De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, en Someren, ieder voor zover het betreft zijn bevoegdheden;
Overwegende:
dat op 23 februari 2016 de colleges een opdracht hebben gegeven tot het uitwerken van een Businesscase over de doorstart van de gezamenlijke uitvoering van de Wmo, Jeugd en BMS taken (bestuursopdracht);
dat op 17 mei 2016 de colleges hebben ingestemd met de Businesscase waaruit is gebleken dat de samenwerking tussen de vijf gemeenten in financiële, organisatorische en inhoudelijke zin haalbaar en reëel is;
dat de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten de intentie hebben om ook op andere taakvelden samen te werken;
dat uit opiniërende bespreking met de raden is gebleken dat een gemeenschappelijke regeling in de vorm van een openbaar lichaam de meeste geschikte rechtsvorm is om de samenwerking tussen de vijf gemeenten vorm te geven;
dat op 19 juli 2016 alle colleges hebben ingestemd met het Bedrijfsplan waarin de contouren zijn geschetst voor een uitvoeringsorganisatie die ten dienste staat van (de lokale gebiedsteams van) de vijf gemeenten;
dat de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten solidair jegens elkaar zullen zijn bij het vormgeven en functioneren van de uitvoeringsorganisatie;
dat de deelnemende gemeenten oog zullen hebben voor de wederzijdse belangen, onevenredige bevoordeling en benadeling van gemeenten trachten te voorkomen en in het geval dat zulks toch zal optreden men elkaar daarvoor compenseert;
dat de uitvoering van de Participatiewet is ondergebracht onder een andere gemeenschappelijke regeling maar dat over de uitvoering van de Participatiewet als over de uitvoering van Wmo, Jeugd en BMS in 2018 een evaluatie plaatsvindt;
dat de gemeenteraden, zoals vereist op grond van artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de colleges toestemming hebben gegeven om een regeling te treffen;
gelet op artikel 8 eerste lid juncto artikel 1 eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
Besluiten:
De navolgende gemeenschappelijke regeling te treffen waarvan de tekst als volgt luidt:
Hoofdstuk I algemene bepalingen
Instelling en plaats van vestiging
Artikel 1
- 1.
Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd “Peelgemeenten”.
- 2.
Het openbaar lichaam is gevestigd in Deurne.
- 3.
Onderdelen van de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam kunnen in de verschillende deelnemende gemeenten gehuisvest zijn.
Artikel 2
- 1.
In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- 1.
wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;
- 2.
gemeenschappelijke regeling: de gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten;
- 3.
openbaar lichaam: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 1, eerste lid;
- 4.
deelnemende gemeenten: de rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:1 vierde lid Awb waartoe onderscheidenlijk de colleges van burgemeester en wethouders Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek en Someren behoren;
- 5.
colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;
- 6.
Algemeen bestuur: het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam;
- 7.
Dagelijks bestuur: het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam;
- 8.
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- 9.
- 10.
BMS: Bijzondere bijstand, Minimaregelingen, Wet gemeentelijke schuldhulpverlening daaronder mede begrepen de uitvoering van de Regeling gehandicaptenparkeerkaarten en gehandicaptenparkeerplaatsen;
- 11
Awb: Algemene wet bestuursrecht;
- 12
jaarwerkplan: overzicht van de jaarlijks uit te voeren werkzaamheden vertaald in concrete doelstellingen en resultaten met daarbij een beschrijving van de strategie hoe deze doelstellingen en resultaten worden behaald met de daarbij in acht te nemen beleidsmatige en financiële kaders;
- 13
voorbereidingskosten: alle kosten die gemaakt worden door de deelnemende gemeenten vanaf 2017 ter voorbereiding van de samenwerking binnen het openbaar lichaam;
- 14
uitvoeringskosten: alle kosten (inclusief overhead) die gemaakt worden voor de uitvoering van de taken van de gemeenschappelijke regeling, niet zijnde voorbereidingskosten, opstartkosten en programmakosten;
- 15
programmakosten: alle directe kosten met betrekking tot de verstrekkingen Wmo, Jeugd en BMS;
- 16
opstartkosten: alle kosten die noodzakelijk zijn om het openbaar lichaam op te laten starten en die verantwoord worden in de (programma)begroting van het openbaar lichaam;
- 17
RHCe: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven;
- 18
majeur dossier: onderwerpen die van belang zijn voor de (door) ontwikkeling van de (inhoudelijke) samenwerking en/of die in financieel opzicht aanzienlijke effecten kunnen hebben voor de deelnemende gemeenten.
- 2.
Daar waar in de gemeenschappelijke regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, onderscheidenlijk: het openbaar lichaam, het Algemeen bestuur, het Dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk II Belang, doel, taken en bevoegdheden
Artikel 3
- 1.
De colleges treffen deze regeling ter behartiging van de sturing en beheersing van ondersteunende processen en van uitvoeringstaken van de deelnemende gemeenten.
- 2.
De colleges richten een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie op in de vorm van een openbaar lichaam voor de uitvoering van gemeentelijke taken op het terrein van Wmo, Jeugd en BMS, dragen tezamen zorg voor de besturing ervan en houden daarbij rekening met de bevoegdhedenverdeling over de gemeentelijke organen en de zelfstandigheid van ieder van de deelnemende gemeenten.
- 3.
Het openbaar lichaam bundelt, mede door het Rijk beschikbaar gestelde, middelen en menskracht bij het uitvoeren van taken op uitvoeringsniveau, op het vlak van beleidsvoorbereiding en op het vlak van bestuurlijke samenwerking in het kader van de uitvoering van gemeentelijke taken ten behoeve van elk van de deelnemende gemeenten.
- 4.
Het openbaar lichaam kan, al dan niet tijdelijk, op verzoek van een of meer deelnemende gemeenten, opdrachten aannemen van niet aan de regeling deelnemende gemeenten, mits daarbij minimaal dezelfde voorwaarden en condities gehanteerd worden als die gelden voor de deelnemende gemeenten en er gehandeld wordt in overeenstemming met de aanbestedingswetgeving.
Artikel 4
- 1.
Het Algemeen bestuur en Dagelijks bestuur hebben verordenende en regelgevende bevoegdheden met betrekking tot de aangelegenheden die de bedrijfsvoering van het openbaar lichaam betreffen.
- 2.
Het Algemeen bestuur respectievelijk het Dagelijks bestuur kunnen afzonderlijk of samen, ieder voor zover zij bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen, waarvan uitgezonderd het instellen van een openbaar lichaam, ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van het openbaar lichaam. Het Algemeen bestuur respectievelijk het Dagelijks bestuur gaan niet over tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling dan nadat zij hierover vooraf de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid hebben gesteld hun wensen en bedenkingen kenbaar te maken.
- 3.
Het Algemeen bestuur is bevoegd te besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, coöperaties en verenigingen, op voorwaarde dat de raden van de deelnemende gemeenten vooraf in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorgenomen besluit aan het Algemeen bestuur kenbaar te maken.
- 4.
Het Dagelijks bestuur is bevoegd met een of meer al dan niet deelnemende gemeenten samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met betrekking tot ondersteunende dienstverlening voor (aanverwante) taken waarmee het openbaar lichaam belast is.
- 5.
De collegebevoegdheden betreffende de uitvoering van de Wmo, Jeugd en BMS en aanverwante wetgeving worden onder verantwoordelijkheid van de colleges opgedragen aan het openbaar lichaam op basis van een door elk college afzonderlijk vast te stellen extern mandaatbesluit. Uitgangspunt hierbij is dat maximaal mandaat wordt verleend aan de algemeen directeur, die vervolgens, voor zover hij daartoe bevoegd is, ondermandaat kan verlenen aan de ambtelijke organisatie.
Artikel 5
- 1.
Het openbaar lichaam houdt ten behoeve van de deelnemende gemeenten een uitvoeringsorganisatie in stand met het oog op het vervullen van taken op het terrein van beleidsvoorbereiding, beleidsuitvoering, inkoop, verstrekking van voorzieningen, (financiële) administratie, kwaliteitsbeheer en kwaliteitstoetsing ten behoeve van de deelnemende gemeenten, alsmede coördinerende en afstemmende taken die voor de deelnemende gemeenten tezamen worden verricht.
- 2.
De uit te voeren taken door het openbaar lichaam hebben betrekking op de Wmo, Jeugd, BMS en aanverwante wetgeving.
- 3.
Het openbaar lichaam verleent diensten op basis van opgedragen bevoegdheden aan de deelnemende gemeenten gezamenlijk, aan een afzonderlijk deelnemende gemeente of aan derden, op basis van een extern mandaatbesluit passend binnen de in artikel 3 gegeven doelomschrijving.
- 4.
Uitbreiding van het takenpakket met andere beleidsvelden als benoemd in het tweede lid verplicht tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling.
- 5.
Bij wijziging van landelijke, of gemeentelijke wetgeving betrekking hebbende op het takenpakket zoals vermeld in het tweede lid verzoekt in voorkomend geval het Algemeen bestuur de colleges om over te gaan tot aanpassing van de verleende externe mandaten.
Artikel 6
Het openbaar lichaam kent de volgende organen:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
de door het bestuur ingestelde commissies.
Hoofdstuk IV Algemeen bestuur
Samenstelling Algemeen bestuur
Artikel 7
- 1.
Het Algemeen bestuur bestaat uit 6 leden, de voorzitter inbegrepen, als volgt te benoemen:
- 1.
ieder college wijst één lid aan;
- 2.
het college dat de voorzitter levert wijst een tweede lid aan.
- 2.
De leden van het Algemeen bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van 4 jaar en treden af op de dag waarop in het kader van een nieuwe zittingsperiode van de gemeenteraad een nieuw geïnstalleerd college een besluit neemt tot aanwijzing van de leden van het Algemeen bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.
- 3.
Indien een lid van het Algemeen bestuur om wat voor reden dan ook stopt als burgemeester of wethouder, eindigt het lidmaatschap van het Algemeen bestuur van rechtswege.
- 4.
Een lid van het Algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Dit gebeurt door mededeling aan het Algemeen bestuur.
- 5.
Indien tussentijds de plaats van een lid vacant komt, wijst het daartoe bevoegde college zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.
- 6.
Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.
- 7.
Het lidmaatschap van het Algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één van de deelnemende gemeenten dan wel door of vanwege het Dagelijks bestuur van het lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die aangesteld zijn bij één der deelnemende gemeenten dan wel daar op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
- 8.
Elk lid van het Algemeen bestuur heeft een plaatsvervanger. Bepalingen in deze regeling geldende voor de leden van het Algemeen bestuur zijn mede van toepassing op de plaatsvervangende leden.
Werkwijze Algemeen bestuur
Artikel 8
- 1.
Het Algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement, en de daarin aangebrachte wijzigingen, wordt aan de colleges gezonden. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 t/m 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
- 2.
Het Algemeen bestuur vergadert minimaal twee maal per jaar. Meer vergaderingen kunnen ingelast worden wanneer de voorzitter of het Dagelijks bestuur dit nodig acht, wanneer ter voldoening aan het bepaalde in artikel 12, eerste lid van deze regeling een of meer leden van het Dagelijks bestuur moeten worden benoemd of wanneer tenminste twee leden van het Algemeen bestuur, onder opgave van redenen, dit schriftelijk verzoeken.
- 3.
De vergaderingen van het Algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten, wanneer tenminste twee van de aanwezige leden hierom verzoeken of de voorzitter dit nodig acht, en het Algemeen bestuur hiertoe besluit. Voor het overige is ten aanzien van de openbaarheid artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing
- 4.
In een besloten vergadering van het Algemeen bestuur kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:
- 1.
de vaststelling en wijziging van de begroting;
- 2.
de vaststelling van de rekening;
- 3.
de vaststelling van het liquidatieplan;
- 4.
de vaststelling of wijziging van deze gemeenschappelijke regeling;
- 5.
het verlenen van ontslag aan een lid van het Dagelijks bestuur;
- 6.
de vaststelling of wijziging van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;
- 7.
de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperaties en verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daaraan.
- 5.
Op verzoek van de voorzitter geschiedt de in artikel 19 tweede lid Gemeentewet bedoelde openbare kennisgeving voor zijn vergaderingen op de gebruikelijke wijze.
- 6.
Derden kunnen worden uitgenodigd om als adviseur de vergaderingen van het Algemeen bestuur bij te wonen.
Artikel 9
- 1.
Bij het nemen van besluiten door het Algemeen bestuur worden per deelnemende gemeente maximaal twee stemmen uitgebracht. De colleges die één lid hebben afgevaardigd brengen per lid twee stemmen uit. Het college dat de voorzitter levert en een tweede lid in het Algemeen bestuur heeft afgevaardigd brengt gezamenlijk twee stemmen uit, de voorzitter één stem en het tweede lid één stem.
- 2.
De besluitvorming vindt met uitzondering van het bepaalde in het derde lid plaats bij volstrekte meerderheid van stemmen.
- 3.
Besluiten betreffende vaststelling van de begroting, begrotingswijzigingen, jaarstukken en majeure dossiers worden genomen met een gekwalificeerde meerderheid van minimaal acht goedkeurende stemmen.
- 4.
Het Algemeen bestuur vergadert en besluit slechts indien meer dan de helft van het aantal leden van het Algemeen bestuur aanwezig is.
- 5.
Jaarlijks wordt een vergaderschema vastgesteld van de data waarop begroting en rekening worden behandeld.
- 6.
Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in het vierde lid niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden. Het gestelde in het vierde lid is dan niet van toepassing.
- 7.
Het Algemeen bestuur kan bij toepassing van het zesde lid over alle onderwerpen met uitzondering van de begroting, een begrotingswijziging, jaarstukken en majeure dossiers, beraadslagen en besluiten nemen ongeacht het aantal aanwezige leden.
Artikel 10
- 1.
Aan het Algemeen bestuur behoren met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstelling van het openbaar lichaam alle bevoegdheden, die bij deze regeling niet aan het Dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen.
- 2.
Het Algemeen bestuur kan de uitoefening van door hem te bepalen bevoegdheden volgens door hem te stellen regels overdragen aan het Dagelijks bestuur of aan een commissie als bedoeld in artikel 25 van de wet, met uitzondering van:
- 1.
het vaststellen en wijzigen van de begroting;
- 2.
het vaststellen van de jaarrekening;
- 3.
het aangaan van geldleningen, het uitlenen van geld, het aangaan van rekeningcourantovereenkomsten, of de regeling van hetgeen verder de geldmiddelen van het openbaar lichaam aangaat;
- 4.
het nemen van besluiten over het instellen van commissies, als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de wet;
- 5.
Het oprichten en deelnemen in een rechtspersoon als bedoeld in artikel 31a van de wet.
Artikel 11
- 1.
Het Algemeen bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het Algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het Algemeen bestuur haar opheft.
- 2.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het Dagelijks bestuur, de voorzitter of een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan het Algemeen bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het Algemeen bestuur haar opheft.
Hoofdstuk V Dagelijks bestuur
Samenstelling Dagelijks bestuur
Artikel 12
- 1.
Het Dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee andere leden,
- 2.
De zittingsperiode van de leden van het Dagelijks bestuur is gelijk aan de zittingsperiode van de colleges van burgemeester en wethouders. De leden kunnen opnieuw worden benoemd.
- 3.
Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt lid te zijn van het Algemeen bestuur dan wel ontslag neemt als lid van het Dagelijks bestuur.
- 4.
Het lid van het Dagelijks bestuur dat ontslag neemt blijft in functie tot de eerstvolgende vergadering van het Algemeen bestuur.
- 5.
Een lid, kan worden ontslagen, indien hij het vertrouwen niet meer bezit van het Algemeen bestuur.
- 6.
Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid aangewezen.
Artikel 13
- 1.
Het Dagelijks bestuur stelt in zijn eerste vergadering na zijn verkiezing een portefeuilleverdeling vast en deelt zijn besluit hierover mee aan het Algemeen bestuur.
- 2.
Het Dagelijks bestuur stelt voor de uitvoering van zijn taken een reglement van orde vast. Op het houden van de orde van de vergadering van het Dagelijks bestuur zijn de artikelen 52, 53 en 54 tot en met 60 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Bevoegdheden Dagelijks bestuur
Artikel 14
- 1.
Het Dagelijks bestuur oefent de taken en bevoegdheden, die in deze gemeenschappelijke regeling aan het Dagelijks bestuur zijn opgedragen, uit.
- 2.
In het bijzonder is dit bestuur belast met:
- 1.
het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de gemeenschappelijke regeling het Algemeen bestuur hiermee is belast;
- 2.
beslissingen van het Algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;
- 3.
regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;
- 4.
ambtenaren/medewerkers te benoemen, te schorsen en te ontslaan;
- 5.
tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in
- 6.
te besluiten namens het openbaar lichaam, het Dagelijks bestuur of het Algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het Algemeen bestuur, voor zover het het Algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
- 7.
het voorstaan van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor het openbaar lichaam van belang is;
- 8.
de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam;
- 9.
de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;
- 3.
Het Dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
Besluitvorming Dagelijks bestuur
Artikel 15
- 1.
Het Dagelijks bestuur vergadert minimaal zesmaal per jaar en verder zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt.
- 2.
Besluiten van het Dagelijks bestuur vinden plaats op basis van gewone meerderheid van stemmen.
- 3.
De leden van het Dagelijks bestuur hebben allen één stem.
- 4.
Het bepaalde in artikel 28, eerste tot en met derde lid, 29, 30 en 52 tot en met 60 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16
- 1.
Het Dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het Dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het Dagelijks bestuur haar opheft.
- 2.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het Dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel het Algemeen bestuur haar opheft.
Hoofdstuk VI De voorzitter en vice-voorzitter
De voorzitter en de vice-voorzitter
Artikel 17
- 1.
De voorzitter van het openbaar lichaam wordt door en uit het Algemeen bestuur aangewezen.
- 2.
Door het Algemeen bestuur wordt een ander lid van het Dagelijks bestuur aangewezen als vice-voorzitter.
- 3.
De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen bestuur en Dagelijks bestuur en draagt er zorg voor, dat de besluiten van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.
- 4.
De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging na overleg met het Dagelijks bestuur in rechtsgedingen en bij buitengerechtelijke rechtshandelingen opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.
- 5.
De voorzitter tekent, samen met de secretaris, de stukken die van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur uitgaan.
Hoofdstuk VII De secretaris
Artikel 18
- 1.
De algemeen directeur van het openbaar lichaam wordt door het Algemeen bestuur als secretaris van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur aangewezen.
- 2.
Het Algemeen bestuur wijst op voordracht van het Dagelijks bestuur een medewerker van het openbaar lichaam aan als plaatsvervangend secretaris.
- 3.
Alle stukken uitgaande van het Algemeen bestuur of het Dagelijks bestuur worden door de secretaris mede ondertekend.
Hoofdstuk VIII Commissies, werkgroepen, overleg, tegemoetkoming
Artikel 19
- 1.
Het Algemeen bestuur kan, conform artikel 25 van de wet commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het Algemeen bestuur stelt vooraf de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte en stelt hen in de gelegenheid hun wensen en bedenkingen ter kennis van het Algemeen bestuur te brengen.
- 2.
Een lid van het Dagelijks bestuur is voorzitter van een commissie als bedoeld in het eerste lid.
- 3.
Bij de instelling wordt in ieder geval geregeld:
- 1.
- 2.
de bevoegdheid of bevoegdheden;
- 3.
- 4.
de openbaarheid van vergaderingen;
- 5.
het toezicht van het Algemeen bestuur respectievelijk het Dagelijks bestuur;
- 6.
de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur;
- 7.
de verantwoording aan het Algemeen bestuur;
- 8.
wanneer de commissie is ingesteld voor bepaalde tijd, wordt tevens de einddatum van de commissie geregeld.
Artikel 20
- 1.
Het Algemeen bestuur kan besluiten commissies van advies in te stellen ten behoeve van de uitvoering van de hen opgedragen taken conform artikel 24 van de wet.
- 2.
De instelling van vaste commissies van advies aan het Dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het Algemeen bestuur op voorstel van het Dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.
- 3.
Andere commissies van advies aan het Dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden conform lid 3 van artikel 24 van de wet door het Dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.
- 4.
Bij de instelling wordt in ieder geval geregeld:
- 1.
- 2.
de bevoegdheid /bevoegdheden;
- 3.
- 4.
de openbaarheid van vergaderingen;
- 5.
de verantwoordingsrelatie tussen de commissie en het betreffende bestuursorgaan;
- 6.
wanneer de commissie is ingesteld voor bepaalde tijd, wordt tevens de einddatum van de commissie geregeld;
- 7.
de benoeming van de voorzitter van de commissie.
Werkgroepen, overlegvormen
Artikel 21
Het Algemeen bestuur, het Dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen werkgroepen en overlegvormen instellen.
Artikel 22
- 1.
Het Algemeen bestuur kan voor zijn leden, de leden van het Dagelijks bestuur, de voorzitter bij verordening een tegemoetkoming in de kosten vaststellen. Deze verordening bevat regels omtrent de hoogte en de toekenning van de tegemoetkoming in de kosten.
- 2.
De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten, mede rekening houdende met de tegemoetkoming in de kosten welke de bestuurder ontvangt uit hoofde van diens functie als burgemeester of wethouder van een van de deelnemende gemeenten.
- 3.
Ten aanzien van de werkzaamheden en de kosten van de leden van de commissies, ingesteld met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
- 4.
De leden van adviescommissies die geen burgemeester, wethouder of raadslid zijn, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De artikelen 96 tot en met 99 van de Gemeentewet, alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regelen, zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, wanneer daarin sprake is van een onderverdeling in gemeenteklassen, het bepaalde voor de gemeenteklasse van 50 001-100 000 inwoners van toepassing is.
Hoofdstuk IX Voorhangprocedure
Artikel 23
- 1.
Op verzoek van minimaal drie leden van het Algemeen bestuur of van minimaal twee colleges kent het Dagelijks bestuur dan wel het Algemeen bestuur, afhankelijk van welk orgaan bevoegd is over het dossier te beslissen, aan een dossier de kwalificatie majeur dossier toe.
- 2.
Het Dagelijks bestuur dan wel het Algemeen bestuur beslist in ontwerp op majeure dossiers en stuurt het ontwerpbesluit naar het Algemeen bestuur of de colleges voor het indienen van een eventuele zienswijze. Het Algemeen bestuur of de colleges kunnen binnen zes weken een zienswijze indienen op het ontwerpbesluit. Na deze termijn neemt het Dagelijks bestuur dan wel het Algemeen bestuur een definitief besluit inzake het majeure dossier waarbij de zienswijze gemotiveerd wordt betrokken.
- 3.
Als majeur dossier wordt in ieder geval aangemerkt:
- 1.
vaststelling/wijziging van het dienstverleningsconcept;
- 2.
vaststelling/wijziging van het bedrijfsvoeringsconcept;
- 3.
besluiten tot het aangaan van overeenkomsten zoals bedoeld in artikel 4 lid 4 van deze gemeenschappelijke regeling.
- 4.
wijziging in de financiële verdeelsleutels zoals bedoeld in artikel 36 lid 5 van deze gemeenschappelijke regeling.
- 4.
Het Dagelijks bestuur dan wel het Algemeen bestuur kan besluiten de besluitvorming over een majeur dossier maximaal 3 maanden aan te houden teneinde de leden van het Algemeen bestuur of de colleges in de gelegenheid te stellen hun colleges en/of gemeenteraden te consulteren.
- 5.
Indien, om redenen van vereiste spoed, besluitvorming op korte termijn noodzakelijk is wordt er geen gebruik gemaakt van de in lid 4 opgenomen bevoegdheid.
Hoofdstuk X Informatie en verantwoordingsplicht
Interne inlichtingenplicht en verantwoordingsplicht lid Dagelijks bestuur
Artikel 25
- 1.
Het Dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het Algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het Dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
- 2.
Het Dagelijks bestuur geeft het Algemeen bestuur alle inlichtingen die het Algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
- 3.
Het Algemeen bestuur regelt van welke besluiten van het Dagelijks bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het Algemeen bestuur. Daarbij kan het Algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het Dagelijks bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.
- 4.
Het Algemeen bestuur kan een lid van het Dagelijks bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen bestuur niet meer bezit, ontslag verlenen.
Externe inlichtingenplicht
Artikel 26
- 1.
Het Algemeen bestuur en Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam verstrekt schriftelijk aan de colleges en de raden de door een of meer leden van die colleges en raden gevraagde inlichtingen zo spoedig mogelijk, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang.
- 2.
De inlichtingen worden in ieder geval binnen twee maanden schriftelijk verstrekt en wel door het Dagelijks bestuur, tenzij de inlichtingen uitdrukkelijk van het Algemeen bestuur of de voorzitter worden verlangd.
Externe inlichtingenplicht en verantwoordingsplicht lid Algemeen bestuur
Artikel 27
- 1.
Het lid van het Algemeen bestuur dat door de deelnemende gemeente is afgevaardigd is aan het college verantwoording schuldig over het door hem in het Algemeen bestuur gevoerde beleid.
- 2.
Een lid van het Algemeen bestuur verstrekt aan het college dat hem heeft aangewezen de door een of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang.
- 3.
De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van dat college of schriftelijk verstrekt.
- 4.
Het college kan een door hem aangewezen lid van het Algemeen bestuur, indien dit lid het vertrouwen van dat college niet meer bezit, als zodanig ontslag verlenen.
- 5.
Het reglement van orde van het Algemeen bestuur regelt de wijze waarop toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het eerste en tweede lid.
- 6.
Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de raden.
Informatieplicht rekenkamer(commissies)
Artikel 28
De rekenkamer(commissie)s van de deelnemende gemeenten, afzonderlijk en in samenwerking met elkaar, worden door het Dagelijks bestuur in staat gesteld om alle informatie te verkrijgen die voor de wettelijke taakuitoefening nodig is, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 184 Gemeentewet.
Hoofdstuk XI Uitvoeringsorganisatie
Artikel 29
- 1.
Met de leiding van de uitvoeringsorganisatie van het openbaar lichaam is met inachtneming van het gestelde in of krachtens deze regeling belast de algemeen directeur. Dit behelst in het bijzonder:
- 1.
het ontwikkelen en in stand houden van een doeltreffende en doelmatige uitvoeringsorganisatie inclusief een gezonde (financiële) huishouding;
- 2.
het direct leiding geven aan de leden van het managementteam;
- 3.
het voorzitten van het managementteam;
- 4.
het ontwikkelen en in stand houden van een zodanige relatie met het Dagelijks bestuur dat het Dagelijks bestuur haar verantwoordelijkheid daadwerkelijk kan invullen;
- 5.
het vertegenwoordigen van de uitvoeringsorganisatie in het maatschappelijk verkeer.
- 2.
Het Dagelijks bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de algemeen directeur.
- 3.
Het Dagelijks bestuur stelt voor de algemeen directeur een instructie vast.
- 4.
De algemeen directeur staat de bestuursorganen en de commissies van het openbaar lichaam bij in de vervulling van hun taak en woont de vergaderingen van de bestuursorganen als adviseur bij. Hij kan medewerkers van het openbaar lichaam aanwijzen, die hem daarin bijstaan.
- 5.
De algemeen directeur is bestuurder zoals bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden en vertegenwoordigt de uitvoeringsorganisatie in het overleg met de ondernemingsraad.
- 6.
Aan de algemeen directeur wordt maximaal mandaat verleend door het Algemeen dan wel Dagelijks bestuur. De algemeen directeur kan, voor zover hij daartoe bevoegd is, binnen de uitvoeringsorganisatie gebruik maken van het verlenen van ondermandaten.
- 7.
De algemeen directeur wordt aangewezen als secretaris zoals bedoeld in artikel 18 van deze regeling.
Hoofdstuk XII Personeel en rechtspositie
Artikel 30
- 1.
Bij het openbaar lichaam zijn medewerkers werkzaam.
- 2.
Aanstelling, schorsing en ontslag van personeel geschiedt door het Dagelijks bestuur.
- 3.
Het Dagelijks bestuur kan de in het tweede lid bedoelde bevoegdheden tot het aanstellen, schorsen en ontslaan van personeel van het openbaar lichaam mandateren aan de algemeen directeur met de bevoegdheid van ondermandaat aan overige leden van het management.
Artikel 31
- 1.
De bezoldiging van de algemeen directeur en van het overig ambtelijk personeel aangesteld bij het openbaar lichaam worden door het Dagelijks bestuur geregeld overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet. Op de rechtspositie is de CAR/UWO van toepassing.
- 2.
Het Dagelijks bestuur beslist over de toepassing van overige arbeidsvoorwaarden van de algemeen directeur en het overig ambtelijk personeel aangesteld bij het openbaar lichaam.
Hoofdstuk XII Financiële bepalingen
Artikel 32
- 1.
De door het openbaar lichaam ten behoeve van de deelnemende gemeenten uit te voeren werkzaamheden worden opgenomen in het door het Algemeen bestuur op te stellen jaarwerkplan en in financieel opzicht vertaald in de begroting.
- 2.
Jaarlijks maken de colleges aan het Algemeen bestuur vooraf kenbaar welke werkzaamheden zij opgenomen willen hebben in het jaarwerkplan en welke werkzaamheden zij zelf wensen uit te voeren. Dat gebeurt op basis van een voor 15 maart door het Dagelijks bestuur toegestuurd ontwerp jaarwerkplan waarin de prestatieafspraken zijn vastgelegd waaraan het openbaar lichaam dient te voldoen.
- 3.
Het Dagelijks bestuur organiseert jaarlijks een voorjaarsconferentie voor 15 april met de colleges en eventueel andere partijen om afstemming te verkrijgen over de door het openbaar lichaam en de deelnemende gemeenten uit te voeren werkzaamheden en de daarvoor ter beschikking te stellen middelen in de ontwerpbegroting van het openbaar lichaam.
- 4.
Het Dagelijks bestuur organiseert jaarlijks in de maand oktober in samenspraak met het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Werkbedrijf Atlant De Peel een najaarsconferentie met in ieder geval de colleges en mogelijk ook andere partijen over de onderlinge afstemming en verbeteringen bij de uitvoering van de Wmo, Jeugd, BMS en Participatiewet, zulks gericht op een effectieve en efficiënte taakuitvoering en kostenbeheersing.
Financiële informatieplicht
Artikel 33
Het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat jaar waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders zoals verwerkt in het ontwerp jaarwerkplan en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 34
- 1.
Het Dagelijks bestuur stelt elk jaar een ontwerp begroting op van het openbaar lichaam overeenkomstig het bepaalde in artikel 186 tot en met 213 Gemeentewet alsmede het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
- 2.
De ontwerpbegroting geeft inzicht in de uitvoeringskosten en de te ontvangen inwonerbijdrage van de deelnemende gemeenten. Daarnaast geeft de ontwerpbegroting (jaarwerkplan) inzicht in de programmakosten per deelnemende gemeente, zodanig dat deelnemende gemeenten deze kosten in hun eigen begroting kunnen opnemen.
- 3.
De ontwerpbegroting en begrotingswijzigingen worden minimaal 8 weken voordat deze worden vastgesteld door het Algemeen bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten gezonden om hen in de gelegenheid te stellen daarop hun zienswijze kenbaar te maken.
- 4.
Het Dagelijks bestuur voegt de commentaren op de ingediende zienswijze bij de ontwerpbegroting zoals deze aan het Algemeen bestuur wordt aangeboden.
- 5.
Het Dagelijks bestuur stuurt de door het Algemeen bestuur vastgestelde begroting vóór 1 augustus van het jaar voorafgaand aan dat jaar waarvoor de begroting dient op aan Gedeputeerde Staten.
- 6.
Besluiten tot wijzigen van de begroting kunnen tot uiterlijk het einde van het betreffende begrotingsjaar worden genomen.
- 7.
In afwijking van het onder het derde lid vermelde, kunnen begrotingswijzigingen, die niet leiden tot een aanpassing van de gemeentelijke bijdragen, direct worden vastgesteld door het Algemeen bestuur.
Artikel 35
- 1.
Het Algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het verslagjaar.
- 2.
Het Dagelijks bestuur stuurt de door het Algemeen bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de jaarrekening betrekking heeft aan Gedeputeerde Staten en aan de colleges.
- 3.
Het Dagelijks bestuur informeert de colleges per kwartaal over de gerealiseerde resultaten.
Artikel 36
- 1.
De voorbereidingskosten verband houdend met de voorgenomen oprichting van het openbaar lichaam die door de deelnemende gemeenten gemaakt zijn worden gelijkelijk verdeeld over de deelnemende gemeenten.
- 2.
De door het Algemeen bestuur geaccordeerde opstartkosten worden tussen de deelnemende gemeenten verdeeld op basis van door het CBS geregistreerde inwoneraantal waarbij als peildatum geldt 1 januari van het voorafgaande jaar te beginnen op 1 januari 2016.
- 3.
De in het tweede lid genoemde verdeelsleutel geldt ook voor de uitvoeringskosten verbonden aan de taakuitoefening door het openbaar lichaam.
- 4.
De programmakosten worden door het openbaar lichaam met elke deelnemende gemeente individueel afgerekend op basis van de werkelijk gerealiseerde kosten van de verstrekkingen.
- 5.
In 2019 vindt er een evaluatie plaats op bovengenoemde verdeelsleutels. Indien mogelijk wordt de verdeelsleutel aangepast naar een verdeling van de kosten op basis van het aantal aanvragen of beschikkingen. Aanpassing van de verdeelsleutel mag niet leiden tot onevenredige administratieve lasten.
Artikel 37
Wanneer aan het Algemeen bestuur blijkt dat de raad van een deelnemende gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 38, doet het Algemeen bestuur aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot overeenkomstige toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet.
Artikel 38
- 1.
De deelnemende gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan alle verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
- 2.
Indien aan het Algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het Algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.
- 3.
De deelnemers verbinden zich in geval van opheffing van het openbaar lichaam een liquidatieplan op te stellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.
Artikel 39
- 1.
Het Algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten vast voor het financieel beleid alsmede het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
- 2.
Deze verordening als bedoeld in het eerste lid bevat in elk geval regels over:
- 1.
waardering en afschrijving van activa;
- 2.
algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.
- 3.
Het Algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.
- 4.
Het Algemeen bestuur wijst de accountant aan die belast wordt met de controle op de in artikel 35 genoemde jaarrekening.
- 5.
De accountant zendt de accountantsverklaring en een verslag van bevindingen aan het Algemeen bestuur.
- 6.
De verordeningen als bedoeld in het eerste en derde lid van dit artikel worden na vaststelling gezonden aan Gedeputeerde Staten en aan de colleges.
- 7.
Het openbaar lichaam verzekert zich tenminste tegen:
- 1.
burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en goederen;
- 2.
wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.
- 8.
Als de verzekering een voor rekening van het openbaar lichaam komende schade niet dekt wordt deze gedragen door het openbaar lichaam.
Artikel 40
- 1.
Het Dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam. Dit overeenkomstig een door het Algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995, vast te stellen regeling, de Archiefverordening, die aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeeld.
- 2.
Het Dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan het openbaar lichaam eventueel in de toekomst gedelegeerde taken.
- 3.
Voor de door deelnemende gemeenten gemandateerde taken berust de zorg voor de desbetreffende archiefbescheiden bij deze gemeenten.
- 4.
Met het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de gemandateerde taken is belast de archivaris van de deelnemende gemeente(n).
- 5.
Met het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het openbaar lichaam is belast de gemeentearchivaris van de beherende gemeente.
- 6.
Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.
Artikel 41
- 1.
Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de gemandateerde taken is aangewezen de archiefbewaarplaats van de deelnemende gemeente(n).
- 2.
Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van het openbaar lichaam is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Gemert-Bakel.
Ter beschikkingstelling archiefbescheiden
Artikel 42
- 1.
De archiefbescheiden betreffende zaken welke op het moment van inwerkingtreding van deze regeling nog niet zijn afgedaan, worden ter beschikking gesteld aan het openbaar lichaam, dat deze zaken zal afdoen.
- 2.
De archiefbescheiden betreffende zaken welke op het moment van inwerkingtreding van deze regeling reeds zijn afgedaan, blijven tot hun overbrenging naar de archiefbewaarplaats berusten onder het archiefvormend overheidsorgaan dat deze zaken heeft afgedaan. Indien noodzakelijk voor de taakuitvoering van het openbaar lichaam worden zij ter beschikking gesteld.
- 3.
Terbeschikkingstelling geschiedt voor 5 jaar en kan, met telkens een aaneengesloten periode van maximaal 5 jaar, worden verlengd tot ten hoogste 20 jaar.
- 4.
Van de terbeschikkingstelling wordt een verklaring opgemaakt, die ten minste bevat een specificatie van de terbeschikkinggestelde archiefbescheiden. Een exemplaar van deze verklaring wordt bewaard door het overheidsorgaan waaronder de archiefbescheiden zouden berusten, indien zij niet ter beschikking waren gesteld.
- 5.
Het openbaar lichaam, dat de archiefbescheiden tot zijn beschikking krijgt, brengt slechts wijzigingen aan in de staat van ordening en toegankelijkheid van en vernietigt slechts uit de bescheiden na machtiging door het ter beschikking stellende overheidsorgaan.
- 6.
De kosten van het beheer van de terbeschikkinggestelde archiefbescheiden komen ten laste van het openbaar lichaam, dat de archiefbescheiden ter beschikking heeft gekregen. De zorgdrager voor de archiefbescheiden van het overheidsorgaan dat de archiefbescheiden ter beschikking heeft gesteld, blijft in alle andere aangelegenheden de zorgdrager voor de archiefbescheiden.
- 7.
Indien de ordening van de in het tweede lid bedoelde archiefbescheiden zich verzet tegen terbeschikkingstelling, is het openbaar lichaam te allen tijde bevoegd inzage te nemen van die archiefbescheiden dan wel daarvan of daaruit reproducties, afschriften of uittreksels te vorderen.
- 8.
Ten aanzien van de terbeschikkingstelling gelden de volgende nadere voorwaarden:
- 1.
De ter beschikking gestelde archiefbescheiden worden door het openbaar lichaam in goede, geordende en toegankelijke staat bewaard;
- 2.
Uitlening van terbeschikkinggestelde archiefbescheiden is slechts toegestaan aan functionarissen binnen het openbaar lichaam die ambtelijk zijn belast met behandeling van een aangelegenheid waarvoor uitlening noodzakelijk is.
Artikel 43
- 1.
Het Algemeen bestuur zal het functioneren van het openbaar lichaam en de dienstverlening aan de deelnemende gemeenten per 1 juli 2018 (extern laten) evalueren. Het resultaat van deze evaluatie wordt uiterlijk voor 1 januari 2019 ter kennis gebracht aan de colleges.
- 2.
Het Algemeen bestuur zal daarnaast periodiek het functioneren van het openbaar lichaam en de dienstverlening aan de deelnemende gemeenten evalueren. Dat gebeurt in het kader van de reguliere planning en controlcyclus.
- 3.
Het Algemeen bestuur rapporteert periodiek aan de colleges het resultaat van de uitgevoerde evaluaties onder vermelding van de daaruit getrokken conclusies.
Hoofdstuk XVI Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing
Artikel 44
- 1.
Toetreding van een college van een andere gemeente tot de gemeenschappelijke regeling vindt plaats op voorwaarde dat een volstrekte meerderheid van de colleges van de deelnemende gemeenten daarmee instemt.
- 2.
Het Algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan hier nadere voorwaarden aan verbinden.
- 3.
Toetreding vindt plaats met ingang van 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de voor toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden, het college van de toetredende gemeente daartoe heeft besloten en voldoet aan de eventueel door het Algemeen bestuur aan de toetreding verbonden voorwaarden.
Artikel 45
- 1.
Gedurende vijf jaar na datum inwerkingtreding van deze gemeenschappelijke regeling dan wel na datum toetreding tot deze gemeenschappelijke regeling is uittreding niet mogelijk.
- 2.
Alvorens een deelnemende gemeente het besluit tot uittreding neemt, stelt de deelnemende gemeente het Dagelijks en Algemeen bestuur van het voornemen en de motieven van uittreding op de hoogte.
- 3.
Een deelnemende gemeente kan, na vooraf verkregen toestemming van de gemeenteraad, besluiten uit deze gemeenschappelijke regeling te treden. De deelnemende gemeente stelt het Algemeen bestuur van dit besluit op de hoogte.
- 4.
De uittredende partij is uittreedkosten verschuldigd aan het openbaar lichaam. De financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties van uittreding komen volledig voor rekening van de uittredende partij.
- 5.
Het Algemeen bestuur stelt een regeling met betrekking tot uittreding vast. In deze regeling worden de richtlijnen met betrekking tot de procedure van uittreding en de berekening van de uittredingskosten opgenomen.
- 6.
Uittreding vindt alleen plaats indien wordt voldaan aan de voorwaarden die het Algemeen bestuur aan de uittreding verbindt en met ingang van 1 januari van het jaar volgende op dat jaar waarin de voor uittreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking treedt.
- 7.
Bij gedeeltelijke uittreding is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing.
Artikel 46
- 1.
Een voorstel tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling kan worden gedaan door het Algemeen bestuur of door de colleges van tenminste twee van de deelnemende gemeenten.
- 2.
De gemeenschappelijke regeling wordt gewijzigd indien de colleges van de deelnemende gemeenten daartoe, met toestemming van de raden, eensluidend besluiten.
Artikel 47
- 1.
Een besluit tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt niet genomen voordat de colleges van alle deelnemende gemeenten na verkregen toestemming van de raden daarmee hebben ingestemd.
- 2.
Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het Algemeen bestuur tot liquidatie en treft daarvoor de nodige afspraken. Bij dat besluit kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.
- 3.
Het liquidatieplan wordt door het Algemeen bestuur, nadat de raden van de deelnemende gemeenten hun zienswijze hebben kunnen inbrengen, vastgesteld.
- 4.
Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel.
- 5.
Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van het openbaar lichaam.
- 6.
Het Dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.
- 7.
De organen van het openbaar lichaam blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie volledig is voltooid.
Hoofdstuk XVII Geschillen en klachten
Artikel 48
- 1.
Voordat over een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de wet, de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het Algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.
- 2.
De commissie, genoemd in lid 1 wordt als volgt samengesteld:
- 1.
één lid aan te wijzen door de colleges van de deelnemende gemeenten die in geschil zijn;
- 2.
één lid, aan te wijzen door het Algemeen bestuur;
- 3.
één lid, aan te wijzen door de leden, bedoeld onder a. en b., met dien verstande, dat bij het ontbreken van overeenstemming tussen hen gedeputeerde staten dat lid aanwijzen.
- 3.
De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.
- 4.
De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden om partijen tot overeenstemming te brengen.
Artikel 49
Voor de behandeling van klachten als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt door het Algemeen bestuur een voorziening getroffen.
Hoofdstuk XVIII Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 50
Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking. De bekendmaking van deze regeling geschiedt door het college van de gemeente Deurne.
Artikel 51
De bij de wet voorgeschreven toezending van deze regeling aan Gedeputeerde Staten geschiedt door het college van de gemeente Deurne.
Artikel 52
Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten”