Gemeenschappelijke Regeling Hameland

Logo Oost Gelre

De Colleges van de gemeenten Aalten, Berkelland, Haaksbergen, Oost Gelre en Winterswijk, ieder voor zover zij daartoe bevoegd zijn;

Gelet op de toestemming van de Raden;

overwegende, dat het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Hameland d.d. 1 juli 2016 heeft ingestemd met de wijziging van de regeling op het gebied van het aangaan van overeenkomsten naar burgerlijk recht met Wsw geïndiceerden;

gelet op artikel 37 van de Gemeenschappelijke Regeling Hameland;

mede gelet op de Wet sociale werkvoorziening, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet op de ondernemingsraden;

besluiten:

in te stemmen met de toevoeging van lid 3, 4 en 5 aan artikel 5 van deze regeling zoals besloten door het Algemeen Bestuur op 1 juli 2016, waarmee deze als volgt komt te luiden:

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1

regeling: deze gemeenschappelijke regeling.

deelnemende gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten.

Hameland: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2.

medewerkers: de door Hameland aangestelde ambtenaren en personen, die op grond van enig ander verbindend voorschrift in dienst zijn van Hameland, alsmede de personen in dienst zijnde ingevolge een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 eerste lid van de Wet sociale werkvoorziening.

College: het College van burgemeester en wethouders.

Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Gelderland en Overijssel.

Artikel 2

Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genaamd Hameland, gevestigd en kantoorhoudende te Lichtenvoorde.

Artikel 3

Het Bestuur van Hameland bestaat uit het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 2: Belang, taken en bevoegdheden

Artikel 4

  • 1.

    Hameland behartigt de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op het gebied van de sociale werkvoorziening.

  • 2.

    Hameland kan de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten behartigen op het gebied van andere vormen van arbeidsintegratie en van gesubsidieerde arbeid, anders dan op het gebied van de sociale werkvoorziening.

Artikel 5

  • 1.

    Ter verwezenlijking van de in artikel 4, eerste lid genoemde gemeenschappelijke belangen voert Hameland in ieder geval de taken en bevoegdheden uit van het College genoemd in de Wet sociale werkvoorziening, met uitzondering van de taken en bevoegdheden genoemd in de artikel 8, 9, 13 vierde en 14, eerste lid Wet sociale werkvoorziening.

  • 2.

    De Colleges van de deelnemende gemeenten kunnen aan het algemeen bestuur overdragen ter verwezenlijking van de in artikel 4, tweede lid genoemde gemeenschappelijke belangen de uitvoering van wetten betreffende andere vormen van arbeidsintegratie en van gesubsidieerde arbeid anders dan op het gebied van de sociale werkvoorziening en van de uit deze wetgeving voortvloeiende uitvoeringsregelingen voor zover deze wetgeving daartoe de mogelijkheid biedt.

  • 3.

    Onder de taken en bevoegdheden als bedoeld in lid 1 van dit artikel valt niet de bevoegdheid om overeenkomsten naar burgerlijk recht aan te gaan als bedoeld in artikel 7:615 BW jo. 2 lid 1 Wsw.

  • 4.

    Het bepaalde in lid 3 heeft geen gevolgen voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd tussen Hameland en medewerkers in dienst van Hameland die op het moment van in werking treding van deze bepaling reeds zijn aangegaan.

  • 5.

    De werkgeversbevoegdheden gaan met betrekking tot de medewerkers die in dienst treden van de gemeenten en/of derden over op die partijen. De werkgeversbevoegdheden blijven ten aanzien van de medewerkers als genoemd in lid 4 die in dienst blijven van Hameland, bij het bestuur van Hameland.

Artikel 6

  • 1.

    Voor zover hiervan in deze regeling niet is afgeweken, dragen de Colleges van de deelnemende gemeenten ter uitvoering van de in artikel 5, eerste lid genoemde taken al hun bevoegdheden uit de Wet sociale werkvoorziening over aan het algemeen bestuur van Hameland.

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Wet sociale werkvoorziening of enige andere wet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in de artikelen voor het College, de burgemeester en de gemeentesecretaris onderscheidenlijk gelezen, het Algemeen Bestuur, de voorzitter en de algemeen directeur.

Hoofdstuk 3: Het Algemeen B e stuur

Artikel 7

  • 1.

    De Colleges van de deelnemende gemeenten wijzen uit hun midden leden voor het Algemeen Bestuur aan.

  • 2.

    De Colleges van de deelnemende gemeenten wijzen met in achtneming van het bepaalde in het eerste lid voor ieder lid een plaatsvervangend lid aan.

  • 3.

    De zetelverdeling van het Algemeen Bestuur is als volgt:

Berkelland: 3 zetels

Aalten: 2 zetels

Oost Gelre: 2 zetels

Winterswijk: 2 zetels

Haaksbergen: 1 zetel

  • 1.

    Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met de betrekking van medewerker bij Hameland of bij een onder toepassing van het desbetreffende artikel van de Gemeentewet door het daartoe bevoegde bestuursorgaan ingesteld rechtspersoon dan wel een rechtspersoon, waarin door Hameland wordt deelgenomen.

  • 2.

    Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt - onverminderd het bepaalde in artikel 8 derde lid - op de dag waarop de zittingsperiode van de Colleges van de deelnemende gemeenten afloopt.

Artikel 8

  • 1.De Colleges van de deelnemende gemeenten beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode van de Colleges over de aanwijzing van de nieuwe leden en plaatsvervangend leden van het Algemeen Bestuur.

    • 2.

      Aftredende leden en plaatsvervangend leden van het Algemeen Bestuur kunnen opnieuw worden aangewezen.

    • 3.

      Totdat de Colleges van de deelnemende gemeenten in hun opvolging hebben voorzien blijven de aangewezen leden en plaatsvervangend leden van het Algemeen Bestuur, die hadden moeten aftreden - voor zover zij voldoen aan de vereisten voor het lidmaatschap als bedoeld in artikel 7 eerste lid - als zodanig functioneren.

    • 4.

      Het College van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente kan een lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur dat door hem is aangewezen, indien deze het vertrouwen van dit College niet meer bezit, te allen tijde ontslaan. Hiervan wordt onmiddellijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    • 5.

      Indien tussentijds de plaats van een lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur beschikbaar komt, wijst het betreffende College in zijn eerstvolgende vergadering of, zo dit niet mogelijk mocht zijn, ten spoedigste een nieuw lid aan.

    • 6.

      In het geval, dat het gaat om een tussentijdse ontslagname, stelt het lid of het plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur de voorzitter en het desbetreffende College op de hoogte. De tussentijdse ontslagname is onherroepelijk. De leden of plaatsvervangend leden van het Algemeen Bestuur, die tussentijds ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van het Algemeen Bestuur - voor zover zij aan de vereisten daarvoor als bedoeld in artikel 7 eerste lid blijven voldoen - totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

    • 7.

      Elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur delen de deelnemende gemeenten binnen 8 dagen schriftelijk mede aan de voorzitter.

Artikel 9

  • 1.Het Algemeen Bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en verder zo vaak als het Algemeen Bestuur daartoe heeft besloten, dan wel de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste 2 leden dit, onder opgaaf van redenen aan de voorzitter, schriftelijk verlangen.

    • 2.

      De vergaderingen van het Algemeen Bestuur worden in het openbaar gehouden.

    • 3.

      De vergadering vindt doorgang, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is opgekomen.

    • 4.

      De deuren worden gesloten, wanneer tenminste 2 leden, die de presentielijst hebben getekend daarom verzoeken, of de voorzitter het nodig oordeelt.

    • 5.

      Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens, of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

    • 6.

      Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij het Algemeen Bestuur anders beslist.

Artikel 10

Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een Reglement van orde vast met in achtneming van de artikelen 22 en 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en waarin onder meer regels worden gegeven voor:

  • a.

    het horen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden ten aanzien van door het Algemeen Bestuur te nemen besluiten;

  • a.

    omtrent de wijze van verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording als bedoeld in de artikelen 20, 21 en 22.

Artikel 11

  • 1.Elk lid van het Algemeen Bestuur heeft 1 stem.

    • 2.

      Een besluit van het Algemeen Bestuur wordt geacht te zijn genomen als dit meer dan de helft van het aantal uitgebrachte stemmen heeft verkregen.

Artikel 12

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur kan haar bevoegdheden met inachtneming van artikel 33, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen geheel of gedeeltelijk overdragen aan het Dagelijks Bestuur, tenzij de aard van de bevoegdheden zich daartegen verzet.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur oefent die bevoegdheid uit overeenkomstig de eventueel door het Algemeen Bestuur te stellen beleidsregels.

Artikel 13

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuwe leden;

  • b.

    de vaststelling van het beleidsplan als bedoeld in artikel 27 eerste lid en het uitvoeringsprogramma als bedoeld in artikel 27 derde lid;

  • c.

    de vaststelling en wijziging van de begroting als bedoeld in artikel 32 zevende lid en de vaststelling van de jaarrekening als bedoeld in artikel 33 vijfde lid;

  • d.

    de benoeming en ontslag van de leden van het Dagelijks Bestuur en van de voorzitter.

Hoofdstuk 4: Het Dagelijks B e stuur

Artikel 14

  • 1.Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de voorzitter en vier door en uit het Algemeen Bestuur aan te wijzen leden.

    • 2.

      Artikel 168 van de Gemeentewet is van toepassing op de leden van het Dagelijks Bestuur als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 15

  • 1.

    Indien tussentijds een plaats in het Dagelijks Bestuur openvalt, wijst het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan met in achtneming van het bepaalde in artikel 14 eerste lid.

  • 2.

    De leden van het Dagelijks Bestuur treden af op de datum, waarop de zittingsperiode van het Algemeen Bestuur eindigt. Zij zijn direct weer als lid benoembaar voor zover zij aan het lidmaatschapsvereiste van het Algemeen Bestuur als bedoeld in artikel 7 eerste lid blijven voldoen.

  • 3.

    De aftredende leden van het Dagelijks Bestuur blijven hun lidmaatschap - voor zover zij aan het lidmaatschapsvereiste van het Algemeen Bestuur als bedoeld in artikel 7 eerste lid voldoen - vervullen, totdat hun opvolgers hun lidmaatschap hebben aanvaard.

  • 4.

    De benoeming van de leden van het Dagelijks Bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van het Algemeen Bestuur in zijn nieuwe samenstelling te houden binnen 1 maand na aanvang van de nieuwe zittingsperiode van de Colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 5.

    Op de leden van het Dagelijks Bestuur is artikel 49 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16

Het Dagelijks Bestuur stelt een Reglement van orde voor zijn vergaderingen en voor zijn andere werkzaamheden vast, dat aan het Algemeen Bestuur wordt toegezonden.

Artikel 17

De voorzitter stelt, met inachtneming van hetgeen het Dagelijks Bestuur heeft bepaald, dag en plaats van de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur en het tijdstip van de opening vast.

Hoofdstuk 5: De voorzitter

Artikel 18

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur benoemt één van de leden van het Dagelijks Bestuur tot voorzitter.

  • 1.

    De voorzitter is zowel voorzitter van het Algemeen Bestuur als van het Dagelijks Bestuur.

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur benoemt een ander lid van het Dagelijks Bestuur tot plaatsvervangend voorzitter. Dit lid kan geen lid zijn van het College van de gemeente waaruit de voorzitter wordt gekozen.

Artikel 19

  • 1.De voorzitter bevordert dat de belangen van Hameland op een goede wijze worden behartigd.

    • 2.

      Op de voorzitter zijn artikel 32a, 59a en 273 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

    • 3.

      De voorzitter vertegenwoordigt Hameland in en buiten rechte.

    • 4.

      In rechtsgedingen, waarin Hameland en de gemeente waaruit de voorzitter afkomstig is, partij zijn, treedt de plaatsvervangend voorzitter voor de in het vorige lid bedoelde vertegenwoordiging in de plaats van de voorzitter.

    • 5.

      Op de voorzitter is artikel 49 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6: De commissies

Artikel 20

Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter kunnen, met inachtneming van artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, commissies van advies instellen ieder voor zover zij daartoe bevoegd zijn.

Hoofdstuk 7: Inlichtingen en verantwoording

Artikel 21

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur en de leden van het Dagelijks Bestuur afzonderlijk, zijn aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde beleid.

  • 1.

    Zij geven ongevraagd aan het Algemeen Bestuur alle informatie, die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur te voeren en het gevoerde beleid nodig is.

  • 2.

    Zij geven als Dagelijks Bestuur dan wel afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur, wanneer dit bestuur het Dagelijks Bestuur of één of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 3.

    De voorgaande leden van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door de voorzitter gevoerde beleid.

Artikel 22

  • 1.Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur geven aan de Colleges van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie, die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur te voeren en gevoerde beleid nodig is.

    • 2.

      Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur verstrekken aan de Colleges van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen, die door deze Colleges dan wel één of meerdere leden van deze Colleges worden verlangd.

    • 3.

      Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur verstrekken aan de Raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen, die door deze Raden dan wel één of meerdere leden van deze Raden worden verlangd.

Artikel 23

  • 1.

    Een lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur verstrekt het College, dat dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 18 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, alle inlichtingen die door het College of één of meerdere leden daarvan worden verlangd en wel op een door het College van die gemeente te bepalen wijze.

  • 1.

    Een lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur is het College, dat dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 18 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde en te voeren beleid en wel op in het Reglement van orde van het College aangewezen wijze.

  • 1.

    Een lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur verstrekt de Raad, met inachtneming van artikel 19 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, alle inlichtingen die door de Raad of één of meerdere leden daarvan worden verlangd en wel op een door de Raad van die gemeente te bepalen wijze.

  • 1.

    Een lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur is de Raad, met inachtneming van artikel 19 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde en te voeren beleid en wel op een door de Raad van die gemeente te bepalen wijze.

Hoofdstuk 8: De medewerkers

Artikel 24

Hameland kan personen als ambtenaar aanstellen dan wel personen op grond van enig ander verbindend voorschrift in dienst nemen en neemt personen in dienst in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 eerste lid van de Wet sociale werkvoorziening.

Artikel 25

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur benoemt de algemeen directeur op voordracht van het Dagelijks Bestuur en kan deze schorsen en ontslaan.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan in spoedeisende gevallen overgaan tot schorsing van de algemeen directeur en doet hiervan terstond mededeling aan het Algemeen Bestuur. De schorsing vervalt, wanneer het Algemeen Bestuur die niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt.

  • 3.

    Dealgemeen directeur wordt bij langdurende afwezigheid vervangen op de wijze, waarop daarin is voorzien door het Dagelijks Bestuur.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur stelt in een instructie regels vast betreffende de taken en de bevoegdheden van de algemeen directeur.

  • 5.

    De stukken die uitgaan van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur worden door de algemeen directeurmede ondertekend.

  • 6.

    Het Dagelijks Bestuur beslist omtrent de indienstneming, schorsing en ontslag van de overige medewerkers.

Artikel 26

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt de arbeidsvoorwaarden vast, die gelden voor de personen ambtenaar zijnde, of in dienst zijnde op grond van enig voorschrift.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur stelt de uitvoeringsregelingen gebaseerd op de in het eerste lid genoemde arbeidsvoorwaarden vast, alsmede de algemene voorschriften en bepalingen geldende voor deze medewerkers en voor de algemeen directeur in het bijzonder.

  • 3.

    Op de personen in dienst in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 eerste lid van de Wet sociale werkvoorziening zijn met inachtneming van artikel 2, tweede lid van de Wet sociale werkvoorziening, de arbeidsvoorwaarden van de Collectieve arbeidsovereenkomst sociale werkvoorziening van toepassing alsmede de door het Dagelijks Bestuur vast te stellen algemene voorschriften en bepalingen geldende voor deze medewerkers.

Hoofdstuk 9: Het beleid

Artikel 27

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt jaarlijks, op voordracht van de algemeen directeur, het ontwerp beleidsplan op, dat een samenhangend geheel is van op elkaar afgestemde keuzen omtrent de te nemen besluiten of te verrichten handelingen teneinde de doelstelling van Hameland te bereiken.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt het beleidsplan jaarlijks vast voor een periode van vier jaar.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur stelt jaarlijks op basis van het beleidsplan, voor ieder jaar op voordracht van de algemeen directeur, een uitvoeringsprogramma vast waarin de activiteiten voor elk jaar worden aangegeven met vermelding van de daarvoor benodigde financiële en personele middelen.

  • 4.

    Het beleidsplan en het uitvoeringsprogramma komen tot stand overeenkomstig de voor de begroting geldende procedure als vermeld in artikel 32.

Hoofdstuk 10: Financiële bepalingen

Artikel 28

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van Hameland vast. Deze verordening dient te waarborgen, dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De verordening bevat naast de in het eerste lid genoemde regels:

    • a.

      regels voor waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede inzake de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

  • 3.

    Het financiële beheer bedoeld in het eerste lid wordt verricht door de bij de in dat lid bedoelde regels aan te wijzen medewerkers. De algemeen directeur kan daartoe niet worden aangewezen.

  • 4.

    De verordening, bedoeld in het eerste lid, wordt binnen 2 weken na vaststelling door het Algemeen Bestuur toegezonden aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 29

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van Hameland. Deze verordening dient onder meer te waarborgen, dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 2.

    De regels bedoeld in het eerste lid, voorzien in de aanwijzing van één of meer accountants als bedoeld in artikel 393 eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 32 bedoelde jaarrekening alsmede met het ter zake uitbrengen van een verslag, dat behalve de verklaring bij de jaarrekening bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.

  • 3.

    De verordening, bedoeld in het eerste lid, wordt binnen twee weken na vaststelling door het Algemeen Bestuur toegezonden aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 30

Het Algemeen Bestuur stelt bij regeling de wijze vast waarop de deelnemende gemeenten in de exploitatie van Hameland bijdragen en de wijze van berekening van deze bijdragen.

Artikel 31

De deelnemende gemeenten staan garant voor de betaling van de rente en de aflossingen van de door Hameland te sluiten of afgesloten geldleningen, voor zover ter zake door andere overheden geen garanties worden of zijn verstrekt.

Artikel 32

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt jaarlijks, op voordracht van de algemeen directeur, een ontwerpbegroting met toelichting en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren op.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting en de meerjarenraming voor 15 april van het jaar en in ieder geval zes weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur ter vaststelling worden aangeboden aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen vier weken na toezending van de ontwerpbegroting en meerjarenraming het Dagelijks Bestuur van hun zienswijze ter zake doen blijken.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting en de meerjarenraming twee weken voor de voorgenomen datum van vaststelling toe aan het Algemeen Bestuur.

  • 5.

    De zienswijze van de raden van de deelnemende gemeenten alsmede eventueel de nota van wijzigingen worden uiterlijk twee weken voor de vaststelling toegezonden aan het Algemeen Bestuur.

  • 6.

    De ontwerpbegroting en de meerjarenraming alsmede de eventuele nota van wijzigingen worden ter inzage gelegd op de wijze als bedoeld in artikel 35 tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, alsook bij de vestigingen van Hameland en tegen betaling algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 7.

    Het Algemeen Bestuur stelt de begroting en de meerjarenraming vast voor 1 juli van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor zij moeten dienen.

  • 8.

    Terstond na de vaststelling zendt het Algemeen Bestuur de begroting en de meerjarenraming aan de Raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake Gedeputeerde Staten van hun zienswijze kunnen doen blijken.

  • 9.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting en de meerjarenraming binnen 2 weken na vaststelling, doch uiterlijk 15 juli vóór het jaar waarvoor zij dienen, aan Gedeputeerde Staten.

  • 10.

    Met betrekking tot begrotingswijzigingen is het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur legt, op voordracht van de algemeen directeur, aan het Algemeen Bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af van het gevoerde financieel beheer onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur voegt daarbij het verslag als bedoeld in artikel 28 tweede lid.

  • 3.

    De in de in het eerste en tweede lid bedoelde stukken worden aan het Algemeen Bestuur toegezonden uiterlijk op 1 mei volgende op het jaar waarop zij betrekking hebben.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening vast voor 1 juli in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 5.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de jaarrekening binnen 2 weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar, waarop de jaarrekening betrekking heeft aan Gedeputeerde Staten.

  • 6.

    Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast het besluit tot vaststelling van de jaarrekening de leden van het Dagelijks Bestuur ten aanzien van het in de jaarrekening verantwoorde financieel beheer.

Hoofdstuk 11: Vergoedingen

Artikel 34

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur kan met in achtneming van artikel 21 eerste en tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor de leden van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter een regeling voor een tegemoetkoming in de kosten en een vergoeding voor hun werkzaamheden, alsmede een tegemoetkoming in of vergoeding van bijzondere kosten en andere financiële voorzieningen, die verband houden met de vervulling van hun lidmaatschap van het bestuur vaststellen.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur kan met in achtneming van artikel 24 vierde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen aan de leden van de in artikel 19 bedoelde commissies, die geen burgemeester, wethouder of lid van de gemeenteraad zijn, een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissies toekennen.

Hoofdstuk 12: Het archief

Artikel 35

  • 1.

    De bepalingen van de Archiefwet en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsregelingen voor zover betrekking hebbend op de archiefbescheiden van organen, ingesteld bij een regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, zijn van overeenkomstige toepassing op Hameland.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de bewaring van de archiefbescheiden.

  • 3.

    Het Streekarchivariaat Regio Achterhoek wordt aangewezen als archiefbewaarplaats voor de permanent te bewaren archieven.

  • 4.

    De archivaris van Hameland, dan wel de gemeentearchivaris van de gemeente van vestiging van Hameland, dan wel van het archief dat als zodanig is aangewezen, oefent overeenkomstig de voor hem gestelde regels toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden.

  • 5.

    Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden overgebracht naar de bewaarplaats van het archief dat daarvoor is aangewezen.

Hoofdstuk 13: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 36

  • 1.

    Het College van een gemeente, die wenst toe te treden, richt het verzoek ter zake aan het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Aan de toetreding worden door het Algemeen Bestuur voorwaarden en gevolgen verbonden, die er niet toe mogen leiden, dat toetreding daarmede onmogelijk wordt gemaakt.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur zendt het verzoek als bedoeld in het eerste lid binnen 3 maanden na ontvangst voor het nemen van een besluit over de aan de toetreding van een gemeente te verbinden voorwaarden en gevolgen als bedoeld in het tweede lid aan de Colleges van de deelnemende gemeenten, onder overlegging van haar advies.

  • 4.

    De Colleges besluiten over de voorwaarden en gevolgen van toetreding binnen een termijn van 3 maanden na toezending door het Algemeen Bestuur, zoals bedoeld in het derde lid. De Colleges nemen het besluit niet dan na verkregen toestemming van hun Gemeenteraad. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 5.

    De toetreding van een gemeente, na aanvaarding van de door de meerderheid van de Colleges van de deelnemende gemeenten vastgestelde voorwaarden en gevolgen, gaat in op 1 januari van het jaar volgende op het jaar waarin is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 6.

    Het gemeentebestuur van Oost Gelre zendt de gewijzigde regeling toe aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 37

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt regels vast, die gelden ten aanzien van de voorwaarden en gevolgen verbonden aan uittreding van deelnemende gemeenten uit de regeling. Deze regels dienen zodanig te zijn, dat die er niet toe mogen leiden dat uittreding daarmede in feite onmogelijk wordt gemaakt. De regels worden ter kennis van Gedeputeerde Staten gebracht.

  • 2.

    Deze regels bevatten in ieder geval regels ten aanzien van:

    • a.

      het te voeren restrictief beleid ten aanzien van de personele en materiële capaciteit van de regeling, zodra het College van een deelnemende gemeente heeft besloten tot uittreding.

    • b.

      de bepaling en vaststelling van de eenmalige frictiekosten, die uitsluitend het gevolg zijn van de uittreding van een deelnemende gemeente en die ten laste komen van de uittredende gemeente.

    • c.

      de bepaling en vaststelling van de ten laste van de uittredende gemeente komende desintegratieschade, zijnde de ongedekte blijvende onontkoombare en onvermijdbare structurele kosten, die het gevolg zijn van uittreding van een deelnemende gemeente, en die de regeling zou lijden bij een gelijkblijvende jaarlijkse bijdrage van de overige deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het College van een gemeente, die wenst uit te treden, richt het verzoek ter zake aan het Algemeen Bestuur.

  • 4.

    Aan de uittreding worden door het Algemeen Bestuur voorwaarden en gevolgen verbonden met in achtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur zendt het verzoek als bedoeld in het derde lid binnen 3 maanden na ontvangst voor het nemen van een besluit over de aan de uittreding van een gemeente te verbinden voorwaarden en gevolgen als bedoeld in het vierde lid aan de Colleges van de deelnemende gemeenten, onder overlegging van haar advies.

  • 6.

    De Colleges besluiten over de voorwaarden en gevolgen van uittreding binnen een termijn van 3 maanden na toezending door het Algemeen Bestuur, zoals bedoeld in het vijfde lid. De Colleges nemen het besluit niet dan na verkregen toestemming van hun Gemeenteraad. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 7.

    De uittreding van een gemeente, na aanvaarding van de door de meerderheid van de Colleges van de deelnemende gemeenten vastgestelde voorwaarden en gevolgen, gaat in op 1 januari van het jaar volgende op het jaar waarin is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 8.

    Het gemeentebestuur van Oost Gelre zendt de gewijzigde regeling toe aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 38

  • 1.

    Zowel het Dagelijks Bestuur als het College van een deelnemende gemeente kunnen aan het Algemeen Bestuur voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    Indien het Algemeen Bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het Dagelijks Bestuur het door het Algemeen Bestuur vastgestelde voorstel toekomen ter besluitvorming aan de Colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Een wijziging van de regeling komt tot stand, wanneer de meerderheid van de Colleges van de deelnemende gemeenten zich daarvoor hebben verklaard. De Colleges nemen het besluit niet dan na verkregen toestemming van hun Gemeenteraad. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 4.

    De wijziging van de regeling gaat in op de dag volgende op de dag waarop is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 5.

    Het gemeentebestuur van Oost Gelre zendt de gewijzigde regeling toe aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 39

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven, wanneer de meerderheid van de Colleges van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten. De Colleges nemen het besluit niet dan na verkregen toestemming van hun Gemeenteraad. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 2.

    De opheffing gaat niet eerder in dan op de dag volgende op die waarop is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    In geval van opheffing van de regeling besluit het Algemeen Bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur stelt, gehoord de Colleges van de deelnemende gemeenten het liquidatieplan vast, dat voorziet in de verplichtingen van de deelnemende gemeenten in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 5.

    Indien in het liquidatieplan daartoe geen andere regeling is opgenomen, wordt het Dagelijks Bestuur belast met de liquidatie.

  • 6.

    Zo nodig blijven de overige organen van Hameland ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat de liquidatie is voltooid.

  • 7.

    Het gemeentebestuur van Oost Gelre zendt het besluit tot opheffing van de regeling toe aan Gedeputeerde Staten.

Hoofdstuk 14: Slotbepalingen

Artikel 40

De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de maand, waarin is voldaan aan het vereiste genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 41

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 42

Deze regeling kan worden aangehaald als "Gemeenschappelijke Regeling Hameland".

Deze regeling is op 1 oktober 2016 in werking getreden.

Getekend te Lichtenvoorde d.d. 7 november 2016

De heer J.B. Boer De heer H. Scheinck

voorzitter secretaris

Naar boven