Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 1 december 2016, nr. 2015364 houdende verlening van mandaat inzake benoeming en ontslag van rechters in opleiding in tijdelijke dienst (Mandaatregeling Raad voor de Rechtspraak rechters in opleiding in tijdelijke dienst)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

De Raad voor de rechtspraak is bevoegd om ten aanzien van het ambt van rechter in opleiding bij een rechtbank namens de Minister van Veiligheid en Justitie de volgende hem toekomende bevoegdheid uit te oefenen: de benoeming in tijdelijke dienst op grond van artikel 2, achtste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Mandaatregeling rechters in opleiding in tijdelijke dienst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 1 december 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

TOELICHTING

Met deze regeling wordt de uitoefening van een bevoegdheid die bij of krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) aan de Minister van Veiligheid en Justitie is toegekend ten aanzien van rechters in opleiding, die op basis van een benoeming in tijdelijke dienst werkzaam zullen zijn bij een rechtbank, gemandateerd aan de Raad voor de rechtspraak.

Er is een scheiding aangebracht tussen de toekenning van de bevoegdheid om te besluiten over de benoeming in een rechterlijk ambt enerzijds en de plaatsing bij een gerecht anderzijds. Rechters in opleiding (rio’s), niet zijnde rechterlijke ambtenaren in opleiding als bedoeld in artikel 145 van de Wet op de rechterlijke organisatie (raio’s) zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met een herziening van de opleiding van rechters en officieren van justitie van 2 december 2015, Stb. 2015, 456, worden zowel in tijdelijke dienst benoemd tot rechter in opleiding als voor het leven benoemd tot rechter. Daartoe dient een viertal besluiten te worden genomen:

  • 1. Benoeming in tijdelijke dienst tot rechter in opleiding (ministerieel besluit, Wrra artikel 2, achtste lid);

  • 2. Plaatsing rechter in opleiding bij gerecht (besluit Raad voor de rechtspraak, Wrra, artikel 5b, eerste lid);

  • 3. Benoeming tot rechter-plaatsvervanger (koninklijk besluit, Wrra, artikel 2, eerste lid); en

  • 4. Plaatsing rechter-plaatsvervanger bij gerecht (besluit Raad voor de rechtspraak, Wrra, artikel 5b, eerste lid).

Door het besluit tot benoeming in tijdelijke dienst van rechters in opleiding, bedoeld in artikel 2, achtste lid, Wrra, en de in artikel 2c, tweede tot en met vijfde lid, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Brra) neergelegde bevoegdheden ten aanzien van rechters in opleiding in tijdelijke dienst aan de Raad voor de rechtspraak te mandateren kunnen drie van de vier genoemde besluiten door de Raad voor de rechtspraak worden genomen. Hierdoor kunnen besluiten beter in de tijd op elkaar worden afgestemd en wordt de benoemingsprocedure meer gestroomlijnd.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven