Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2016, 68259 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2016, 68259 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 6.3, 7.4, vijfde lid, 11.1, eerste lid, en 12.21 van de Wet studiefinanciering 2000, artikel 17 van het Besluit studiefinanciering 2000, de artikelen 8.1, eerste lid, en 11.1, eerste lid, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de artikelen 4.3, 5.2, derde lid, en 8.1, eerste lid, van de Wet studiefinanciering BES;
Besluit:
De Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘0,96 procent’ vervangen door: 1,62 procent.
2. In het tweede lid wordt ‘0,98 procent’ vervangen door: 0,60 procent.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Voor de toepassing van artikel 8.1, eerste lid, van de WSF BES wordt onder consumentenprijsindex verstaan: de index in de reeks ‘consumentenprijsindex Caribisch Nederland’ met de grootste procentuele stijging. De van toepassing zijnde procentuele ontwikkeling is 0,45 procent.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het rentepercentage, bedoeld in artikel 6.3, eerste lid, van de WSF 2000, wordt voor het jaar 2017 vastgesteld op 0,0 procent.
2. Onder vernummering van het tweede tot het derde lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2. Het rentepercentage, bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, van de WSF 2000, wordt voor het jaar 2017 vastgesteld op 0,0 procent.
3. In het derde lid (nieuw) wordt ‘2016’ vervangen door: 2017.
C
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede ‘Met ingang van 1 januari 2016’ wordt vervangen door: Met ingang van 1 januari 2017.
2. De zinsnede ‘€ 17.052,77 respectievelijk € 21.604,95’ wordt vervangen door: € 17.329,02 respectievelijk € 21.954,95.
D
Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘2016’ vervangen door: 2017.
2. In het eerste lid wordt ‘€ 15.283,32’ vervangen door: € 15.530,91.
3. In het tweede lid wordt ‘2016’ vervangen door: 2017.
4. In het tweede lid wordt ‘€ 19.362,96’ vervangen door: € 19.676,64.
E
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘2016’ vervangen door: 2017.
2. In het eerste lid wordt ‘€ 13.989,13’ vervangen door: € 14.215,75.
3. In het tweede lid wordt ‘2016’ vervangen door: 2017.
4. In het tweede lid wordt ‘€ 335,73’ vervangen door: € 337,68.
F
Artikel 7, aanhef en de overzichten 1, 2 en 3, komt te luiden:
Met ingang van 1 januari 2017 luiden de bedragen, genoemd in de overzichten 1, 2 en 3 van artikel 3.18 van de WSF 2000, als volgt:
A. Beroepsonderwijs |
|
Normbedrag thuiswonend |
€ 504,52 |
Normbedrag uitwonend |
€ 712,54 |
B. Hoger onderwijs |
|
Normbedrag |
€ 867,68 |
A. Beroepsonderwijs |
|
Basisbeurs (exclusief toeslag eenoudergezin) |
|
thuiswonend |
€ 82,30 |
uitwonend |
€ 268,59 |
Basislening |
|
thuis- en uitwonend |
€ 179,29 |
Maximale aanvullende beurs/lening of veronderstelde ouderlijke bijdrage |
|
thuiswonend |
€ 337,68 |
uitwonend |
€ 359,41 |
B. Hoger onderwijs |
|
Basislening |
€ 481,60 |
Maximale aanvullende beurs/lening of veronderstelde ouderlijke bijdrage |
€ 386,08 |
Hoger onderwijs |
Beroepsonderwijs |
|
---|---|---|
Toeslag eenoudergezin |
€ 251,04 |
€ 251,04 |
G
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede ‘van 1 januari 2016 tot 1 januari 2017’ wordt vervangen door: van 1 januari 2017 tot 1 januari 2018.
2. Het bedrag ‘€ 925,95’ wordt vervangen door: € 931,51.
H
Artikel 8a wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede ‘Naar de maatstaf van 1 januari 2016’ wordt vervangen door: Naar de maatstaf van 1 januari 2017.
2. Het bedrag ‘€ 925,95’ wordt vervangen door: € 1.249,63.
I
Artikel 8b, aanhef en overzicht, komt te luiden:
Met ingang van 1 januari 2017 luiden de bedragen, genoemd in artikel 12.14, tweede lid, van de WSF 2000, als volgt:
thuiswonende |
uitwonende |
|
---|---|---|
a. maandbedrag als bedoeld in overzicht 1 van artikel 3.18 |
€ 659,63 |
€ 867,68 |
b. basisbeurs als bedoeld in overzicht 2 van artikel 3.18 |
€ 104,40 |
€ 290,68 |
c. maximale aanvullende beurs of lening als bedoeld in overzicht 2 van artikel 3.18 |
€ 252,91 |
€ 274,68 |
d. basislening als bedoeld in overzicht 2 van artikel 3.18 |
€ 302,32 |
€ 302,32 |
J
Artikel 8c vervalt.
K
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘Met ingang van schooljaar 2016–2017’ vervangen door: Met ingang van schooljaar 2017–2018.
2. In het eerste lid wordt ‘€ 33.649, 39’ vervangen door: € 34.194,51.
3. In het tweede lid wordt ‘Met ingang van 1 januari 2016’ vervangen door: Met ingang van 1 januari 2017.
4. In het tweede lid wordt ‘€ 3.782,86’ vervangen door: € 3.844,14.
L
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘2016’ vervangen door: 2017.
2. In onderdeel a wordt ‘€ 112,62’ vervangen door: € 113,30.
3. In onderdeel b wordt ‘€ 262,58’ vervangen door: € 264,16.
M
Artikel 11, aanhef en overzicht, komt te luiden:
Met ingang van schooljaar 2017–2018 luidt de tegemoetkoming schoolkosten, bedoeld in artikel 4.6 van de WTOS, als volgt:
a. onderbouw volledig op grond van de WVO bekostigd onderwijs en onderbouw + bovenbouw volledig op grond van de WEB bekostigd voorbereidend beroepsonderwijs verzorgd in een agrarisch opleidingscentrum |
€ 79,88 |
b. bovenbouw volledig op grond van de WVO bekostigd onderwijs |
€ 87.46 |
c. onderbouw niet volledig en rechtstreeks bekostigd vo |
€ 109,38 |
d. bovenbouw niet volledig en rechtstreeks bekostigd vo |
€ 117,00 |
e. speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs |
€ 53,07 |
f. voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo) |
€ 117,00 |
N
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede ‘Met ingang van het schooljaar 2016–2017’ wordt vervangen door: Met ingang van het schooljaar 2017–2018.
2. Het bedrag ‘€ 731,50’ wordt vervangen door: € 735,89.
O
Artikel 13, aanhef en de overzichten 1 en 2, komt te luiden:
Met ingang van het schooljaar 2017–2018 luidt de tegemoetkoming schoolkosten, bedoeld in de overzichten 1 en 2 van artikel 5.10 van de WTOS, als volgt:
aantal minuten per week |
schoolkosten |
540 of meer |
€ 314,86 |
540 of meer en voor 1 januari 270 tot 540 |
€ 157,43 + € 157,43 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd |
270 tot 540 |
€ 212,13 |
270 tot 540 en voor 1 januari minder dan 270 |
€ 106,06 + € 106,07 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd |
minder dan 270 |
nihil |
aantal minuten per week |
schoolkosten |
540 of meer |
€ 157,43 |
540 of meer en voor 1 januari 270 tot 540 |
€ 78,72 + € 78,71 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd |
270 tot 540 |
€ 106,06 |
270 tot 540 en voor 1 januari minder dan 270 |
€ 53,03 + € 53,03 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd |
Minder dan 270 |
nihil |
P
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘2016–2017’ vervangen door: 2017–2018.
2. In onderdeel a wordt ‘€ 732,00’ vervangen door: € 736,00.
3. In onderdeel b wordt ‘€ 312,98’ vervangen door: € 314,86.
4. In onderdeel c wordt ‘€ 210,86’ vervangen door: € 212,13.
Q
Artikel 15, aanhef en overzichten, komt te luiden:
Met ingang van 1 januari 2017 luiden de bedragen, bedoeld in artikel 2.2 van de WSF BES, als volgt:
I. Onderwijstype |
II. Plaats opleiding |
III. Prestatiebeurs of gift per maand |
IV. Lening tijdens prestatiebeurs per maand |
V. Lening na prestatiebeurs per maand |
---|---|---|---|---|
Beroepsonderwijs |
Eigen openbaar lichaam |
USD 74,56 |
USD 149,12 |
USD 223,68 |
Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten |
USD 242,31 |
USD 484,62 |
USD 726,93 |
|
Overig deel Caribische regio |
USD 372,79 |
USD 745,58 |
USD 1.118,37 |
|
Verenigde Staten van Amerika |
USD 511,39 |
USD 1.022,78 |
USD 1.534,17 |
|
Hoger onderwijs |
Eigen openbaar lichaam |
USD 139,79 |
USD 279,58 |
USD 419,37 |
Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten |
USD 279,58 |
USD 559,16 |
USD 838,74 |
|
Overig deel Caribische regio |
USD 372,79 |
USD 745,58 |
USD 1.118,37 |
|
Verenigde Staten van Amerika |
USD 511,39 |
USD 1.022,78 |
USD 1.534,17 |
I. Onderwijstype |
II. Plaats opleiding |
III. Prestatiebeurs |
IV. Lening |
---|---|---|---|
Beroepsonderwijs opleiding niveau 3 of 4 en hoger onderwijs |
Europees deel van Nederland |
USD 2.573,40 |
USD 5.146,80 |
Artikel 6.1, derde lid, van de Regeling studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede ‘naar de maatstaf van 1 januari 2016’ wordt vervangen door: naar de maatstaf van 1 januari 2017.
2. Het bedrag ‘€ 164,47’ wordt vervangen door: € 165,46.
Artikel 3.1, derde lid, van de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede ‘naar de maatstaf van 1 januari 2016’ wordt vervangen door: naar de maatstaf van 1 januari 2017.
2. Het bedrag ‘€ 61,91’ wordt vervangen door: € 62,28.
Artikel 5.1, derde lid, van de Regeling studiefinanciering BES, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede ‘naar de maatstaf van 1 januari 2016’ wordt vervangen door: naar de maatstaf van 1 januari 2017.
2. Het bedrag ‘USD 244,79’ wordt vervangen door: USD 245,89.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.
2. Indien de Staatscourant, waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2016, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2017.
Deze ministeriële regeling wijzigt de Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES, de Regeling studiefinanciering 2000, de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de Regeling studiefinanciering BES.
De normbedragen die zijn opgenomen in de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: WSF 2000), de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (hierna: WTOS), en de Wet studiefinanciering BES (hierna: WSF BES) worden jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsontwikkelingen. Tevens wordt vastgesteld wat wordt verstaan onder de consumentenprijsindex en het indexcijfer van de cao-lonen, op basis waarvan de nieuwe bedragen zijn berekend.
Dit dient te geschieden vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de normbedragen betrekking hebben. In deze regeling tot wijziging van de Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES worden de normbedragen en percentages vastgesteld die gelden voor het jaar 2017 dan wel studie- respectievelijk schooljaar 2017–2018.
Hoewel de reisvoorziening bedoeld in artikel 5.3, eerste lid, en de draagkrachtvrije voet bedoeld in artikel 6.10, tweede lid, van de WSF 2000, niet bij ministeriële regeling worden vastgesteld, worden de bedragen in het kader van de duidelijkheid in de toelichting genoemd.
In artikel 5.3, eerste lid, van de WSF 2000 is vastgesteld dat het deel van de prestatiebeurs dat betrekking heeft op het recht op de reisvoorziening, gelijk is aan een twaalfde deel van de waarde die daarvoor per studerende door het vervoerbedrijf aan de minister in rekening wordt gebracht. Dit deel van de prestatiebeurs bedraagt voor kalenderjaar 2017 € 89,07 en wordt, overeenkomstig artikel 5.3, eerste lid, laatste volzin, niet uitbetaald of verrekend.
In artikel 6.10, tweede lid, van de WSF 2000 is vastgesteld dat de draagkrachtvrije voet op het draagkrachtinkomen in mindering wordt gebracht. Dit bedrag wordt niet bij ministeriële regeling vastgesteld, maar vloeit rechtstreeks voort uit het geregelde op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Voor 120 procent van het belastbaar minimumloon wordt € 23.355,99. gelezen. Voor 84 procent van het belastbaar minimumloon wordt € 16.349,20 gelezen. Voor 143 procent wordt € 27.832,56 gelezen. Voor 100 procent wordt € 19.463,33 gelezen.
Hoewel de tegemoetkoming onderwijsbijdrage voor de verschillende categorieën die de WTOS bedient, niet bij ministeriële regeling worden vastgesteld, worden de bedragen in het kader van de duidelijkheid in de toelichting genoemd.
De WTOS bedient verschillende categorieën personen. De tegemoetkomingen zijn voor de onderwijsbijdrage gebaseerd op verschillende te betalen onderwijsbijdragen.
Voor een bepaalde groep deelnemers aan het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (hierna: vavo) (artikel 4.4, eerste lid, WTOS) is de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage gelijk aan het lesgeld, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet. Dit bedrag is voor het schooljaar 2017–2018 vastgesteld op € 1137,00. Een twaalfde deel hiervan is € 94,75.
Voor studenten aan een lerarenopleiding (artikel 5.3) is het tegemoetkomingsbedrag aan onderwijsbijdrage gebaseerd op het minimumbedrag aan deeltijdcollegegeld zoals dat gold in studiejaar 2009–2010. Deze tegemoetkoming is dus gefixeerd (kan niet worden geïndexeerd) en bedraagt € 567,23.
Voor leerlingen in het deeltijd voortgezet onderwijs en vavo is de hoogte van de onderwijsbijdrage 2017/2018 afhankelijk van de periode waarin en het aantal minuten per week dat onderwijs gevolgd wordt (artikel 5.10 en artikel 10.7, tweede lid, WTOS). De onderwijsbijdrage bedraagt € 360,00 indien per week meer dan 540 minuten onderwijs wordt gevolgd en € 240,00 wanneer 270 tot 540 minuten onderwijs per week wordt gevolgd. Indien minder dan 270 minuten per week onderwijs wordt gevolgd is de onderwijsbijdrage nihil.
De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten.
Op grond van artikel 11.1, eerste lid, van de WSF 2000, artikel 17, derde lid, van het BSF 2000, artikel 11.1, eerste lid, van de WTOS en artikel 5, derde lid, van het BTOS worden de normbedragen jaarlijks aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex of het indexcijfer van de cao-lonen. Op grond van artikel 8.1 van de WSF BES worden de normbedragen BES jaarlijks aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex. Wat daaronder moet worden verstaan is vastgesteld in de te wijzigen regeling (Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES).
Onderdeel 1. Als indexcijfer van de cao-lonen wordt gehanteerd de reeks ‘CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen (2010 = 100)’ zoals die wordt berekend en bekendgemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De indexering is bepaald door de procentuele wijziging die het indexcijfer van de cao-lonen over de maand december van het tweede jaar voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van de maand december van het daaraan voorafgaande jaar. Bedoeld indexcijfer over december 2014 bedraagt 105,0 en over december 2015 106,7. De procentuele ontwikkeling is 1,62 procent. De loongevoelige WSF 2000-(grens)bedragen en WTOS-(grens)bedragen voor het jaar 2017 zijn berekend met gebruikmaking van deze laatste procentuele ontwikkeling.
Onderdeel 2. Als consumentenprijsindex wordt gehanteerd de reeks ‘consumentenprijsindex alle huishoudens (2015 = 100)’ zoals die wordt berekend en bekendgemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De indexering is bepaald door de procentuele wijziging die het consumentenprijsindexcijfer over het tweede jaar voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar. De prijsgevoelige WSF 2000-normbedragen en de prijsgevoelige WTOS-bedragen worden jaarlijks aangepast met die procentuele wijziging. Bedoeld indexcijfer over 2014 bedraagt 99,40 en over 2015 100,00. De procentuele ontwikkeling is 0,60 procent.
Onderdeel 3. De indexering naar bedragen van 2017 is bepaald door de procentuele wijziging die het consumentprijsindexcijfer over het tweede jaar voorafgaand (2015) aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar (2014). Onder de consumentenprijsindex wordt de index in de reeks ‘consumentenprijsindex Caribisch Nederland’ met de grootste procentuele stijging verstaan. Bedoeld indexcijfer over 2014 bedraagt 114,46 en over 2015 113,95. De procentuele ontwikkeling is 0,45 procent.
Artikel 6.3 van de WSF 2000, en artikel 4.3 van de WSF BES schrijven voor dat jaarlijks uiterlijk in december een rentepercentage wordt vastgesteld.
In de WSF 2000 wordt voor de lening beroepsonderwijs uitgegaan van een rentepercentage dat gelijk is aan het gemiddeld effectief rendement over de maand september van dat jaar van de openbare lening, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 3 tot 5 jaren. Het gemiddeld effectief rendement over september 2016 was negatief, wat betekent dat het rentepercentage op grond van de tweede volzin van artikel 6.3, eerste lid, van de WSF 2000, voor het jaar 2017 wordt vastgesteld op nul.
In de WSF 2000 wordt voor de lening hoger onderwijs uitgegaan van het rentepercentage dat gelijk is aan het gemiddeld effectief rendement over de periode van 12 maanden, gerekend van oktober van het voorafgaande jaar tot en met september van het lopende jaar, van de openbare lening, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 5 jaren. Het gemiddeld effectief rendement over deze periode van 12 maanden, was – evenals bij de lening beroepsonderwijs – negatief, wat betekent dat het rentepercentage op grond van de tweede volzin van artikel 6.3, tweede lid, van de WSF 2000, voor het jaar 2017 ook voor de lening hoger onderwijs wordt vastgesteld op nul.
Bij de WSF BES moet worden uitgegaan van een rentepercentage dat gelijk is aan het over de maand oktober van dat jaar bekendgemaakte gemiddeld effectief rendement van openbare leningen, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 3 tot 5 jaar. Het gemiddeld effectief rendement over de maand oktober 2016 is negatief. Omdat de wet uitgaat van een positief rentepercentage, wordt het rentepercentage WSF BES voor 2016 vastgesteld op 0,0 procent.
In artikel 5 vindt aanpassing van de vrije voet veronderstelde ouderlijke bijdrage beroepsonderwijs plaats.
In artikel 5a vindt aanpassing van de vrije voet veronderstelde ouderlijke bijdrage hoger onderwijs plaats.
In artikel 6 vindt aanpassing van loongevoelige WSF 2000-grensbedragen plaats, namelijk de vrije voeten eigen inkomsten genoemd in artikel 3.17, eerste lid, WSF 2000, en het bedrag genoemd in artikel 3.17, vierde lid, WSF 2000.
In deze artikelen vindt aanpassing plaats van de prijsgevoelige WSF 2000-normbedragen, bedoeld in de artikelen 3.18, 4.7, derde lid, 4.18, tweede lid, en 5.2, vierde lid, van de WSF 2000.
In artikel 8a vindt aanpassing plaats van de waarde van de kwijtschelding studieschuld voor studenten met een handicap of chronische ziekte, bedoeld in artikel 6.2a, tweede lid, van de WSF 2000.
In artikel 12.14, tweede lid, van de WSF 2000 zijn de normbedragen geregeld die voor studenten met cohortgarantie in de plaats komen van de bedragen in artikel 3.18 van de WSF 2000. Deze normbedragen dienen op grond van artikel 12.21 van de WSF 2000 overeenkomstig artikel 11.1 van de WSF 2000 te worden aangepast. Nu de bedragen van artikel 3.18 van de WSF 2000 volgens artikel 17, tweede lid, van het Besluit studiefinanciering 2000 worden gewijzigd aan de hand van de consumentenprijsindex, betekent dit ook voor de bedragen voor studenten met cohortgarantie een indexatie aan de hand van de consumentenprijsindex.
In artikel 12.16 van de WSF 2000 is de verhoging van de aanvullende beurs geregeld voor het eerste jaar na invoering van de Wet studievoorschot hoger onderwijs, te weten studiejaar 2015–2016. In artikel 8c werden de in dit artikel opgenomen bedragen geïndexeerd. Nu de regeling enkel zag op studiejaar 2015–2016 hoeven de bedragen in artikel 12.16 van de WSF 2000 niet langer geïndexeerd te worden en komt artikel 8c te vervallen.
De grensbedragen draagkracht, bedoeld in artikel 2.23, tweede lid, van de WTOS, en toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 10.5, tweede lid, van de WTOS, zijn loongevoelig en worden dus aangepast.
In deze artikelen vindt aanpassing plaats van de prijsgevoelige WTOS-normbedragen, bedoeld in de artikelen 4.3, 4.6, 5.4, 5.10, en 10.7, derde lid, van de WTOS.
In dit artikel vindt aanpassing plaats van de prijsgevoelige WSF BES-normbedragen in artikel 2.2 van de WSF BES.
Op grond van artikel 7.4, vijfde lid, van de WSF 2000 worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van tegemoetkomingen. Dit is gebeurd in de Regeling studiefinanciering 2000 (RSF 2000). In artikel 6.1, derde lid, RSF 2000 is het bedrag bepaald waarmee teveel uitbetaalde bedragen worden verrekend. In artikel 6.2 RSF 2000 is bepaald dat dit bedrag wordt aangepast aan de procentuele ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer.
Op grond van artikel 8.1, eerste lid, van de WTOS worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van tegemoetkomingen. Dit is gebeurd in de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (RTOS). In artikel 3.1, derde lid, RTOS, is het bedrag bepaald waarmee teveel uitbetaalde bedragen worden verrekend. In artikel 6 3.3 RTOS is bepaald dat dit bedrag wordt aangepast aan de procentuele ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer.
Artikel 5.2 van de WSF BES bepaalt dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van bedragen. Op grond daarvan is in artikel 5.1, derde lid, van de Regeling studiefinanciering BES het bedrag bepaald waarmee teveel uitbetaalde bedragen worden verrekend. In artikel 5.2 van die regeling is bepaald dat overeenkomstig 8.1 van de WSF BES dit bedrag op gelijke wijze wordt aangepast als de normbedragen in artikel 2.2 van de WSF BES (indexering aan de hand van de consumentenprijsindex).
Dit artikel regelt de inwerkingtreding.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-68259.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.