Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2016, 67276 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2016, 67276 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, aanhef en onderdeel d, 5, eerste lid, en 32, derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;
Besluit:
De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.11.1, derde lid, wordt in de alfabetische volgorde een definitie ingevoegd, luidende:
MKB-ondernemer ten aanzien van wie de financier beschikt over:
a. een gewaarmerkte kopie van een verklaring als bedoeld in artikel 23, eerste lid, of artikel 27, eerste lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, waarvan het origineel ten hoogste zestien maanden voor de datum waarop de kredietovereenkomst is gesloten is afgegeven, of
b. een advies van de minister waaruit blijkt dat de MKB-ondernemer is aan te merken als een innovatieve MKB-ondernemer;.
B
Artikel 3.11.4 komt te luiden:
1. Voor een kredietovereenkomst met een MKB-ondernemer dan wel een innovatieve MKB-ondernemer bedraagt het tarief, bedoeld in artikel 32, derde lid, van het besluit, eenmalig:
a. 3,90 procent respectievelijk 5,55 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van niet langer dan twee jaar;
b. 4,25 procent respectievelijk 6,10 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan twee jaar, maar niet langer dan zes jaar, en
c. 5,85 procent respectievelijk 8,35 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan zes jaar, maar niet langer dan twaalf jaar.
2. In afwijking van het eerste lid, kan in een kredietovereenkomst waarvoor op of na 1 januari 2017 een aanvraag als bedoeld in artikel 3.11.2 wordt ingediend, worden gekozen voor een gespreide provisiebetaling, indien deze keuze betrekking heeft op alle bedrijfsborgstellingskredieten die onder de overeenkomst van borgtocht vallen.
3. Voor een kredietovereenkomst met een MKB-ondernemer dan wel een innovatieve MKB-ondernemer bestaat de gespreide provisie, bedoeld in het tweede lid, uit:
a. een afsluitprovisie van 2,35 procent respectievelijk 3,35 procent voor de afsluiting van de kredietovereenkomst, en
b. een jaarlijkse provisie van 0,68 procent respectievelijk 1,03 procent van de door de minister actueel geregistreerde borgstellingsstand op 1 januari van ieder kalenderjaar na de afsluiting van de kredietovereenkomst.
4. Indien het bedrijfsborgstellingskrediet waar de overeenkomst van borgtocht betrekking op heeft voor het einde van de bij de afsluiting van de kredietovereenkomst overeengekomen looptijd is afgelost, bedraagt de hoogte van de te betalen resterende provisie de som van de gespreide provisie die voor de resterende looptijd betaald had moeten worden.
C
De bijlagen 3.11.1 en 3.11.2 worden als volgt gewijzigd:
1. Artikel 3, eerste lid, onderdeel b, komt telkens te luiden:
b. indien de door de minister op grond van artikel 3.11.4 van de Regeling nationale EZ-subsidies vastgestelde:
1°. eenmalige provisie, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, door de Bank aan de Staat is betaald binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst, of
2°. afsluitprovisie en jaarlijkse provisie, bedoeld in het derde lid, onderdeel a respectievelijk b, van dat artikel, door de Bank aan de Staat is betaald binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst respectievelijk binnen 35 dagen nadat de factuur voor de jaarlijkse provisie door de Staat aan de Bank is verzonden;.
2. Artikel 7 wordt telkens als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het tarief van de provisie bedraagt voor een kredietovereenkomst met een MKB-ondernemer dan wel een innovatieve MKB-ondernemer, eenmalig:
a. 3,90 procent respectievelijk 5,55 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van niet langer dan twee jaar;
b. 4,25 procent respectievelijk 6,10 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan twee jaar, maar niet langer dan zes jaar, en
c. 5,85 procent respectievelijk 8,35 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan zes jaar, maar niet langer dan twaalf jaar.
b. Onder vernummering van het tweede lid tot zesde lid, worden de volgende leden ingevoegd:
2. In afwijking van het eerste lid, kan in een kredietovereenkomst waarvoor op of na 1 januari 2017 een aanvraag als bedoeld in artikel 3.11.2 van de Regeling nationale EZ-subsidies wordt ingediend, worden gekozen voor een gespreide provisiebetaling, indien deze keuze betrekking heeft op alle bedrijfsborgstellingskredieten die onder de overeenkomst van borgtocht vallen.
3. Voor een kredietovereenkomst met een MKB-ondernemer dan wel een innovatieve MKB-ondernemer bestaat de gespreide provisie, bedoeld in het tweede lid, uit:
a. een afsluitprovisie van 2,35 procent respectievelijk 3,35 procent voor de afsluiting van de kredietovereenkomst, en
b. een jaarlijkse provisie van 0,68 procent respectievelijk 1,03 procent van de door de minister actueel geregistreerde borgstellingsstand op 1 januari van ieder kalenderjaar na de afsluiting van de kredietovereenkomst.
4. Indien het bedrijfsborgstellingskrediet waar de overeenkomst van borgtocht betrekking op heeft voor het einde van de bij de afsluiting van de kredietovereenkomst overeengekomen looptijd is afgelost, bedraagt de hoogte van de te betalen resterende provisie de som van de gespreide provisie die voor de resterende looptijd betaald had moeten worden.
5. Over de wijze van facturering en betaling van de gespreide provisie en resterende provisie, bedoeld in het derde respectievelijk vierde lid, maakt de Bank procesafspraken met de minister
D
Bijlage 3.11.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 3, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. indien de door de minister op grond van artikel 3.11.4 van de Regeling nationale EZ-subsidies vastgestelde:
1°. eenmalige provisie, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, door de kredietverstrekker aan de Staat is betaald binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst, of
2°. afsluitprovisie en jaarlijkse provisie, bedoeld in het derde lid, onderdeel a respectievelijk b, van dat artikel, door de kredietverstrekker aan de Staat is betaald binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst respectievelijk binnen 35 dagen nadat de factuur voor de jaarlijkse provisie door de Staat aan de kredietverstrekker is verzonden;.
2. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het tarief van de provisie bedraagt voor een kredietovereenkomst met een MKB-ondernemer dan wel een innovatieve MKB-ondernemer, eenmalig:
a. 3,90 procent respectievelijk 5,55 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van niet langer dan twee jaar;
b. 4,25 procent respectievelijk 6,10 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan twee jaar, maar niet langer dan zes jaar, en
c. 5,85 procent respectievelijk 8,35 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan zes jaar, maar niet langer dan twaalf jaar.
b. Onder vernummering van het tweede lid tot zesde lid, worden de volgende leden ingevoegd:
2. In afwijking van het eerste lid, kan in een kredietovereenkomst waarvoor op of na 1 januari 2017 een aanvraag als bedoeld in artikel 3.11.2 van de Regeling nationale EZ-subsidies wordt ingediend, worden gekozen voor een gespreide provisiebetaling, indien deze keuze betrekking heeft op alle bedrijfsborgstellingskredieten die onder de overeenkomst van borgtocht vallen.
3. Voor een kredietovereenkomst met een MKB-ondernemer dan wel een innovatieve MKB-ondernemer bestaat de gespreide provisie, bedoeld in het tweede lid, uit:
a. een afsluitprovisie van 2,35 procent respectievelijk 3,35 procent voor de afsluiting van de kredietovereenkomst, en
b. een jaarlijkse provisie van 0,68 procent respectievelijk 1,03 procent van de door de minister actueel geregistreerde borgstellingsstand op 1 januari van ieder kalenderjaar na de afsluiting van de kredietovereenkomst.
4. Indien het bedrijfsborgstellingskrediet waar de overeenkomst van borgtocht betrekking op heeft voor het einde van de bij de afsluiting van de kredietovereenkomst overeengekomen looptijd is afgelost, bedraagt de hoogte van de te betalen resterende provisie de som van de gespreide provisie die voor de resterende looptijd betaald had moeten worden.
5. Over de wijze van facturering en betaling van de gespreide provisie en resterende provisie, bedoeld in het derde respectievelijk vierde lid, maakt de kredietverstrekker procesafspraken met de minister.
De regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 26 oktober 2016 tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies in verband met de mogelijkheid landbouwborgstellingskredieten in het kader van de Borgstelling MKB-landbouwkredieten te verstrekken voor landbouwinnovatie en enkele andere aanpassingen (Stcrt. 2016, 57988) wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel I, komt te luiden:
I In bijlage 2.5.1, artikel 17, aanhef en onderdeel a, wordt ‘80 procent’ telkens vervangen door: 70 procent.
B
In artikel II wordt ‘€ 8.797.000’ vervangen door: € 8.979.000.
C
Artikel III komt te luiden:
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017, met uitzondering van artikel II dat in werking treedt met ingang van 22 december 2016.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 2 december 2016
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Met deze regeling wordt een aantal wijzigingen aangebracht in titel 3.11 en de bijlagen 3.11.1, 3.11.2 en 3.11.3 van de Regeling nationale EZ-subsidies (hierna: RNES).
In titel 3.11 van de RNES is de subsidiemodule Borgstelling MKB-kredieten (hierna: BMKB of BMKB-regeling) opgenomen. Op grond van de BMKB kunnen financiers een borgstelling verkrijgen voor kredieten die zij verstrekken aan MKB-ondernemers. Via de BMKB kan een borgstelling verstrekt worden aan een bank of een aangewezen kredietverstrekker (hierna: financier) voor het sluiten van bepaalde kredietovereenkomsten met MKB-ondernemers. De borgstelling wordt tegen een provisie verstrekt.
In de bijlagen 3.11.1, 3.11.2 en 3.11.3 van de RNES zijn de modellen voor de overeenkomsten van borgtocht (hierna: overeenkomsten van borgtocht of overeenkomsten) opgenomen op grond waarvan aan een financier de borgstelling wordt verstrekt.
Via deze wijzigingsregeling wordt een aantal bepalingen gewijzigd die betrekking hebben op of verband houden met de gehanteerde provisie voor de BMKB.
Artikel 3.11.4 van de RNES en artikel 7 van de overeenkomsten bepalen wat het tarief van de provisie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies moet bedragen. Deze artikelen zijn op diverse plaatsen gewijzigd.
Allereerst zijn de provisiepercentages verhoogd. Naar aanleiding van de resultaten van de evaluatie ‘Nut en noodzaak van de BMKB-regeling’ van 1 september 20151 is ervoor gekozen een dergelijke provisieverhoging door te voeren om de BMKB meer kostendekkend te maken. De afgelopen jaren heeft de BMKB namelijk meer gekost dan begroot.
Ten tweede is er voor de provisiepercentages een onderscheid gemaakt tussen verschillende gebruikers van de BMKB. In deze artikelen werden provisiepercentages gehanteerd die voor alle soorten gebruikers van de BMKB hetzelfde waren. Er wordt voor de hoogte van de provisiepercentages thans een onderscheid gemaakt tussen het geval waarin de financier een kredietovereenkomst sluit met (reguliere) MKB-ondernemers dan wel met innovatieve MKB-ondernemers. Innovatieve MKB-ondernemers onderscheiden zich van andere MKB-ondernemers, omdat zij nieuwe producten of diensten op een markt aanbieden waarvan de slagingskans een grotere mate van onzekerheid kent. Uit de praktijk blijkt dan ook dat aan de borgstelling voor kredieten van financiers voor innovatieve MKB-ondernemers grotere risico’s verbonden zijn en de BMKB voor deze soort borgstellingen minder kostendekkend is. Om die reden is dit onderscheid nu ook in de provisiepercentages tot uitdrukking gebracht. Daarmee wordt aangesloten bij het onderscheid tussen borgstellingen ten behoeve van MKB-ondernemers en innovatieve MKB-ondernemers dat al op andere plaatsen in de overeenkomsten gemaakt wordt.
In artikel 3.11.1 van de RNES is een definitie van het begrip innovatieve MKB-ondernemer toegevoegd. Deze omschrijving komt overeen met de definitie die al in artikel 1, tweede lid, onderdeel f, van de overeenkomsten is opgenomen.
Ten derde zijn er aan de genoemde artikelen vier leden toegevoegd. Vóór deze wijziging werd er uitgegaan van een eenmalige provisie. In het vervolg (vanaf 1 januari 2017) hebben de financiers de keuze tussen een eenmalige provisie en een gespreide provisie. Deze keuze dient dan wel betrekking te hebben op alle kredietovereenkomsten die onder de overeenkomst van borgtocht vallen en waarvoor op of na 1 januari 2017 een subsidieaanvraag wordt ingediend. Voor de kredietovereenkomsten waarvoor voor 1 januari 2017 een subsidieaanvraag wordt ingediend, blijft de eenmalige provisie van toepassing, zoals deze gold ten tijde van het afsluiten van de kredietovereenkomst.
Met de eenmalige provisie wordt gedeeltelijk aangesloten bij de structuur die al in voormelde artikelen was opgenomen. Zo is de hoogte van het provisiepercentage nog steeds afhankelijk gesteld van de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet waar de overeenkomst van borgtocht betrekking op heeft. De onderverdeling van deze provisiepercentages is echter gewijzigd. Voorheen werd er in de onderdelen a tot en met e van artikel 3.11.4 van de RNES en artikel 7, eerste lid, van de overeenkomsten een onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betrof met een looptijd van: (a) niet langer dan twee jaar, (b) meer dan twee jaar, maar niet langer dan vier jaar, (c) meer dan vier jaar, maar niet langer dan zes jaar, (d) meer dan zes jaar, maar niet langer dan negen jaar en (e) meer dan negen jaar, maar niet langer dan twaalf jaar.
Omdat in de onderdelen b en c (oud) en onderdelen d en e (oud) reeds dezelfde provisiepercentages gehanteerd werden, is ervoor gekozen deze periode samen te voegen in onderdeel b (nieuw) respectievelijk c (nieuw) van de genoemde artikelen 3.
Daarnaast hebben de financiers de keuze gekregen gebruik te maken van een gespreide provisie. Op deze wijze kunnen de financiers het aan de Nederlandse staat te betalen provisiebedrag via een relatief laag jaarlijks provisiebedrag bij de kredietnemers in rekening brengen. Om ervoor te zorgen dat de BMKB niet te weinig kostendekkend is, bestaat de gespreide provisie, naast een jaarlijkse provisie, ook uit een afsluitprovisie voor de afsluiting van de kredietovereenkomst van het bedrijfsborgstellingskrediet waar de overeenkomst van borgtocht betrekking op heeft. De betalingsverplichting van de jaarlijkse provisie zal beginnen te lopen in het eerste kalenderjaar na de afsluiting van de desbetreffende kredietovereenkomst. Vervolgens zal deze jaarlijkse provisie gedurende de looptijd van deze kredietovereenkomst elk jaar voldaan moeten worden. De hoogte van het relatieve bedrag van de jaarlijkse provisie is afhankelijk van de actueel geregistreerde borgstellingsstand op 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar. Om ervoor te zorgen dat de hoogte van het totale provisiebedrag van de gespreide provisie ongeveer hetzelfde bedraagt als de eenmalige provisie, is bij de vaststelling van de provisiepercentages hiermee rekening gehouden.
In het vierde lid van artikel 3.11.4 van de RNES en artikel 7 van de overeenkomsten is een voorziening opgenomen voor het geval het desbetreffende bedrijfsborgstellingskrediet voor het einde van de bij de afsluiting van de kredietovereenkomst overeengekomen looptijd is afgelost. Deze bepaling zorgt ervoor dat ook bij tussentijdse aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet alle van tevoren overeengekomen provisie betaald wordt. Hiermee wordt voorkomen dat door de beëindiging van de kredietovereenkomst door succesvolle ondernemers de kostendekkendheid van de regeling niet meer gewaarborgd zou zijn.
Ook is in het vijfde lid van artikel 7 van de overeenkomsten een bepaling opgenomen waaruit volgt dat de financier met de minister procesafspraken moet maken om de wijze van facturering en betaling van de gespreide provisie en resterende provisie op een adequate wijze te laten verlopen.
Tot slot is artikel 3, eerste lid, onderdeel b, uit de overeenkomsten aangepast om deze bepaling te laten aansluiten op de wijzigingen in artikel 3.11.4 van de RNES en artikel 7 van de overeenkomsten. Hieruit volgde dat de toepasselijkheid van de borgstellingsovereenkomst op een krediet of een deel van een krediet uitsluitend kon worden ingeroepen indien binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst de door de minister op grond van artikel 3.11.4 van de RNES vastgestelde provisie door de Bank aan de Staat was betaald. Omdat bij gespreide provisie ook sprake is van de jaarlijkse provisie, is voor deze provisie een afwijkende bepaling aan dit onderdeel toegevoegd. Voor deze jaarlijkse provisie geldt dat deze betaald moet zijn binnen 35 dagen nadat de factuur voor de jaarlijkse provisie door de Nederlandse staat aan de financier is verzonden.
Ook wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele onjuistheden te corrigeren in de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 26 oktober 2016 tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies in verband met de mogelijkheid landbouwborgstellingskredieten in het kader van de Borgstelling MKB-landbouwkredieten te verstrekken voor landbouwinnovatie en enkele andere aanpassingen (Stcrt. 2016, 57988).
Allereest is een foutieve verwijzing gecorrigeerd in artikel I, onderdeel I, die betrekking heeft op de nieuwe subsidiemodule Borgstelling MKB-landbouwkredieten die vanaf 1 januari 2017 in werking zal treden en opgenomen zal worden in titel 2.5 RNES. In dit onderdeel was een verwijzing opgenomen naar bijlage 2.5.1, artikel 17, aanhef en onderdeel a, en 21, tweede lid van de RNES, waar een percentage aangepast zou moeten worden. Omdat de verwijzing naar artikel 21, tweede lid, abusievelijk was opgenomen, is deze geschrapt.
Daarnaast werd in artikel III van voormelde regeling bepaald dat deze regeling in werking zou treden met ingang van 1 januari 2017. Abusievelijk werd hierbij niet vermeld dat artikel II van deze regeling al met ingang van 22 december 2016 in werking moest treden. Voormeld artikel ziet namelijk op de openstelling van de subsidiemodule Eurostarprojecten (titel 3.7 RNES) waarvan de openstellingsperiode moest beginnen te lopen op 22 december 2016.
Tot slot is ook artikel II gewijzigd, omdat voor de komende openstelling van de subsidiemodule Eurostarprojecten abusievelijk een bedrag van € 8.797.000 was opgenomen. Dit is gewijzigd in een bedrag van € 8.979.000.
De BMKB bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening2 (zie artikel 3.11.11 van de RNES).
Op grond van de BMKB kan een borgstelling verstrekt worden aan een financier voor het sluiten van bepaalde kredietovereenkomsten met MKB-ondernemers. De desbetreffende MKB-ondernemer is de eindbegunstigde van de subsidie (de niet marktconforme borgstelling) die aan de financier verstrekt wordt. Om die reden dient bij toepassing van de BMKB ten behoeve van de borgstelling de zogenaamde de-minimisverklaring van de MKB-ondernemer deel uit te maken van het bancaire dossier. Indien de MKB-ondernemer aangeeft boven de gestelde normen uit te gaan, kan de financier niet de BMKB inpassen.
Voor de BMKB geldt dat 13% van het bedrag waarvoor de overheid borg staat op basis van de BMKB als de-minimissteun geldt. Het subsidie-element van de BMKB bestaat uit het verschil tussen de provisie die op grond van deze subsidiemodule gehanteerd wordt en de marktconforme provisie. Bij de bepaling of de verlening van de borgstelling niet leidt tot overschrijding van het voormelde percentage, en daarmee het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening, wordt rekening gehouden met de-minimissteun die is verleend aan een onderneming, en indien de onderneming deel uitmaakt van een groep, de steun die deze groep heeft ontvangen. Het gaat hierbij om de ontvangen steun in het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren.
De onderhavige wijziging van de BMKB leidt niet tot een toename van het staatssteunelement en heeft geen gevolgen voor overige staatsteunaspecten. Via de wijziging van de BMKB is een onderscheid gemaakt tussen de provisiepercentages die ten behoeve van de borgstelling gehanteerd moeten worden in het geval de financier een kredietovereenkomst sluit met een MKB-ondernemer of innovatieve MKB-ondernemer. Daarnaast wordt de financier in het vervolg de mogelijkheid geboden om in plaats van een eenmalige provisie te kiezen voor een afsluitprovisie en jaarlijkse provisie, voor zover deze keuze betrekking heeft op alle onder de overeenkomst van borgtocht vallende kredietovereenkomsten waarvoor op of na 1 januari 2017 subsidie wordt aangevraagd. Tot slot zijn de provisiepercentages verhoogd en ingericht naar de nieuwe structuur van de regeling. Vanwege deze verhoging zal in bepaalde gevallen het subsidie-element afnemen.
Omdat ook na de aanpassing van de BMKB het de-minimisplafond niet overschreden wordt, is en blijft er sprake van geoorloofde staatssteun.
De in deze regeling opgenomen wijzigingen zijn juridisch-technisch van aard en hebben geen gevolgen voor de regeldruk.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017, met uitzondering van artikel II dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.
De inwerkingtreding van deze regeling met ingang van 1 januari 2017 is overeenkomstig het beleid van vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden. Wel wordt afgeweken van de regel dat er minimaal twee maanden moeten zitten tussen het moment van publicatie en de inwerkingtreding van de regeling. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding. Met deze regeling wordt door middel van een verhoging van de provisiepercentages voorkomen dat de BMKB in de toekomst niet, of slechts in beperkte mate, opengesteld zou kunnen worden. Ook is er aan de regeling de mogelijkheid toegevoegd om een gespreide provisie te betalen, waardoor de toepassingsmogelijkheden van de BMKB voor de gebruikers worden vergroot.
Ook met de inwerkingtreding van artikel II met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt afgeweken van de regel dat een regeling minimaal twee maanden voordien wordt bekendgemaakt. Het betreft hier een reparatie van fouten. Het is van belang dat de wijzigingen in artikel II spoedig in werking treden, omdat de openstellingsperiode van de subsidiemodule Eurostarsprojecten op 22 december 2016 moet beginnen te lopen, alsook voor de subsidiemodule Borgstelling MKB-landbouwkredieten voor de kenbaarheid van de doelgroep een spoedige reparatie van een foutieve verwijzing gewenst is. Doordat het in artikel II gaat om reparatieregelgeving is op grond van aanwijzing 174, vierde lid, onderdeel c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten gerechtvaardigd.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-67276.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.