Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 12 december 2016 houdende regels ingevolge artikel 108, derde lid, en artikel 111, zesde lid, van het Besluit prudentiële regels Wft met betrekking tot de posten van de vereiste en de aanwezige liquiditeit voor kredietunies en de weging daarvan (Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017)

De Nederlandsche Bank N.V.,

Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties;

Gelet op de artikelen 2:54o tot en met 2:54q en 3:63 van de Wet op het financieel toezicht;

Gelet op hoofdstuk 11 (Liquiditeit) van het Besluit prudentiële regels Wft, in het bijzonder artikel 108, tweede en derde lid, en artikel 111, derde en zesde lid;

BESLUIT:

Artikel 1

In deze regeling en de Bijlage wordt verstaan onder:

a. Besluit:

het Besluit prudentiële regels Wft;

b. DNB:

De Nederlandsche Bank N.V..

Artikel 2

  • 1. Deze regeling is van toepassing op kredietunies met zetel in Nederland die vergunningplichtig zijn op grond van artikel 2:54o van de Wet op het financieel toezicht.

  • 2. De liquiditeitsposten die de aanwezige liquiditeit van een kredietunie vormen, als bedoeld in artikel 111, derde lid, van het Besluit, alsmede de weging van die liquiditeitsposten, worden vastgesteld zoals opgenomen onder actiefposten in de onderstaande tabel. De liquiditeitsposten die de vereiste liquiditeit van een kredietunie vormen, als bedoeld in artikel 108, tweede lid, alsmede de weging van die liquiditeitsposten, worden vastgesteld zoals opgenomen onder passiefposten in de onderstaande tabel.

    Tabel bij artikel 2, tweede lid – Liquiditeitsposten en wegingen

    ACTIEFPOSTEN

    WEGING IN PROCENTEN

    1. Vlottende activa

     

    Saldi bij banken, direct opeisbaar

    100

    Effecten met een doorlopende handel, toegelaten tot een gereglementeerde markt

    50

    2. Uitstaande leningen

    0

    3. Overige activa

    0

    4. Te ontvangen bedragen binnen de maandperiode

    60

    PASSIEFPOSTEN

    WEGING IN PROCENTEN

    1. Deposito´s

     

    (Termijn)deposito’s, opeisbaar binnen de maandperiode

    25

    Termijndeposito’s, niet opeisbaar binnen de maandperiode

    0

    2. Opgenomen leningen

    0

    3. Kredietfaciliteiten

     

    Kredietfaciliteiten, te gebruiken binnen de maandperiode

    50

    Kredietfaciliteiten, niet te gebruiken binnen de maandperiode

    0

    4. Overige passiva

    100

    5. Eigen middelen

    0

    6. Te betalen bedragen binnen de maandperiode

    100

Artikel 3

  • 1. In afwijking van artikel 2, tweede lid, kan DNB, indien zij de conform dat artikellid berekende liquiditeit niet passend acht voor een afzonderlijke kredietunie, voor deze kredietunie afwijkende posten of wegingen vaststellen.

  • 2. Bij de toepassing van het eerste lid neemt DNB de volgende aspecten in aanmerking:

    • a. de diversificatie van de liquiditeitsposten, bedoeld in de tabel bij artikel 2, tweede lid;

    • b. de mate waarin de actuele waarde van de liquiditeitsposten, bedoeld in de tabel bij artikel 2, tweede lid, binnen de tijdshorizon van een maand als constant kan worden verondersteld;

    • c. de mate waarin de liquiditeitsposten, bedoeld in de tabel bij artikel 2, tweede lid, een adequaat beeld geven van de liquiditeitspositie van de kredietunie op korte en lange termijn;

    • d. de mate waarin de looptijden van de activaposten, bedoeld in de tabel bij artikel 2, tweede lid, passend zijn bij de looptijden van de passivaposten, bedoeld in de tabel bij artikel 2, tweede lid.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na 31 december 2016, treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2017.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 12 december 2016

De Nederlandsche Bank N.V., J. Sijbrand, directeur

TOELICHTING

1. Algemeen

Inleiding

Sinds 1 januari 2016 is de Wet toezicht kredietunies (Stb. 2015, 304) van kracht die een nieuw regelgevend kader voor kredietunies introduceert. Deze wijzigingswet omvat een vergunning- en toezichtstelsel voor kredietunies, opgenomen in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Daarnaast is de lagere regelgeving, zoals het Besluit prudentiële regels Wft (Besluit), aangepast voor kredietunies op het gebied van solvabiliteit, liquiditeit, beheerste en integere bedrijfsvoering en de betrouwbaarheid en geschiktheid van beleidsbepalers. In het gewijzigde Besluit staat voor De Nederlandsche Bank (DNB) de opdracht om nadere regels op te stellen over de liquiditeitsvereisten voor vergunningplichtige kredietunies. Daartoe heeft DNB deze Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017 opgesteld.

Een kredietunie moet voldoende liquiditeit bezitten, als bedoeld in artikel 3:63, eerste lid, van de Wft. Artikel 106 van het Besluit bepaalt dat de liquiditeit van een kredietunie voldoende is als de aanwezige liquiditeit ten minste gelijk is aan de vereiste liquiditeit. De begrippen aanwezige liquiditeit en vereiste liquiditeit zijn omschreven in respectievelijk artikel 111, derde lid en artikel 108, tweede lid, van het Besluit. Deze artikelen van het Besluit bepalen kort gezegd dat de aanwezige liquiditeit bestaat uit de som van gewogen activaposten en inkomende kasstromen binnen de maandperiode en dat de vereiste liquiditeit gelijk is aan de som van de gewogen passivaposten en uitgaande kasstromen binnen de maandperiode. Deze regeling werkt de in aanmerking te nemen liquiditeitsposten en bijbehorende wegingen voor de berekening van de aanwezige en vereiste liquiditeit nader uit.

Deze regeling bouwt in belangrijke mate voort op de opzet van de Regeling liquiditeit Wft 2011, die voorafgaand aan de richtlijn en verordening kapitaalvereisten (CRD IV/CRR) gold voor banken. In overeenstemming met de relatief beperkte omvang en complexiteit van de activiteiten van kredietunies, zijn in deze regeling de (liquiditeits)posten waar mogelijk geaggregeerd in één post of ondergebracht bij de overige posten. De vaststelling van de wegingen sluit zo dicht mogelijk aan bij het huidige Europese liquiditeitsdekkingsvereiste voor banken, de Liquidity Coverage Requirement (LCR).

Deze regeling treedt met ingang van 1 januari 2017 in werking.

Rechtsbasis voor en reikwijdte van deze regeling

De rechtsgrondslag voor de onderhavige Regeling liquiditeit kredietunies Wft kan worden gevonden in artikel 108, derde lid, en artikel 111, zesde lid, van het Besluit, welke bepalingen op hun beurt zijn terug te voeren op artikel 3:63, tweede lid, van de Wft.

Deze regeling is uitsluitend van toepassing op kredietunies met zetel in Nederland die een vergunning van DNB hebben verkregen op grond van artikel 2:54o van de Wft. Derhalve geldt deze regeling niet voor kredietunies die ingevolge de artikelen 1j en 18c van de Vrijstellingsregeling Wft zijn vrijgesteld van de vergunningplicht respectievelijk van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen (Deel 3) van de Wft. Dit betekent dat deze regeling alleen relevant is voor kredietunies waarvan het bedrag aan aangetrokken opvorderbare gelden meer bedraagt dan EUR 10 miljoen (zie ook artikel 2, eerste lid, van deze regeling)

2. Resultaten van de consultatie

De concepttekst van onderhavige Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017 is op 8 september 2016 ter consultatie voorgelegd. Twee reacties zijn ontvangen. De reacties zijn op de hoofdlijnen positief. De regeling wordt passend en flexibel gevonden (Vereniging Samenwerkende Kredietunies) en goed werkbaar geacht voor kredietunies (Vereniging van Kredietunies in Nederland).

Sommigen benadrukken wel de noodzaak dat de proportionaliteit in acht wordt genomen en dat in dat kader de kosten die kredietunies maken bij het rapporteren uit hoofde van de liquiditeitsvoorschriften, beperkt blijven (Vereniging van Kredietunies in Nederland). Ook vinden sommigen het toestaan van beleggingen in effecten risicovol voor de liquiditeitspositie van een kredietunie (Vereniging van Kredietunies in Nederland). Anderen merken op dat de liquiditeitsweging van ‘Overige passiva, voorwaardelijke schulden en onherroepelijke kredietfaciliteiten’ (100%) zwaar is (Vereniging Samenwerkende Kredietunies). Ten slotte gaven de respondenten suggesties ter verduidelijking en verbetering van de wet.

Naar aanleiding van deze consultatiereacties is met betrekking tot de kredietfaciliteiten een opsplitsing gemaakt tussen ‘Kredietfaciliteiten, te gebruiken binnen de maandperiode’, met een liquiditeitsgewicht van 50%, en ‘Kredietfaciliteiten, niet te gebruiken binnen de maandperiode’, met een liquiditeitsgewicht van 0%. Ook is de liquiditeitspost ‘Effecten met een doorlopende handel, toegelaten tot een gereglementeerde markt’ nadrukkelijk beperkt tot de kwalitatief hoogwaardige liquide effecten. Daarnaast is er een toelichting toegevoegd bij de aspecten die DNB in aanmerking neemt bij haar eventuele besluit om voor een afzonderlijke kredietunie afwijkende posten en wegingen vast te stellen, als bedoeld in artikel 3, lid 2. Ten slotte zijn redactionele verbeteringen gedaan.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 van deze regeling is een aantal begrippen nader gedefinieerd.

Artikel 2, tweede lid

In de tabel bij artikel 2, tweede lid, zijn de liquiditeitsposten (activa en passiva) en de weging daarvan opgenomen.

De actiefposten van de tabel stellen, conform het bepaalde in artikel 111, zesde lid, van het Besluit, vast door welke posten de aanwezige liquiditeit wordt gevormd en welke wegingsfactor aan die actiefposten wordt toegekend, op basis van de mate waarin deze liquide worden geacht. De aanwezige liquiditeit in de maandperiode wordt dus gevormd door de som van de in de tabel genoemde actiefposten, vermenigvuldigd met de aangegeven wegingsfactor.

Saldi bij banken, direct opeisbaar zijn deposito’s die per direct opeisbaar zijn, geplaatst bij een vergunninghoudende bank met zetel in Nederland. Om concentratierisico’s voldoende te mitigeren, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, is een verantwoorde spreiding over meerdere banken vereist. Effecten met een doorlopende handel, toegelaten tot een gereglementeerde markt betreft enkel effecten die (i) doorlopend gehandeld worden, (ii) zijn toegelaten tot een gereglementeerde markt en (iii) zijn uitgegeven door instellingen waarvoor een kredietbeoordeling geldt van de eerste of tweede kredietkwaliteitscategorie, zoals omschreven in deel drie van de Europese verordening kapitaalvereisten (EU No. 575/2013). Het in aanmerking nemen van beleggingen in effecten als aanwezige liquiditeit is beperkt toegestaan, omdat deze beleggingen niet tot kerntaken van kredietunies behoren. Uitstaande leningen zijn alle door de kredietunie verstrekte leningen aan de leden, ongeacht looptijd. De bijbehorende aflossingen en rentebetalingen die contractueel gepland zijn binnen de maandperiode behoren tot de hieronder beschreven te ontvangen bedragen. Overige activa omvat alle activaposten die niet tot een van de andere genoemde actiefposten behoren. Onder te ontvangen bedragen binnen de maandperiode worden verstaan alle contractuele liquiditeitsinstromen uit het kernbedrijf van de kredietunie met een resterende looptijd van minder dan dertig kalenderdagen, gerekend vanaf de verslagdatum. Dit gaat om instromen uit blootstellingen die nog niet zijn vervallen en ten aanzien waarvan de kredietunie geen reden heeft om aan te nemen dat zij binnen de periode van dertig kalenderdagen niet worden nagekomen. Voorbeelden hiervan zijn contractuele rentebetalingen en aflossingen op uitstaande leningen.

De passiefposten van de tabel bij artikel 2, tweede lid, stellen conform het bepaalde in het artikel 108, derde lid, van het Besluit, vast door welke posten de vereiste liquiditeit wordt gevormd en welke wegingsfactor aan die passiefposten wordt toegekend, op basis van de mate waarin deze binnen de maandperiode tot een betalingsverplichting leiden. De vereiste liquiditeit in de maandperiode wordt dus gevormd door de som van de passiefposten, vermenigvuldigd met de aangegeven wegingsfactor.

(Termijn)deposito’s, opeisbaar binnen de maandperiode zijn deposito’s (inclusief opvorderbare dotaties in het kapitaal van de kredietunie) die (i) zijn ingelegd door leden van de kredietunie en (ii) per direct opeisbaar zijn of, in het geval van termijndeposito’s, een resterende looptijd hebben van minder dan dertig kalenderdagen, gerekend vanaf de verslagdatum. De wegingsfactor die aan deze deposito’s is verbonden, is relatief laag. Dit brengt een risico met zich mee dat deposito's niet onmiddellijk kunnen worden terugbetaald, maar geeft mede uitdrukking aan het gemeenschappelijke belang, ofwel de ‘common bond’, van de leden en stelt kredietunies bovendien in ruimere mate in staat om hun maatschappelijke functie te vervullen. De bijbehorende contractuele rentebetalingen binnen dertig kalenderdagen behoren tot de hieronder beschreven te betalen bedragen. Termijndeposito’s, niet opeisbaar binnen de maandperiode zijn deposito’s (inclusief opvorderbare dotaties in het kapitaal van de kredietunie) die (i) zijn ingelegd door de leden van de kredietunie, (ii) niet opeisbaar zijn voor de afloopdatum en (iii) een resterende looptijd hebben gelijk aan of meer dan dertig kalenderdagen, gerekend vanaf de verslagdatum. Tot de termijndeposito’s behoren ook deposito’s die (i) zijn ingelegd door de leden van de kredietunie als onderpand ten behoeve van een lening en (ii) niet opeisbaar zijn voor de afloopdatum van de betreffende lening, mits de resterende looptijd van deze lening gelijk is aan of meer is dan dertig kalenderdagen, gerekend vanaf de verslagdatum. Aflopende deposito’s met een resterende looptijd van minder dan dertig kalenderdagen daarentegen behoren tot de hierboven beschreven (Termijn)deposito’s, opeisbaar binnen de maandperiode. De bijbehorende contractuele rentebetalingen binnen dertig kalenderdagen behoren tot de hieronder beschreven te betalen bedragen. Opgenomen leningen zijn leningen die zijn verstrekt aan de kredietunie (niet zijnde deposito’s), bijvoorbeeld door middel van uitgifte van schuldinstrumenten. Dit betreft zowel leningen met een afloopdatum, als perpetuele leningen zonder vaste aflooptijd en aflossing. De bijbehorende contractuele aflossingen en rentebetalingen binnen dertig kalenderdagen daarentegen behoren tot de hieronder beschreven te betalen bedragen. Kredietfaciliteiten, te gebruiken binnen de maandperiode, zijn onherroepelijke overeenkomsten tussen de kredietunie en haar leden, die leden de mogelijkheid geven om binnen dertig kalenderdagen gebruik te maken van de kredietverlening van de kredietunie tot een bepaald overeengekomen kredietlimiet. Kredietfaciliteiten, niet te gebruiken binnen de maandperiode, zijn onherroepelijke overeenkomsten tussen de kredietunie en haar leden, die leden de mogelijkheid geven om over dertig of meer kalenderdagen gebruik te maken van de kredietverlening van de kredietunie tot een bepaald overeengekomen kredietlimiet. Overige passiva omvat alle passivaposten die niet tot een van de andere genoemde passiefposten behoren, waaronder voorwaardelijke schulden. Eigen middelen omvat de Tier 1 kernkapitaalbestanddelen als bedoeld in artikel 26 van de Europese verordening kapitaalvereisten (EU No. 575/2013). Dit kan gaan om dotaties in het kapitaal van de kredietunie, verkregen door uitgifte van lidmaatschaps- of participatiebewijzen die een bewijs van deelneming in het eigen vermogen van de kredietunie vormen en voldoen aan de eisen gesteld aan Tier 1 kernkapitaalinstrumenten. Ook kan het gaan om andere vormen van eigen vermogen, zoals ingehouden winsten en andere reserves. Onder te betalen bedragen binnen de maandperiode worden verstaan alle contractuele liquiditeitsuitstromen uit het kernbedrijf van de kredietunie met een resterende looptijd van minder dan dertig kalenderdagen, gerekend vanaf de verslagdatum. Dit gaat om uitstromen uit blootstellingen die nog niet zijn vervallen en die binnen de periode van dertig dagen zullen moeten worden nagekomen. Voorbeelden hiervan zijn contractuele rentebetalingen en aflossingen op ontvangen leningen en contractuele rentebetalingen op deposito’s.

Artikel 3, eerste lid

De in de tabel bij artikel 2, tweede lid, bedoelde liquiditeitsposten en de weging daarvan gelden in beginsel standaard en op gelijke wijze voor iedere kredietunie die onder de reikwijdte van deze regeling valt. In individuele gevallen kan evenwel van die standaardbenadering worden afgeweken. Indien DNB van oordeel is dat de conform de tabel bij artikel 2, tweede lid, berekende liquiditeit niet passend is, kan DNB namelijk aan afzonderlijke kredietunies afwijkende posten en wegingen opleggen.

Artikel 3, tweede lid

Bij de afweging of de standaardbenadering van posten en wegingen, als bedoeld in de tabel bij artikel 2, tweede lid, passend is voor een kredietunie, neemt DNB de aspecten in aanmerking die zijn opgesomd in dit artikellid. In hoofdlijnen gaat het hierbij om aspecten die mede waarborgen of een kredietunie over voldoende liquiditeit beschikt, maar die niet direct worden meegenomen in de conform de tabel bij artikel 2, tweede lid, berekende vereiste en aanwezige liquiditeit.

  • a. Met betrekking tot de diversificatie van de liquiditeitsposten wordt zowel de mate van diversificatie over de verschillende liquiditeitsposten, als de mate van diversificatie binnen een specifieke liquiditeitspost bedoeld. Zo dient een kredietunie te waarborgen dat een eventuele effectenportefeuille voldoende is gediversifieerd en saldi bij banken verantwoord zijn verspreid over meerdere banken om zodoende concentratierisico’s te mitigeren. Indien de mate diversificatie niet afdoende is, kan DNB afwijkende posten en wegingen opleggen.

  • b. De actuele waarde van de liquiditeitsposten dient een correcte weerspiegeling te zijn van de waarde van de liquiditeitsposten gedurende de maandperiode. Wanneer de waarde van liquiditeitsposten (zoals de effectenportefeuille) substantieel fluctueert gedurende de maandperiode, kan DNB afwijkende posten en wegingen opleggen.

  • c. De liquiditeitsberekening conform de tabel bij artikel 2, tweede lid, ziet toe op een maandperiode. Om op doorlopende basis voldoende liquiditeit te waarborgen, dient een kredietunie echter ook een adequate liquiditeitspositie op een kortere of langere periode aan te houden. Indien de liquiditeitsposten geen correct beeld geven van de liquiditeitspositie over de korte en lange termijn, kan DNB afwijkende posten en wegingen opleggen.

  • d. De looptijden van de activaposten dienen passend te zijn bij de looptijden van de passivaposten om een zogeheten ‘mismatch’ in looptijden te voorkomen. Zo dienen kredietunies langlopende activa van lange termijn financiering te voorzien.

De Nederlandsche Bank N.V., J. Sijbrand, directeur

Naar boven