Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 6 december 2016, nr. IENM/BSK-2016/229938, tot wijziging van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1480 van de Commissie tot wijziging van diverse bijlagen bij de Richtlijnen 2004/107/EG en 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels betreffende de referentiemethoden, de validatie van gegevens en de locatie van de bemonsteringspunten voor de beoordeling van de luchtkwaliteit (PbEU 2015 L 226), de afschaffing van de meetverplichting voor benzeen en enkele technische aanpassingen

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op Richtlijn (EU) 2015/1480 van de Commissie van 28 augustus 2015 tot wijziging van diverse bijlagen bij de Richtlijnen 2004/107/EG en 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels betreffende de referentiemethoden, de validatie van gegevens en de locatie van de bemonsteringspunten voor de beoordeling van de luchtkwaliteit (PbEU 2015 L 226) en de artikelen 5.19, vijfde lid, en 5.20, eerste lid en tweede lid, van de Wet milieubeheer;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: , benzeen.

2. Onder vernummering van het vijfde lid tot het zesde lid wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

  • 5. De Minister stelt door middel van berekeningen de jaargemiddelde concentraties in de buitenlucht vast van benzeen.

B

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel f vervalt.

2. De onderdelen g en h worden verletterd tot onderdelen f en g.

C

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door ‘, en’ vervalt onderdeel d.

2. Onderdeel e wordt verletterd tot onderdeel d.

D

In de artikelen 16, onderdeel f, 17, onderdeel g, en 18, onderdeel g, wordt ‘waarin van er één in voorstedelijk gebied wordt geplaatst’ vervangen door: waarvan er één in het gebied wordt geplaatst waar de bevolking vermoedelijk aan de hoogste concentraties wordt blootgesteld.

E

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel e door ‘, en’ vervalt onderdeel f.

2. Onderdeel g wordt verletterd tot onderdeel f.

F

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na ‘270˚’ een zinsdeel ingevoegd, luidende: of 180˚ voor metingen aan de rooilijn.

2. In onderdeel b vervalt: de maximale hoogte bedraagt acht meter;.

G

In artikel 25, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, wordt na ‘grote kruispunten’ een zinsnede ingevoegd, luidende: ,waarbij de verkeersstroom onderbroken wordt en de uitstoot verschilt ten opzichte van het overige gedeelte van de weg.

H

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘EN 14212:2005 ‘Ambient air quality - Standard method for the measurement of the concentration of sulphur dioxide by ultraviolet fluorescence’’ vervangen door: EN 14212:2012 ‘Ambient air – Standard method for the measurement of the concentration of sulphur dioxide by ultraviolet fluorescence’.

2. Het vijfde lid vervalt.

I

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘EN 14211:2005 ‘Ambient air quality – Standard method for the measurement of the concentration of nitrogen dioxide and nitrogen monoxide by chemiluminescence’’ vervangen door: EN 14211:2012 ‘Ambient air – Standard method for the measurement of the concentration of nitrogen dioxide and nitrogen monoxide by chemiluminescence’.

2. Het vijfde lid vervalt.

J

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘EN-12341:1998 ‘Air quality – Determination of the PM10 fraction of suspended particulate matter – Reference method and field test procedure to demonstrate reference equivalence of measurement methods’’ vervangen door: EN 12341:2014 ‘Ambient Air – standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5mass concentration of suspended particulate matter’.

2. Het vierde lid vervalt.

K

Artikel 36c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “EN 14907:2005 ‘Ambient air quality – Standard gravimetric measurement method for the determination of the PM2,5mass fraction of suspended particulate matter’” vervangen door: EN 12341:2014 ‘Ambient Air – standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5mass concentration of suspended particulate matter’.

2. Het vierde lid vervalt.

L

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘EN 14626:2005 ‘Ambient air quality – Standardmethod for the measurement of the concentration of carbon monoxide by nondispersive infrared spectroscopy’’ vervangen door: EN 14626:2012 ‘Ambient air – Standard method for the measurement of the concentration of carbon monoxide by non- dispersive infrared spectroscopy’.

2. Het vierde lid vervalt.

M

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘EN 14625:2005 ‘Ambient air quality – Standard method for the measurement of the concentration of ozone by ultraviolet photometry’’ vervangen door: EN 14625:2012 ‘Ambient air – Standard method for the measurement of the concentration of ozone by ultraviolet photometry’.

2. Het vierde lid vervalt.

N

Artikel 52, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de methode beschreven in EN 12341:2014 ‘Ambient air – Standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter’, of

O

Artikel 61, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de methode beschreven in EN 12341:2014 ‘Ambient air – Standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter’, of.

P

In artikel 64a, eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘mercury’ ingevoegd: deposition.

Q

Artikel 71, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het door middel van berekening vaststellen van concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht bij wegen vindt plaats overeenkomstig standaardrekenmethode 1, opgenomen in de ‘Technische beschrijving van standaardrekenmethode 1 (SRM-1) voor luchtkwaliteitsberekeningen’, RIVM Briefrapport 2014-0127, dan wel standaardrekenmethode 2, opgenomen in de ‘Technische beschrijving van standaardrekenmethode 2 (SRM-2) voor luchtkwaliteitsberekeningen’, RIVM Briefrapport 2014-0109, al naar gelang en voor zover de desbetreffende situatie valt binnen het toepassingsgebied van de ene dan wel de andere methode.

R

Artikel 75, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het door middel van berekening vaststellen van concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht bij inrichtingen vindt plaats overeenkomstig de standaardmethode 3, opgenomen in ‘Het nieuwe nationaal model. Model voor de verspreiding van luchtverontreiniging uit bronnen over korte afstanden’, herziene versie maart 2002, en in het rapport ‘Aanvullende afspraken NNM’, maart 2016, al naar gelang en voor zover de desbetreffende situatie valt binnen het toepassingsgebied van die rekenmethode.

S

Bijlagen 1 en 2 vervallen.

T

Bijlage 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel vervallen de rijen:

Baarle Hertog

2

Bergambacht

2

Bernisse

3

Boanrsterhim

3

Bussum

2

Dirksland

3

Gaasterlan-Sleat

3

Goedereede

4

Graafstroom

2

Graft de Rijp

3

Groesbeek

1

Harenkarspel

2

Lemsterland

2

Liesveld

2

Maasdonk

2

Millingen aan de Rijn

2

Muiden

2

Naarden

2

Nederlek

2

Nieuw-Lekkerland

2

Oostflakkee

3

Ouderkerk

2

Rijnwoude

3

Schermer

3

Schoonhoven

2

Skarsterlan

3

Spijkenisse

3

Ubbergen

2

Vlist

2

Zeevang

3

Zijpe

2

2. In de alfabetische tabel wordt een aantal rijen ingevoegd, luidende:

Berg en Dal

1

De Fryske Marren

3

Goeree Overflakkee

3

Gooise Meren

2

Krimpenerwaard

2

Molenwaard

2

Nissewaard

3

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 31 december 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

Algemeen

In deze wijzigingsregeling wordt de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 op een aantal punten gewijzigd.

De meeste wijzigingen dienen ter implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1480 van de Commissie van 28 augustus 2015 tot wijziging van diverse bijlagen bij de Richtlijnen 2004/107/EG en 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels betreffende de referentiemethoden, de validatie van gegevens en de locatie van de bemonsteringspunten voor de beoordeling van de luchtkwaliteit (PbEU 2015 L 226). Richtlijn (EU) 2015/1480 wijzigt ten eerste in bijlage I een aantal bijlagen van Richtlijn nr. 2004/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht (PbEU 2005 L 23). Het betreft wijzigingen in bijlage IV ‘Kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens ten aanzien van luchtkwaliteitsmodellen’ en bijlage V ‘Referentiemethoden voor de beoordeling van concentraties in de lucht en deposities’. Bijlage II van Richtlijn (EU) 2015/1480 bevat wijzigingen in de bijlagen van Richtlijn nr. 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEU 2008 L 152). Het gaat om wijzigingen in bijlage I ‘Gegevenskwaliteitsdoelstellingen’, bijlage III ‘Beoordeling van de luchtkwaliteit en plaats van de bemonsteringspunten voor het meten van zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofdioxiden, zwevende deeltjes (PM10 or PM2,5), lood, benzeen en koolmonoxide in de lucht’, bijlage VI Referentiemethoden voor het boordelen van de concentratie van zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofdioxiden, zwevende deeltjes (PM10 or PM2,5), lood, benzeen en koolmonoxide en ozon’, en bijlage IX ‘Criteria voor het vaststellen van het minimumaantal bemonsteringspunten voor vaste metingen van de ozonconcentratie’. De Minister van Infrastructuur en Milieu is op basis van artikel 5 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 belast met de beoordeling van de kwaliteit van de lucht in Nederland. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is belast met uitvoering van deze beoordeling. Door de reeds bestaande wettelijke systematiek hoeft een deel van de bepalingen van Richtlijn (EU) 2015/1480 niet in de Nederlandse regelgeving te worden geïmplementeerd. Daar waar wel implementatie noodzakelijk is, wordt dit bij de artikelsgewijze toelichting toegelicht.

Ook vervalt in deze regeling de meetverplichting voor benzeen. Daarnaast wordt in deze regeling de zogenaamde zeezoutaftrek geactualiseerd. Deze aftrek wordt op basis van Richtlijn 2008/50/EG en artikel 5.19, vijfde lid, van de Wet milieubeheer bij de beoordeling van de luchtkwaliteit toegepast. Ten slotte wordt een aantal rekenvoorschriften uit de regeling gehaald en vervangen door een statische verwijzing.

De regeling heeft geen bedrijfseffecten en brengt ook geen administratieve lasten met zich mee. Het RIVM zal een aantal procedures en methoden moeten aanpassen, dit valt binnen het normale takenpakket van het RIVM.

Vanwege het feit dat de wijzigingsregeling vrijwel geheel bestaat uit wijzigingen ter implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1480, de lidstaten hierbij geen beleidsruimte hebben en de overige aanpassingen ook geen ruimte voor inhoudelijke aanpassingen laten, is de regeling niet op internet ter consultatie aangeboden.

Richtlijn (EU) 2015/1480 dient op 31 december 2016 geïmplementeerd te zijn. Om deze reden wordt, in lijn met aanwijzing 174, vierde lid, onderdeel d, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten voor regelgeving. De regeling treedt met ingang van 31 december 2016 in werking.

Transponeringstabel Richtlijn (EU) 2015/1480

Bepaling EU-regelgeving (Richtlijn (EU) 2015/1480)

Bepaling in Regeling beoordeling luchtkwaliteit; toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Artikelen 1, 2, 3, 4, 5

Behoeven naar hun aard geen implementatie

 

Bijlage I, onderdeel 1, onder a

Behoeft geen implementatie door bestaande wettelijke systematiek

uitvoering beoordeling door RIVM

Bijlage I, onderdeel 1, onder b

Behoeft geen implementatie door bestaande wettelijke systematiek

uitvoering beoordeling door RIVM

Bijlage I, onderdeel 1, onder c

Behoeft geen implementatie door bestaande wettelijke systematiek

Uitvoering beoordeling door RIVM

Bijlage I, onderdeel 2, onder I

Artikel 52, eerste lid, onderdeel a

 

Bijlage I, onderdeel 2, onder II

Artikel 61, tweede lid, onderdeel a

 

Bijlage I, onderdeel 2, onder III

Behoeft geen implementatie

Nederland maakt ogv artikel 4, negende lid, van de richtlijn 2004/107/EG al gebruik van Belgische gegevens

Bijlage I, onderdeel 2,onder IV

Al geïmplementeerd in de artikelen 64, 64a en 64b

 

Bijlage II, onderdeel 1

Behoeft geen implementatie door bestaande wettelijke systematiek

uitvoering beoordeling door RIVM

Bijlage II, onderdeel 2, onder a

Wijziging artikel 24, onderdelen a en b, en artikel 25, eerste lid, onderdeel a

 

Bijlage II, onderdeel 2, onder b

Behoeft geen implementatie gericht

Uitvoering beoordeling door RIVM

Bijlage II, onderdeel 3, onder a

Wijziging artikel 29, eerste lid, artikel 33, eerste lid, artikel 36, eerste lid, artikel 36c, eerste lid, artikel 43, eerste lid, artikel 49, eerste lid

 

Bijlage II, onderdeel 3, onder b

Behoeft geen implementatie door bestaande wettelijke systematiek instantie

Uitvoering beoordeling door RIVM

Bijlage II, onderdeel 3, onder c

Behoeft geen implementatie door bestaande wettelijke systematiek

Uitvoering beoordeling door RIVM

Bijlage II, onderdeel 4

Wijziging artikel 16, 17 en 18

 

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A, B, C en E

Artikel 6, vierde lid, van Richtlijn nr. 2008/50/EG bepaalt dat voor stoffen waarvan de concentraties lager zijn dan de onderste beoordelingsdrempel ter beoordeling van de luchtkwaliteit kan worden volstaan met modelleringstechnieken of objectieve ramingen in plaats van metingen. Het RIVM heeft geconstateerd dat de jaargemiddelde concentratie benzeen al jaren onder de vastgestelde onderste beoordelingsdrempel van 2 µg/m³ ligt. Onderdeel A laat meetverplichting dan ook vervallen. In plaats daarvan zal de jaargemiddelde concentratie van benzeen vanaf 2017 door middel van berekeningen worden bepaald. Vanuit de handhaving worden door regionale meetnetten nog wel benzeenmetingen verricht in het Rijnmondgebied, het Amsterdams havengebied en rond industriegebied Moerdijk en grensgebied Antwerpen. Deze metingen kunnen met de al beschikbare gegevens van emissieregistratie eventueel ter controle gebruikt worden. De onderdelen B, C en D laten de verplichte meetpunten in de zone Zuid en de agglomeraties Rotterdam/Dordrecht en Utrecht vervallen.

Onderdeel D

Onderdeel D bevat de implementatie van bijlage II, onderdeel 4, van Richtlijn (EU) 2015/1480. Hierin wordt een tabel in bijlage IX van Richtlijn nr. 2008/50/EG gewijzigd. Deze tabel bevat de voorschriften voor het minimumaantal bemonsteringspunten voor vaste metingen van de ozonconcentraties en is geïmplementeerd in paragraaf 3.1 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. De wijziging betreft een wijziging van voetnoot 1 bij de tabel, waardoor niet langer verplicht wordt gesteld ten minste één meetstation in voorstedelijk gebied te plaatsen, maar enkel geëist wordt dat deze in het gebied staat waar de bevolking vermoedelijk wordt blootgesteld aan de hoogste concentraties. De artikelen 16, 17 en 18, waarin het aantal meetpunten in zones wordt geregeld, worden hierop aangepast. Omdat in agglomeraties echter nog steeds de eis geldt dat ten minste 50% van de meetpunten zich in voorstedelijk gebied moet bevinden, wijzigt de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 op dat punt niet.

Onderdelen F en G

Onderdeel F implementeert bijlage II, onderdeel 2, onder a, sub i, van richtlijn nr. (EU) 2015/1480, waarin de situering van bemonsteringspunten op microschaal wordt geregeld. Hiertoe wijzigt onderdeel F in artikel 24 de hoek waaronder een luchtstroom een monsternemingspunt moet naderen. Tevens wordt de maximale hoogte van een uitlaat boven de grond (dit was 8 meter) verwijderd.

Onderdeel G voegt de definitie van een ‘groot kruispunt’ toe aan artikel 25.

Onderdelen H tot en met P

De onderdelen H tot en met P wijzigen de artikelen 29, eerste lid, artikel 33, eerste lid, artikel 36, eerste lid, artikel 36c, eerste lid, artikel 43, eerste lid, en artikel 49, eerste lid. Hiermee wordt bijlage I, onderdeel 2, onder I en II, en bijlage II, onderdeel 3, onder a, van richtlijn nr. (EU) 2015/1480 geïmplementeerd, waarin de nieuwe referentiemethoden voor het bemonsteren of meten van diverse stoffen in de lucht worden benoemd. Tevens is het overgangsrecht uit deze artikelen verwijderd omdat hier niet langer gebruik van kan worden gemaakt. Op een aantal plekken was al eerder een actualisatie van de methoden in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 doorgevoerd, waardoor bijlage I, onderdeel 2, onder IV, geen nadere implementatie behoefde. De referentiemethode voor kwik, bijlage I, onderdeel 2, onder III, is in het geheel niet in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 opgenomen, omdat Nederland geen eigen meetpunt heeft, maar in lijn met artikel 4, negende lid, van richtlijn nr. 2004/107/EG gebruik maakt van Belgische gegevens.

Onderdelen Q, R en S

De onderdelen Q, R en S verwijderen een tweetal standaardrekenmethoden (SRM 1 en 2) voor het vaststellen van concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht bij wegen uit de regeling en vervangen deze door een statische verwijzing naar de methodenrapporten waarin deze zijn beschreven en passen de verwijzing naar de standaardmethode voor puntbronnen aan. Inhoudelijk zijn de methodenrapporten op een aantal punten geactualiseerd, onder meer door de formulering van emissieberekeningen te versimpelen en meer hulp te bieden bij modelkeuzes, om daarmee de kans op fouten te verkleinen en de emissies nauwkeuriger te kunnen berekenen. Dit zal naar verwachting niet leiden tot grote verschuivingen in de rekenresultaten.

Onderdeel T

Richtlijn nr. 2008/50/EG, geïmplementeerd in artikel 5.19 van de Wet milieubeheer en artikel 35 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, maakt het mogelijk om de bijdrage van natuurlijke bronnen na melding aan de Europese Commissie niet mee laten wegen in de beoordeling van de luchtkwaliteit. Op basis van dit artikel wordt in Nederland gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘zeezoutaftrek’. Bijlage 5 bij de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 bevat de zeezoutaftrek voor de verschillende Nederlandse gemeenten. Deze lijst moet geactualiseerd worden, deels vanwege meteorologische inzichten, deels vanwege praktische zaken als gemeentelijke herindelingen. Onderdeel T actualiseert de tabel in bijlage 5.

Artikel II

Vanwege de implementatiedeadline uit richtlijn nr. (EU) 2015/1480 treedt deze regeling in werking met ingang van 31 december 2016.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven