Reglement Adviescommissie Pakket Zorginstituut Nederland

De Raad van Bestuur van Zorginstituut Nederland,

gelet op artikel 59a van de Zorgverzekeringswet, alsmede de artikelen 8, derde lid, 9, 12, 13 en 14 van het Bestuursreglement Zorginstituut Nederland,

heeft in zijn vergadering van 5 december 2016 besloten:

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

Dit reglement verstaat onder:

a. het Zorginstituut:

Zorginstituut Nederland, genoemd in artikel 58, eerste lid van de Zorgverzekeringswet;

b. commissie:

de commissie bedoeld in artikel 59a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet;

c. Raad van Bestuur:

de Raad van Bestuur van het Zorginstituut;

d. commissieleden:

de commissieleden bedoeld in artikel 59a, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet;

e. voorzitter:

de voorzitter van de commissie, dan wel de plaatsvervangend voorzitter van de commissie;

f. secretaris:

de secretaris dan wel de plaatsvervangend secretaris van de commissie.

HOOFDSTUK 2 TAAK VAN DE COMMISSIE

Artikel 2

  • 1. De commissie bereidt rapporten en signalementen als bedoeld in artikel 66 van de Zorgverzekeringswet voor en geeft daarover advies aan de Raad van Bestuur.

  • 2. De leden van de commissie oefenen hun taken uit zonder last of ruggespraak en op persoonlijke titel.

HOOFDSTUK 3 DE VERGADERINGEN VAN DE COMMISSIE

Artikel 3

  • 1. De commissie vergadert in openbaarheid, tenzij de voorzitter anders beslist.

  • 2. De voorzitter belegt, na overleg met de secretaris, een vergadering zo dikwijls hij dit nodig oordeelt.

  • 3. De voorzitter bepaalt, na overleg met de secretaris, tijd en plaats van de vergaderingen van de commissie, alsmede de wijze van vergaderen.

  • 4. Op verzoek van twee of meer commissieleden kan de voorzitter beslissen een extra vergadering te houden.

  • 5. De voorzitter van de Raad van Bestuur kan deskundigen benoemen die een deskundigheid vertegenwoordigen in aanvulling op de bij de commissieleden al bestaande deskundigheid. De benoeming vindt plaats voor de duur van maximaal vier jaar, met de mogelijkheid van herbenoeming.

  • 6. De deskundigen, bedoeld in het vorige lid, worden bezoldigd overeenkomstig de voor de commissieleden toepasselijke regeling.

  • 7. Deskundigen, bedoeld in het vijfde lid, kunnen aan de vergaderingen van de commissie deelnemen. De secretaris zorgt er voor dat de rondzending, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, ook de deskundigen bereikt.

Artikel 4

  • 1. De voorzitter stelt, in overleg met de secretaris, de agenda voor de vergaderingen van de commissie samen.

  • 2. De secretaris legt de voorzitter tijdig een conceptagenda voor.

  • 3. De secretaris legt aan de commissie gerichte stukken, met uitzondering van stukken tot afdoening waarvan hij krachtens een beslissing van de commissie bevoegd is, aan de voorzitter voor.

  • 4. De voorzitter plaatst aan hem voorgelegde stukken, met uitzondering van stukken tot afdoening waarvan hij krachtens een beslissing van de commissie bevoegd is, ter bespreking door de commissie op de agenda.

  • 5. De secretaris draagt zorg voor de rondzending van de oproepbrieven, de agenda en de overige voor de vergadering bestemde stukken.

  • 6. Indien één of meer commissieleden een onderwerp door de commissie in behandeling willen laten nemen dienen zij daartoe een voorstel in bij de voorzitter. De voorzitter agendeert dit voorstel voor de eerstvolgende vergadering. Indien het voorstel niet voldoende tijdig is aangeleverd agendeert de voorzitter het voorstel voor een latere vergadering.

  • 7. Onderwerpen, die niet op de agenda staan, neemt de commissie niet in behandeling, tenzij de meerderheid van de aanwezige commissieleden de behandeling ervan van eenvoudige of spoedeisende aard verklaart.

  • 8. De secretaris publiceert de agenda van de commissie een week voor de vergadering op de website van het Zorginstituut.

  • 9. Op verzoek kan de secretaris de agenda ook aan belangstellenden toesturen.

Artikel 5

  • 1. De voorzitter leidt de vergadering en is belast met de handhaving van de orde in de vergadering.

  • 2. Leden die een conflicterend belang hebben bij een agendapunt melden dit voorafgaand aan de vergadering aan de voorzitter. De uitgangspunten uit de Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling van de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen worden toegepast overeenkomstig de daartoe door het Zorginstituut gestelde regels.

  • 3. De voorzitter is bevoegd de behandeling van een agendapunt tijdens de vergadering op te schorten.

  • 4. De voorzitter kan de beraadslagingen over een agendapunt aanhouden voor zover het spoedeisend belang zich daar niet tegen verzet.

  • 5. De voorzitter kan de beraadslagingen sluiten, zodra hij meent, dat een voorstel voldoende is toegelicht.

  • 6. Als de voorzitter de vergadering opschort dan kan de commissie over de aangehouden agendapunten in een volgende vergadering beslissen.

Artikel 6

  • 1. De secretaris draagt zorg voor een ontwerp van een zakelijk verslag van elke vergadering. Het verslag bevat ten minste een samenvatting van hetgeen besproken is op grond van artikel 5, tweede lid. Indien een of meer leden de vergadering niet hebben bijgewoond in verband met de door hen aangegeven belangen vermeldt het verslag de namen van de betrokken leden.

  • 2. Het verslag van de vergadering is openbaar. Standpunten van commissieleden worden geanonimiseerd weergegeven.

  • 3. De secretaris zendt het ontwerp van het verslag aan de commissieleden en aan degenen die de vergadering op uitnodiging hebben bijgewoond toe, zo mogelijk en zo nodig tegelijk met de agenda voor de daarop volgende vergadering. Aan de hand van eventueel over het ontwerp gemaakte op- en aanmerkingen stelt de commissie het verslag vast.

Artikel 7

  • 1. De secretaris kan, na overleg met de voorzitter, medewerkers van de organisatie van het Zorginstituut uitnodigen een vergadering of een deel daarvan bij te wonen.

  • 2. Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de voorzitter ook andere personen of vertegenwoordigers van organisaties uitnodigen een vergadering of een deel daarvan bij te wonen. De voorzitter kan ook op voorstel van één of meer commissieleden andere personen of vertegenwoordigers van organisaties uitnodigen een vergadering of een deel daarvan bij te wonen.

HOOFDSTUK 4 DE STEMMINGEN

Artikel 8

  • 1. Stemmingen van de commissie zijn mondeling, tenzij de voorzitter anders bepaalt.

  • 2. Het advies van de commissie aan de Raad van Bestuur kan de commissie bij meerderheid van stemmen vaststellen.

  • 3. Indien de stemmen staken beslist de voorzitter.

Artikel 9

  • 1. Bij een stemming brengt ieder commissielid één stem uit.

  • 2. Een stemming is niet geldig, indien niet meer dan de helft van het aantal commissieleden aan de stemming heeft deelgenomen.

  • 3. Commissieleden, die blanco of ongeldig hebben gestemd, worden geacht aan een stemming te hebben deelgenomen. Hun stem wordt echter niet meegerekend bij de bepaling der stemverhouding.

  • 4. In geval van een niet geldige stemming vindt in een volgende vergadering herstemming plaats. De herstemming is geldig, ongeacht het aantal commissieleden dat er aan heeft deelgenomen.

Artikel 10

Indien voor het uitbrengen van een voorstel geen van de commissieleden stemming vraagt, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

HOOFDSTUK 5 SCHRIFTELIJKE RAADPLEGING EN VERGADEREN MET BEHULP VAN TELECOMMUNICATIE

Artikel 11

  • 1. In bijzondere gevallen worden besluiten genomen door schriftelijke raadpleging van de commissieleden.

  • 2. De voorzitter bepaalt de termijn waarop de schriftelijke raadpleging wordt gesloten. Deze termijn omvat minimaal drie werkdagen, gerekend vanaf de dag na de dag van verzending van de stukken.

  • 3. Indien één of meer commissieleden binnen de ingevolge het tweede lid gestelde termijn de voorzitter schriftelijk meedelen zich te verzetten tegen een schriftelijke raadpleging, wordt het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de commissie geplaatst en in die vergadering behandeld.

Artikel 12

  • 1. In bijzondere gevallen kan de voorzitter besluiten tot een vergadering waarbij degenen die aan de vergadering deelnemen met behulp van middelen van telecommunicatie gelijktijdig beraadslagen.

  • 2. Indien één of meer commissieleden de voorzitter meedelen zich te verzetten tegen een vergadering als bedoeld in het eerste lid, vindt deze geen doorgang.

HOOFDSTUK 6 INSPRAAK

Artikel 13

  • 1. Een ieder kan schriftelijk uiterlijk tot en met de vierde dag voor de vergadering van de commissie bij de secretaris om mondelinge inspraak tijdens die vergadering verzoeken. De voorzitter beslist op het verzoek.

  • 2. Een ieder kan uiterlijk tot en met de achtste dag voor de vergadering van de commissie een schriftelijke reactie bij de secretaris indienen. De voorzitter beslist of een schriftelijke reactie aan de vergaderstukken van de commissie wordt toegevoegd.

  • 3. Commissieleden kunnen een ieder die mondelinge inspraak tijdens een vergadering wenst voor inspraak bij de voorzitter voordragen.

  • 4. Het bepaalde in de vorige leden is niet van toepassing indien artikel 11, eerste en tweede lid, of artikel 12, eerste lid, van toepassing is.

HOOFDSTUK 7 MACHTIGINGEN EN AFSTEMMING TUSSEN DE COMMISSIE EN DE RAAD VAN BESTUUR

Artikel 14

  • 1. De Raad van Bestuur geeft de commissie inzicht in de onderwerpen die, gelet op artikel 2, in aanmerking komen voor agendering in de vergadering van de commissie.

  • 2. De Raad van Bestuur en de commissie stellen samen de criteria op voor de agendering van onderwerpen waarover de commissie advies uitbrengt.

  • 3. De voorzitter heeft regelmatig overleg met de voorzitter van de Raad van Bestuur. In dit overleg bespreken zij of de opgestelde criteria, bedoeld in het vorige lid, actueel en toepasbaar zijn. Verder spreken zij over de wijze waarop het Zorginstituut deze adviezen bij de uitoefening van zijn taken op grond van artikel 66 Zorgverzekeringswet heeft betrokken.

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 15

  • 1. De voorzitter van de commissie informeert de Raad van Bestuur over voorgenomen besluiten in haar hoedanigheid van bestuursorgaan in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 2. De commissie kan mandaat verlenen aan haar voorzitter en medewerkers van het Zorginstituut voor het nemen van de in het eerste lid bedoelde besluiten.

Artikel 16

In die gevallen waarin het reglement niet voorziet neemt de voorzitter beslissingen ter bevordering van een goede gang van zaken tijdens de vergaderingen.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

  • 1. Het Reglement Adviescommissie Pakket van 28 januari 2008 vastgesteld door het College voor zorgverzekeringen wordt ingetrokken.

  • 2. Dit besluit kan worden aangehaald als: Reglement Adviescommissie Pakket Zorginstituut Nederland.

Artikel 18

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 19

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie daarvan in de Staatscourant en werkt terug tot 6 december 2016.

Voorzitter Raad van Bestuur A. Moerkamp

TOELICHTING

Algemeen

Dit reglement voor de Adviescommissie Pakket (ACP) wordt opnieuw vastgesteld omdat de wijziging van de Zorgverzekeringswet waarbij het College voor zorgverzekeringen wordt omgevormd tot Zorginstituut Nederland (het Zorginstituut) nog niet in het Reglement was verwerkt. Met artikel 59a van de Zorgverzekeringswet (Zvw) beoogt de wetgever de voorbereiding van pakketadviezen door het Zorginstituut op een zorgvuldige en transparante wijze te laten verlopen. Artikel 59a van de Zvw regelt het instellen van een commissie bij het Zorginstituut die rapporten en signalen als bedoeld in artikel 66 van de Zvw voorbereidt. Met deze commissie heeft de wetgever getracht een breed draagvlak voor de advisering van het Zorginstituut over het pakketbeheer te creëren. De leden van de commissie worden benoemd op basis van hun deskundigheid. Maatschappelijke ervaring en kennis zullen daarbij ook een rol spelen. Het gaat dan om deskundigheid en kennis op het gebied van sociale zekerheid, zorg en verzekeringen vanuit de wetenschap, praktijk en het patiëntenperspectief.

Dit reglement geeft weer hoe de ACP zal functioneren en op welke wijze zij zal vergaderen. Dit commissiereglement wijkt inhoudelijk niet veel af van het voorgaande reglement dat met dit reglement wordt ingetrokken. In dit reglement wordt vooruitgelopen op een wetswijziging waarbij de leden van het Zorginstituut (de Raad van Bestuur van het Zorginstituut) niet langer als lid van de ACP functioneren.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel zijn de belangrijkste begrippen van de regeling gedefinieerd.

In onderdeel b is de Adviescommissie Pakket als commissie gedefinieerd.

Onderdeel c definieert de Raad van Bestuur. In het Bestuursreglement van het Zorginstituut is bepaald dat de Raad van Bestuur van het Zorginstituut wordt gevormd door de leden van het Zorginstituut tezamen. De voorzitter van de Raad van Bestuur is de voorzitter van het Zorginstituut. Onderdeel d definieert de commissieleden. Op grond van artikel 59a van de Zvw benoemt de minister ten hoogste 9 leden.

Artikel 2

De taakomschrijving van de ACP volgt uit de wet en wordt daardoor omkaderd. De voorbereiding die artikel 59a van de Zvw noemt bestaat op grond van artikel 2 uit de advisering door de ACP aan de Raad van Bestuur over alle rapporten en signalementen die het Zorginstituut als advies uitbrengt aan de minister over het verzekerde pakket (artikel 66 Zvw). Het gaat dan dus niet om adviezen die het Zorginstituut uitbrengt over geschillen (artikel 114 Zvw) of andere duidingen (artikel 64 Zvw), tenzij hieruit een pakketadvies voortvloeit.

Het Zorginstituut kent naast de ACP ook een Wetenschappelijke Adviesraad (WAR). De WAR is opgericht op grond van het bestuursreglement van het Zorginstituut en dus niet op grond van de wet. De WAR adviseert ook aan de Raad van Bestuur. De beoordeling van de WAR is inhoudelijk een andere dan die van de ACP. Om die reden kunnen de adviezen elkaar aanvullen. De WAR oordeelt op basis van vaststaande criteria over de effectiviteit de onderbouwing van de doelmatigheid en de kostenconsequenties. De ACP brengt (overige) maatschappelijke implicaties onder de aandacht van de Raad van Bestuur, gegeven de wetenschappelijke beoordeling (door de WAR).

Artikelen 3, 4, 5, 6 en 7

De artikelen 3 tot en met 7 bevatten huishoudelijke voorschriften ten behoeve van de vergadering van de ACP.

Artikelen 8, 9 en 10

De artikelen 8, 9 en 10 bevatten voorschriften ten aanzien van de besluitvorming door de ACP. De ACP kan slechts besluiten over de inhoud van het advies dat zij aan de Raad van Bestuur geeft.

Artikel 11 en 12

Er kunnen zich omstandigheden voordoen op grond waarvan de voorzitter kan of moet besluiten om op een andere wijze te vergaderen, waarbij de artikelen 11 en 12 de voorzitter een handvat bieden om of tot schriftelijke raadpleging van de commissieleden over te gaan of tot telefonische communicatie.

Artikel 13

In het Bestuursreglement van het Zorginstituut is geregeld dat de Raad van Bestuur in een commissiereglement kan voorzien in inspraak. Het Zorginstituut vindt het noodzakelijk dat, gelet op de maatschappelijke belangen die kunnen spelen bij de advisering van de commissie, inspraak mogelijk is. Omdat de inspraak in beginsel voor een ieder is opengesteld beslist de voorzitter op een verzoek om inspraak.

Artikel 14

In beginsel zal de ACP voorbereidende adviezen geven ten behoeve van de signalementen en rapporten van het Zorginstituut die aanleiding kunnen geven tot wijzigingen van de aard, inhoud en omvang van de prestaties, bedoeld in artikel 11 van de Zvw behandelen. Er komen echter situaties voor waarbij de omvang van het signalement (of het rapport) zodanig beperkt is of inhoudelijk slechts van technische aard is dat het niet noodzakelijk is dat de commissie zich hierover buigt. De ACP krijgt daarom inzage in de onderwerpen die, gelet op de taak van de ACP, in aanmerking komen voor agendering bij de ACP.

In het tweede lid is geregeld dat de Raad van Bestuur en de ACP met elkaar overleggen over de criteria op grond waarvan onderwerpen bij de ACP worden geagendeerd. Het kader van criteria van de onderwerpen is dat er belangrijke maatschappelijke overwegingen aan de advisering ten grondslag liggen.

In het derde lid is geregeld dat de voorzitter van de commissie regelmatig overleg voert met de voorzitter van de Raad van Bestuur. In die overleggen worden nadere afspraken gemaakt over de onderwerpen waar de ACP over adviseert. Ook vindt er een terugkoppeling plaats over wat het Zorginstituut met de adviezen van de ACP heeft gedaan en de overwegingen daarbij.

Artikel 15

Indien een verzoek tot openbaarmaking aan de ACP wordt gericht, moet de ACP de Raad van Bestuur informeren over de wijze van afdoening. De ACP kan de afdoening van openbaarmakingsverzoeken mandateren aan bijvoorbeeld medewerkers van het Zorginstituut.

Voorzitter Raad van Bestuur A. Moerkamp

Naar boven