ARTIKEL I
De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: , benzeen.
2. Onder vernummering van het vijfde lid tot het zesde lid wordt een nieuw vijfde lid
ingevoegd, luidende:
B
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
2. De onderdelen g en h worden verletterd tot onderdelen f en g.
C
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door ‘, en’ vervalt
onderdeel d.
2. Onderdeel e wordt verletterd tot onderdeel d.
D
In de artikelen 16, onderdeel f, 17, onderdeel g, en 18, onderdeel g, wordt ‘waarin
van er één in voorstedelijk gebied wordt geplaatst’ vervangen door: waarvan er één
in het gebied wordt geplaatst waar de bevolking vermoedelijk aan de hoogste concentraties
wordt blootgesteld.
E
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel e door ‘, en’ vervalt
onderdeel f.
2. Onderdeel g wordt verletterd tot onderdeel f.
F
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt na ‘270˚’ een zinsdeel ingevoegd, luidende: of 180˚ voor metingen
aan de rooilijn.
2. In onderdeel b vervalt: de maximale hoogte bedraagt acht meter;.
G
In artikel 25, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, wordt na ‘grote
kruispunten’ een zinsnede ingevoegd, luidende: ,waarbij de verkeersstroom onderbroken
wordt en de uitstoot verschilt ten opzichte van het overige gedeelte van de weg.
H
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘EN 14212:2005 ‘Ambient air quality - Standard
method for the measurement of the concentration of sulphur dioxide by ultraviolet
fluorescence’’ vervangen door: EN 14212:2012 ‘Ambient air – Standard method for the
measurement of the concentration of sulphur dioxide by ultraviolet fluorescence’.
2. Het vijfde lid vervalt.
I
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘EN 14211:2005 ‘Ambient air quality – Standard
method for the measurement of the concentration of nitrogen dioxide and nitrogen monoxide
by chemiluminescence’’ vervangen door: EN 14211:2012 ‘Ambient air – Standard method
for the measurement of the concentration of nitrogen dioxide and nitrogen monoxide
by chemiluminescence’.
2. Het vijfde lid vervalt.
J
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘EN-12341:1998 ‘Air quality – Determination
of the PM10 fraction of suspended particulate matter – Reference method and field test procedure
to demonstrate reference equivalence of measurement methods’’ vervangen door: EN 12341:2014
‘Ambient Air – standard gravimetric measurement method for the determination of the
PM10 or PM2,5mass concentration of suspended particulate matter’.
2. Het vierde lid vervalt.
K
Artikel 36c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “EN 14907:2005 ‘Ambient air quality – Standard
gravimetric measurement method for the determination of the PM2,5mass fraction of suspended particulate matter’” vervangen door: EN 12341:2014 ‘Ambient
Air – standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5mass concentration of suspended particulate matter’.
2. Het vierde lid vervalt.
L
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘EN 14626:2005 ‘Ambient air quality – Standardmethod
for the measurement of the concentration of carbon monoxide by nondispersive infrared
spectroscopy’’ vervangen door: EN 14626:2012 ‘Ambient air – Standard method for the
measurement of the concentration of carbon monoxide by non- dispersive infrared spectroscopy’.
2. Het vierde lid vervalt.
M
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘EN 14625:2005 ‘Ambient air quality – Standard
method for the measurement of the concentration of ozone by ultraviolet photometry’’
vervangen door: EN 14625:2012 ‘Ambient air – Standard method for the measurement of
the concentration of ozone by ultraviolet photometry’.
2. Het vierde lid vervalt.
N
Artikel 52, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de methode beschreven in EN 12341:2014 ‘Ambient air – Standard gravimetric measurement
method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter’, of
O
Artikel 61, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de methode beschreven in EN 12341:2014 ‘Ambient air – Standard gravimetric measurement
method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter’, of.
P
In artikel 64a, eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘mercury’ ingevoegd: deposition.
Q
Artikel 71, eerste lid, komt te luiden:
-
1. Het door middel van berekening vaststellen van concentraties van verontreinigende
stoffen in de buitenlucht bij wegen vindt plaats overeenkomstig standaardrekenmethode
1, opgenomen in de ‘Technische beschrijving van standaardrekenmethode 1 (SRM-1) voor
luchtkwaliteitsberekeningen’, RIVM Briefrapport 2014-0127, dan wel standaardrekenmethode
2, opgenomen in de ‘Technische beschrijving van standaardrekenmethode 2 (SRM-2) voor
luchtkwaliteitsberekeningen’, RIVM Briefrapport 2014-0109, al naar gelang en voor
zover de desbetreffende situatie valt binnen het toepassingsgebied van de ene dan
wel de andere methode.
R
Artikel 75, eerste lid, komt te luiden:
-
1. Het door middel van berekening vaststellen van concentraties van verontreinigende
stoffen in de buitenlucht bij inrichtingen vindt plaats overeenkomstig de standaardmethode
3, opgenomen in ‘Het nieuwe nationaal model. Model voor de verspreiding van luchtverontreiniging
uit bronnen over korte afstanden’, herziene versie maart 2002, en in het rapport ‘Aanvullende
afspraken NNM’, maart 2016, al naar gelang en voor zover de desbetreffende situatie
valt binnen het toepassingsgebied van die rekenmethode.
S
Bijlagen 1 en 2 vervallen.
T
Bijlage 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tabel vervallen de rijen:
Baarle Hertog
|
2
|
Bergambacht
|
2
|
Bernisse
|
3
|
Boanrsterhim
|
3
|
Bussum
|
2
|
Dirksland
|
3
|
Gaasterlan-Sleat
|
3
|
Goedereede
|
4
|
Graafstroom
|
2
|
Graft de Rijp
|
3
|
Groesbeek
|
1
|
Harenkarspel
|
2
|
Lemsterland
|
2
|
Liesveld
|
2
|
Maasdonk
|
2
|
Millingen aan de Rijn
|
2
|
Muiden
|
2
|
Naarden
|
2
|
Nederlek
|
2
|
Nieuw-Lekkerland
|
2
|
Oostflakkee
|
3
|
Ouderkerk
|
2
|
Rijnwoude
|
3
|
Schermer
|
3
|
Schoonhoven
|
2
|
Skarsterlan
|
3
|
Spijkenisse
|
3
|
Ubbergen
|
2
|
Vlist
|
2
|
Zeevang
|
3
|
Zijpe
|
2
|
2. In de alfabetische tabel wordt een aantal rijen ingevoegd, luidende:
Berg en Dal
|
1
|
De Fryske Marren
|
3
|
Goeree Overflakkee
|
3
|
Gooise Meren
|
2
|
Krimpenerwaard
|
2
|
Molenwaard
|
2
|
Nissewaard
|
3
|
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 31 december 2016.
TOELICHTING
Algemeen
In deze wijzigingsregeling wordt de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 op een
aantal punten gewijzigd.
De meeste wijzigingen dienen ter implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1480 van de
Commissie van 28 augustus 2015 tot wijziging van diverse bijlagen bij de Richtlijnen
2004/107/EG en 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van
de regels betreffende de referentiemethoden, de validatie van gegevens en de locatie
van de bemonsteringspunten voor de beoordeling van de luchtkwaliteit (PbEU 2015 L
226). Richtlijn (EU) 2015/1480 wijzigt ten eerste in bijlage I een aantal bijlagen
van Richtlijn nr. 2004/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december
2004 betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen
in de lucht (PbEU 2005 L 23). Het betreft wijzigingen in bijlage IV ‘Kwaliteitsdoelstellingen
voor de gegevens ten aanzien van luchtkwaliteitsmodellen’ en bijlage V ‘Referentiemethoden
voor de beoordeling van concentraties in de lucht en deposities’. Bijlage II van Richtlijn
(EU) 2015/1480 bevat wijzigingen in de bijlagen van Richtlijn nr. 2008/50/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere
lucht voor Europa (PbEU 2008 L 152). Het gaat om wijzigingen in bijlage I ‘Gegevenskwaliteitsdoelstellingen’,
bijlage III ‘Beoordeling van de luchtkwaliteit en plaats van de bemonsteringspunten
voor het meten van zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofdioxiden, zwevende deeltjes
(PM10 or PM2,5), lood, benzeen en koolmonoxide in de lucht’, bijlage VI Referentiemethoden voor
het boordelen van de concentratie van zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofdioxiden,
zwevende deeltjes (PM10 or PM2,5), lood, benzeen en koolmonoxide en ozon’, en bijlage IX ‘Criteria voor het vaststellen
van het minimumaantal bemonsteringspunten voor vaste metingen van de ozonconcentratie’.
De Minister van Infrastructuur en Milieu is op basis van artikel 5 van de Regeling
beoordeling luchtkwaliteit 2007 belast met de beoordeling van de kwaliteit van de
lucht in Nederland. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is belast
met uitvoering van deze beoordeling. Door de reeds bestaande wettelijke systematiek
hoeft een deel van de bepalingen van Richtlijn (EU) 2015/1480 niet in de Nederlandse
regelgeving te worden geïmplementeerd. Daar waar wel implementatie noodzakelijk is,
wordt dit bij de artikelsgewijze toelichting toegelicht.
Ook vervalt in deze regeling de meetverplichting voor benzeen. Daarnaast wordt in
deze regeling de zogenaamde zeezoutaftrek geactualiseerd. Deze aftrek wordt op basis
van Richtlijn 2008/50/EG en artikel 5.19, vijfde lid, van de Wet milieubeheer bij
de beoordeling van de luchtkwaliteit toegepast. Ten slotte wordt een aantal rekenvoorschriften
uit de regeling gehaald en vervangen door een statische verwijzing.
De regeling heeft geen bedrijfseffecten en brengt ook geen administratieve lasten
met zich mee. Het RIVM zal een aantal procedures en methoden moeten aanpassen, dit
valt binnen het normale takenpakket van het RIVM.
Vanwege het feit dat de wijzigingsregeling vrijwel geheel bestaat uit wijzigingen
ter implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1480, de lidstaten hierbij geen beleidsruimte
hebben en de overige aanpassingen ook geen ruimte voor inhoudelijke aanpassingen laten,
is de regeling niet op internet ter consultatie aangeboden.
Richtlijn (EU) 2015/1480 dient op 31 december 2016 geïmplementeerd te zijn. Om deze
reden wordt, in lijn met aanwijzing 174, vierde lid, onderdeel d, van de Aanwijzingen
voor de regelgeving, afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten voor regelgeving.
De regeling treedt met ingang van 31 december 2016 in werking.
Transponeringstabel Richtlijn (EU) 2015/1480
Bepaling EU-regelgeving (Richtlijn (EU) 2015/1480)
|
Bepaling in Regeling beoordeling luchtkwaliteit; toelichting indien niet geïmplementeerd
of uit zijn aard geen implementatie behoeft
|
Omschrijving beleidsruimte
|
Artikelen 1, 2, 3, 4, 5
|
Behoeven naar hun aard geen implementatie
|
|
Bijlage I, onderdeel 1, onder a
|
Behoeft geen implementatie door bestaande wettelijke systematiek
|
uitvoering beoordeling door RIVM
|
Bijlage I, onderdeel 1, onder b
|
Behoeft geen implementatie door bestaande wettelijke systematiek
|
uitvoering beoordeling door RIVM
|
Bijlage I, onderdeel 1, onder c
|
Behoeft geen implementatie door bestaande wettelijke systematiek
|
Uitvoering beoordeling door RIVM
|
Bijlage I, onderdeel 2, onder I
|
Artikel 52, eerste lid, onderdeel a
|
|
Bijlage I, onderdeel 2, onder II
|
Artikel 61, tweede lid, onderdeel a
|
|
Bijlage I, onderdeel 2, onder III
|
Behoeft geen implementatie
|
Nederland maakt ogv artikel 4, negende lid, van de richtlijn 2004/107/EG al gebruik
van Belgische gegevens
|
Bijlage I, onderdeel 2,onder IV
|
Al geïmplementeerd in de artikelen 64, 64a en 64b
|
|
Bijlage II, onderdeel 1
|
Behoeft geen implementatie door bestaande wettelijke systematiek
|
uitvoering beoordeling door RIVM
|
Bijlage II, onderdeel 2, onder a
|
Wijziging artikel 24, onderdelen a en b, en artikel 25, eerste lid, onderdeel a
|
|
Bijlage II, onderdeel 2, onder b
|
Behoeft geen implementatie gericht
|
Uitvoering beoordeling door RIVM
|
Bijlage II, onderdeel 3, onder a
|
Wijziging artikel 29, eerste lid, artikel 33, eerste lid, artikel 36, eerste lid,
artikel 36c, eerste lid, artikel 43, eerste lid, artikel 49, eerste lid
|
|
Bijlage II, onderdeel 3, onder b
|
Behoeft geen implementatie door bestaande wettelijke systematiek instantie
|
Uitvoering beoordeling door RIVM
|
Bijlage II, onderdeel 3, onder c
|
Behoeft geen implementatie door bestaande wettelijke systematiek
|
Uitvoering beoordeling door RIVM
|
Bijlage II, onderdeel 4
|
Wijziging artikel 16, 17 en 18
|
|
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A, B, C en E
Artikel 6, vierde lid, van Richtlijn nr. 2008/50/EG bepaalt dat voor stoffen waarvan
de concentraties lager zijn dan de onderste beoordelingsdrempel ter beoordeling van
de luchtkwaliteit kan worden volstaan met modelleringstechnieken of objectieve ramingen
in plaats van metingen. Het RIVM heeft geconstateerd dat de jaargemiddelde concentratie
benzeen al jaren onder de vastgestelde onderste beoordelingsdrempel van 2 µg/m³ ligt.
Onderdeel A laat meetverplichting dan ook vervallen. In plaats daarvan zal de jaargemiddelde
concentratie van benzeen vanaf 2017 door middel van berekeningen worden bepaald. Vanuit
de handhaving worden door regionale meetnetten nog wel benzeenmetingen verricht in
het Rijnmondgebied, het Amsterdams havengebied en rond industriegebied Moerdijk en
grensgebied Antwerpen. Deze metingen kunnen met de al beschikbare gegevens van emissieregistratie
eventueel ter controle gebruikt worden. De onderdelen B, C en D laten de verplichte
meetpunten in de zone Zuid en de agglomeraties Rotterdam/Dordrecht en Utrecht vervallen.
Onderdeel D
Onderdeel D bevat de implementatie van bijlage II, onderdeel 4, van Richtlijn (EU)
2015/1480. Hierin wordt een tabel in bijlage IX van Richtlijn nr. 2008/50/EG gewijzigd.
Deze tabel bevat de voorschriften voor het minimumaantal bemonsteringspunten voor
vaste metingen van de ozonconcentraties en is geïmplementeerd in paragraaf 3.1 van
de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. De wijziging betreft een wijziging van
voetnoot 1 bij de tabel, waardoor niet langer verplicht wordt gesteld ten minste één
meetstation in voorstedelijk gebied te plaatsen, maar enkel geëist wordt dat deze
in het gebied staat waar de bevolking vermoedelijk wordt blootgesteld aan de hoogste
concentraties. De artikelen 16, 17 en 18, waarin het aantal meetpunten in zones wordt
geregeld, worden hierop aangepast. Omdat in agglomeraties echter nog steeds de eis
geldt dat ten minste 50% van de meetpunten zich in voorstedelijk gebied moet bevinden,
wijzigt de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 op dat punt niet.
Onderdelen F en G
Onderdeel F implementeert bijlage II, onderdeel 2, onder a, sub i, van richtlijn nr.
(EU) 2015/1480, waarin de situering van bemonsteringspunten op microschaal wordt geregeld.
Hiertoe wijzigt onderdeel F in artikel 24 de hoek waaronder een luchtstroom een monsternemingspunt
moet naderen. Tevens wordt de maximale hoogte van een uitlaat boven de grond (dit
was 8 meter) verwijderd.
Onderdeel G voegt de definitie van een ‘groot kruispunt’ toe aan artikel 25.
Onderdelen H tot en met P
De onderdelen H tot en met P wijzigen de artikelen 29, eerste lid, artikel 33, eerste
lid, artikel 36, eerste lid, artikel 36c, eerste lid, artikel 43, eerste lid, en artikel
49, eerste lid. Hiermee wordt bijlage I, onderdeel 2, onder I en II, en bijlage II,
onderdeel 3, onder a, van richtlijn nr. (EU) 2015/1480 geïmplementeerd, waarin de
nieuwe referentiemethoden voor het bemonsteren of meten van diverse stoffen in de
lucht worden benoemd. Tevens is het overgangsrecht uit deze artikelen verwijderd omdat
hier niet langer gebruik van kan worden gemaakt. Op een aantal plekken was al eerder
een actualisatie van de methoden in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 doorgevoerd,
waardoor bijlage I, onderdeel 2, onder IV, geen nadere implementatie behoefde. De
referentiemethode voor kwik, bijlage I, onderdeel 2, onder III, is in het geheel niet
in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 opgenomen, omdat Nederland geen eigen
meetpunt heeft, maar in lijn met artikel 4, negende lid, van richtlijn nr. 2004/107/EG
gebruik maakt van Belgische gegevens.
Onderdelen Q, R en S
De onderdelen Q, R en S verwijderen een tweetal standaardrekenmethoden (SRM 1 en 2)
voor het vaststellen van concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht
bij wegen uit de regeling en vervangen deze door een statische verwijzing naar de
methodenrapporten waarin deze zijn beschreven en passen de verwijzing naar de standaardmethode
voor puntbronnen aan. Inhoudelijk zijn de methodenrapporten op een aantal punten geactualiseerd,
onder meer door de formulering van emissieberekeningen te versimpelen en meer hulp
te bieden bij modelkeuzes, om daarmee de kans op fouten te verkleinen en de emissies
nauwkeuriger te kunnen berekenen. Dit zal naar verwachting niet leiden tot grote verschuivingen
in de rekenresultaten.
Onderdeel T
Richtlijn nr. 2008/50/EG, geïmplementeerd in artikel 5.19 van de Wet milieubeheer
en artikel 35 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, maakt het mogelijk
om de bijdrage van natuurlijke bronnen na melding aan de Europese Commissie niet mee
laten wegen in de beoordeling van de luchtkwaliteit. Op basis van dit artikel wordt
in Nederland gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘zeezoutaftrek’. Bijlage 5 bij de Regeling
beoordeling luchtkwaliteit 2007 bevat de zeezoutaftrek voor de verschillende Nederlandse
gemeenten. Deze lijst moet geactualiseerd worden, deels vanwege meteorologische inzichten,
deels vanwege praktische zaken als gemeentelijke herindelingen. Onderdeel T actualiseert
de tabel in bijlage 5.
Artikel II
Vanwege de implementatiedeadline uit richtlijn nr. (EU) 2015/1480 treedt deze regeling
in werking met ingang van 31 december 2016.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma