’s-Gravenhage, 3 februari 2016
De Minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert
TOELICHTING
Het gevechtsinsigne wordt toegekend aan de militair die in de uitoefening van zijn
functie heeft deelgenomen aan gevechtshandelingen en daarbij een goede plichtsbetrachting
en goed gedrag heeft betoond. Onder gevechtshandelingen wordt verstaan: iedere vorm
van actief en professioneel handelen binnen de taakopdracht van de desbetreffende
militair waarbij tevens sprake is van vijandelijk optreden met indirect vuur, direct
vuur of hiermee vergelijkbaar gevechtscontact, dan wel van enige andere vorm van excessieve
geweldsuitoefening jegens de militair. Bij ‘enige andere vorm van excessieve geweldsuitoefening
jegens de militair’ kan bijvoorbeeld worden gedacht aan geweldsuitoefening door gebruik
van mijnen, geïmproviseerde explosieven, door middel van een zelfmoordaanslag, of
door levensbedreigend verzet bij een staande houding of arrestatie.
De Commandant der Strijdkrachten (CDS) kent namens de Minister in alle voorkomende
gevallen het gevechtsinsigne toe.
In de praktijk wordt het toekenningsbesluit echter in belangrijke mate voorbereid
door het Operationeel Commando (OPCO). Onder ‘OPCO’ wordt verstaan: het Commando Zeestrijdkrachten,
het Commando Landstrijdkrachten, het Commando Luchtstrijdkrachten dan wel het Commando
Koninklijke Marechaussee. Bij militairen die tot een OPCO behoren stelt de Commandant
van het OPCO een adviescommissie in die zorgvuldig onderzoekt of de militair in aanmerking
komt voor het gevechtsinsigne. Een positief advies legt de Commandant van het OPCO
ter beslissing voor aan de CDS. Na diens besluit wordt aan de militair het gevechtsinsigne
uitgereikt door de Commandant van de eenheid waar de militair is geplaatst. In het
verlengde van deze praktijk wordt in de onderhavige regeling de bevoegdheid om namens
de Minister het gevechtsinsigne toe te kennen, ook bij de Commandant van dat OPCO
neergelegd.
In 2009 is reeds afgesproken dat in een uitzendgebied de Commandant van het Contingentscommando
(CONTCO) of -bij kleinere missies- de Senior National Representative (SNR) de bevoegdheid
heeft om namens de CDS voordrachten te beoordelen. Dit geschiedt zonder raadpleging
van een adviescommissie, maar met een positief advies dat ter beslissing aan de CDS
wordt voorgelegd. Ook hier geldt dat, nu de besluiten in belangrijke mate worden voorbereid
door het CONTCO of de staf van de SNR, in het verlengde daarvan tevens de bevoegdheid
tot toekenning van het gevechtsinsigne namens de Minister, bij de CONTCO en SNR wordt
neergelegd. De CONTCO en de SNR sturen een kopie van het besluit toe aan de CDS, via
het Cluster Decoraties van het Commando DienstenCentrum.
In geval van acties, waarbij meerdere krijgsmachtdelen zijn betrokken, is het krijgsmachtdeel
bevoegd waartoe de militair behoort; dit hoeft niet het leidende krijgsmachtdeel te
zijn.
De CDS is onverminderd bevoegd het gevechtsinsigne toe te kennen. Gelet op de uitbreiding
van het mandaat, zal toekenning door de CDS met name geschieden in gevallen waarin
het niveau van het krijgsmachtdeel wordt overstegen, bijvoorbeeld bij postume toekenning
en toekenning aan bondgenootschappelijke militairen die niet tot de Nederlandse krijgsmacht
behoren.
De Minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert