Regeling van de Minister van Financiën van 8 december 2016, 2016-221099, directie Financiële Markten, tot wijziging van de Regeling eindtermen en toetstermen examens financiële dienstverlening Wft in verband met het verwerken van de nieuwe ontwikkelingen in de eindtermen en toetstermen

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 9, vierde lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling eindtermen en toetstermen examens financiële dienstverlening Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

In de aanhef van artikel 2 wordt ‘artikel 9, tweede lid’ vervangen door: artikel 9, vierde lid.

B

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

De toetstermen behorende bij de periodieke examens, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van het besluit, worden vastgesteld overeenkomstig bijlage 12.

C

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van bijlage 1 wordt ‘Eind en toetstermen’ vervangen door: Eindtermen en toetstermen.

2. In toetsterm 4a.1 wordt ‘Communiceert schriftelijk en op een correcte wijze met de klant’ vervangen door: Communiceert zowel mondeling als schriftelijk op een correcte wijze met de klant.

3. In toetsterm 4a.2 wordt ‘Doorverwijzen naar anderen’ vervangen door: Doorverwijzen naar de juiste persoon.

4. Toetsterm 1a.3 komt te luiden:

1a.3

De kandidaat kan de gevolgen van de verschillende levensfasen voor de financiële overzichten (opbrengsten/uitgaven en bezittingen/schulden) van een klantenhuishouding uitleggen aan de klant.

B

5. In toetsterm 1a.8 wordt ‘Inkomstenbelasting’ vervangen door ‘inkomstenbelasting’ en wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘K’ vervangen door: B

6. Na toetsterm 1a.9 wordt een toetsterm ingevoegd, luidende:

1a.10

De kandidaat kan benoemen in welke gevallen een krediet bij het BKR geregistreerd wordt.

K

7. In toetsterm 1b.2 wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘K’ vervangen door: B.

8. In toetsterm 1b.3 wordt ‘BKR-, EVA- en VIS-toetsing’ vervangen door: BKR-, EVA- VIS- en UBO-toetsing.

9. In toetsterm 1b.4 vervalt ‘noemen en’.

10. In toetsterm 1b.8 vervalt ‘noemen en de’.

11. In toetsterm 1b.10 wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘K’ vervangen door: B.

12. In toetsterm 1b.11 wordt ‘boeken of onttrekken aan’ vervangen door: boeken op of onttrekken aan.

13. In toetsterm 2a.1 wordt ‘zonodig’ vervangen door: indien nodig.

14. In toetsterm 2b.1 wordt ‘indien nodig’ vervangen door: indien daartoe aanleiding is.

15. Toetsterm 1c.10 komt te luiden:

1c.10

De kandidaat kan op hoofdlijnen het wettelijk kader omschrijven met betrekking tot de informatieverstrekking over krediet aan de klant.

K

16. Toetsterm 1c.26 komt te luiden:

1c.26

De kandidaat kan uitleggen wat de invloed is van de rentevaste periode op de hoogte van de hypotheekrente.

B

17. In toetsterm 1d.10 wordt ‘van gemoedsbezwaarden omschrijven’ vervangen door: voor gemoedsbezwaarden opsommen.

18. In toetsterm 1e.5 wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘B’ vervangen door: K.

19. In toetsterm 1f.2 wordt ‘productwijzer’ vervangen door: verzekeringskaart.

20. In toetsterm 1f.4 wordt ‘een productwijzer’ vervangen door ‘een verzekeringskaart’ en wordt ‘in productwijzer’ vervangen door: in de verzekeringskaart.

21. In toetsterm 1f.5 wordt ‘tuchtraad’ vervangen door: Stichting Tuchtraad Banken.

22. Toetsterm 1f.9 vervalt.

23. Toetsterm 1f.17 komt te luiden:

1f.17

De kandidaat kan de rol van de AFM in het kader van de zorgplicht uitleggen.

B

24. In toetsterm 1f.37 wordt ‘objectieve en op basis van een selectieve analyse’ vervangen door: objectieve en selectieve analyse.

25. Toetsterm 1g.12 komt te luiden:

1g.12

De kandidaat kan de werking van het mededelingsplicht-artikel en de mogelijke gevolgen daarvan uitleggen.

B

26. In toetsterm 1g.18 wordt ‘de drie situaties’ vervangen door: de situaties.

D

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van bijlage 2 wordt ‘Eind en toetstermen’ vervangen door: Eindtermen en toetstermen.

2. Toetsterm 1a.1 komt te luiden:

1a.1

De kandidaat kan de reikwijdte en regelgeving van de Wft en de uitwerking daarvan in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft alsmede de gedragscode van de Nederlandse Vereniging van Banken en de gedragscode van de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland uitleggen.

B

3. In toetsterm 2a.2 wordt ‘kennis en begrip van gesprekspartner’ vervangen door: kennis en begrip van de gesprekspartner.

4. In toetsterm 4a.1 wordt ‘verslag’ vervangen door: verslagen.

5. In toetsterm 4a.3 wordt ‘Doorverwijzen naar anderen’ vervangen door: Doorverwijzen naar de juiste persoon.

6. Toetsterm 1b.2 komt te luiden:

1b.2

De kandidaat kan de regelgeving ter voorkoming van overkreditering uitleggen.

B

7. In toetsterm 2c.3 wordt ‘Inkomen vaststellen’ vervangen door: Inkomen berekenen en vaststellen.

8. In toetsterm 1f.1 wordt na ‘de WCK’ ingevoegd: en titel 2a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

9. Toetsterm 1h.7 komt te luiden:

1h.7

De kandidaat kan de werking van de meest gebruikelijke arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids- en overlijdensrisicoverzekeringen uitleggen.

B

10. In toetsterm 3b.1 wordt ‘Kan het advies’ vervangen door: Kan ik het advies.

11. In toetsterm 1i.3 wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘K’ vervangen door: B.

E

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder materiële verzekeringen (rubriek A), 1. Bezit, vervalt in de opsomming: Reis en annulering.

2. Onder vermogensbeschermende schadeverzekeringen (rubriek B), 1. Aansprakelijkheid, wordt aan de opsomming toegevoegd: Reis en annulering.

3. In toetsterm 1a.5 wordt ‘aard en gebrek, opzet of roekeloosheid’ vervangen door: aard en gebrek van een verzekerde zaak, door opzet of roekeloosheid.’.

4. In toetsterm 1a.10 wordt ‘Richtlijn Waardevermindering en het Fraudeprotocol’ vervangen door: Richtlijn Waardevermindering Personenauto’s en het Protocol Verzekeraars & Criminaliteit.

5. In toetsterm 1a.11 wordt na ‘Gedragscode Letselschade’ ingevoegd: , en de strekking ervan uitleggen.

6. In toetsterm 1a.12 wordt na ‘Kwaliteitscode Rechtsbijstand’ ingevoegd: en de strekking ervan uitleggen.

7. In toetsterm 4a.3 wordt ‘Doorverwijzen naar anderen’ vervangen door: Doorverwijzen naar de juiste persoon.

8. In toetsterm 2b.2 vervalt ‘De klant begrijpt de omstandigheden of de preventiemaatregelen niet’.

9. In toetsterm 1c.4 wordt ‘het belang kort uitleggen’ vervangen door: kort het belang uitleggen.

10. In toetsterm 1c.11 wordt ‘huurder’ vervangen door: bezitter.

11. In de toetstermen 1c.14, 1c.15 en 1c.17 wordt ‘zorgverzekering’ telkens vervangen door: ziektekostenverzekering.

12. Toetsterm 1d.12 komt te luiden:

1d.12

De kandidaat kan de meest gangbare in pleziervaartuigenverzekeringen opgenomen begrippen verklaren, waaronder: nieuw voor oud, abandonnement, averij en aanvaring.

B

13. Toetsterm 1d.14 komt te luiden:

1d.14

De kandidaat kan uitleggen hoe een reis- en annuleringsverzekering het vermogen van de verzekerde kan beschermen.

B

14. Toetsterm 1d.16 komt te luiden:

1d.16

De kandidaat kan uitleggen uit welk(e) component(en) de premie op een zorgverzekering of aanvullende ziektekostenverzekering in de regel bestaat.

B

15. Het opschrift ‘CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN’ wordt vervangen door: RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN.

16. In toetsterm 1f.4 wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘K’ vervangen door: B.

17. Toetsterm 2e.5 komt te luiden:

2e.5 Risicogebeurtenissen beoordelen die niet onder de dekking van een standaard verzekering vallen en die mogelijk een maatwerkoplossing voor de (eind-)klant vereisen.

De kandidaat legt duidelijk uit dat bepaalde risico’s mogelijk niet te verzekeren zijn en legt uit waarom.

 

18. In toetsterm 2e.8 wordt ‘nieuwwaarde- en dagwaarderegeling’ vervangen door: nieuwwaarde- of dagwaarderegeling.

19. In toetsterm 2e.9 wordt ‘mogelijke gevolgen’ vervangen door: nadelen.

20. Toetsterm 2e.10 komt te luiden:

2e.10 Het belang aantonen van een aansprakelijkheidsverzekering (inclusief eventuele jagersdekking) en rechtsbijstandverzekering in de specifieke situatie van de klant.

De voorbeelden en argumenten sluiten aan op de situatie van de klant.

Let op jagersrisico bij aansprakelijkheidsverzekering.

Let op de maximale vergoeding externe advocaatkosten bij rechtsbijstand, conflicten- en geschillenregeling rechtsbijstand, inloop- en uitlooprisico, carenztijd en smeulende conflicten bij rechtsbijstandverzekering.

21. In toetsterm 2.e15 wordt ‘gezondheidswaarborgen’ vervangen door: gevaarlijke beroepen of gevaarlijke sporten.

22. In toetsterm 3c.2 wordt ‘Idem 3b.1.’ vervangen door ‘Risicoanalyse is correct.

De risicoanalyse doet recht aan de uitgangspunten en doelstellingen van de klant, en de klant herkent zich erin. Alternatieve verzekeringsmogelijkheden eventueel met beperkte dekking of tegen een verhoogde premie’ en wordt ‘Rialto’ vervangen door: De Vereende.

23. In toetsterm 1h.8 wordt ‘ondereen’ vervangen door: onder een.

F

Bijlage 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder materiële schadeverzekeringen (rubriek A), 1. Bezit, vervalt in de opsomming: Reis en annulering.

2. Onder vermogensbeschermende schadeverzekeringen (rubriek B), 1. Aansprakelijkheid, wordt aan de opsomming toegevoegd: Reis en annulering.

3. In toetsterm 4a.3 wordt ‘Doorverwijzen naar anderen’ vervangen door: Doorverwijzen naar de juiste persoon.

4. Toetsterm 1c.4 komt te luiden:

1c.4

De kandidaat kan kort het belang van de dekking uitleggen en wat de verschillen zijn tussen de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke verzekeringen.

B

5. In toetsterm 1c.8 wordt ‘de begrippen’ vervangen door: de meest gangbare begrippen zoals.

6. Toetsterm 1c.14 vervalt.

7. In toetsterm 1c.19 vervalt ‘aan de klant aan de hand van relevante voorbeelden’.

8. In toetsterm 1c.24 wordt ‘ongevallen risico’s’ vervangen door: ongevallenrisico’s.

9. In toetsterm 1d.1 wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘K’ vervangen door: B.

10. In toetsterm 2c.4 wordt ‘verstrekking’ vervangen door: verstrekking of vergoeding.

11. In toetsterm 2c.6 wordt ‘Mogelijke vervoerscondities: verpakkingswijze, middelen van vervoer, geconditioneerd vervoer, maximum per gelegenheid, vervoersomzet, retourzendingen’ vervangen door: Onderwerpen die aan de orde (kunnen) komen zijn: mogelijke vervoerscondities, verpakkingswijze, middelen van vervoer, geconditioneerd vervoer, maximum per gelegenheid, vervoersomzet en retourzendingen.

12. In toetsterm 2c.7 wordt ‘verstrekking’ vervangen door: verstrekking of vergoeding.

13. Toetsterm 2d.1 komt te luiden:

2d.1 De genomen preventiemaatregelen analyseren.

De kandidaat informeert de klant over de doelmatigheid van de door hem voorgestelde preventiemaatregelen.

 

14. In toetsterm 3b.1 vervalt ‘Hoe word je daarvan overtuigd?’.

15. Het opschrift ‘CATEGORIE A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN’ wordt vervangen door: RUBRIEK A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN.

16. Toetsterm 1e.8 vervalt.

17. In toetsterm 1e.9 wordt ‘alternatieve vormen’ vervangen door: specifieke vormen.

18. Toetsterm 1e.12 vervalt.

19. Het opschrift ‘CATEGORIE B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN’ wordt vervangen door: RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN.

20. Na ‘RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN’ worden twee toetstermen ingevoegd, luidende:

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

1e.16a

De kandidaat kan uitleggen binnen welke termijn een annuleringsverzekering in principe moet zijn gesloten en welke verzekeringsmogelijkheden er zijn indien deze

termijn wordt overschreden.

B

1e.16b

De kandidaat kan het doel van de recallverzekering uitleggen.

B

21. In toetsterm 1e.23 wordt ‘onder de reconstructiekosten vallen’ vervangen door: zijn verzekerd op de reconstructiekostenverzekering.

22. Het opschrift ‘CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN’ wordt vervangen door: RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN.

23. Het opschrift ‘CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN’ wordt vervangen door: RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN.

24. Het opschrift ‘CATEGORIE A MATERIËLE BEZITSVERZEKERINGEN’ wordt vervangen door: RUBRIEK A MATERIËLE BEZITSVERZEKERINGEN.

25. Het opschrift ‘CATEGORIE B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN’ wordt vervangen door: RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN.

26. Het opschrift ‘CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLEN’ wordt vervangen door: RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN.

27. In toetsterm 1g.5 wordt na ‘Wet langdurige zorg’ ingevoegd: , Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugdwet.

28. In toetsterm 1g.6 wordt ‘verzekerden’ vervangen door: verzekerde.

29. In toetsterm 2e.4 wordt ‘(eind)-klant’ vervangen door: klant.

30. Toetsterm 2e.13 komt te luiden:

2e.13 Voor niet of moeilijk verzekerbare arbeidsongeschiktheidsrisico’s een passende oplossing adviseren in de vorm van een ongevallenverzekering.

Klant baseert behoefte eventueel op advies inkomensadviseur. Kandidaat werkt goed samen met inkomensadviseur.

De oplossing is passend.

 

31. In toetsterm 2e.14 wordt ‘meerpolissen’ vervangen door ‘meer polissen’ en wordt gezondheidswaarborgen’ vervangen door: gevaarlijke beroepen of gevaarlijke sporten.

32. In toetsterm 3c.2 wordt ‘Idem 3c.1.’ vervangen door ‘Risicoanalyse is correct.

De risicoanalyse doet recht aan de uitgangspunten en doelstellingen van de klant, en de klant herkent zich erin. Alternatieve verzekeringsmogelijkheden eventueel met beperkte dekking of tegen een verhoogde premie’ en wordt ‘Rialto’ vervangen door: De Vereende.

33. In toetsterm 3c.3 wordt ‘De klant begrijpt o.b.v. uitleg van kandidaat’ vervangen door: De klant begrijpt op basis van uitleg van de kandidaat.

34. Het opschrift ‘CATEGORIE A MATERIELE VERZEKERINGEN’ wordt vervangen door: RUBRIEK A MATERIELE BEZITSVERZEKERINGEN.

35. Het opschrift ‘CATEGORIE C ONGEVALLEN’ wordt vervangen door: RUBRIEK C ONGEVALLENVERZEKERINGEN.

36. Toetsterm 2f.2 komt te luiden:

2f.2 Beoordelen of de acceptatiebeslissing, voorwaarden en verzekerde bedragen met betrekking tot een lopende polis aansluiten op zijn (eerdere) inschatting van het ter verzekering aangeboden risico.

Voor de klant is het aangeboden risico nu afgedekt.

De verzekering is op de juiste wijze in (voorlopige) dekking gegeven; is bevestigd aan de verzekeraar en de verzekerde.

Bij afwijking dient de klant te worden geïnformeerd en moet een nieuwe beoordeling van het risico plaatsvinden.

37. In toetsterm 2f.3 wordt ‘De klant begrijpt wat hij aangeboden krijgt’ vervangen door: De kandidaat maakt de klant duidelijk dat de aangeboden dekking niet of niet meer voldoet aan de wensen van de klant.

38. In toetsterm 2f.4 wordt ‘beëindiging van verzekering, rekening houdend met uitloop en inloop’ vervangen door: beëindiging of wijziging van verzekering, rekening houdend met specifieke polisvoorwaarden.

39. In toetsterm 3d.2 wordt ‘Onbekendheid/onwetendheid bij klant.

Aanpassing wetgeving met directe gevolgen voor verzekering. Aanpassing als gevolg van een wijziging in de situatie van de klant’ vervangen door: Wijzigingen in de situatie van de klant en wijzigingen in wet- en regelgeving kunnen leiden tot andere eisen aan de verzekering. De klant is vaak niet op hoogte van de wijzigingen en de consequenties van die wijzigingen.

40. In toetsterm 3d.3 wordt ‘verandering van dekking. Faillissement en surseance’ vervangen door: verandering van dekking zoals faillissement en surseance.

41. In toetsterm 3d.4 wordt ‘De klant informeren over de wijzigingen’ vervangen door: De Klant informeren over de gevolgen van de wijzigingen.

42. Toetsterm 1i.3 komt te luiden:

1i.3

De kandidaat kan de gedragsregels beschrijven die de verzekeraar dient na te leven in zijn communicatie met de klant tijdens het schadebehandelingsproces.

K

43. Het opschrift ‘CATEGORIE A MATERIELE SCHADEVERZEKERINGEN’ wordt vervangen door: RUBRIEK A MATERIELE SCHADEVERZEKERINGEN.

44. Het opschrift ‘CATEGORIE B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN’ wordt vervangen door: RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN.

45. Het opschrift ‘CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN’ wordt vervangen door: RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN.

46. Toetsterm 2g.3 komt te luiden:

2g.3 Verdedigen wanneer de principes van een actief schaderegelingsbeleid geweld wordt aangedaan bij een schade onder een schadeverzekering.

Klant begrijpt wat verzekeraar en klant van elkaar mogen verwachten in het schadeproces en wat de gevolgen kunnen zijn als de verplichtingen en gedragsregels niet worden nageleefd.

Voorkomen moet worden dat de schade groter wordt door gebrek aan of onvoldoende medewerking van de benadeelde.

47. In toetsterm 2g4. wordt ‘vergoedingen voor preventieve activiteiten’ vervangen door: vergoedingen voor bereddings-, expertise- en opruimingskosten en preventieve maatregelen.

48. In toetsterm 2g.5 wordt ‘Met behulp van een oplossing het belang van aanlevering van de benodigde gegevens’ vervangen door: Het belang van aanlevering van de benodigde gegevens.

49. In toetsterm 3e.1 wordt ‘Kandidaat ziet dat de juiste deskundigen’ vervangen door ‘Kandidaat ziet erop toe dat de juiste deskundigen’ en wordt ‘Houd ik de klant op een goede manier op de hoogte gehouden van de voortgang van het schadeproces?’ vervangen door: Houd ik de klant op een goede manier op de hoogte van de voortgang van het schadeproces?.

50. In toetsterm 3e.2 wordt ‘De kandidaat bepaalt of de gegeven schade (inclusief kosten) gedekt is op de schadeverzekering’ vervangen door: De kandidaat beoordeelt of de schade gedekt is en hoe hoog de uitkering is.

G

Bijlage 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van bijlage 5 wordt ‘Eind en toetstermen’ vervangen door: Eindtermen en toetstermen.

2. Toetsterm 1a.2 komt te luiden:

1a.2

De kandidaat kan aansprakelijkheidsrisico’s van niet professioneel en/of niet integer gedrag uitleggen en kan daarbij praktijkvoorbeelden noemen.

B

3. Toetsterm 1a.5 komt te luiden:

1a.5

De kandidaat kan de gevolgen van de privacywetgeving uitleggen.

B

4. In toetsterm 2a.5 wordt ‘Tekeningen’ vervangen door: tekeningen.

5. Toetstermen 4a.1 komt te luiden:

4a.1

De kandidaat kan de mogelijke macro-economische gevolgen uitleggen als het vertrouwen in de financiële sector in gevaar komt, als gevolg van bijvoorbeeld instabiliteit in de economie, stagnerende kredietverlening, druk op de werkgelegenheid, toename van het zwarte geld circuit, bankrun en dreigende blokkering van het betalingsverkeer.

B

6. Toetsterm 4a.3 komt te luiden:

4a.3

De kandidaat kan de gedragskenmerken voor het integer functioneren van een financieel adviseur uitleggen en daarvan voorbeelden geven.

K

7. Toetsterm 4b.3 komt te luiden:

4b.3 Doorverwijzen naar de juiste persoon.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen. Hij verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door anderen, zowel collega’s als derden.

Bijvoorbeeld in geval van: grensoverschrijdende belastingen, het analyseren van en/of adviseren over (leven)testamenten en huwelijkse voorwaarden en belaste schenkingen.

8. Toetsterm 1b.9 komt te luiden:

1b.9

De kandidaat kan de relatie verklaren tussen werknemersverzekeringen, sociale voorzieningen en sociale verzekeringen aan de ene kant en fiscale wetgeving, inkomen en vermogen aan de andere kant.

B

9. In toetsterm 1b.10 wordt ‘beschrijven’ vervangen door ‘uitleggen’en wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘K’ vervangen door: B.

10. Toetsterm 1b.14 komt te luiden:

1b.14

De kandidaat kan uitleggen wanneer een beleggingsproduct een gestructureerd product is.

B

11. Na toetsterm 1b.14 worden twee toetstermen ingevoegd, luidende:

1b.15

De kandidaat kan de vereisten van een beleggingsfonds of een beleggingsmaatschappij om te kwalificeren als instelling voor collectieve belegging (icbe) benoemen.

B

1b.16

De kandidaat kan uitleggen wie bevoegd is over beleggingsinstellingen te adviseren (vrijstelling MiFID Nationale regime).

B

12. In toetsterm 1c.2 wordt ‘beschrijven’ vervangen door: uitleggen.

13. Toetsterm 1c.4 komt te luiden:

1c.4

De kandidaat kan de belangrijkste voor- en nadelen uitleggen van het behoud van een premievrij pensioen in eigen beheer, het omzetten van een premievrij pensioen in eigen beheer naar een oudedagsverplichting of het afkopen van een premievrij pensioen in eigen beheer.

B

14. Toetsterm 1d.3 vervalt.

15. In eindterm 2c wordt ‘klantprofiel te controleren’ vervangen door: klantprofiel te inventariseren en controleren.

16. Toetsterm 2c.1 komt te luiden:

2c.1 De informatie inventariseren, controleren en vastleggen.

De kandidaat verifieert de tijdens de inventarisatiefase van de klant verkregen informatie op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

Kandidaat inventariseert financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid, voorzover dit redelijkerwijs relevant is voor het advies of het beheren van het individuele vermogen (4:23 Wft).

De kandidaat legt de gegevens duidelijk vast. Bij het ontbreken van gegevens vraagt de kandidaat de ontbrekende gegevens bij de klant op.

De kandidaat heeft goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het beoordelen van een juist en passend advies.

Een goede vastlegging zorgt voor reconstrueerbaarheid van het advies op basis van de ingewonnen informatie.

17. Toetsterm 3a.1 komt te luiden:

3a.1 De gegevens voor het klantprofiel inventariseren, controleren en vastleggen.

Klantgesprek.

De financiële positie en wensen van de klant zijn zodanig geïnventariseerd dat de klant voldoende zorgvuldig geadviseerd kan worden.

De ontwikkelingen in de levensloop van de klant zijn geïnventariseerd, de bevindingen tussen adviseur en klant worden besproken en gedocumenteerd.

De gegevens zijn volledig administratief. De kandidaat vraagt in bijzondere situaties door. Bijvoorbeeld voor niet-ingezetene of Nederlander die langdurig in buitenland woont en/of werkt.

Kandidaat houdt rekening met mogelijke valkuilen bij het in kaart brengen van de financiële positie, kennis, ervaring en beleggingsdoelstelling van de klant.

Kandidaat kan de klant begrijpelijk uitleggen waarom de gegevens nodig zijn.

Het inventarisatieformulier beleggingen is correct en naar waarheid ingevuld.

Vermeldt de klant alle zaken of laat hij informatie achter, omdat hij bang is voor afwijkende voorwaarden en/of afwijzing waar het verzekeringsoplossingen betreft?

Wat doe ik als de aanvraag niet strookt met de gegevens waarheid?

Wat doe ik als de klant nonchalant of onwillig is?

Is het logisch wat de klant zegt, klopt het allemaal?

18. Toetsterm 1e.2 komt te luiden:

1e.2

De kandidaat kan alle relevante juridische, fiscale en financiële consequenties van de diverse productoplossingen uitleggen.

B

19. In toetsterm 1f.5 wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘K’ vervangen door: B.

20. Eindterm 1g en de toetstermen 1g.1 tot en met 1g.3 komen te luiden:

Eindterm 1g

De persoon is in staat om met betrekking tot financiële instrumenten en beleggingsobjecten in dialoog met de klant in kaart te brengen hoeveel risico de klant kan lopen en hoeveel risico de klant wil lopen.

1g.1

De kandidaat kan de financiële risico’s van een financieel instrument of beleggingsobject uitleggen en de risico’s van het al dan niet behalen van de financiële doelstelling door de klant beschrijven.

K

1g.2

De kandidaat kan ter bepaling van het risicoprofiel van de klant per vraag uit de vragenlijst verklaren wat het verband is tussen de vraag en de mate waarin de klant risico kan en/of wil lopen.

B

1g.3

De kandidaat kan per antwoord van de klant op een vraag uit de vragenlijst aangeven wat de invloed van het antwoord is op het te adviseren risicoprofiel van de klant.

B

21. In toetsterm 1g.6 wordt ‘zeer wisselende’ vervangen door: wisselende.

22. Toetsterm 1g.10 komt te luiden:

1g.10

De kandidaat kan uitleggen waardoor er een verschil kan zijn tussen hoeveel risico een klant kan lopen en hoeveel risico een klant wil lopen.

B

23. De toetstermen 1h.1 tot en met 1h.4 komen te luiden:

1h.1

De kandidaat kan de verschillende vormen van dienstverlening omschrijven zoals advies, beheer, indexbeleggen, lifecycle beleggen, execution only.

K

1h.2

De kandidaat kan uitleggen aan de klant welke vorm van dienstverlening passend is en hoe daarbij zijn financiële positie, wensen en doelstellingen en kennis en ervaring zijn meegenomen en hoeveel risico de klant kan en wil lopen.

B

1h.3

De kandidaat kan beschrijven wat hij moet doen wanneer de klant zich niet kan vinden in het geadviseerde risicoprofiel.

K

1h.4

De kandidaat kan de (extra) risico’s uitleggen, indien een klant een lager of hoger risicoprofiel wil dan is geadviseerd.

B

24. Toetsterm 1i.6 komt te luiden:

1i.6

De kandidaat kan de beleggingshorizon en de relatie tussen tijd en risico uitleggen.

B

25. Toetsterm 1i.8 komt te luiden:

1i.8

De kandidaat kan het verband uitleggen tussen de verschillende risicoprofielen van beleggingsportefeuilles en de daarbij behorende minimaal veronderstelde beleggingshorizon.

B

26. Toetsterm 1i.12 komt te luiden:

1i.12

De kandidaat kan uitleggen wat de consequenties kunnen zijn van het rekenen met de normale verdeling in verschillende scenario’s.

B

27. Na toetsterm 1l.12 wordt een toetsterm ingevoegd, luidende:

1l.13

De kandidaat kan op basis van de risicometer Beleggen het verschil tussen de diverse beleggingsfondsen aangeven.

B

28. In toetsterm 2d.3 wordt ‘bijvoorbeeld de startbrief’ vervangen door: bijvoorbeeld Pensioen 1-2-3.

29. Toetsterm 3b.2 komt te luiden:

3b.2 Een risicoanalyse opstellen.

 

Risicoanalyse is correct.

De risicoanalyse doet recht aan de uitgangspunten en doelstellingen van de klant en de klant herkent zich erin.

Begrijpt klant de analyse?

Herkent de klant de analyse?

Klopt het gekozen risicoprofiel met de overtuigingen van de klant en de door mij gekozen vermogensoplossing?

30. In toetsterm 3b.4 vervalt ‘Heb ik de klant overtuigd van het gekozen risicoprofiel en de door mij gekozen vermogensoplossing?’.

31. Toetsterm 1m.4 komt te luiden:

1m.4

De kandidaat kan de verschillende elementen van het begrip ‘levensverzekeringsovereenkomst’ definiëren.

K

32. In toetsterm 1m.6 vervalt ‘van overbruggingslijfrenten en oud regime’.

33. In toetsterm 1m.7 wordt ‘bepalingen in de Successiewet’ vervangen door: bepalingen in de Wet bescherming erfgenamen tegen schulden en de Successiewet.

34. Toetsterm 1m.9 komt te luiden:

1m.9

De kandidaat kan uitleggen welke fiscale mogelijkheden er zijn met een ontslagvergoeding (direct belasting betalen over ontslagvergoeding, belasting middelen over drie jaar, benutten van de jaarruimte en storten in de bestaande levensloopregeling).

B

35. In eindterm 1m wordt na toetsterm 1m.9 wordt een toetsterm ingevoegd, luidende:

1m.10

De kandidaat kan de wetgeving betreffende uitvaartverzekeringen en uitvaartsparen uitleggen.

B

36. Toetsterm 1n.2 komt te luiden:

1n.2

De kandidaat kan de klant aan de hand van concrete gegevens de voor- en nadelen van een spaarrekening en beleggingsrekening in vergelijking met elkaar en met een levensverzekeringsoplossing uitleggen.

B

37. Toetsterm 1n.6 komt te luiden:

1n.6

De kandidaat kan uitleggen welke mogelijkheden de klant heeft met zijn bestaande bancaire ‘gouden handdruk’ en de ‘gouden handdrukverzekering’.

B

38. In toetsterm 2g.2 wordt ‘Bij de verschillende productoplossingen de verschuldigde belasting berekenen’ vervangen door: De fiscale gevolgen van de financiële oplossing berekenen.

39. In toetsterm 2g.6 wordt ‘nabestaandenvoor-ziening’ vervangen door: nabestaandenvoorziening.

40. In toetsterm 2g.10 wordt ‘echtscheiding/ont-binding’ vervangen door: echtscheiding of ontbinding.

41. In toetsterm 3c.2 wordt ‘wanneerbedrijfsbelangen’ vervangen door: wanneer bedrijfsbelangen.

42. In toetsterm 1o.1 wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘K’ vervangen door: B.

43. Eindterm 1p komt te luiden:

Eindterm 1p

De persoon stelt in het kader van het beheer en actueel houden van het advies vast of bijsturing van het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille nodig is, welke oorzaken daaraan ten grondslag kunnen liggen en welke maatregelen eventueel nodig zijn.

44. Toetsterm 1p.1 komt te luiden:

1p.1

De kandidaat kan scheefgroei in en rebalancing (herschikking) van een beleggingsportefeuille uitleggen.

B

45. De toetstermen 1p.3 tot en met 1p.7 komen te luiden:

1p.3

De kandidaat kan in een specifieke situatie aangeven welke veranderingen aanleiding kunnen geven om het risicoprofiel van een beleggingsportefeuille aan te passen.

B

1p.4

De kandidaat kan in het algemeen situaties aangeven waarin een klant naar mogelijke wijzigingen in zijn persoonlijke en financiële situatie gevraagd moet worden die invloed kunnen hebben op het te adviseren risicoprofiel van zijn beleggingsportefeuille.

B

1p.5

De kandidaat kan uitleggen wat de consequenties zijn van een wijziging in de situatie van de klant op het risicoprofiel van zijn beleggingsportefeuille.

B

1p.6

De kandidaat kan uitleggen welke maatregelen moeten worden genomen, indien het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille aanpassing behoeft.

B

1p.7

De kandidaat kan de kosten van het advies en het aanpassen van het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille uitleggen aan de klant.

B

46. In toetsterm 3d.1 wordt ‘de verzekering’ vervangen door: het product.

47. In toetsterm 3d.2 wordt ‘de verzekering’ vervangen door ‘het product’ en wordt na ‘De kandidaat is zorgvuldig en kan beoordelen of de gewijzigde gegevens in de productoplossing aansluiten bij de situatie van de klant.’ ingevoegd: De kandidaat onderkent de gevolgen bij afkoop van pensioen in eigen beheer voor box 3.

H

Bijlage 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van bijlage 6 wordt ‘Eind en toetstermen’ vervangen door: Eindtermen en toetstermen.

2. Na toetsterm 1a.6 worden twee toetstermen ingevoegd, luidende:

1a.7

De kandidaat kan het verband aangeven tussen arbeidsongeschiktheid en overige financiële producten.

B

1a.8

De kandidaat kan de status van werknemer, zelfstandige zonder personeel, DGA en ondernemer binnen de sociale zekerheid en de belastingwetgeving in hoofdlijnen beschrijven.

B

3. Toetsterm 4a.3 komt te luiden:

4a.3

De kandidaat kan de gedragskenmerken voor het integer functioneren van een financieel adviseur uitleggen en daarvan voorbeelden geven.

B

4. In toetsterm 4b.3 wordt ‘Doorverwijzen naar anderen’ vervangen door: Doorverwijzen naar de juiste persoon.

5. In toetsterm 4b.4 vervalt ‘Het premieverschil tussen UWV en privaat verzekeren, is gering, de re-integratieuitvoering en langetermijnrisico’s zijn heel verschillend. De klant wil zijn risico op arbeidsongeschiktheid alleen verzekeren op basis van een vooraf vastgesteld budget.

Advisering van een onderneming waarvan de directie en OR verdeeld zijn over te kiezen inkomensverzekering’.

6. In toetsterm 1b.6 wordt ‘arbeidsongeschikte werknemers noemen’ vervangen door: arbeidsongeschikte en/of werkloze werknemers noemen.

7. In toetsterm 1e.1 wordt ‘inkomensdefinitie’ vervangen door: inkomensdefinitie(s).

8. Toetsterm 3b.4, onder het kopje ‘Waardering door de kandidaat’, komt te luiden: Heb ik de belangen van mijn klant centraal gesteld zonder de belangen van andere actoren uit het oog te verliezen?

9. Toetsterm 1f.5 komt te luiden:

1f.5

De kandidaat kan aangeven of er dekking is onder een inkomensverzekering voor een schade door opzet of roekeloosheid.

K

10. Toetsterm 1f.9 komt te luiden:

1f.9

De kandidaat kan de procedures en vereisten rond de keuze voor eigenrisicodragerschap, zoals uittreeddata en garantstellingen, aangeven.

K

11. In toetsterm 1f.11 wordt ‘waaronder ook inkomensverzekeringen’ vervangen door: waaronder ook inkomensverzekeringen en de strekking ervan uitleggen.

12. Toetsterm 1f.12 komt te luiden:

1f.12

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante richtlijnen met betrekking tot verzuimbegeleiding, zoals Stecr, en de strekking daarvan uitleggen.

B

13. In toetsterm 1f.13 wordt ‘convenant Van Leeuwen naar het belang van de klant’ vervangen door: convenant Van Leeuwen naar het belang van de klanten de strekking ervan uitleggen.

14. In toetsterm 1g.2 wordt ‘65+ dga’ vervangen door: AOW-gerechtigde + dga.

15. Toetsterm 1g.7 komt te luiden:

1g.7

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de verzekeraar de medische selectie mag inrichten.

B

16. Toetsterm 1g.12 komt te luiden:

1g.12

De kandidaat kan uitleggen waarom het inlooprisico van belang is bij de acceptatie van een inkomensverzekering en wat de mogelijke gevolgen zijn in individuele situaties.

B

17. In toetsterm 1g.13 wordt ‘de uitkeringenstructuur’ vervangen door: de uitkeringenstructuur en uitkeringsduur.

18. In toetsterm 1g.16 wordt ‘en hoe dat zich verhoudt tot ‘passende arbeid’’ vervangen door: en hoe dat zich verhoudt tot ‘passende arbeid’ en/of beroepsarbeidsongeschiktheid.

19. In toetsterm 1g.17 wordt ‘verklaren’ vervangen door: uitleggen.

20. Toetsterm 1g.18 komt te luiden:

1g.18

De kandidaat kan de risico’s van het niet, beperkt of geheel verzekeren van het inlooprisico bij inkomensverzekeringen uitleggen.

B

21. Toetsterm 1g.21 komt te luiden:

1g.21

De kandidaat kan de alternatieve verzekeringsoplossingen met bijbehorende kenmerken en voorwaarden voor de moeilijk verzekerbare klanten, die niet onder de sociale wetgeving vallen, opsommen, zoals vangnet AOV en vrijwillige voortzetting van ZW en/of WIA.

K

22. Toetsterm 1g.23 komt te luiden:

1g.23

De kandidaat kan de meest gebruikelijke aanvullende dienstverlening uitleggen.

B

23. Toetsterm 2d.2 komt te luiden:

2d.2 Voor de specifieke situatie van de klant uitleggen wanneer de dekking geheel of gedeeltelijk ontbreekt op een inkomensverzekering en de mogelijke gevolgen voor de uitkering aangeven.

De kandidaat geeft inzicht in de risico’s die niet of gedeeltelijk gedekt zijn en geeft de mogelijke consequenties hiervan voor de klant aan.

Bijvoorbeeld AOV met beperkte uitkeringsduur of beperkte dekking, WEG-hiaat versus WGA-hiaat of basisvariant versus WGA hiaatverzekering.

Moet klant kunnen uitleggen waarom in zijn specifieke situatie mogelijk niet met een standaardoplossing kan worden volstaan.

24. In toetsterm 2d.3 wordt ‘op welke wijze de verzekering past in het risicomanagement van het bedrijf’ vervangen door: op welke wijze de verzekering past in het risicomanagement van het bedrijf en/of de persoon.

25. In toetsterm 3c.1 wordt ‘klant heeft belang bij goede aansluiting van dekking’ vervangen door: klant heeft belang bij goede aansluiting van dekking en eventuele nieuwe medische acceptatie.

26. In toetsterm 3c.4 wordt ‘(al dan niet via UWV of private verzekeraar’ vervangen door: (al dan niet via UWV of private verzekeraar).

27. Toetsterm 1k.14 komt te luiden:

1k.14

De kandidaat kan de eisen die aan een re-integratiedossier worden gesteld uitleggen.

B

28. In eindterm 2g wordt ‘bepalen’ vervangen door: beoordelen.

I

Bijlage 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Toetsterm 1a.4 komt te luiden:

1a.4

De kandidaat kan de relevante regelgeving benoemen op de volgende gebieden:

• erfrecht;

• huwelijksvermogensrecht en overige samenlevingsvormen;

• publiekrechtelijke gebruiksbeperkingen;

• overeenkomstenrecht;

• sociale verzekeringen;

• WSNP en overige relevante regelgeving op het gebied van hypothecair krediet en de onroerende zaken of overige registergoederen waarvoor deze kredieten worden verstrekt.

K

2. Toetsterm 1b.3 komt te luiden:

1b.3

De kandidaat kan de rollen van de makelaar, taxateur, notaris, aanbieder en het Waarborgfonds omschrijven.

K

3. In toetsterm 1b.6 vervalt’, zoals erfpacht, subsidies, startersleningen, MVE/MGE en beperkte gebruiks- en genotsrechten, waaronder appartementsrecht, erfdienstbaarheid, erfpachtrecht, recht van gebruik en bewoning, vruchtgebruik en recht van overpad’.

4. In toetsterm 1b.8 wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘K’ vervangen door: B.

5. Toetsterm 1c.1 komt te luiden:

1c.1

De kandidaat kan actuele en relevante aansprakelijkheidsrisico’s op het gebied van hypothecair krediet uitleggen (afdwingen professioneel gedrag door de klant) en kan daarvan praktijkvoorbeelden noemen.

B

6. Toetsterm 1c.2 vervalt.

7. In eindterm 2a wordt ‘mondeling en schriftelijk te communiceren’ vervangen door: mondeling en schriftelijk te communiceren en documenten correct af te handelen.

8. In toetsterm 2a.1 vervalt ‘Kandidaat leeft zich in’.

9. Eindterm 4a komt te luiden:

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden, door:

• fraudesignalen te onderkennen en daarop te handelen;

• door te verwijzen;

• verschillende belangen in kaart brengen;

• morele aspecten en verantwoordelijkheid uit te leggen.

10. In toetsterm 4a.2 wordt ‘Doorverwijzen naar anderen’ vervangen door: Doorverwijzen naar de juiste persoon.

11. In toetsterm 1d.1 vervalt ‘en het risicoprofiel’.

12. In toetsterm 3b.1 wordt ‘De risicobereidheid van de klant inschatten op risicodraagkracht’ vervangen door: De berekende risicodraagkracht in vergelijking met de geïnventariseerde risicobereidheid uitwerken.

13. In toetsterm 1e.2 wordt ‘hypotheekvormen’ vervangen door: hypothecaire leningsvormen.

14. In toetsterm 1e.3 wordt ‘positieve/negatieve hypotheekverklaringen tweede hypotheek’ vervangen door: zekerheidsstellingen.

15. In toetsterm 1e.7 wordt ‘van de (eigen) woning’ vervangen door: van de eigen woning.

16. In toetsterm 1e.9 wordt ‘de gevolgen van een restschuldrisico’ vervangen door: het restschuldrisico.

17. In toetsterm 1e.10 vervalt ‘en berekeningen maken’.

18. Toetsterm 1e.11 komt te luiden:

1e.11

De kandidaat kan uitleggen wat de financiële consequenties zijn van een eigen woning in de verkoop die (tijdelijk) wordt verhuurd en de financiële gevolgen van het tijdelijk hebben van meer (eigen) woningen.

B

19. In toetsterm 1e.12 vervalt ‘en berekenen’.

20. In toetsterm 1f.1 vervalt ‘, zoals een kettingbeding,’.

21. In toetsterm 1f.2 wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘K’ vervangen door: B.

22. In toetsterm 1f.3 wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘K’ vervangen door: B.

23. Toetsterm 1f.4 komt te luiden:

1f.4

De kandidaat kan begrippen, zoals mede-debiteurschap, borgstelling, garantstelling, verpanding, bijpandstelling en medeonderzetting uitleggen en onderling vergelijken.

B

24. In toetsterm 1h.4 wordt ‘verstrek’ vervangen door: verstrekt.

25. Toetsterm 1h.5 vervalt.

26. Toetsterm 1h.6 komt te luiden:

1h.6

De kandidaat kan de hypothecair kredietvoorwaarden, zoals de meeneem,- verhuis- en doorgeefregeling, uitleggen.

B

27. De toetstermen 3c.2 tot en met 3c7 komen te luiden:

3c.2 Het advies onderbouwen.

Klantgesprek.

De kandidaat informeert de klant over de relevante financiële, fiscale en juridische implicaties van het aangaan van een hypothecair krediet en daarbij behorende producten.

De kandidaat houdt rekening met de relevante regelgeving en zorgt, waar nodig, voor een kwalitatieve en kwantitatieve onderbouwing (explainsituaties).

Onderbouwing van de kandidaat is klantspecifiek en sluit aan bij de kennis en begrip van de klant.

Kandidaat kan de betaalbaarheid goed motiveren.

De kandidaat geeft in geval van een oversluitadvies een cijfermatige vergelijking van de oude en de nieuwe hypothecair krediet de (financiële) gevolgen van het oversluiten en de terugverdientijd en legt dit schriftelijk vast.

Evalueert tijdens het gesprek op effect, knelpunten en acceptatie.

Neemt eigen verantwoordelijkheid door klant te wijzen op risico’s en gevolgen van gemaakte keuzes.

3c.3 In geval klant afwijkt van het gegeven advies tijdig waarschuwen.

Afwijken van het advies.

Als de adviseur afwijking van het advies onverstandig acht, dan wijst hij de klant op de mogelijke gevolgen van die afwijking.

Gebruik maken van de vaardigheden die horen bij een slechtnieuwsgesprek: korte introductie, slecht nieuws meedelen, opvangen emoties, argumenten toelichten, en hoe verder.

3c.4 In het dossier de afwijkingen en de uitwerking daarvan vastleggen.

Klantgesprek.

De kandidaat legt afwijkingen van het advies vast en maakt de consequenties hiervan (cijfermatig) inzichtelijk.

De kandidaat onderbouwt en overtuigt de klant van de (financiële) gevolgen consequenties en gevolgen van de voorgenomen beslissing die afwijkt van de oorspronkelijke doelstellingen van de klant.

Blijft bewust van zijn adviesrol en neemt zo nodig eigen verantwoordelijkheid.

3c.5 Adviseren over extra zekerheden of alternatieve financieringswijze.

In situaties waarbij (alleen) een hypothecair krediet niet mogelijk of niet passend en verantwoord is.

De fiscale en juridische gevolgen van extra zekerheden, extra inkomstenbronnen, schenkingen of erfenissen zijn in beeld gebracht met betrekking tot de voorgenomen financiering.

Is alert in het onderkennen van situaties die maatschappelijk niet wenselijk worden geacht of wettelijk niet zijn toegestaan.

3c.6 Adviseren van passende woonhuis-gerelateerde schadeverzekering (en).

Indien kandidaat hypothecair krediet verzorgt.

De kandidaat stelt op juiste wijze de verzekerde som vast voor de opstal- en/of inboedelverzekering.

De kandidaat adviseert een passende dekking voor de opstal- en/of inboedelverzekering die aansluit bij de geïnventariseerde gegevens van de klant.

 

3c.7 Offertes aanvragen en controleren.

Hypotheekoffertes, maar ook aanverwante offertes, zoals van woonlastenbeschermers en levensverzekeringen.

De kandidaat vergelijkt offertes kwalitatief en kwantitatief en kan verschillen tussen offertes verklaren.

De kandidaat kan uitleggen waarom een offerte wel of niet aansluit bij het advies.

De kandidaat informeert de klant zodat deze de juiste afweging kan maken bij het wel of niet accepteren van de offerte.

Controleert of product(en) tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de aanvraag.

28. Toetstermen 3e.1 komt te luiden:

3e.1 Inzicht geven in de financiële, fiscale en juridische gevolgen van wijzigingen van de financiering.

Klantgesprek.

De kandidaat geeft de klant een realistisch inzicht in alle gevolgen, waaronder de gevolgen van een extra aflossing al dan niet uit een (expirerend) vermogensopbouwproduct en kan een bewuste keuze maken.

 

29. De toetstermen 3e.3 en 3e.4 komen te luiden:

3e.3 Beoordelen of aanpassing van het krediet en daarmee verband houdende financiële producten en/of andere oplossingsrichtingen wenselijk zijn en, waar nodig, komen met een concreet advies en bemiddelingsvoorstel.

Gedurende de looptijd van het product zoals wijzigingen in wet- en regelgeving en de daaruit voortvloeiende productaanpassingen.

De kandidaat actualiseert het klantprofiel:

De kandidaat beoordeelt de impact van de verandering op het eerdere advies.

De kandidaat adviseert over een bestaand hypothecair krediet en hypotheekgerelateerde producten, aan de hand van de actuele informatie.

Evalueert of het advies (weer) passend is.

3e.4 Handelen in geval van wijzigingen in de omstandigheden van de klant.

Bij gewijzigde klantomstandigheden.

De kandidaat beantwoordt eventuele vragen van de klant. Geeft correcte en duidelijke uitleg.

De kandidaat reviseert zijn oorspronkelijk advies op basis van de gewijzigde omstandigheden van de klant, zoals echtscheiding/verbreking partnerrelatie, gezinsuitbreiding, einde of wijziging in dienstverband.

Evaluatie van de betaalbaarheidsanalyse en aanpassingen als gevolg daarvan in advies en financiële producten, dan wel andere oplossingsrichtingen.

30. Toetsterm 3e.2 vervalt.

31. In toetsterm 3f.1 vervalt ‘(Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen)’.

J

Bijlage 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van bijlage 8 wordt ‘Eind en toetstermen’ vervangen door: Eindtermen en toetstermen.

2. Toetsterm 1a.1 komt te luiden:

1a.1

De kandidaat kan aangeven welke middelen klanten hebben als zij geconfronteerd worden met onprofessioneel en niet-integer gedrag (verschil klachtenprocedure, Kifid, Ombudsman Pensioenen, schikkingen, rechterlijke uitspraak).

K

3. In toetsterm 1a.3 wordt in de tweede kolom ‘beschrijven’ vervangen door ‘aangeven’en wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘K’ vervangen door: B.

4. Toetsterm 1a.5 komt te luiden:

1a.5

De kandidaat kan aansprakelijkheidsrisico’s uitleggen (afdwingen professioneel en integer gedrag door de klant) en kan daarbij praktijkvoorbeelden noemen.

B

5. Toetsterm 2a.5 komt te luiden:

2a.5 Schriftelijk communiceren.

De informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de gesprekspartner. Document kent een heldere structuur en goede opbouw. Kandidaat gebruikt tekeningen of grafische voorstellingen.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast naar de verschillende belanghebbenden, zoals de directie, controller, accountant en (adviseur van) de niet- actieve en actieve deelnemers en vertegenwoordigende overlegorganen.

6. In toetsterm 4a.3 wordt ‘Doorverwijzen naar anderen’ vervangen door: Doorverwijzen naar de juiste persoon.

7. Toetsterm 4a.4 komt te luiden:

4a.4 De verschillende belangen in kaart brengen.

De kandidaat brengt de belangen van de klant en de financiële instellingen bij de te maken keuzes duidelijk in kaart.

De kandidaat kan het belang en de positie van bijvoorbeeld klant, bedrijf en aanbieder onderscheiden en analyseert de mogelijke dilemma’s die kunnen ontstaan ingeval tegengestelde belangen.

Onderkent mogelijke belangenverstrengeling (adviseur versus accountant).

De kandidaat kan ook met de verschillende actoren over de dilemma’s mondeling en schriftelijk communiceren.

De kandidaat houdt rekening met de belangen van de klant.

Onder andere belangen van aanbieders, adviseurs, bemiddelaars, werkgevers, actieve en niet-actieve deelnemers, DGA, partner DGA, op alle aspecten van het pensioenadvies.

Bijvoorbeeld:

– Overgang naar nieuwe pensioenvoorziening: werkgever heeft belang bij lagere pensioenlasten en derhalve met het akkoord van actieve en niet-actieve deelnemers; deze hebben belang bij objectieve voorlichting over gevolgen nieuwe regeling, pensioenadviseur heeft belang bij tevreden houden werkgever.

– Streefregeling: werknemer heeft belang bij uitkeringsovereenkomst: gevolg werkgever moet bijstorten, werkgever heeft belang bij premieovereenkomst: gevolg werknemer krijgt lager pensioen, pensioenadviseur: wie betaalt voor zijn dienstverlening m.a.w. wiens belangen vertegenwoordigt hij, in hoeverre is dat duidelijk voor de werkgever/werknemer.

– Accountant betrekken in advies. Accountant wil geen medewerking verlenen aan de beoordeling over de invloed van de pensioenvoorziening op de financiële positie van de onderneming. De adviseur dient de juiste informatie van de accountant in opdracht van de werkgever voor deze beoordeling te verkrijgen. De klant heeft belang bij een binnen de financiële positie passende oplossing.

– Advisering van een onderneming waarbij de directie verdeeld is over te kiezen pensioenoplossing.

8. Eindterm 1b komt te luiden:

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), vrijwillig aansluiten bij bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op juridische kennis van rechtspersonen en ondernemingsstructuren.

9. In toetsterm 1b.1 wordt ‘pensioenregeling’ vervangen door: pensioenvoorziening.

10. In toetsterm 1b.5 wordt ‘pensioenregelingen’ vervangen door: pensioenvoorzieningen.

11. In toetsterm 2c.1 wordt ‘pensioenverzekering’ vervangen door: pensioenvoorziening.

12. In toetsterm 3a.2 wordt ‘verzekeringen’ vervangen door: voorzieningen.

13. Eindterm 1c komt te luiden:

Eindterm 1c

De persoon baseert de uitvoering van de risicoanalyse ten behoeve van het advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op kennis van de basisprincipes, hoofdlijnen en actuele ontwikkelingen van risicomanagement.

14. In de toetstermen 1c.4 en 1c.5 wordt ‘pensioenregeling’ telkens vervangen door: pensioenvoorziening.

15. Toetsterm 1c.10 komt te luiden:

1c.10

De kandidaat kan de processtappen van het pensioentraject in het kader van de risicoanalyse van de onderneming aangeven.

B

16. Na toetsterm 1c.11 wordt een toetsterm ingevoegd, luidende:

1c.12

De kandidaat kan de uitkomsten van de risicoanalyse tussen een keuze voor een algemeen pensioenfonds, vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds, pensioenverzekering of premiepensioenvordering ten behoeve van de werkgever en actieve en niet-actieve deelnemers uitleggen.

B

17. Eindterm 1d komt te luiden:

Eindterm 1d

De persoon baseert de uitvoering van de risicoanalyse ten behoeve van het advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op kennis van de relevante bedrijfseconomische vraagstukken (zoals groei, stabilisatie, krimp) en financiële verslaglegging van een onderneming.

18. Na toetsterm 1d.4 wordt een toetsterm ingevoegd, luidende:

1d.5

De kandidaat kan de uitkomsten van de financiële analyse tussen een eventuele keuze voor een algemeen pensioenfonds, vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds, pensioenverzekering of premiepensioenvordering ten behoeve van de werkgever en actieve en niet-actieve deelnemers uitleggen.

B

19. Eindterm 1e komt te luiden:

Eindterm 1e

De persoon baseert de uitvoering van de risicoanalyse ten behoeve van het advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op risicoanalyse van de financiële draagkracht van de betreffende werkgever.

20. Na toetsterm 1e.6 wordt een toetsterm ingevoegd, luidende:

1e.7

De kandidaat kan de uitkomsten van de risicoanalyse naar financiële draagkracht tussen een algemeen pensioenfonds, vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds, pensioenverzekering of premiepensioenvordering uitleggen.

B

21. Eindterm 1f komt te luiden:

Eindterm 1f

De persoon baseert de uitvoering van de risicoanalyse ten behoeve van het advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op kennis van de wijze van investeren of beleggen van vermogen.

22. Na toetsterm 1f.2 worden twee toetstermen ingevoegd, luidende:

1f.3

De kandidaat kan de verschillen en overeenkomsten uitleggen met betrekking tot het beleggingsbeleid dat gevoerd wordt bij de verschillende pensioenuitvoerders.

B

1f.4

De kandidaat kan de voordelen en nadelen van assetpooling binnen een algemeen pensioenfonds (apf) uitleggen.

K

23. In toetsterm 2d.1 wordt ‘pensioenregeling’ telkens vervangen door: pensioenvoorziening.

24. In eindterm 2e wordt ‘pensioenverzekering’ vervangen door: pensioenvoorziening.

25. In toetsterm 2e.1 wordt ‘pensioenregeling’ telkens vervangen door: pensioenvoorziening.

26. In toetsterm 2e.2 wordt ‘Bestudeert lopende pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen’ vervangen door: Bestudeert de lopende pensioenvoorziening(en).

27. Na toetsterm 2e.2 wordt een toetsterm ingevoegd, luidende:

2e.3 Nagaan of een bepaalde pensioenuitvoerder een passende pensioenvoorziening kan bieden.

De kandidaat gaat betaalbaarheid na van de premiestelling bijvoorbeeld n.a.v. renteontwikkeling, beleggingsbeleid en de gekozen uitgangspunten bij de premiestellingen.

De kandidaat gaat de gevolgen na van de samenstelling van het deelnemersbestand voor de premiestelling en de toekomstige ontwikkeling daarvan.

De kandidaat analyseert de verschillen in het beleggingsbeleid tussen de verschillende algemeen pensioenfondsen en tussen collectiviteitkringen binnen de algemene pensioenfondsen. Kandidaat kan de verschillen uitleggen.

De kandidaat analyseert en licht de actuariële en bedrijfstechnische nota op hoofdlijnen toe (ABTN).

De kandidaat interpreteert de haalbaarheidstoets in relatie tot het financiële beleid van een algemeen pensioenfonds.

Veronderstelt kennis van de theorie over beleggingen, kennis t.a.v. actuarieel rekenen en de verschillende wijzen waarop de premie kan worden vastgesteld.

Een algemeen pensioenfonds stelt zelf de ABTN en haalbaarheidstoets op. De kandidaat dient deze te kunnen interpreteren.

28. In eindterm 2f wordt ‘pensioenverzekering en premiepensioenvordering’ vervangen door: pensioenvoorziening.

29. In toetsterm 2f.1 wordt ‘Gesprekspartners zijn’ vervangen door: Gesprekspartners zijn onder meer.

30. Toetsterm 2f.2 komt te luiden:

2f.2 De te bereiken doelstellingen, strategie en activiteiten van de onderneming analyseren.

De kandidaat voert de risicoanalyse fasegewijs uit. Brengt de risico’s die zich kunnen voordoen bij een tweedepijler pensioensituatie goed in kaart door de informatie te verzamelen, te beoordelen en te documenteren. Zorgt ervoor dat de risicoanalyse traceerbaar en herleidbaar is.

Op basis van de verzamelde informatie kan de kandidaat inschatten hoe groot de kans is dat een betreffend risico zich zal voordoen en kan de mogelijke gevolgen aangeven als een betreffend risico zich daadwerkelijk voordoet.

Kandidaat heeft zelf een goed inzicht in de mogelijke risico’s van de pensioenvoorziening voor een organisatie en geeft de verzekeringnemer of werkgever een goed inzicht van de risico’s die hij zelf wel of niet kan of wil dragen.

Met betrekking tot de pensioenvoorziening in verschillende sectoren en beroepen.

Past de kennis toe van systematische risicoanalyse.

31. Eindterm 3b komt te luiden:

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en bewijst dat hij het risicoanalysetraject met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen, zelfstandig en succesvol kan uitvoeren.

32. De toetstermen 3b.1 en 3b.2 komen te luiden:

3b.1 Pensioenadviestraject fasegewijs uitvoeren.

De wetgeving m.b.t. een algemeen pensioenfonds (apf) en vrijwillig aansluiten bij bedrijfstakpensioenfonds (bpf) wijzigt het uit te voeren adviestraject.

De kandidaat doet grondig onderzoek naar de mogelijkheid om wel of geen algemeen pensioenfonds (apf) of vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf) te realiseren. De kandidaat werkt procesmatig. Legt informatie op de juiste wijze vast.

De kandidaat heeft na afloop een goed inzicht in de risico’s van de pensioenvoorziening voor een organisatie.

Klant is op de hoogte.

Creëert draagvlak voor de modelmatige benadering van risicomanagement bij de opdrachtgever. Het resultaat is herkenbaar voor de opdrachtgever.

Keuze voor een algemeen pensioenfonds, vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), een pensioenverzekering of een premiepensioenvordering kan goed onderbouwd worden.

 

3b.2 Met de verzekeringnemer of werkgever communiceren over de risico’s die zich kunnen voordoen bij een tweedepijler pensioensituatie.

Verschillende opleiding- en kennisniveaus van klanten.

Een algemeen pensioenfonds kent een eigen begrippenkader, zoals, collectiviteitkringen en ringfencing, dat toelichting behoeft.

Gebruikt duidelijke en begrijpelijke taal. Geeft voorbeelden, stelt vragen om te toetsen of de verzekeringnemer of werkgever een en ander begrepen heeft. Controleert of de verzekeringnemer of werkgever in eigen woorden kan vertellen welke risico’s gedekt zijn.

Het aspect van solidariteit bij een algemeen pensioenfonds tussen werkgevers, (ook onderling onder werkgevers) en actieve deelnemers,en niet-actieve deelnemers bij een pensioen wordt gemeld, besproken en gewogen.

Gaat na of de werkgever de betekenis begrijpt van het belanghebbenden orgaan of verantwoordingsorgaan. Gaat na of de keuzes voor de werkgever voor aanpassingen van de arbeidsvoorwaarden pensioen door het bestuur van een algemeen pensioenfonds beperkt kunnen worden (bijvoorbeeld in het kader van evenwichtige belangenbehartiging).

 

33. Eindterm 3c en toetsterm 3c.1 komen te luiden:

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en bewijst dat hij de directeur-grootaandeelhouder kan adviseren over de verschillende mogelijkheden om de voor hem benodigde pensioenvoorziening te realiseren.

3c.1 De motieven van de DGA met betrekking tot de pensioenvoorziening vaststellen en deze analyseren.

Een DGA geeft aan flexibel te willen zijn ten aanzien van premiebetaling. Af te vragen is of lijfrente of lijfrentesparen dan mogelijk passender is bij het doel van de DGA dan pensioen.

Een DGA geeft aan voor de hoogte van zijn oudedagsvoorziening afhankelijk te zijn van zijn onderneming. Afhankelijk van zijn doel en risicobereidheid zal een DGA keuzes moeten maken of premievrije voortzetting, omzetting oudedagsverplichting, afkoop of een lijfrente passend is bij de oudedagsvoorziening voor de DGA en/of zijn besloten vennootschap.

Kandidaat adviseert over risico en rendement op pensioenvoorziening eigen beheer in vergelijking met risico en rendement van een verzekerd pensioen, analyseert doelstellingen, kennis en ervaring van de DGA met betrekking tot pensioen.

De kandidaat beschrijft de mogelijkheden van DGA voor zijn oude dag, in het bijzonder de hoogte van het pensioen, lijfrente, oudedagsvoorziening of lijfrente banksparen en box III.

Kan goed op basis van een klantgesprek na afloop aangeven welke doelen de DGA en zijn BV hebben ten aanzien van een voorziening voor de oudedag of bij overlijden.

In hoeverre staat het creëren van liquiditeiten of de mate waarin de DGA een zeker inkomen na de pensioendatum wil centraal? De kandidaat wijst daarbij op risico’s, gevolgen van verzekeren en de omzetting van eigen beheer naar een oudedagsverplichting of afkoop.

De kandidaat kan duidelijkheid verschaffen over het verschil tussen de reële en fiscale waardering van de pensioenvoorziening.

 

34. Eindterm 1g en toetsterm 1g.1 komen te luiden:

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op grondige en actuele kennis met betrekking tot relevante wetgeving inzake pensioen en directeur-grootaandeelhouder-pensioentoezegging, voorzover deze niet in eigen beheer is opgebouwd.

1g.1

De kandidaat kan het gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid voor de pensioenopbouw uitleggen.

B

35. De toetstermen 1g.5 tot en met 1g.8 komen te luiden:

1g.5

De kandidaat kan de invloed van fiscale wetgeving en de Pensioenwet (Pw) op de pensioenvoorziening met betrekking tot flexibiliseringselementen uitleggen.

B

1g.6

De kandidaat kan uitleggen hoe de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) inwerkt op beslissingen rondom de pensioentoezegging.

B

1g.7

De kandidaat kan benoemen welke gevolgen de Financial Accounting Standards (FAS) en de International Financial Reporting Standards (IFRS) hebben op de bedrijfsvoering bij de verschillende pensioenvoorzieningen.

K

1g.8

De kandidaat kan de gevolgen aangeven van de fiscale regelgeving (de Pensioenwet (Pw) en Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet bpf)) op de pensioenvoorziening van de werkgever. De kandidaat kan de gevolgen aangeven van het bestaan van een beroepspensioenfonds of een ondernemingspensioenfonds op de pensioenvoorziening van de werkgever.

B

36. In de toetstermen 1g.9 en 1g.10 wordt ‘pensioenregeling’ telkens vervangen door: pensioenvoorziening.

37. Na toetsterm 1g.10 worden twee toetstermen ingevoegd, luidende:

1g.11

De kandidaat kan aan de werkgever uitleggen welke risico’s zijn verbonden aan een pensioenvoorziening in geval van aansluiting bij een algemeen pensioenfonds (apf), vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), het afsluiten van een pensioenverzekering of premiepensioenvordering.

B

1g.12

De kandidaat kan aan een werkgever uitleggen welke risico’s een collectviteitskring van het algemeen pensioenfonds (apf) met zich meebrengt.

B

38. Eindterm 1h en de toetstermen 1h.1 tot en met 1h.5 komen te luiden:

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), vrijwillg aansluitingen bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op begrippen en procedures inzake actuarieel rekenen.

1h.1

De kandidaat kan onder andere de volgende pensioenbegrippen met betrekking tot de tarief- of kostengrondslagen omschrijven en in voorkomende gevallen toepassen: U-rendement, UFR, rente termijnstructuur, garantiepremie, technisch resultaat, gesepareerd depot, maatschappij winstdeling, rekenrente, bestemmingsreserve, toeslag, life cycle, bepaald en onbepaald partner, gehuwdheidsfrequentie, uitruilvoet, bruto- en netto opslag op premie, generatietafel, overlevingstafels en leeftijdverschuiving, assetpooling, functie weerstandsvermogen, vergunningenplicht apf, (minimaal) vereist eigen vermogen, risicohouding, toekomstbestendige toeslagverlening, single-client of multi-client collectiviteitkring, belanghebbendenorgaan, verantwoordingsorgaan, herstelplan, ABTN en haalbaarheidstoets.

B

1h.2

De kandidaat kan de financiering van eind- en middelloonregelingen, toeslagen en kans op korting en salarisverhogingen beschrijven.

K

1h.3

De kandidaat kan de volgende algemene pensioenbegrippen omschrijven en kan deze in voorkomende gevallen toepassen: oudedagsverplichting, toetredingsleeftijd, drempelperiode, wachttijd, minimale toetredingsleeftijd, premieovereenkomst, kapitaalovereenkomst, uitkeringsovereenkomst, AOW franchise, loonindex, prijsindex, onvoorwaardelijke toeslag, voorwaardelijke toeslag, dispensatie gewezen deelnemer, verschillende premiestaffels, diensttijd, elementen die diensttijd bepalen, de aanspraken die in stand blijven met levensloop en/of onbetaald verlof, tussentijds ontslag, VUT en prepensioenregeling, de gevolgen van het verbod op leeftijdsdiscriminatie ook in verband met eigen bijdrage, begrenzing van het pensioengevend inkomen, dekkingsgraad en afstempelen.

B

1h.4

De kandidaat kan het begrip waardeoverdracht omschrijven en kan deze in voorkomende gevallen toepassen, geeft aan welke pensioenvoorzieningen een financieel risico inhouden bij waardeoverdracht en kan in algemene zin de gevolgen van collectieve waardeoverdracht aangeven.

B

1h.5

De kandidaat kan het effect van bestandsontwikkelingen van een gemiddelde stijging van de leeftijd op de pensioenlasten benoemen.

K

39. In toetsterm 1h.7 wordt ‘pensioenregeling’ vervangen door: pensioenvoorziening.

40. In toetsterm 1h.9 wordt ‘pensioenregeling van de werknemer’ vervangen door: pensioenvoorziening van de actieve deelnemer.

41. In de toetstermen 1h.12 en 1h.13 wordt ‘pensioenregeling’ telkens vervangen door: pensioenvoorziening.

42. De toetstermen 1h.15 tot en met 1h.22 komen te luiden:

1h.15

De kandidaat kan verschillende manieren van premiebepaling aangeven, rekening houdend met renteontwikkeling, wijze van premiestelling en kostenpercentages.

K

1h.16

De kandidaat kan aspecten rondom start en einde dienstverband, moment van verwerven van de aanspraak door de deelnemer, moment wanneer een werkgever een aanbod moet doen omtrent pensioen, gevolgen van uitdiensttreding, welke risicoafdekking er kan zijn bij overlijden en wat de gevolgen zijn van het overlijden van de actieve deelnemer voor de nabestaanden en de werkgever benoemen en beschrijven.

K

1h.17

De kandidaat kan de werkgever en de actieve deelnemer uitleggen wat er gebeurt bij arbeidsongeschiktheid van de actieve deelnemer.

B

1h.18

De kandidaat kan de gevolgen van echtscheiding/ontbinding partnerregelingen voor de actieve en niet-actieve deelnemer met betrekking tot verwachtingen ten aanzien van pensioen uitleggen.

B

1h.19

De kandidaat kan de gevolgen van faillissement van de werkgever met betrekking tot de pensioenvoorziening beschrijven.

K

1h.20

De kandidaat kan de werkgever de toekomstige pensioenlasten bij verschillende scenario’s van de ontwikkeling van de onderneming uitleggen.

B

1h.21

De kandidaat kan in relatie tot pensioenuitvoerders of andere verzekeraars met andere producten het inlooprisico, het uitlooprisico, de inhoud van het Convenant Toegang tot aan arbeid gerelateerde beschrijven, kan het begrip ‘carenzjaar’ omschrijven en het belang beschrijven dat werknemers tijdig worden aangemeld.

K

1h.22

De kandidaat kan de effecten van verschillende overlevingstafels uitleggen.

B

43. Na toetsterm 1h.22 wordt een toetsterm ingevoegd, luidende:

1h.23

De kandidaat kan de verschillen en overeenkomsten tussen een algemeen pensioenfonds (apf), een vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekering en premiepensioenvordering m.b.t. de toetstermen 1h. 1 t/m 1h.22 aangeven.

B

44. Eindterm 1i komt te luiden:

Eindterm 1i

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot een algemeen pensioenfonds (apf), vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op grondige en actuele kennis met betrekking tot pensioenvoorzieningen als onderdeel van het pakket van arbeidsvoorwaarden van een werkgever.

45. In de toetstermen 1i.8 en 1i.10 wordt ‘pensioenregeling’ telkens vervangen door: pensioenvoorziening.

46. Na toetsterm 1i.10 wordt een toetsterm ingevoegd, luidende:

1i.11

De kandidaat kan de verschillen en overeenkomsten tussen een algemeen pensioenfonds (apf), een vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen m.b.t. de toetstermen 1i1 t/m 1i10 aangeven.

B

47. Eindterm 2g en toetsterm 2g.1 komen te luiden:

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om adviestrajecten te plannen, te sturen en tot een succes te brengen, waaronder wordt verstaan:

1. het kwalitatief en kwantitatief vergelijken van offertes en lopende pensioenvoorzieningen en premiepensioenvorderingen en het verklaren van de verschillen hiertussen;

2. het beoordelen van en adviseren over collectieve waardeoverdracht;

3. het adviseren over winstdelingssystemen en life cycle beleggen;

4. het adviseren over excedentregelingen, ook als aanvulling op een algemeen pensioenfonds (apf), bedrijfstakpensioenfonds (bpf) en ondernemingspensioenfonds;

5. het berekenen van lasten en aanspraken;

6. het uitleggen van een individuele waardeoverdracht;

7. het vertalen van alle ingewonnen informatie over de werkgever naar een passende pensioenvoorziening;

8. het interpreteren van effecten van toeslagmodellen;

9. relevante wetgeving praktisch te kunnen toepassen;

10. het beoordelen en vormgeven van exitbepalingen;

11. het adviseren over de kenmerken en risico’s van collectiviteitskringen.

2g.1 Offertes van verschillende pensioenuitvoerders met elkaar vergelijken.

Vergelijkt de offertes kwalitatief en kwantitatief met elkaar en kan de verschillen verklaren.

Houdt rekening met rekentechnische elementen zoals sterfte, kosten en rente en de verschillen in de producten met betrekking tot winst.

Bij rente kan de kandidaat analyseren op welke wijze de rekenrente van het contract tot stand is gekomen en welke invloed dit heeft op de kosten van de regeling en acceptatie. Gaat bij vergelijking van (ook collectieve) pensioenen zo veel mogelijk uit van gelijke en reële uitgangspunten.

Bij kosten betreft het zowel kosten in de regeling als de kosten rondom beleggen, zoals provisie, TER, aan- en verkoopkosten, beheer- en administratiekosten, garantiekosten, de exit voorwaarden en PVI en overige kosten.

Bij sterfte betreft het de sterftetabel en de op- of afslagen hierop.

De kandidaat kan aangeven hoe pensioenuitvoerders omgaan met ontwikkelingen van de deelnemerspopulatie, economische omstandigheden (bijv. renteontwikkelingen) en het te voeren beleid hierop.

48. In toetsterm 2g.2 wordt ‘pensioenregeling’ vervangen door: pensioenvoorziening.

49. De toetstermen 2g.3 en 2g.4 komen te luiden:

2g.3 Collectieve waarde-overdracht beoordelen.

Analyseert de factoren inkomende en uitgaande waardeoverdracht.

Houdt rekening met elementen zoals reserve, (exit)voorwaarden, overlevingstafels en generatietafels, opslagen, kosten, kortingen, rente, risico’s, PVI, winstdeling, acceptatie, ziekte, tijdpad, arbeidsongeschiktheid en amortisatie.

Stelt vast of kosten redelijk zijn in relatie tot Pensioenwet (Pw).

Bij beschikbare premieregeling betreft het de kosten rondom beleggen, zoals provisie, OCF, aan- en verkoopkosten, beheer- en administratiekosten, garantiekosten, PVI en overige kosten.

2g.4 Over winstdelingsvorm en life cycle beleggen adviseren.

Houdt rekening met het premievolume, de risicobereidheid van de werkgever, de mate van risico- afbouw bij verschillende aanbieders.

Beschrijft de risico’s en het principe van lifecycle beleggen.

De kandidaat moet verschillen tussen lifecycles in hoofdlijnen (zoals assetverdeling, methodiek van afbouw van risico’s, het afdekken van risico’s van een lage rentestand en inleggaranties) onderkennen.

De kandidaat kan de werking van collectiviteitskringen uitleggen bij een algemeen pensioenfonds.

50. Toetsterm 2g.6 komt te luiden:

2g.6 Lasten en aanspraken m.b.v. software berekenen.

Maakt foutloze berekeningen.

Berekent de lasten aan de hand van de juiste tarieven van de pensioenuitvoerder.

Bepaalt welke lasten de pensioenvoorziening voor de werkgever met zich meebrengt, zowel voor het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en aanvullende dekkingen.

Berekent de koopsom voor de inkoop in een jaar; inkooptarief gericht beleggen, het effect van inkooptarief gericht beleggen op de hoogte van het aan te kopen pensioen op pensioendatum; welke kostensoorten er vallen onder de OCF; welke kostensoorten er niet vallen onder de OCF het effect is van een OCF op het rendement; de effecten van toeslagverlening.

Berekent de pensioenlast bij wijzigingen in het personeelsbestand.

Kan de wijze van berekenen verklaren en principes achter de berekeningen uitleggen.

Schat uitkomsten op juistheid in.

Legt de overeenkomsten en verschillen uit tussen de uitkomsten van de berekeningen van een algemeen pensioenfonds andere pensioenfondsen, pensioenverzekeringen en een premiepensioenvordering.

Betreft de aanspraken en lasten voor de verschillende soorten pensioenovereenkomsten.

De berekening van de aanspraken komt voort uit de volgende situaties: bij indiensttreding, salariswijziging, waardeoverdracht, parttime wijziging, arbeidsongeschiktheid, echtscheiding, uitdiensttreding en bij toepassing van flexibiliseringselementen.

Betreft de wet- en regelgeving met betrekking tot toeslagverlening; premiekorting verschillende tariefstructuren; de effecten van verschillende rekenrentes omvangkorting.

51. In eindterm 3d wordt ‘pensioenregelingen’ vervangen door ‘pensioenvoorzieningen en wordt ‘werknemers’ vervangen door: actieve en niet-actieve deelnemers.

52. De toetstermen 3d.1 en 3d.2 komen te luiden:

3d.1 Het adviestraject plannen.

Verwerft opdracht via verschillende kanalen bij een nieuwe relatie.

Creëert acceptatie van aanbiedende organisatie, aanbiedende persoon, werkwijze. Onderkent mogelijke belangenverstrengeling (adviseur versus accountant).

Vormt zich een beeld van markt van de opdrachtgever, vormt zich een beeld van de sector waarin de opdrachtgever zijn onderneming heeft.

Overgang naar nieuwe pensioenvoorziening werkgever heeft belang bij lagere pensioenlasten en derhalve met het akkoord van werknemers, werknemers hebben belang bij objectieve voorlichting over gevolgen van de nieuwe voorziening, pensioenadviseur heeft belang bij tevreden houden werkgever.

Handelt volgens het dienstverleningsdocument dat is overhandigd aan de werkgever.

Bespreekt de kosten van het adviestraject met de werkgever, dient offerte hiervoor in. Wijst op mogelijk omvangrijke dienstverlening m.b.t. onderzoek en analyse t.b.v het advies

 

3d.2 De pensioenvoorziening ontwerpen.

 

Vertaalt alle over de werkgever ingewonnen informatie (van de financiële positie, de risicobereidheid, de doelstellingen en kennis en ervaring van de werkgever naar een passende pensioenvoorziening.

Geeft advies indachtig de pensioenleidraden van de Autoriteit Financiële Markten.

Gaat goed om met tegenstrijdige prioriteiten/doelstellingen, signaleert en benoemt deze koppelt ze terug naar de werkgever.

Het gaat i.c. om de ingewonnen informatie.

53. In toetsterm 3d.3 wordt ‘pensioenregeling’ telkens vervangen door: pensioenvoorziening.

54. Toetsterm 3d.5 komt te luiden:

3d.5 Adviseren inzake de pensioenvoorzieningen.- bij fusieprocessen, management buy out, overnames en overgang onderneming.

Heeft te maken met verschillende pensioenvoorzieningen.

Kandidaat moet de hoofdregels uit BW en Pw bij overgang onderneming kunnen toepassen.

Kandidaat zet eventuele verschillende pensioenvoorzieningen naast elkaar en adviseert over vernieuwde inrichting van de pensioenvoorziening.

Gaat om met complexiteit, belangentegenstellingen. Contractverlenging: productaanbieder en adviseur hebben belang bij voortzetting (afhankelijk van beloningsstructuur), werkgever heeft belang bij goedkoopste oplossing, werknemer heeft belang bij (ongewijzigde) voortzetting pensioenvoorziening.

Kandidaat begrijpt de (juridische) gevolgen voor de pensioenvoorziening van de over te nemen werknemers en kan deze gevolgen uitleggen.

Schiet ik hiervoor tekort? Roep ik in dat geval tijdig ondersteuning van andere deskundigen in?

55. Na toetsterm 3d.5 wordt een toetsterm ingevoegd, luidende:

3d.6 Onderhandelen met uitvoerder over bevoegdheden, tarieven, exitbepaling, indexatie-ambitie en toegang tot de kring.

 

Zijn de mogelijkheden en wensen van de werkgever uitputtend onderzocht en gerapporteerd m.b.t de pensioenvoorziening via een algemeen pensioenfonds (apf) bedrijfstakpensioenfonds (bpf), pensioenverzekering en premiepensioenvordering.

 

56. De toetstermen 1j.2 tot en met 1j.7 komen te luiden:

1j.2

De kandidaat kan de inhoud beschrijven van de pensioenovereenkomst ingeval van volledig verzekeren, gedeeltelijk verzekeren (bepaald en onbepaald) en gedeeltelijk in eigen beheer opgebouwde aanspraken.

K

1j.3

De kandidaat kan de inhoud uitleggen van de bestaande pensioenovereenkomst bij een volledige premievrije aanspraak bij eigen beheer.

B

1j.4

De kandidaat kan de impact beschrijven van de inhoud van een pensioenovereenkomst waarin een deel wordt herverzekerd ten opzichte van twee losse pensioenovereenkomsten.

K

1j.5

De kandidaat kan de gevolgen van prijsgeven, belenen en afkopen beschrijven en kan hiervan voorbeelden geven. Kan daarbij het begrip ‘voor zover voor verwezenlijking vatbaar’ beschrijven.

K

1j.6

De kandidaat kan de fiscale aspecten beschrijven van pensioen in eigen beheer en verzekeren, basiskennis winstbepalingen (artikel 3:25 e.v. wet IB), grondige kennis bepalingen Wet op de loonbelasting 1964 (art 18 e.v. Wet LB), basiskennis zakelijkheidbepalingen Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Vpb) inclusief artikel 8 lid 6 (leeftijd terugstellingen) en de collectieve gangbaarheidstoets.

K

1j.7

De kandidaat kan het verschil aangeven tussen een kapitaalverzekering bij de besloten vennootschap of een dekkingsrekening en polis met een loonbelastingclausule en kan uitleggen welke polis voor een specifieke DGA de beste keuze is.

B

57. In toetsterm 1j.9 wordt na ‘(verschil tussen pensioenuitkering van verzekeraar als gevolg van afstorting ten opzichte van eigen beheer en gevolgen voor indexering)’ ingevoegd: en de uitkeringsfase voor een oudedagsverplichting.

58. Toetsterm 1j.10 vervalt.

59. Toetsterm 1j.13 komt te luiden:

1j.13

De kandidaat kan de gevolgen uitleggen van het aangaan van en aanpassingen op een pensioenverzekering en premiepensioenvordering tijdens de looptijd. De kandidaat houdt daarbij rekening met de polisredactie, kan de indexatietoezegging analyseren en kan dit toepassen op het te adviseren verzekeringsproduct.

B

60. In toetsterm 1j.14 wordt ‘De kandidaat kan de gevolgen overgangsrecht Witteveen, wet VUT, Pensioen en Levensloop (Wet VPL) en Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (IPW) (de gevolgen indien lopend DGA-pensioen onder de Pensioenwet valt door overgangsrecht) signaleren’ vervangen door: De kandidaat kan de gevolgen van de Wet uitfasering Pensioen in eigen beheer (PEB), Witteveen, wet VUT, Pensioen en Levensloop (Wet VPL) en Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (IPW) (de gevolgen indien lopend DGA-pensioen onder de Pensioenwet valt door overgangsrecht) signaleren.

61. Toetsterm 1j.17 komt te luiden:

1j.17

De kandidaat kan, met betrekking tot partnerpensioen het verschil tussen opbouwpartnerpensioen en risicopartnerpensioen beschrijven en kan daarbij beschrijven hoe dit er in de pensioenovereenkomst (erfrente, risicokapitaal) uit ziet. De kandidaat kan de bepalingen rond restbegunstiging in de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) beschrijven. De kandidaat kan daarbij de gevolgen van de dekking van het partnerpensioen bij wijziging van de pensioengrondslag omschrijven. De kandidaat kan de alternatieven van partnerpensioen beschrijven (bijvoorbeeld geen partnerpensioen toezeggen maar een losse risicodekking al dan niet voorzien van een gerichte lijfrente). De kandidaat kan de eventuele gevolgen benoemen (o.a. fiscale) van het onvoldoende verzekeren van een toegezegd partnerpensioen en oudedagsverplichting. De kandidaat kan de globale gevolgen benoemen met betrekking tot erfbelasting bij het vrijvallen van pensioenverplichtingen of dekkingspolis met restitutie.

K

62. In toetsterm 1j.18 wordt ‘pensioenverplichting’ vervangen door: pensioenverplichting of oudedagsverplichting.

63. In toetsterm 1j.19 wordt ‘bedrijfspensioenregeling’ vervangen door: beroepspensioenregeling.

64. In eindterm 2h vervalt ‘pensioenregeling’.

65. In toetsterm 2h.1 wordt ‘pensioenbrief’ telkens vervangen door: pensioenovereenkomst.

66. Toetsterm 2h.2 komt te luiden:

2h.2 De aansluitingsverschillen oplossen tussen de bestaande pensioentoezegging in eigen beheer en de mogelijke pensioentoezegging na invoering Wet PEB.

Vertaalt de pensioentoezegging naar risico’s voor de BV. Legt de financieringsovereenkomst uit. Bepaalt welke verzekeringsoplossing past bij de civielrechtelijke pensioentoezegging van de DGA. Toetst of de eventuele wens om de pensioendatum te vervroegen of te verlaten past bij de reeds bestaande verzekerde oplossing en past dientengevolge actief, indien nodig, het product aan.

 

67. In toetsterm 2j.2 wordt ‘startbrief’ vervangen door: Pensioen 1-2-3.

68. In toetsterm 2j.4 wordt ‘pensioenregeling’ vervangen door ‘ pensioenvoorziening’ en wordt ‘geef’ vervangen door: geeft.

69. In toetsterm 2j.5 wordt ‘pensioenregeling’ telkens vervangen door: pensioenvoorziening.

70. In eindterm 3f wordt ‘pensioenregelingen’ vervangen door: pensioenvoorzieningen.

71. Toetsterm 3f.1 komt te luiden:

3f.1 Individuele en/of collectieve waardeoverdracht begeleiden.

Tijdens lopende pensioenvoorziening.

De kandidaat legt de rechten en plichten aan de belanghebbenden (individu of groep) begrijpelijk uit.

Bespreekt de risico’s van de pensioenvoorziening in dit verband.

Voldoet aan zorgplicht en is alert op mogelijke belangentegenstellingen tussen werkgever en werknemer.

Wat is mijn rol bij knelpunten?

Welke belangen spelen er?

72. In toetsterm 3f.2 wordt ‘pensioenregeling’ telkens vervangen door: pensioenvoorziening.

73. In toetsterm 3f.3 wordt ‘pensioenverzekering’ telkens vervangen door: pensioenvoorziening.

74. Na toetsterm 3f.3 wordt een toetsterm ingevoegd, luidende:

3f.4 Voert beleid m.b.t. verschil in nazorg, beheer van een pensioenvoorziening via een algemeen pensioenfonds (apf) of vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds.

Een algemeen pensioenfonds of een bedrijfstakpensioenfonds, waarbij vrijwillig is aangesloten, kan in onderdekking verkeren. Dit kan gevolgen hebben voor de aansluiting.

Biedt de uitvoeringsovereenkomst mogelijkheden voor de werkgever om maatregelen te nemen.

   

75. In eindterm 3g wordt ‘5. verwachtingen ten aanzien van pensioen’ vervangen door: 5. verwachtingen ten aanzien van pensioen (onder meer Wet uitfasering PEB).

76. In toetsterm 3g.1 wordt ‘Belicht voorval vanuit de positie eigen beheer of pensioenverzekeringen of combinatie van producten’ vervangen door ‘Belicht voorval vanuit de positie eigen beheer (premievrije aanspraak of oudedagsverplichting), afkoop pensioenverzekeringen of combinatie van producten’en wordt ‘belang van deelnemer’ vervangen door: belang van DGA.

K

Bijlage 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van bijlage 9 wordt ‘Eind en toetstermen’ vervangen door: Eindtermen en toetstermen.

2. In eindterm 1a wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekeringen’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

3. Toetsterm 1a.1 komt te luiden:

1a.1

De kandidaat kan de indeling van het gezondheidszorgstelsel in Nederland aan de hand van voorbeelden uitleggen.

B

4. Toetsterm 1a.3 komt te luiden:

1a.3

De kandidaat kan de rol van het Zorginstituut Nederland, de SKGZ, de NZa, het CAK en de Autoriteit Persoonsgegevens beschrijven.

K

5. In toetsterm 1a.5 wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekering’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering.

6. In toetsterm 1a.7 wordt ‘de gedragscode goed zorgverzekeraarschap’ vervangen door: de gedragscode goed zorgverzekeraarschap en de strekking ervan uitleggen.

7. Toetsterm 1a.8 komt te luiden:

1a.8

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante convenanten opsommen, o.m. Convenant samenloop reis- en zorgverzekering, convenant regres zorgverzekeraars aansprakelijkheidsverzekeraars en de strekking ervan op hoofdlijnen uitleggen.

B

8. Toetsterm 1a.11 komt te luiden:

1a.11

De kandidaat kan de klachten- en geschilleninstellingen, Klachten instituut financiële dienstverlening (Kifid), Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ), Geschilleninstantie Zorgcontractering en Stichting Tuchtraad Banken noemen en kort beschrijven op welke gebieden zij werkzaam zijn.

K

9. Toetsterm 4a.3 komt te luiden:

4a.3 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

Respecteert privacy en patiëntenrechten (o.a. Zvw, Wbp).

Werkt volgens de voorschriften en procedures.

Waarborgt dat interne automatisering goed beveiligd en reproduceerbaar is in geval van calamiteiten. Borgt dat gebruikers middels een rollen- en rechtensysteem alleen die gegevens kunnen raadplegen die passen bij hun functie.

10. In toetsterm 4a.4 wordt ‘Doorverwijzen naar anderen’ vervangen door: Doorverwijzen naar de juiste persoon.

11. In eindterm 1b wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekeringen’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

12. In toetsterm 1b.3 wordt ‘zoals mantelcontract, faciliteitencontract en werkgever in hoedanigheid van verzekeringnemer’ vervangen door: zoals mantelcontract en faciliteitencontract.

13. In toetsterm 3a.1 wordt ‘De gegevens zijn administratief volledig en in één keer goed’ vervangen door: De gegevens zijn administratief volledig en indien mogelijk in één keer goed.

14. De toetstermen 1c.7 en 1c.8 komen te luiden:

1c.7

De kandidaat kan de diverse wettelijke regelingen inzake de vergoeding van medische kosten uitleggen.

B

1c.8

De kandidaat kan de mogelijkheden uitleggen die er zijn voor het verzekeren van medische kosten.

B

15. In eindterm 1d wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekeringen’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

16. In toetsterm 1d.4 wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘B’ vervangen door: K.

17. In toetsterm 1d.5 wordt ‘benoemen’ vervangen door: uitleggen.

18. In toetsterm 1d.6 wordt ‘natura-, restitutie- en combinatiepolis’ vervangen door: natura-, restitutie-, budget- en combinatiepolis.

19. Na toetsterm 2d.1 wordt na ‘Competenties (C)’ ingevoegd: De kandidaat kan:.

20. In eindterm 3b wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekering’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

21. In toetsterm 3b.1 wordt ‘risico-analyse opstellen’ vervangen door: Een risico-analyse opstellen.

22. In eindtermen 1e en 1f wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekering’ telkens vervangen door: verzekeringen.

23. In toetsterm 1f.10 wordt ‘de bemiddelaar heeft naar’ vervangen door: de bemiddelaar heeft ten opzichte van.

24. In eindterm 1g wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekering’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

25. Toetsterm 1g.5 komt te luiden:

1g.5

De kandidaat kan aan de klant de opbouw van de premie van een zorg- en/of ziektekostenverzekering uitleggen.

B

26. In toetsterm 1g.7 wordt ‘expatriates’ vervangen door: expats.

27. In eindterm 1h wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekering’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

28. Toetsterm 1h.1 komt te luiden:

1h.1

De kandidaat kan uitleggen welke onderdelen van de zorg- en/of ziektekostenverzekering door de politieke besluitvorming worden beïnvloed.

B

29. In eindterm 1i wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekeringen’ vervangen door: verzekeringen.

30. Toetsterm 1i.1 komt te luiden:

1i.1

De kandidaat kan op hoofdlijnen aangeven welke samenhang er is tussen de verzekering van zorgrisico’s van de klant, de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de (aanvullende) ziektekostenverzekering en van belang zijnde wet en regelgeving.

B

31. Toetsterm 1i.10 komt te luiden:

1i.10

De kandidaat kan de werking van de mededelingsplicht beschrijven en de mogelijke gevolgen daarvan.

K

32. Eindterm 2e komt te luiden:

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om advisering tot een succes te brengen, door te inventariseren, te analyseren en te sturen (rekening houdend met het verschil tussen de zorg- en de ziektekostenverzekering(en), waaronder:

• de premie te berekenen;

• de meest geschikte verzekeringsvormen en -voorwaarden te selecteren;

• de geselecteerde verzekeringsvormen, voorwaarden, premies en risico’s te vergelijken;

• de mogelijke risico’s en verzekeringsvormen en/of -dekkingen, uitsluitingen en beperkingen te verduidelijken;

• het adviestraject adequaat vast te leggen in het dossier.

33. Toetsterm 2e.2 komt te luiden:

2e.2 De premies van verzekeringen berekenen.

De kandidaat gebruikt de juiste gegevens. De kandidaat kan aangeven uit welke premies de verzekering bestaat. De berekening is correct.

Kandidaat gebruikt zo nodig een rekenmachine, tabellen, etc.

Gebruikt ICT-toepassingen als vergelijkingssoftware.

Kandidaat moet de financiële gevolgen van tussentijdse wijzigingen kunnen berekenen.

34. In toetsterm 2e.6 wordt ‘maatschappij’ vervangen door: verzekeraar.

35. Toetsterm 2e.7 komt te luiden:

2e.7 De polisdekking van de zorg- en/of ziektekostenverzekering toelichten.

Geeft op basis van de door de klant verstrekte informatie een passend advies voor het verzekeren van een zorg- en/of ziektekostenverzekering.

Gezondheidswaarborgen, verplicht basispakket, verplicht en vrijwillig eigen risico.

36. In toetsterm 2e.9 wordt ‘Wet Bescherming Persoonsgegevens’ vervangen door: Wet bescherming persoonsgegevens.

37. In eindterm 3c wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekeringen’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

38. In toetsterm 3c.1 wordt ‘hoogte van verzekerd bedrag’ vervangen door: hoogte van een verzekerd bedrag.

39. In eindterm 1j wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekeringen’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

40. In toetsterm 1j.3 wordt onder het kopje ‘kennisniveau’ ‘B’ vervangen door: K.

41. In eindterm 1k wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekeringen’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

42. In eindterm 2f wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekering’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

43. In toetsterm 3d.1 wordt ‘De klant heeft altijd de juiste dekking, betaalt de juiste premie en ontvangt bij schade een uitkering gebaseerd op de juiste gegevens’ vervangen door: De klant heeft de juiste dekking en betaalt de juiste premie.

44. In toetsterm 3e.1 wordt ‘klantvriendelijkheid’ vervangen door: klantvriendelijk.

45. In eindterm 1l wordt ‘zorg- en ziektekosten’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

46. In de toetstermen 1l.1 en 1l.3 wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekering’ telkens vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering.

47. In toetsterm 1l.5 wordt ‘zorg- of ziektekostenverzekering’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering.

48. In de toetstermen 1l.6 wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekering’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering.

49. Toetsterm 1l.7 komt te luiden:

1l.7

De kandidaat kan omschrijven wat de rechten en de plichten van een verzekerde, verzekeringsnemer en verzekeraar zijn bij schade onder een zorg- en/of ziektekostenverzekering.

K

50. In toetsterm 1l.8 wordt ‘omschrijven’ vervangen door: uitleggen.

51. Toetsterm 1l.12 vervalt.

52. In eindterm 2g wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekeringen’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

53. In toetsterm 2g.1 wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekering’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering.

54. In toetsterm 2g.2 wordt ‘en de mogelijke hoogte en samenstelling van de schade-afhandeling’ vervangen door: en de mogelijke hoogte en samenstelling van de schade-afhandeling uitleggen.

55. In de toetstermen 2g.3 en 2g.4 wordt ‘zorg- en ziektekostenverzekering’ telkens vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering.

56. In eindterm 3f wordt ‘ zorgverzekeringen ’ vervangen door: zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

57. In toetsterm 3f.1 wordt ‘met mijlpalen’ vervangen door: en richting.

58. Toetsterm 3f.2 komt te luiden:

3f.2 Beoordelen of een schade onder de afgesloten zorg- en/of ziektekostenverzekering(en) valt.

Ingeval van schade.

Kandidaat beoordeelt met behulp van de daarvoor benodigde gegevens op juiste wijze of:

• dekking, dekkingsbeperking of uitsluiting van toepassing is;

• de schade gedekt is;

• er sprake is van samenloop en wat de gevolgen daarvan zijn.

De kandidaat bepaalt of de gegeven schade gedekt is onder de zorg- en/of ziektekostenverzekering(en).

Heb ik inzicht in het beleid van verzekeraars?

Onderken ik de Regresmogelijkheden?

L

Na bijlage 11 wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

Bijlage 12. Toetstermen periodieke examens

Periodieke examen

Toetstermen

Adviseur basis

4a.2, 4a.3, 4a.5, 1a.3 t/m 1a.6, 1a.8 t/m 1a.10, 1b.1, 1b.3, 1b.17, 1b.2, 1b.20, 1b.21, 2a.1, 2b.1, 3b.1, 3b.3, 1c.2, 1d.18, 1d.7 t/m 1d.9, 1d.12, 1f.2, 1f.4, 1f.5, 1f.13, 1f.33, 3c.1, 3d.1, 3d.2

Adviseur consumptief krediet

1a.1, 1a.2, 4a.3, 1b.2, 2c.1, 1c.2, 1e.4, 3a.1, 3a.2, 1f.2, 1h.1 t/m 1h.3, 1h.6, 2d.1, 2d.2, 2e.1, 2e.2, 3b.1, 3b.3, 1i.2, 1i.4, 3e.1, 3e.2

Adviseur zorgverzekering

1a.2, 1a.3, 1a.6, 1a.9, 1a.11, 1c.2 t/m 1c.4, 1d.1, 1d.4, 1d.6, 1f.5, 1f.16, 2e.7, 2e.8, 3c.1, 3c.3, 1j.1, 3e.1, 3e.2, 1l.7, 1l.13, 2g.2, 2g.4

Adviseur schadeverzekering particulier

1a.10, 1c.10, 2b.1, 1c.2 t/m 1c.6, 1c.8, 1c.11, 2c.4, 1d.3, 1d.10, 1d.17, 1d.18, 1f.7, 1f.8, 2e.7, 2e.10, 2e.11, 2f.1, 2f.7, 3d.1 t/m 3d.4, 1h.3, 1h.4, 1h.6, 1h.8, 1h.29, 3e.1

Adviseur schadeverzekering zakelijk

1a.1, 2a.3, 2a.4, 4a.2, 1b.3, 2b.1, 2b.2, 1c.1 t/m 1c.3, 1c.7, 1c.13, 1c.17, 2c.5, 3b.1, 1e.2, 1e.17, 1e.24, 1f.1, 1g.3, 2e.4, 1h.2, 2f.2, 3d.2, 1i.1, 1i.6, 1i.24, 2g.6

Adviseur vermogen

2a.4, 1b.1, 1b.2, 1b.4, 1b.9, 1b.15, 1c.4, 1e.2, 1f.1, 1f.3, 1f.4, 1g.6, 1g.8, 1g.10, 1l.4, 1l.8, 1l.9, 1l.13, 2d.2, 2d.3, 2f.1, 1m.1, 1m.2, 1m.5 t/m 1m.7, 1n.1, 2g.2, 2g.3, 2g.9, 1o.2, 1o.3, 1p.6, 1p.7, 3d.2

Adviseur inkomen

1a.5, 1a.7, 1b.1 t/m 1b.3, 1b.5, 1b.6, 1b.8, 2c.1, 1d.1, 1d.2, 1d.4, 3b.1, 3b.2, 3b.4, 3b.5, 1f.9, 1f.12, 1g.17, 1g.23, 1h.3, 1i.1 t/m 1i.3, 1i.8, 1i.13, 1i.14, 2d.5, 3c.1 t/m 3c.3, 3c.6, 3c.7, 2f.2, 3d.2, 3d.4, 1k.2, 2g.7

Adviseur hypothecair krediet

1a.1 t/m 1a.3, 1b.5, 1b.7, 2a.3, 2a.5, 3a.1, 2c.1, 2d.2, 1e.7, 1e.11, 1h.3, 1h.4, 2e.1, 3c.1, 3c.5, 3e.3

Adviseur pensioen

2a.5, 4a.4, 1b.1, 1b.5, 1b.6, 1b.9, 2c.1, 3a.2, 1c.4, 1c.5, 1c.12, 1d.1, 1d.5, 1e.1, 1e.2, 1e.4, 1e.7, 1f.1 t/m 1f.4, 2e.1 t/m 2e.3, 2f.2, 3b.1, 3b.2, 3c.1, 1g.3 t/m 1g.12, 1h.1 t/m 1h.9, 1h.12 t/m 1h.16, 1h.18 t/m 1h.20, 1h.23, 1i.1, 1i.8, 1i.10, 1i.11, 2g.1 t/m 2g.7, 3d.1 t/m 3d.6, 1j.2, 1j.3, 1j.6, 1j.7, 1j.9, 1j.14, 1j.17, 1j.18, 2h.2, 2j.1 t/m 2j.5, 3f.1 t/m 3f.4, 3g.1

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

TOELICHTING

Algemeen

Met onderhavige regeling, die de Regeling eindtermen en toetstermen examens financiële dienstverlening Wft aanpast, worden de nieuwe ontwikkelingen in de eindtermen en toetstermen van de Wft-examens verwerkt. Daarnaast worden voor de eerste keer de toetstermen voor de periodieke examens (PE-examens) vastgesteld, welke vanaf 1 april 2017 kunnen worden afgenomen. Iedere adviseur dient in het kader van permanente educatie (PE) in elke PE-periode, niet zijnde de PE-periode waarin het diploma of de erkenning is behaald, met goed gevolg een PE-examen af te leggen om na de PE-periode te mogen blijven adviseren. Tot slot bevat de regeling wijzigingen van (wets)technische en taalkundige aard en herstelt het enige inconsistenties en omissies.

Consultatiereacties

De conceptregeling is op 3 november 2016 openbaar geconsulteerd op www.internetconsultatie.nl. De looptijd van deze consultatie betrof vier weken (van 3 november 2016 tot en met 1 december 2016). Daarbij zijn twee openbare reacties ontvangen van A.D. van Bergen Assurantiën v.o.f. en de Pensioenfederatie.

In de consultatiereactie van A.D. van Bergen Assurantiën v.o.f. wordt gewezen op het belang dat de PE-examens aansluiten op de praktijk en dat hier bijvoorbeeld geen oude vragen in moeten zitten. Dit is een belangrijke voorwaarde van de PE-examens en hier wordt aan voldaan door alleen vragen op te nemen in de PE-examens over ontwikkelingen die binnen een tijdsbestek van één jaar voor de peildatum van 1 januari hebben plaatsgevonden of die nog steeds relevant zijn voor de adviespraktijk.

De Pensioenfederatie geeft aan dat zij niet begrijpt waarom de regeling wordt opgerekt naar vrijwillige aansluitingen bij bedrijfstakpensioenfondsen omdat deze zijn gehouden aan de domeinafbakening en het voor werkgevers niet zomaar mogelijk is om zich aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds. Daarnaast moet het omvormen van een pensioenfonds naar een algemeen pensioenfonds, danwel het aansluiten bij een algemeen pensioenfonds, eveneens buiten deze regeling vallen. Met onderhavige regeling worden de nieuwe ontwikkelingen in de eindtermen en toetstermen verwerkt. Daarnaast worden er in de eindtermen en toetstermen van de module pensioen enkele wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van de uitbreiding van de definitie van pensioen.1 Door deze uitbreiding kunnen in de Wft-examens vragen worden opgenomen over het algemeen pensioenfonds en het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds. De definitie van pensioen wordt uitgebreid omdat een pensioenadviseur op grond van de Wft dient te beschikken over de benodigde kennis en vaardigheden om de verschillende pensioenproducten waarover geadviseerd kan worden met elkaar te vergelijken en te komen tot een passend advies. De kennis en vaardigheden dienen daarom niet alleen te zien op advies over een pensioenverzekering of een premiepensioenvordering, die nu al onder de diplomaplicht vallen, maar ook op andere pensioenproducten waarover een klant advies kan vragen zoals een algemeen pensioenfonds of het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds. De verplichting om te voldoen aan de vakbekwaamheidseisen, opgenomen in artikel 4:9, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft), wordt met deze wijziging niet uitgebreid naar andere ondernemingen of sectoren. De normadressant blijft de financiëledienstverlener in de zin van de Wft.

Tot slot zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in de wijzigingsopdrachten opgenomen in onderhavige regeling. Zo is de toevoeging van het Keurmerk Private Lease in toetsterm 1a.1 van de module consumptief krediet komen te vervallen, is de wijziging in de toetstermen 1a.1 en 1b.5 van de module hypothecair krediet teruggedraaid en is toetsterm 1e.6 komen te vervallen.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

De in dit onderdeel opgenomen wijzigingsopdracht herstelt de onjuiste verwijzing naar artikel 9 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo) in artikel 2 van de Regeling eindtermen en toetstermen examens financiële dienstverlening Wft.

B en L

In bijlage 12 zijn de toetstermen opgenomen die gelden voor de verschillende PE-examens. De toetstermen zijn gebaseerd op de nieuwe ontwikkelingen welke door het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) zijn geconsulteerd en waarover zij mij op 24 oktober jl. heeft geadviseerd.2 De ontwikkelingen zien op de periode van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2018 en worden op 1 april 2017 in de initiële en PE-examens opgenomen. Vanaf 1 april is het voor adviseurs mogelijk om een PE-examen af te leggen. Een adviseur dient in elke PE-periode, niet zijnde de PE-periode waarin het diploma of de erkenning is behaald, met goed gevolg een PE-examen af te leggen om na de PE-periode te mogen blijven adviseren. De eerste PE-periode loopt van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2019. Daarna hebben de PE-perioden een duur van 36 maanden, waarbij de eerstvolgende PE-periode aanvangt op 1 april 2019. Voor adviseurs die op 1 januari 2017 één of meerdere Wft-diploma’s hebben, geldt dat zij hun PE-examen(s) uiterlijk 31 maart 2019 met goed gevolg moeten hebben afgelegd. De PE-examens worden, evenals de PEplus-examens per beroepskwalificatie afgenomen, waardoor de adviseur bij het met goed gevolg afleggen van een PE-examen voor een hogere beroepskwalificatie eveneens heeft voldaan aan de PE-verplichting voor de lagere beroepskwalificatie(s).

C tot en met K

In de eindtermen en toetstermen, opgenomen in bijlagen 1 tot en met 9, zijn de nieuwe ontwikkelingen verwerkt. Daarnaast zijn er wijzigingen van (wets)technische en taalkundige aard doorgevoerd. Tot slot zijn enige inconsistenties en omissies in de eindtermen en toetstermen hersteld. Ten aanzien van de module pensioen zijn in de eindtermen en toetstermen, opgenomen in bijlage 8, enkele wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van de uitbreiding van de definitie van pensioen als opgenomen in artikel 5 van het Bgfo.3 Door de uitbreiding van de definitie van pensioen met een algemeen pensioenfonds en het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds zijn de eindtermen en toetstermen van deze module aangepast zodat de module aansluit op de producten waarover de pensioenadviseur mag adviseren.

Artikel II

De regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017. Dat stelt het CDFD en opleidingsinstituten in staat om respectievelijk de examenvragen en het opleidingsmateriaal aan te passen aan de nieuwe ontwikkelingen en gewijzigde eindtermen en toetstermen.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

De wijziging van de definitie van pensioen is opgenomen in het Wijzigingsbesluit financiële markten 2017; https://www.internetconsultatie.nl/wijzigingsbesluitfm2017

X Noot
2

Een overzicht van de PE-ontwikkelingen is te raadplegen op de site van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening: http://www.cdfd.nl/sites/default/files/adviesdocument-wft-pe-actualiteiten-2017.pdf.

X Noot
3

De wijziging van de definitie van pensioen is opgenomen in het Wijzigingsbesluit financiële markten 2017; https://www.internetconsultatie.nl/wijzigingsbesluitfm2017

Naar boven