voor of afkomstig van eigen onderneming’ in artikel 3 heeft geen
toegevoegde waarde en suggereert ten onrechte dat ook aan zzp’ers die niet in de EU
gevestigd zijn, bestuurderskaarten zouden kunnen worden afgegeven. Voor de goede orde
dient hier nog te worden opgemerkt, dat bestuurderskaarten aan niet EU-ingezetenen
op grond van artikel 26, vierde lid, van de verordening slechts eenmalig en slechts
met een geldigheidsduur van ten hoogste 185 dagen kunnen worden afgegeven.
Artikel II, onderdeel D (artikel 4)
Artikel 26 van de verordening bepaalt dat bestuurderskaarten binnen een maand na aanvraag
worden afgegeven. De regeling is hieraan aangepast met dien verstande, dat de aanduiding
van termijnen wordt aangehouden zoals die in de Arbeidstijdenwet worden benoemd. Voor
de aanvrager is een termijn van vier weken gunstiger, terwijl deze termijn bovendien
meer duidelijkheid schept.
Ten aanzien van de afgifte van bedrijfskaarten en werkplaatskaarten noemt de verordening
geen termijnen. Ten behoeve van de uniformiteit zijn in deze regeling de afgiftetermijnen
voor alle tachograafkaarten gelijk getrokken.
Wel bepaalt de verordening in artikel 25, tweede lid, ten aanzien van vernieuwing
van werkplaatskaarten dat deze binnen 15 werkdagen vernieuwd moeten worden. De 5 dagen-termijn
van de oude verordening is voor de werkplaatsen echter gunstiger en wordt in de onderhavige
regeling dan ook niet aangepast.
Artikel II, onderdeel E (artikel 5)
De termijn voor verlenging van bestuurderskaarten is in overeenstemming gebracht met
artikel 25, tweede lid, van de verordening. De daar genoemde termijn bedraagt vijftien
werkdagen.
Artikel III
De definitie van controleapparaat in artikel 1 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid
APK verwijst naar verordening (EEG) nr. 3821/85, die is ingetrokken. Aangezien echter
het begrip controleapparaat in deze regeling niet voorkomt, is er geen behoefte om
dit begrip te definiëren.
Artikel IV
Het systeem van vaste verandermomenten is niet van toepassing omdat deze regeling
strekt tot implementatie van Europese regelgeving.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus