Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst 2016

De directeur-generaal Belastingdienst,

gelet op artikel 10 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën;

in overeenstemming met de secretaris-generaal;

besluit:

Artikel 1: Algemene leiding

De directeur-generaal Belastingdienst is verantwoordelijk voor het functioneren van de Belastingdienst inclusief de bijbehorende bedrijfsvoering en geeft direct leiding aan de hoofddirecteuren, algemeen directeuren en directeuren genoemd in artikel 2.

Artikel 2: Organisatie, taken en verantwoordelijkheden

  • 1. De taken en verantwoordelijkheden van de onder de directeur-generaal ressorterende hoofddirecteuren, algemeen directeuren en directeuren zijn als volgt:

    • a) de hoofddirecteur Control en Bedrijfsvoering, is concernbreed verantwoordelijk voor de totstandkoming van het beleid en de uitvoering binnen alle aandachtsvelden met betrekking tot PIOFH1-taken. Voor wat betreft Finance ligt de focus op de concernbrede control. Tevens is hij verantwoordelijk voor het functioneren van de organisatie-onderdelen HR, Finance, Centrum voor Kennis en Communicatie, Centrum voor Facilitaire Dienstverlening en Data & Analytics;

    • b) de hoofddirecteur Informatie Voorziening (IV), is concernbreed verantwoordelijk voor de totstandkoming van het beleid en de uitvoering van informatievoorziening en ICT. Tevens is hij verantwoordelijk voor het functioneren van de organisatieonderdelen Centrum voor Infrastructuur en Exploitatie, Centrum voor Applicatie-ontwikkeling en -onderhoud, Informatie Management en IV-Accent;

    • c) de hoofddirecteur Fiscaliteit en Juridische Zaken, is concernbreed verantwoordelijk voor de totstandkoming van het fiscaal (uitvoerings)beleid en strategische en politiek-bestuurlijke advisering (van ambtelijke en politieke top) binnen dit domein. Tevens is hij verantwoordelijk voor de cassatieprocedures;

    • d) de algemeen directeur Belastingen & Toeslagen, is verantwoordelijk voor het functioneren van het organisatieonderdeel Belastingen en Toeslagen2. Tevens is hij verantwoordelijk voor het organisatieonderdeel Belastingdienst/Caribisch Nederland;

    • e) de algemeen directeur Douane, is verantwoordelijk voor het functioneren van het organisatieonderdeel Douane Nederland;

    • f) de algemeen directeur Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD), is verantwoordelijk voor het functioneren van het organisatieonderdeel FIOD;

    • g) de directeur directoraat-generaal Belastingdienst (DGBel), is verantwoordelijk voor het functioneren van het organisatieonderdeel DGBel;

    • h) de directeur programmamanagement Investeringsagenda, is verantwoordelijk voor het programmamanagement van de Investeringsagenda;

    • i) de directeur Switch, is verantwoordelijk voor het functioneren van het organisatieonderdeel Switch;

  • 2. De hoofddirecteuren, algemeen directeuren en directeuren, zoals bedoeld in het eerste lid, dragen bij de uitoefening van hun taken en verantwoordelijkheden zorg voor de samenhang tussen deze taken en verantwoordelijkheden en voor de bijbehorende bedrijfsvoering.

  • 3. De hoofddirecteuren, algemeen directeuren en directeuren, zoals bedoeld in het eerste lid, treden over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn in contact met de directeur-generaal Belastingdienst, voordat van bevoegdheden gebruik wordt gemaakt.

  • 4. De directeur-generaal kan besluiten om één van de in het eerste lid genoemde functionarissen aan te wijzen als zijn vervanger.

Artikel 3: Managementteam Belastingdienst

  • 1. Er is een Managementteam (MT) Belastingdienst, waarin regelmatig overleg wordt gevoerd over de hoofdlijnen van al hetgeen dat nodig is voor een goed functioneren van de Belastingdienst als concern.

  • 2. Het MT Belastingdienst staat onder leiding van de directeur-generaal Belastingdienst.

  • 3. De onder artikel 2, eerste lid, onder a t/m g, genoemde hoofddirecteuren, algemeen directeuren en directeur maken vast deel uit van het MT Belastingdienst. De onder artikel 2, eerste lid, onder h en i, genoemde directeuren zijn agendalid en kunnen afhankelijk van het te bespreken onderwerp aansluiten bij het MT Belastingdienst. Indien de directeur-generaal Belastingdienst dit wenselijk acht, kan ook een persoon die wordt vertegenwoordigd door een hoofd-, algemeen directeur of directeur aan de MT-vergadering deelnemen.

  • 4. Ieder van de deelnemers is onderdeel van het MT Belastingdienst met behoud van de eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden.

Artikel 4: Budgethouderschap

Binnen de gegeven kaders en richtlijnen vanuit het ministerie van Financiën zijn de budgethouders in bijlage 2 aangewezen alsmede de budgetten waarvoor zij bevoegd zijn. De budgethouders zijn bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren binnen hun budgetten en passend binnen hun taken en verkregen mandaten met inachtneming van het bepaalde over verscherpt toezicht in artikel 11, tweede lid, Organisatie- en mandaat besluit Ministerie van Financiën.

Artikel 5: Mandaat primair proces van het directoraat-generaal Belastingdienst

  • 1. De leden van het MT Belastingdienst (zoals genoemd in artikel 3, derde lid) hebben binnen het kader van het jaarplan en binnen eventueel door de bewindspersoon of namens de bewindspersoon door de secretaris-generaal of de directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende de beleids-, bedrijfsvoerings- en uitvoeringsaangelegenheden, zoals genoemd in bijlage 1.

  • 2. Het mandaat zoals toegekend in het eerste lid kan binnen het kader van hun taken ook worden uitgeoefend door functionarissen die daartoe worden gemandateerd in bijlage 2.

  • 3. De mandaathouder, zoals bedoeld in het tweede lid, treedt over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn in contact met het lid van het MT Belastingdienst waaronder hij ressorteert, voordat van bevoegdheden gebruik wordt gemaakt.

  • 4. De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt:

    DE MINISTER VAN FINANCIËN, resp. DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,

    namens deze,

    (handtekening)

    gevolgd door naam en functie van de (onder)gemandateerde functionaris.

Artikel 6: Mandaat bedrijfsvoering van het directoraat-generaal Belastingdienst

  • 1. De directeur-generaal en de leden van het MT Belastingdienst, alsmede de adjunct-directeuren van het directoraat-generaal Belastingdienst, hebben – binnen het kader van het jaarplan en binnen de door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen en behoudens de bepalingen onder meer over het verscherpt toezicht in het Organisatie- en Mandaatbesluit ministerie van Financiën – mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle bedrijfsvoeringaangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het directoraat-generaal Belastingdienst. Tot de bedrijfsvoering behoort het nemen van personele beslissingen ten aanzien van medewerkers die zijn aangesteld bij het Ministerie van Financiën en werkzaam zijn bij het directoraat-generaal Belastingdienst.

  • 2. Aan de directeur-generaal Belastingdienst is voorbehouden het nemen, afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:

    • a. Alle beslissingen betreffende plaatsing, ontslag en bezoldiging van functionarissen vanaf schaal 15, behoudens het bepaalde in artikel 20 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën;

    • b. vaststellen van de formatie;

    • c. bijzondere aanstelling in tijdelijke dienst (artikel 6a ARAR);

    • d. (tijdelijke) plaatsing in het buitenland;

    • e. bezoldigingsbeslissingen op basis van artikel 7, tweede en derde lid BBRA, artikel 8 BBRA en artikel 22a BBRA met uitzondering van de toekenning van incidentele beloningen voor bijzondere prestaties;

    • f. disciplinaire maatregelen (hoofdstuk 8 ARAR);

    • g. schadeloosstelling (artikel 69 ARAR);

    • h. reorganisatieontslag (artikel 96 ARAR);

    • i. vertrekregelingen;

    • j. ontslag op andere gronden (artikel 99 ARAR);

    • k. aanbestedingsprocedures, indien een andere dan de procedures als bedoeld in de hoofdstukken 1.2 en 2.1 van de Aanbestedingswet 2012 wordt gevolgd.

  • 3. Onverminderd het eerste lid is de bevoegdheid tot het afdoen en ondertekenen van besluiten namens de in het eerste lid gemandateerde functionarissen toegekend aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel van de directie Bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën.

  • 4. Aan de in het eerste lid gemandateerde functionarissen, alsmede de adjunct-directeuren van het directoraat-generaal Belastingdienst, is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:

    • a. vaststelling feitelijk opgedragen functie;

    • b. (verlengde) aanstellingsbesluiten;

    • c. ver- en herplaatsing;

    • d. aanstelling in vaste dienst;

    • e. tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden;

    • f. wijziging van salarisschaal;

    • g. incidentele beloning voor bijzondere prestaties;

    • h. korting bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid;

    • i. toekenning gratificatie bij ambtsjubileum;

    • j. ontslag.

  • 5. De ondertekening van stukken betrekking hebbend op de in lid 1 bedoelde aangelegenheden zal luiden als volgt:

    DE MINISTER VAN FINANCIËN,

    namens deze,

    (handtekening)

    gevolgd door naam en functie van de gemandateerde functionaris.

  • 6. De ondertekening van stukken door de leden van het managementteam Personele en Financiële diensten zal luiden als volgt:

    DE MINISTER VAN FINANCIËN,

    namens deze,

    de (functie MT lid) Belastingdienst,

    voor deze,

    (handtekening)

    gevolgd door de naam en functie van het hoofd dan wel het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel.

Artikel 7: Mandaatregister

Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister dat is opgenomen in bijlage 2. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de in de artikelen 2, 4, 5 en 6 gemandateerde functionarissen.

Artikel 8: Verantwoordelijkheden

De in artikel 2, 4, 5 en artikel 6 bedoelde functionarissen zijn verantwoordelijk voor een adequate uitvoering van het toegekende mandaat.

Artikel 9: Intrekking vorig besluit

‘Het Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst’ zoals laatstelijk gewijzigd op 16 maart 2015 is hierbij ingetrokken, met dien verstande dat artikel 7 van dat besluit hierbij met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2014 is ingetrokken.

Artikel 10: Inwerkingtreding

Het tijdelijke Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 26 oktober 2016, met dien verstande dat de laatste volzin van artikel 6, eerste lid, terug werkt tot 1 oktober 2014.

Artikel 11: Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst 2016. De citeertitel kan worden afgekort tot: O&M-besluit DGBEL.

De directeur-generaal Belastingdienst, H. Leijtens

BIJLAGE 1 BIJ ORGANISATIE- EN MANDAATBESLUIT DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGDIENST 2016

Het directoraat-generaal Belastingdienst (DGBel) is de concernstaf voor de directeur-generaal en voor de leden van het MT Belastingdienst. DGBel is daarmee ondersteunend aan de besturing van het concern Belastingdienst en verzorgt de verbinding tussen de politiek en de uitvoering en vice versa. Dat gebeurt in nauwe samenwerking met de uitvoeringsverantwoordelijken in de Belastingdienst, waarvan DGBel een integraal onderdeel uitmaakt.

De kern van het takenpakket van DGBel ligt in het uitzetten van de strategie van de Belastingdienst en het ontwikkelen van beleid. Dit krijgt vorm in advisering aan de politieke en ambtelijke top. Bij DGBel worden beslissingen die de Belastingdienst raken naar de uitvoering vertaald en worden ervaringen uit de Belastingdienst omgezet in adviezen ten behoeve van toekomstig beleid. Ook draagt DGBel zorg voor een adequate en snelle behandeling en begeleiding van vragen en opdrachten die vanuit de politiek op de Belastingdienst afkomen. Daarbij is DGBel de schakel die de Belastingdienst verbindt met het directoraat-generaal voor Fiscale Zaken.

DGBel ontleent zijn toegevoegde waarde vooral aan het vermogen aan de voorkant te werken: adviseren over handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving, uitzetten van strategische beleidslijnen en daarmee afgestemde meerjarige financiële, personele en bestuurlijke kaders, (systeem)control daarop en snel adequate informatie leveren aan de bewindspersoon.

Kracht en effectiviteit van een dergelijk apparaat zijn afhankelijk van de vraag in hoeverre adviezen tijdig (ook pro actief) worden opgesteld met aandacht voor alle relevante aspecten, qua reikwijdte aansluitend bij het onderwerp in kwestie en toegankelijk voor bestuurders, bewindslieden en andere betrokkenen. Om dat te bewerkstelligen zijn passende condities nodig op het vlak van informatievoorziening, organisatie, deskundigheid en competenties van medewerkers en leidinggevenden.

Typerend voor DGBel is de schakelfunctie tussen beleid en uitvoering. Daartoe moet de dg (en de medewerkers van DGBel op zijn gezag) zowel het gesprek kunnen voeren over beleid en (voorgenomen) wetgeving als over de uitvoering daarvan. Over beleidszaken wordt gesproken met de beleidsmakers van het ministerie van Financiën en van de andere departementen. Over uitvoeringszaken wordt gesproken met de eigen uitvoeringsorganisatie en met andere uitvoeringsorganisaties. Die gesprekken zijn verschillend van aard: taal en doel zijn anders naar gelang met beleidsmakers of met uitvoerders wordt gesproken. En terwijl de oriëntatie van de gesprekspartners meestal ‘eendimensionaal’ is (ófwel beleid, ófwel uitvoering) is de oriëntatie van DGBel ‘tweedimensionaal’ (én beleid, én uitvoering). Om die gesprekken goed te kunnen voeren is het belangrijk te investeren in vertrouwen, het begrijpen van het standpunt van de gesprekspartner en het meenemen van de gesprekspartner in de situatie van de Belastingdienst.

Relevant voor het functioneren is dat DGBel actief de verbinding zoekt met het primaire proces en optimaal gebruik maakt van de daar aanwezige kennis en kunde. Op die manier moet DGBel invulling geven aan zijn strategische en beleidsvormende taken. Het adagium is: ‘Medewerkers in de dienst gaan helpen op dossiers en DGBel regisseert op het niveau van koers en strategie’.

Tegen de achtergrond van dat adagium kiezen we voor een scherpe interne en externe taakafbakening en een bijpassend klein DGBel, dat uit vier clusters bestaat: Uitvoeringsbeleid, Fiscaliteit, Bedrijf en IV-Beleid.

Elk cluster is werkzaam op het specifieke aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van één van de hoofddirecteuren. Samen ondersteunen de clusters de directeur-generaal bij de uitvoering van zijn taken en het nakomen van zijn verantwoordelijkheden.

1. Cluster Uitvoeringsbeleid

Het cluster Uitvoeringsbeleid heeft de volgende taken:

  • de beoordeling van wijzigingen in en uitbreidingen van de werkzaamheden van de Belastingdienst. Het cluster heeft een aanjagende en coördinerende functie bij het uitvoeren van uitvoeringstoetsen en impactanalyses;

  • het onderhouden van contacten over het takenpakket van de Belastingdienst met stakeholders binnen en buiten het ministerie van Financiën;

  • de verbindingsfunctie tussen de Belastingdienst en het managementteam bij het optreden van damages;

  • advisering over de interne en externe communicatie van de Belastingdienst;

  • contacten met buitenlandse overheden en zusterorganisaties;

  • algemene ondersteuning managementteam Belastingdienst.

De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de directeur-generaal.

2. Cluster Fiscaliteit

Het cluster Fiscaliteit heeft de volgende taken:

  • de beoordeling van en advisering over fiscaalrechtelijke vraagstukken (incl. de invordering) voor zover daaraan politieke en/of beleidsmatige aspecten zijn verbonden;

  • de behandeling van fiscale cassatiezaken;

  • internationale fiscale aangelegenheden.

De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de hoofddirecteur Fiscaliteit en Juridische Zaken.

3. Cluster Bedrijf

Het cluster Bedrijf heeft de volgende taken:

  • de coördinatie van de planningscyclus (bedrijfsplan, begroting, kadernota, stuurcontracten, formatie);

  • het personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en personele aangelegenheden indien daaraan beleidsvormende aspecten zijn verbonden;

  • de ondersteuning van de bestuurder in COR en GOBD;

  • het bedrijfsvoerings-, beveiligings- en integriteitsbeleid;

  • systeemcontrol op concernniveau (betrouwbaarheid van: stuur- en verantwoordingsinformatie, concernrapportages, beheersverslag, accountantscontrole, auditing);

  • behandeling van juridische vraagstukken (zoals personele beslissingen, schadevergoedingen en WOB-verzoeken), zowel op het gebied van het ambtenarenrecht (ten aanzien van belastingdienstmedewerkers), als op niet-fiscaal terrein, inclusief kabinetszaken;

  • de begeleiding van high potentials uit de Belastingdienst in MD-, TD- en PD-trajecten.

De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de hoofddirecteur Control en Bedrijfsvoering.

4. Cluster IV-beleid

Het cluster IV-beleid heeft de volgende taken:

  • het opstellen en actualiseren van IV-brede kaders en beleidslijnen en ondersteunen van de implementatie daarvan;

  • het controleren of binnen de kaders wordt geopereerd, inclusief meting, analyse en toetsing;

  • het ondersteunen van de verschillende bedrijfsonderdelen: advisering over de kaders, mede-ontwikkelen van producten (bijvoorbeeld een projectplan), advisering over de toepassing van beleid;

  • een (beperkte) IM-functie voor de informatievoorziening van de IV-keten zelf en de ondersteuning van de hoofddirecteur Informatie Voorziening als opdrachtgever voor infrastructuur.

De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de hoofddirecteur Informatie Voorziening.

5. Samenwerking en afstemming

Vaak zullen de onderwerpen die door DGBel worden behandeld, clusteroverstijgend zijn, aangezien er vanuit verschillende invalshoeken tegenaan kan (en moet) worden gekeken. Het is zaak dat de clusters daarin de samenwerking weten te vinden. Als hulpmiddel daarbij wordt steeds één van de clusters voor bepaalde werkzaamheden als coördinerend cluster aangewezen. Dat coördinerend cluster borgt de betrokkenheid van andere clusters bij het onderwerp, zodat DGBel integraal adviseert.

6. Aansturing

De taakgebieden van de clusters vallen samen met de taakgebieden van een aantal leden van het managementteam Belastingdienst. Medewerkers van DGBel functioneren onder de eindverantwoordelijkheid van hun MT-lid op basis van professionele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.

Met het oog op de span of control van de MT-leden is een adjunct directeur toegevoegd. De adjunct directeur assisteert het MT-lid in de uitvoering van zijn/haar taken. De twee hoofdtaken van een adjunct zijn: de verantwoordelijkheid voor de HRM-rol naar de andere medewerkers van het cluster én de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming en de inhoud van de producten van het cluster. Deze taken zijn nauw met elkaar verweven want inhoudelijk gezag is onontbeerlijk voor effectieve en overtuigende loopbaanbegeleiding van hoogwaardige beleidsmedewerkers.

NOTA VAN TOELICHTING

In de brief van de staatssecretaris van Financiën van 13 oktober 2016 aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal en het Algemeen Overleg Belastingdienst in de Tweede Kamer zijn de volgende vier maatregelen aangekondigd die de aansturing van de Belastingdienst raken: ‘In de eerste plaats hebben de minister van Financiën en ik besloten tot het instellen van een commissie van wijzen die gaat kijken naar de besluitvormingsmechanismen binnen de Belastingdienst. In de tweede plaats stellen de minister van Financiën en ik de financiële besluitvorming van de Belastingdienst onder curatele. In de derde plaats wordt een project-plaatsvervangend SG aangesteld om de ophanging van de Belastingdienst onder het kerndepartement versneld aan te passen. Tot slot zal de aansturing van de Belastingdienst op korte termijn al worden teruggebracht tot een DG-model dat gebruikelijk is in de Rijksdienst’.

Met dit (tijdelijke) organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst wordt uitvoering gegeven aan een tweetal maatregelen.

1. De besturing van de Belastingdienst

Ten eerste de maatregel dat de aansturing van de Belastingdienst op zeer korte termijn dient te worden teruggebracht tot een DG-model. Dit betekent dat de directeur-generaal Belastingdienst individueel (eind)verantwoordelijk is voor het functioneren van de Belastingdienst als concern. Dit is een ruime verantwoordelijkheid die zich uitstrekt over de gehele uitvoeringsorganisatie, inclusief de aansturing en beheersing van de daarbij horende bedrijfsvoering en beleidsmatige processen. Daarnaast wordt het managementteam (MT) Belastingdienst ingericht. De directeur-generaal Belastingdienst is voorzitter van het MT Belastingdienst. In het MT Belastingdienst vindt regelmatig overleg plaats over de hoofdlijnen van de concernbrede beleidsvorming, bedrijfsvoering en uitvoering van de Belastingdienst organisatie. De besluitvorming in het MT Belastingdienst vindt plaats met behoud van de individuele verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de MT leden.

De directeur-generaal Belastingdienst mandateert bevoegdheden aan de volgende hoofddirecteuren, algemeen directeuren en directeuren die rechtstreeks onder hem ressorteren en aan welke hij leiding geeft:

  • De hoofddirecteur Control en Bedrijfsvoering

    • De hoofddirecteur Control en Bedrijfsvoering is concernbreed verantwoordelijk voor de totstandkoming van het belastingdienstbeleid en de uitvoering binnen alle aandachtsvelden met betrekking tot PIOFH3-taken.

    • Voor wat betreft Finance ligt de focus op de concernbrede controlfunctie. Een concerncontroller is noodzakelijk om adequaat uitvoering te kunnen geven aan checks and balances.

    • Tevens is hij verantwoordelijk voor het functioneren van de belastingdienst-onderdelen HR, Finance, Centrum voor Kennis en Communicatie, Centrum voor Facilitaire Dienstverlening en Data & Analytics.

    • De hoofddirecteur Control en Bedrijfsvoering is vast lid van het MT Belastingdienst

  • De hoofddirecteur Informatie Voorziening (IV)

    • De hoofddirecteur IV is concernbreed verantwoordelijk voor de totstandkoming van het beleid en de uitvoering van informatievoorziening en ICT.

    • Tevens is hij verantwoordelijk voor het functioneren van de belastingdienst-onderdelen Centrum voor Infrastructuur en Exploitatie, Centrum voor Applicatie-ontwikkeling en -onderhoud, Informatie Management en IV-Accent.

    • De hoofddirecteur IV is vast lid van het MT Belastingdienst.

  • De hoofddirecteur Fiscaliteit en Juridische Zaken

    • De hoofddirecteur Fiscaliteit en Juridische Zaken is concernbreed verantwoordelijk voor de totstandkoming van het fiscaal (uitvoerings)beleid en strategische en politiek-bestuurlijke advisering (van ambtelijke en politieke top) binnen dit domein.

    • Tevens is hij verantwoordelijk voor de cassatieprocedures.

    • De hoofddirecteur Fiscaliteit en Juridische Zaken is vast lid van het MT Belastingdienst.

  • De algemeen directeur Belastingen & Toeslagen

    • De algemeen directeur Belastingen & Toeslagen is verantwoordelijk voor het functioneren van het belastingdienst-onderdeel Belastingen en Toeslagen. Tevens is hij verantwoordelijk voor het belastingdienst-onderdeel Belastingdienst/Caribisch Nederland.

    • De algemeen directeur Belastingen en Toeslagen is vast lid van het MT Belastingdienst.

  • De algemeen directeur Douane

    • De algemeen directeur Douane is verantwoordelijk voor het functioneren van het belastingdienst-onderdeel Douane Nederland.

    • De algemeen directeur Douane is vast lid van het MT Belastingdienst.

  • De algemeen directeur Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD)

    • De algemeen directeur FIOD is verantwoordelijk voor het functioneren van het belastingdienst-onderdeel FIOD.

    • De algemeen directeur FIOD is vast lid van het MT Belastingdienst.

  • De directeur Directoraat Generaal Belastingdienst (DGBEL)

    • De directeur DGBel is verantwoordelijk is voor het functioneren van het onderdeel DGBel. Het onderdeel DGBel fungeert als concernstaf voor de Belastingdienst.

    • De directeur DGBel is vast lid van het MT Belastingdienst.

  • De directeur programmamanagement Investeringsagenda

    • De directeur programmamanagement Investeringsagenda is verantwoordelijk voor het programmamanagement van de Investeringsagenda.

    • De directeur programmamanagement Investeringsagenda is agendalid van het MT Belastingdienst en sluit aan indien onderwerpen besproken worden die op het terrein van programmamanagement van de investeringsagenda liggen.

  • De directeur Switch

    • De directeur Switch is verantwoordelijk is voor het functioneren van het organisatieonderdeel Switch.

    • De directeur Switch is agendalid van het MT Belastingdienst en sluit aan indien onderwerpen besproken worden die op het terrein van Switch liggen.

In lijn met het departementsbrede mandaatbesluit zijn de verantwoordelijke hoofddirecteuren, algemeen directeuren en directeuren, zoals genoemd in artikel 2 eerste lid, verantwoordelijk voor hun hele takenpakket, inclusief bijbehorende bedrijfsvoering. Om besluiten te kunnen nemen is budget nodig; het budgethouderschap wordt geregeld in artikel 4. Vervolgens wordt onderscheid gemaakt in twee soorten mandaten: mandaten voor de primaire processen en mandaten voor de bedrijfsvoering. Met primaire processen wordt gedoeld op al hetgeen betrekking heeft op de vastgelegde taken van de betreffende clusters. De taken van de clusters liggen zowel op het terrein van beleid als op het terrein van beheer- en uitvoering. Wederom in lijn met het departementsbrede organisatie- en mandaatbesluit is het in dit besluit toegekende mandaat voor de primaire processen ruim: de verantwoordelijke directeuren zijn bevoegd tot het nemen van alle besluiten betreffende het werkterrein van DGBel. Een aantal aangewezen directeuren en (senior) functionarissen is bevoegd tot het nemen van alle besluiten betreffende het aan hun cluster toegewezen werkterrein.

Ook ten aanzien van de bedrijfsvoering geldt een ruim mandaat. De bedrijfsvoering is al hetgeen nodig is om de taken van de clusters te kunnen uitvoeren. Het omvat ook de (personele) beslissingen over de medewerkers die zijn aangesteld bij het ministerie van Financiën en werkzaam zijn bij het DGBel. Afgezien van enkele besluiten die op grond van het departementsbrede organisatie- en mandaatbesluit aan de secretaris-generaal zijn voorbehouden en enkele in dit besluit vastgelegde besluiten die zijn voorbehouden aan de directeur-generaal Belastingdienst, zijn de verantwoordelijke directeuren bevoegd tot het nemen van alle besluiten betreffende bedrijfsvoerings-aangelegenheden die behoren tot het DGBel werkterrein. Uiteraard geldt voor beide submandaten dat één en ander geldt binnen eventueel door de minister of door de secretaris-generaal dan wel de directeur-generaal Belastingdienst of het MT Belastingdienst gegeven richtlijnen.

Bij het uitoefenen van bevoegdheden door de gemandateerde directeuren geldt voorts als aanvullende voorwaarde dat over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn in contact wordt getreden met de directeur-generaal Belastingdienst, voordat van bevoegdheden gebruik wordt gemaakt. Daarnaast kan de directeur-generaal Belastingdienst als mandaatgever altijd zelf de bevoegdheid uitoefenen of aan de gemandateerde instructies voor uitoefening van het mandaat geven of de gemandateerde bevoegdheid terugnemen.

2. De financiële besluitvorming van de Belastingdienst

De tweede maatregel die is aangekondigd door de staatssecretaris en waaraan (mede) in dit besluit uitvoering wordt gegeven ziet op de financiële besluitvorming van de Belastingdienst. Met ingang van 26 oktober geldt het regime van verscherpt toezicht. Het verscherpt toezicht houdt in dat alle verplichtingen die de Belastingdienst wil aangaan groter dan EUR 100.000 inclusief BTW worden ter goedkeuring voorgelegd aan de directeur Financieel Economische Zaken (FEZ) en de directeur Inspectie der Rijksfinanciën (IRF). Alle nota’s, brieven en vergelijkbare stukken met potentiële budgettaire consequenties worden ter goedkeuring voorgelegd aan de directeur FEZ en directeur IRF.

Door het ministerie van Financiën zijn als gevolg daarvan de bedrijfsvoeringsmandaten voor de Belastingdienst aangepast. Dit is terug te vinden in artikel 11, lid 2, van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën 2015.

3. Tijdelijke voorziening

Door de staatssecretaris van Financiën is bepaald dat er een project-plaatsvervangend SG zal worden aangesteld die onder meer belast wordt met de ophanging van de Belastingdienst binnen het ministerie van Financiën. Tevens zal de commissie onderzoek Belastingdienst onderzoek doen naar de besluitvormingsmechanismen en -processen binnen de Belastingdienst. De opdrachten van de project-plaatsvervangend SG en de commissie onderzoek Belastingdienst moeten leiden tot een nieuwe toekomstbestendige besturingsstructuur van de Belastingdienst. Het onderhavige organisatie- en mandaatbesluit is dan ook een tijdelijke voorziening tot het moment dat de nieuwe besturingsstructuur met de daarbij horende mandaten zijn aangepast en vastgelegd.

Bijlagen bij het organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst

Als bijlage 1 bij dit besluit is opgenomen de organisatie en taken van het directoraat-generaal Belastingdienst.

Als bijlage 2 bij dit besluit is een mandaatregister opgenomen waarin handtekeningen en parafen van de in dit besluit gemandateerde functionarissen zijn opgenomen.

Artikelsgewijs

Artikel 2: Organisatie, taken en verantwoordelijkheden

Onder bedrijfsvoering wordt verstaan de sturing en beheersing van de bedrijfsprocessen om de gestelde doelstellingen te kunnen realiseren.

Artikel 4 Budgethouderschap

De directeur-generaal wijst de budgethouders aan. De Hoofddirecteur Control en Bedrijfsvoering is verantwoordelijk voor de toewijzing van de budgetten.

Budgethouders zijn verantwoordelijk voor een adequaat financieel beheer. Onder financieel beheer wordt verstaan:

  • Een ordelijke begrotingsvoorbereiding;

  • Een doelmatige en rechtmatige begrotingsuitvoering;

  • Een juiste, volledige en tijdige registratie van financiële transacties;

  • Een adequate opzet, goede werking en actuele beschrijving van de administratieve organisatie (bestuurlijke informatieverzorging).

Het financieel beheer moet voldoen aan wet- en regelgeving, o.a. aan het handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid (HAFIR). Daarnaast moet het financieel beheer voldoen aan de functionele aanwijzingen van de directeur FEZ. Deze kunnen de vorm hebben van aanschrijvingen (bijvoorbeeld aanschrijvingen voor de begroting, het jaarverslag en de concernrapportages).

Het uitoefenen van mandaten voor het aangaan van verplichtingen boven € 100.000 kan, in het kader van het verscherpt toezicht, pas worden uitgeoefend nadat hiervoor goedkeuring is gegeven door de directeuren FEZ en IRF, conform het bepaalde in artikel 11, lid 2, van het Organisatie- en mandaatbesluit van het ministerie van Financiën.

Artikel 5 Mandaat primair proces van het directoraat-generaal Belastingdienst

Het mandaat dat aan de genoemde functionarissen is gegeven, is weinig geclausuleerd. Dat is in lijn met de gedragscode Begrotingsuitvoering en Financieel Beheer waarin een grote eigen verantwoordelijkheid voor het lijnmanagement wordt bepleit. De genoemde functionarissen hebben in het kader van de jaarplannen – en binnen eventueel gegeven richtlijnen door of namens de minister, secretaris-generaal en de directeur-generaal Belastingdienst – mandaat ten aanzien van alle aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het DGBel. Het DGBel is verdeeld in vier clusters. Voor wat betreft de taken van de clusters wordt verwezen naar bijlage 1. In bijlage 1 is de taakomschrijving van de clusters ongewijzigd overgenomen uit het voormalige O&M-besluit.

Artikel 6: Mandaat bedrijfsvoering van het directoraat-generaal Belastingdienst

Artikel 6 regelt het mandaat voor bedrijfsvoeringaangelegenheden. Het omvat mede de personele beslissingen over de medewerkers die zijn aangesteld bij het ministerie van Financiën en werkzaam zijn bij het DGBel. Ook dit mandaat is weinig geclausuleerd. Wel zijn enige bevoegdheden voorbehouden aan de directeur-generaal Belastingdienst, tevens voorzitter van het MT Belastingdienst. Deze betreffen voornamelijk bevoegdheden inzake personele beslissingen ten aanzien van de functionarissen vanaf schaal 15. Het gaat om beslissingen waarbij een extra zorgvuldigheidswaarborg dient te worden ingebouwd in de besluitvorming omdat deze beslissingen vaak invloed hebben op de gehele organisatie en om consistentie in de beslissingen te bevorderen. Deze voorbehouden betreffen zowel het nemen als het afdoen en ondertekenen van de genoemde besluiten. Voorheen was het de budgetverantwoordelijke zelf die tekende voor uitzonderingen op aanbestedingsprocedures. Het Bedrijfsvoeringberaad heeft besloten dat DG’s deze verantwoordelijkheid op zich moeten nemen. Voor de bevoegdheid tot het maken van een uitzondering op de wettelijk voorgeschreven aanbestedingsprocedure geldt dat deze uitzondering slechts kan zien op de te volgen procedure; op beginselen als transparantie, gelijke behandeling, en proportionaliteit kan geen uitzondering worden gemaakt.

Uit praktische overwegingen zijn het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel van de directie Bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën gemandateerd om namens de in het eerste lid gemandateerde functionarissen de door hen genomen besluiten af te doen en te ondertekenen. Ten aanzien van enkele, in het vierde lid genoemde, besluiten geldt een voorbehoud. Deze besluiten mogen slechts worden afgedaan en ondertekend door de in het eerste lid gemandateerde functionarissen zelf.

Artikel 7 Mandaatregister

Om controle uit te kunnen oefenen op de uitoefening van de verleende mandaten, is een mandaatregister gecreëerd.

Artikel 8 Verantwoordelijkheden

Bij de uitoefening van het mandaat moet rekening worden gehouden met wet- en regelgeving. Ook kunnen de minister, de secretaris-generaal en de directeur-generaal Belastingdienst nog specifieke richtlijnen hebben gegeven. Daarnaast kan er nog sprake zijn van de functionele aanwijzingen van de directeur FEZ.

Artikel 9 Intrekking

Met de terugwerkende kracht tot 1 oktober 2014 is rekening gehouden met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2016:4118) waarin een gebrek in de mandateringsregeling naar voren is gekomen. Deze wijziging beoogt dat gebrek te herstellen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Op 26 oktober 2016 is het besluit genomen om de Raad van Bestuur Belastingdienst te ontmantelen en het managementteam Belastingdienst in te richten.


X Noot
1

Personeel, Inkoop, Organisatie, Financiën en Huisvesting

X Noot
2

Hiertoe behoren de (voorheen separate) dienstonderdelen Belastingen, Toeslagen, BelastingTelefoon en Centrale Administratie

X Noot
3

Personeel, Inkoop, Organisatie, Financiën en Huisvesting

Naar boven