Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Staatscourant 2016, 69540 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Staatscourant 2016, 69540 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunnik, Bunschoten, De Bilt, De Ronde Venen, Eemnes, Houten, Leusden, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vianen, Woerden, Woudenberg, Wijk bij Duurstede, IJsselstein en Zeist,
de herziening van de Wet publieke gezondheid noopt tot verdergaande samenwerking op het gebied van publieke gezondheid binnen het grondgebied van de Veiligheidsregio Utrecht;
de Wet Gemeenschappelijke Regelingen per 1 januari 2015 is gewijzigd en dit leidt tot aanpassingen in de regeling;
via de tweeledige verantwoordelijkheid van de directeur publieke gezondheid op basis van de Wet publieke gezondheid en de Wet veiligheidsregio’s samengewerkt zal moeten worden met de Veiligheidsregio Utrecht;
de Wet gemeenschappelijke regelingen;
de navolgende gemeenschappelijke regeling te treffen:
Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Regio Utrecht
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1 van de Wet publieke gezondheid, wordt in deze regeling verstaan onder:
gemeenten: de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunnik, Bunschoten, De Bilt, De Ronde Venen, Eemnes, Houten, Leusden, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vianen, Woerden, Woudenberg, Wijk bij Duurstede, IJsselstein en Zeist;
Deze regeling wordt getroffen ter uitvoering van de taken bij of krachtens de Wet publieke gezondheid opgedragen aan de colleges op het gebied van de publieke gezondheid.
Artikel 3: Regionale gezondheidsdienst
De directeur publieke gezondheid voert de aan hem bij of krachtens de wet opgedragen taken uit onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur van de regionale gezondheidsdienst, onverminderd het bepaalde in artikel 10:22 en artikel 10:23 van de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat de uitvoering van de taken van de directeur publieke gezondheid in het kader van artikel 1.61 en artikel 2.19 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in mandaat wordt opgedragen aan:
Hoofdstuk 2: Inrichting bestuur
Afdeling 2.1 Samenstelling bestuur
Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.
Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
Artikel 10: Opening vergadering
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Artikel 11: Open en besloten vergaderingen
De leden van het bestuur van de regionale gezondheidsdienst en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overgelegd.
Artikel 13: Handhaving vergaderorde
Hij kan het algemeen bestuur voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Artikel 14: Verantwoordingsrelaties
Artikel 15: Onthouden van stemmen
Onder een volstrekte meerderheid wordt verstaan dat ten minste vijfendertig stemmen voor een besluit zijn uitgebracht. Onder gekwalificeerde meerderheid wordt in deze regeling verstaan een vijftien zeventiende meerderheid, wat betekent dat ten minste zestig stemmen voor een besluit zijn uitgebracht.
Artikel 18: Stemming over personen
Artikel 19: Overige stemmingen
Artikel 20: Ambtelijke bijstand
Het algemeen bestuur regelt op welke wijze ambtelijke bijstand wordt verleend aan de leden van het algemeen bestuur.
Afdeling 2.3 Dagelijks bestuur
Artikel 21: Samenstelling en aanwijzing leden
Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en vijf andere leden, met dien verstande dat uit elk van de vijf regio’s die functioneren voor de MN-gemeenten telkens één lid van het dagelijks bestuur wordt aangewezen uit de leden van het algemeen bestuur, bedoeld in artikel 17, eerste lid.
Over een voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid wordt niet beraadslaagd of besloten, dan nadat het algemeen bestuur ten minste twee weken en ten hoogste drie maanden tevoren heeft verklaard, dat de betrokken leden van het dagelijks bestuur het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.
De oproeping tot de vergadering waarin over dat voorstel wordt beraadslaagd of besloten wordt ten minste achtenveertig uur voor de aanvang of zoveel eerder als het algemeen bestuur heeft bepaald, bij de leden van het algemeen bestuur bezorgd. Zij vermeldt het voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 23: Reglement van orde
Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur wordt gezonden.
Artikel 24: Vergaderfrequentie
Artikel 25: Open en besloten vergaderingen
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De leden van het dagelijks bestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het dagelijks bestuur hebben gezegd of aan het dagelijks bestuur schriftelijk hebben overgelegd.
De artikelen 15, eerste tot en met derde lid, 16 en 17 zijn ten aanzien van de vergaderingen van het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de stemverhoudingen opgenomen in artikel 17, eerste lid. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering van het dagelijks bestuur één stem.
Artikel 29: Stemming over personen
Artikel 30: Verantwoording en inlichtingen
Artikel 32: Verantwoording en inlichtingen
Artikel 34: Bestuurscommissies
Afdeling 2.6 Directeur publieke gezondheid
De directeur publieke gezondheid staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en door het algemeen bestuur ingestelde bestuurscommissies bij de uitoefening van hun taken bij.
Artikel 37: Ambtelijke organisatie
Het dagelijks bestuur stelt een verordening vast omtrent de ambtelijke organisatie van de regionale gezondheidsdienst.
Hoofdstuk 3: Taken en bevoegdheden
Artikel 38: Bevoegdheden algemeen bestuur
Het algemeen bestuur kan bij verordening beleidsregels vaststellen waarmee andere organen van de regionale gezondheidsdienst rekening houden bij de uitoefening van bij of krachtens de wet verleende bevoegdheden. Ten aanzien van de bekendmaking van deze verordening zijn de artikelen 139, 140 en 141 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Het algemeen bestuur kan, ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk opgedragen in artikel 4 genoemde taken van de regionale gezondheidsdienst, tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen besluiten, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit daartoe wordt door het algemeen bestuur met gekwalificeerde meerderheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, genomen. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
Artikel 39: Overdracht van bevoegdheden
Het dagelijks bestuur is bevoegd te besluiten namens de regionale gezondheidsdienst, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur, rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover dit het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
Het algemeen bestuur stelt een bijdrageverordening vast, welke de kostenverdeling over de deelnemers bevat. De bijdrageverordening wordt bij gekwalificeerdere meerderheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, vastgesteld of gewijzigd. Het algemeen bestuur kan bij de begroting of andere verordeningen niet van de bijdrageverordening afwijken.
Wanneer het algemeen bestuur blijkt, dat de raad van een deelnemende gemeente weigert de financiële verplichtingen die volgen uit dit artikel, tweede, vierde en vijfde lid, in de gemeentebegroting op te nemen, doet het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
Artikel 44: Voorbereiding begroting
Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, tijdig voor de in artikel 43, vijfde lid, bedoelde vaststelling, het algemeen bestuur een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de regionale gezondheidsdienst en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.
Artikel 46: Financiële verordening
Artikel 47: Financiële controleverordening
Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 45 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.
Hoofdstuk 5: Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing
Tot deze gemeenschappelijke regeling kunnen overeenkomstig artikel 14, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid geen andere bestuursorganen of rechtspersonen toetreden, onverminderd het bepaalde in artikel 14, vijfde lid, van de Wet publieke gezondheid.
De regionale gezondheidsdienst kan alleen worden opgeheven onder gelijktijdige instelling van een nieuwe regionale gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14, eerste en tweede lid, van de Wet publieke gezondheid. Opheffing van de regeling geschiedt bij gelijkluidende besluiten van de colleges.
Hoofdstuk 6: Overige bepalingen
Artikel 53: Gemeenschappelijke regeling
Artikelsgewijze toelichting Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Regio Utrecht
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunnik, Bunschoten, De Bilt, De Ronde Venen, Eemnes, Houten, Leusden, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vianen, Woerden, Woudenberg, Wijk bij Duurstede, IJsselstein en Zeist wijzigden op 1 januari 2014 de Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Midden-Nederland in de Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Regio Utrecht (hierna: GR GGDrU). Nadien zijn diverse wetten waarop deze GR stoelt zodanig aangepast, dat de GR zelf eveneens aanpassing behoeft. Deze GR voldoet aan de wettelijke vereisten zoals die per 1 januari 2016 voor het samenwerkingsverband van de gemeenschappelijke regeling, en voor een Gemeentelijke Gezondheidsdienst van belang zijn.
Deze toelichting ziet op het geheel van de regeling.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De Wet publieke gezondheid definieert diverse begrippen. Deze begrippen gelden op gelijke wijze in deze regeling. Dit artikel bevat in aanvulling op die begrippen enkele begripsbepalingen die in deze gemeenschappelijke regeling gehanteerd worden.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar enerzijds de gehele groep van de gemeenten waarvan de colleges deelnemen aan de regeling, en anderzijds die groep met uitzondering van de gemeente Utrecht. Die laatste groep wordt als “MN-gemeenten” aangeduid.
MN staat voor Midden Nederland.
Dit artikel vermeldt het wettelijke belang waarvoor de GR is opgericht.
Dit artikel regelt dat de GGDrU wordt ingesteld, een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid. Wanneer een gemeenschappelijke regeling wordt opgericht, moet de vestigingsplaats in de gemeenschappelijke regeling worden opgenomen (artikel 10, derde lid, Wgr).
De taken die de GGDrU voor de verschillende (groepen) van deelnemers uitvoert worden expliciet vermeld. Dat betreft enerzijds taken die tot de bevoegdheid van de colleges behoren, en anderzijds taken die de wet rechtstreeks aan de directeur publieke gezondheid (DPG) opdraagt. Voor zover dat het toezicht op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen betreft, draagt de DPG voor wat betreft het toezicht in Utrecht deze bevoegdheid weer over aan de gemeente Utrecht. Utrecht verzorgt dit toezicht zelf.
Desgewenst kunnen de colleges, met instemming van het algemeen bestuur, ook andere dan de in artikel 4 genoemde taken aan de GGDrU opdragen. De DPG is bevoegd de hem opgedragen taken aan zijn medewerkers in (onder)mandaat op te dragen.
Voor de uitvoering van de taken brengt de GGDrU kosten bij de deelnemende gemeenten in rekening. Voor de uitvoering, of specifieke afspraken daarover, kan ook een overeenkomst worden gesloten, steeds tussen de GGDrU en de betreffende gemeente.
Hoofdstuk 2: Inrichting bestuur
De GGDrU heeft de vorm van een klassieke GR, met een algemeen en een dagelijks bestuur en een voorzitter. De Wgr regelt de samenstelling en wijze van vergaderen van deze besturen. Ook kunnen commissies door het algemeen bestuur worden ingesteld. De reguliere wettelijke vereisten en bepalingen zijn in deze regeling overgenomen.
Artikelen 6 tot en met 13, 15 en 16: algemeen bestuur
De artikelen 6 tot en met 20 geven de regels voor de inrichting en handelwijze van het algemeen bestuur.
Artikel 14: Verantwoordingsrelaties
In dit artikel wordt geregeld welke verplichtingen voor bestuursleden gelden ten aanzien van het verstrekken van inlichtingen, zowel jegens de colleges als de raden. De Wgr geeft aan dat in een gemeenschappelijke regeling expliciet vermeld moet zijn hoe de relaties zijn tussen het bestuur als geheel en de raden van de deelnemende gemeenten én tussen de afzonderlijk leden van het bestuur en de raad van hun “eigen” gemeente.
Gelet op het feit dat de colleges de regeling zijn aangegaan, maakt dit artikel het tevens mogelijk om als college inlichtingen te vragen.
Artikelen 17-19: Besluitvorming
In zijn algemeenheid geldt voor de besluitvorming dat een besluit is aangenomen wanneer de volstrekte meerderheid van stemmen daartoe heeft besloten. De volstrekte meerderheid is vastgesteld op ten minste 35 stemmen. Per deelnemend college is bepaald over hoeveel stemmen het beschikt.
Voor een aantal besluiten is een specifieke meerderheidsbepaling opgenomen. Wanneer sprake is van een besluit dat met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt genomen, dient sprake te zijn van een vijftien zeventiende meerderheid, wat betekent dat ten minste zestig stemmen voor een besluit zijn uitgebracht.
Voor het overige bepalen deze artikelen op welke wijze gestemd moet worden.
Artikelen 21 tot en met 30: dagelijks bestuur
De artikelen 21 tot en met 30 geven de bepalingen ten behoeve van de inrichting en werkwijze van het dagelijks bestuur. De artikelen zijn deels vergelijkbaar met die voor het algemeen bestuur.
Ten aanzien van stemmingen geldt, dat de artikelen 15, eerste tot en met derde lid, 16 en 17 ten aanzien van de vergaderingen van het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing zijn, met uitzondering van de stemverhoudingen opgenomen in artikel 17, eerste lid. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering van het dagelijks bestuur één stem.
Artikelen 31 en 32: voorzitter
Het door de gemeente Utrecht aangewezen lid van het algemeen bestuur fungeert als voorzitter van zowel het dagelijks als het algemeen bestuur. De voorzitter van de bestuurscommissie wordt aangewezen als plaatsvervangend voorzitter.
Ook voor de voorzitter gelden voorschriften omtrent de informatieverstrekking.
Artikelen 33 en 34: Adviescommissies
Ter uitvoering van feitelijke of advieswerkzaamheden kunnen commissies worden ingesteld.
Artikel 35-37: DPG, ambtelijke organisatie
De GGDrU staat onder leiding van de directeur publieke gezondheid. Aan de DPG zijn zowel rechtstreeks eigen wettelijke taken en bevoegdheden, als de uitvoering van taken en bevoegdheden van de colleges, opgedragen. De DPG fungeert als leidinggevende van de organisatie, en geldt formeel als secretaris van de besturen, voorzitter en commissies.
Daarnaast kent de GGDrU een eigen ambtelijke organisatie.
Hoofdstuk 3: Taken en bevoegdheden
Artikel 38: Bevoegdheden algemeen bestuur
Omdat de GGDrU een klassieke GR is, kan zij ook zelf verordeningen vaststellen. Dat gebeurt in beginsel door het Algemeen Bestuur, tenzij daarvoor andere regelgeving geldt of het Algemeen Bestuur de bevoegdheid aan het Dagelijks Bestuur heeft toegekend. Ditzelfde geldt voor de overige bevoegdheden.
De (gewijzigde) Wet gemeenschappelijke regelingen vereist dat de mogelijkheid om als gemeenschappelijke regeling deel te nemen in andere rechtspersonen expliciet in de eigen gemeenschappelijke regeling opgenomen is om daarvan gebruik te kunnen maken. Voorheen was die mogelijkheid door de wet al gegeven, tenzij de GR zelf juist een uitzondering op die bevoegdheid maakte. Artikel 38, vierde lid 4 voorziet expliciet in de mogelijkheid om deel te nemen in een andere rechtspersoon. Als voorwaarde geldt daarbij dat de regeling dit alleen toestaat, wanneer dit de uitvoering van de wettelijk aan de GGDrU opgedragen dient. Deze toevoeging behelst een uitdrukkelijke beperking van de meer algemeen geformuleerde wettelijke mogelijkheid. Als voorbeeld voor een dergelijke deelname geldt de deelname in een coöperatie van GGD’en die voor haar leden een ICT systeem voor diensten van de GGD inkoopt.
Gezien het belang van een dergelijk besluit is als waarborg voor betrokkenheid van de deelnemende gemeenten bij het nemen van dit besluit vastgelegd, dat het algemeen bestuur een dergelijk besluit voor wensen en bedenkingen voorlegt aan de raden van de deelnemende gemeenten en daarover met gekwalificeerde (15/17de) meerderheid beslist.
Artikel 39: Overdracht van bevoegdheden
Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Het artikel noemt zelf de bevoegdheden die niet kunnen worden overgedragen.
Het dagelijks bestuur van de regionale gezondheidsdienst berust bij het dagelijks bestuur voor zover niet bij of krachtens de wet het algemeen bestuur hiermee is belast. Het dagelijks bestuur is het orgaan dat bevoegd is te besluiten over de ambtelijke organisatie en de personele aangelegenheden, met uitzondering van de benoeming van de DPG. Ook is het dagelijks bestuur bevoegd tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Artikel 38, vierde lid vormt daarop een uitzonderling.
De voorzitter heeft in de regeling een eigen formele rol en vertegenwoordigt de GGDrU in en buiten rechte.
De Wgr bevat in de artikelen 34, 34a, 34b en 35 specifieke regels voor de vaststelling van de begroting en jaarrekening, alsmede de financiële en inhoudelijke kadernota van de gemeenschappelijke regeling. Deze regels zijn onverkort van toepassing en uitgewerkt in de artikelen 42 – 47 van de regeling. Ook het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) is van toepassing. Daarbij is steeds de meest recente versie van het BBV van toepassing.
De voor 15 januari voor zienswijzen aan de raden toe te zenden kadernota dient als kader voor de begroting van het daarop volgend jaar. Ook deze zal voor zienswijze aan de raden voorgelegd worden. Conform artikel 34b Wgr dient het dagelijks bestuur eveneens de voorlopige jaarrekening voor 15 april aan de raden van de gemeenten toe te zenden. Tevens wordt de ontwerp begroting aan de raden toegezonden zodat zij ook daarop hun zienswijzen kunnen indienen.
Hoewel deze regelgeving rechtstreeks uit de diverse wettelijke bepalingen volgt, zijn deze omwille van de duidelijkheid en het voorkomen van een zoektocht toch letterlijk ook in de regeling opgenomen.
Door gebruik te maken van hun recht op het indienen van zienswijzen kunnen de raden daadwerkelijk hun invloed doen gelden.
In artikel 42 is een onderwerp opgenomen waarvoor met betrekking tot de besluitvorming de gekwalificeerde meerderheid geldt: de bijdrageverordening. In artikel 43 is dat eveneens het geval ten aanzien van een besluit omtrent wijziging van de begroting.
Hoofdstuk 5: Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing
Voor het wijzigingen van de regeling dienen alle deelnemende colleges daartoe unaniem te hebben besloten. Daaraan voorafgaand hebben de colleges daarvoor eerst toestemming van hun eigen raden nodig. Wanneer een of meer raden niet instemmen met de wijziging kunnen derhalve niet alle colleges unaniem tot wijziging besluiten en wordt de GR niet gewijzigd.
Van belang is dat de Wgr voorschrijft dat de raden ofwel hun goedkeuring kunnen geven aan het voorstel zoals dat in zijn geheel, ofwel aan het gehele voorstel hun toestemming kunnen onthouden. De raden kunnen dus geen gedeeltelijke toestemming geven, of een amendement indienen. Het onthouden van toestemming is alleen mogelijk wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Alleen colleges die behoren tot een of meer veiligheidsregios kunnen deelnemer zijn aan een GR voor de instelling en instandhouding van een GGD.
Omdat de Wpg de colleges verplicht tot het instellen van een GGD kunnen zij niet uittreden uit de regeling. Voor zover de wet dat toestaat kunnen zij wel gedeeltelijk uittreden. In dat kader kan gedacht worden aan een taak als bedoeld in artikel 4, vierde lid van deze regeling, die zij niet conform een wettelijke verplichting aan de GGDrU hebben opgedragen. De kosten die gepaard gaan met deze partiële uittreding worden bij het uittredende college in rekening gebracht.
De GGDrU kan alleen worden opgeheven wanneer tegelijk een nieuwe GGD wordt opgericht. De Wet publieke gezondheid verplicht de colleges die deel uitmaken van een veiligheidsregio immers tot de instelling en instandhouding van een GGD. Opheffing van de regeling geschiedt bij gelijkluidende besluiten van de colleges. Ook daarvoor is dus weer unanimiteit vereist, en voorafgaande toestemming van de raden.
Hoofdstuk 6: Overige bepalingen
De Archiefwet 1995 bepaalt dat zorg wordt gedragen voor de inrichting van een archief.
Artikel 53: Gemeenschappelijke regeling
De regeling wordt door de colleges aangegaan, na toestemming van alle raden. Vervolgens dient publicatie van de regeling plaats te vinden voordat deze daadwerkelijk in werking treedt.
Omdat de gemeente Utrecht een andere positie inneemt dat de overige deelnemende gemeenten, en dat ook in het verleden al zo was, is ten behoeve van Utrecht een vrijwaringsregeling opgenomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-69540.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.