De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 6, vierde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen;
Besluit:
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a. SVB:
-
Sociale verzekeringsbank;
- b. Lid:
-
een lid van de Raad van bestuur van de SVB, waaronder de voorzitter;
- c. CAO:
-
collectieve arbeidsovereenkomst;
- d. WNT:
-
Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.
Artikel 2. Beloning
-
1. De beloning wordt bij beschikking vastgesteld, waarbij de WNT in acht wordt genomen.
-
2. Het bedrag van de beloning is inclusief een vakantie- en een eindejaarsuitkering
overeenkomstig de bepalingen van de voor de SVB geldende CAO, en alle overige componenten
die tot de beloning in de zin van de WNT worden gerekend.
-
3. De beloning, bedoeld in het eerste lid, wordt, met uitzondering van vakantie- en
eindejaarsuitkering, uitbetaald in gelijke maandelijkse termijnen.
De vakantie- en eindejaarsuitkering worden eens per jaar uitbetaald, in de maanden
mei respectievelijk december van ieder jaar.
-
4. Het bedrag van de beloning kan worden aangepast aan de ontwikkeling van het bezoldigingsmaximum,
bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de WNT.
Artikel 3. Kostenvergoedingen
-
1. Een lid heeft recht op een vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig
de regeling van de SVB voor het vergoeden van reis- en verblijfkosten.
-
2. Een lid heeft voor zakelijk verkeer recht op een dienstauto.
Artikel 4. Verlof
Een lid heeft aanspraak op de verloffaciliteiten die gelden voor de personen in dienst
van de SVB.
Artikel 5. Arbeidsongeschiktheid
In geval van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte of gebreken,
zwangerschap of bevalling zijn de bepalingen ten aanzien van doorbetaling van de bezoldiging
van het Algemeen Rijksambtenarenreglement van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6. Loopbaanbegeleiding
Een lid heeft recht op loopbaanbegeleiding, aangeboden door de Algemene Bestuursdienst.
Artikel 7. Ontslag en niet-herbenoeming
-
1. In geval van niet-herbenoeming dan wel tussentijds ontslag, anders dan op eigen verzoek
en anders dan ten gevolge van eigen schuld of toedoen, heeft een lid in aanvulling
op de reguliere aanspraak op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet aanspraak
op een bovenwettelijke uitkering.
-
2. De hoogte en duur van deze uitkering worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen
van het Besluit bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid voor de sector Rijk, met
dien verstande dat als berekeningsbasis voor de hoogte van genoemde uitkering geldt
maximaal het salarisbedrag dat geldt voor leden van de topmanagementgroep, bedoeld
in bijlage A van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984, exclusief
bijzondere toeslagen.
Artikel 8. Functievervulling
-
1. Een lid onthoudt zich van het openbaren van gedachten of gevoelens, indien daardoor
de goede vervulling van zijn functie of het goede functioneren van de openbare dienst,
voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid
zouden zijn verzekerd.
-
2. Het is een lid verboden nevenbetrekkingen te vervullen die ongewenst zijn met het
oog op een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid
of van het vertrouwen daarin.
-
3. Het is een lid in zijn ambt verboden vergoedingen, beloningen, giften of beloften
van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen.
-
4. Een lid meldt een voornemen tot het openbaren van gedachten of gevoelens voorafgaand
aan deze openbaring aan de minister.
Artikel 9. Uitvoering van deze regeling
-
1. De kosten die voortvloeien uit deze regeling komen ten laste van de SVB.
-
2. De SVB is belast met de uitvoering van deze regeling.
-
3. De bepalingen van de voor de SVB geldende CAO zijn van overeenkomstige toepassing,
voor zover daar in deze regeling niet van wordt afgeweken en met uitzondering van
bepalingen omtrent bezoldiging als bedoeld in de WNT.
Artikel 10. Vervallen regelingen
De Rechtspositieregeling voorzitter Raad van bestuur SVB en de Rechtspositieregeling
lid Raad van bestuur SVB vervallen.
Artikel 11. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Rechtspositieregeling Raad van bestuur SVB.
Artikel 12. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.
Den Haag, 18 november 2016
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma
TOELICHTING
Per 1 januari 2017 wordt de Rechtspositieregeling voorzitter Raad van bestuur SVB
en de rechtspositieregeling lid Raad van bestuur SVB samengevoegd tot één nieuwe regeling,
zijnde de Rechtspositieregeling Raad van bestuur SVB. In artikel 6, vierde lid, Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) is bepaald dat de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de rechtspositie van de leden van de Raad van
bestuur SVB vaststelt. De nieuwe ministeriële regeling voorziet in een regeling met
betrekking tot de rechtspositie van alle leden, waaronder de voorzitter, van de Raad
van bestuur SVB. De reden voor de samenvoeging is dat, na aanpassing als gevolg van
met name de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector (WNT), de eerder genoemde rechtspositieregelingen nagenoeg gelijkluidend zouden
zijn.
In de Rechtspositieregeling Raad van Bestuur SVB zijn de gevolgen van de inwerkingtreding
van de wijziging van de WNT per 1 januari 2015 verwerkt. De vaststelling van het bedrag
van de beloning, als onderdeel van de bezoldiging, gebeurt bij beschikking van de
minister met inachtneming van de WNT. Dit is opgenomen in artikel 2, eerste lid. Het
bedrag van de beloning is inclusief alle componenten die behoren tot de beloning,
zoals bedoeld in de WNT. De indexatie van de beloning van de bestuursleden is vastgelegd
in artikel 2, vierde lid. De bezoldiging bestaat uit meer componenten dan enkel de
beloning. De situatie kan zich voordoen dat bijvoorbeeld de werkgeversbijdrage voor
het pensioen wordt verhoogd. Hiermee wordt de totale bezoldiging wel, maar het bedrag
van de beloning niet verhoogd. In de rechtspositieregeling wordt er daarom rekening
mee gehouden dat de indexatie van de beloning niet per definitie evenredig is aan
de indexatie van het bezoldigingsmaximum in de WNT.
Een lid heeft recht op een vergoeding van (onbelaste) reis- en verblijfkosten overeenkomstig
de regeling van de SVB. De bestuursleden hebben voor zakelijk verkeer, waaronder ook
woon-werkverkeer wordt gerekend, recht op een dienstauto. Deze auto mag niet worden
gebruikt voor privédoeleinden als bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting
1964.
Een lid maakt gebruik van de verlofregeling van de SVB. Voor de overige arbeidsvoorwaarden
is aansluiting gezocht bij de regelingen van de sector Rijk. In artikel 9, derde lid,
is bepaald dat de CAO SVB van toepassing is voor zover daar in deze regeling niet
van wordt afgeweken. De Cao-bepalingen omtrent bezoldiging worden uitgesloten omdat
daarop de WNT van toepassing is.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma