Samenwerkingsprotocol tussen de Autoriteit Consument en Markt en het Staatstoezicht op de Mijnen

Partijen,

Autoriteit Consument en Markt en

Staatstoezicht op de Mijnen,

Overwegende,

  • dat een goede samenwerking tussen de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) een efficiënte en doelgerichte vervulling van de aan hen opgedragen taken bevordert;

  • dat op 1 april 2013 de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet ACM) in werking is getreden en dat vanaf die datum de ACM de rechtsopvolger is van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit en de Consumentenautoriteit;

  • dat op grond van artikel 2, tweede lid, van die Instellingswet ACM de ACM belast is met taken die haar bij of krachtens de wet zijn opgedragen;

  • dat de ACM op grond van artikel 1a, eerste lid, van de Gaswet onder meer is belast met de aan haar opgedragen taken ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens de Gaswet en met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Gaswet, met uitzondering van artikel 8, tenzij het gaat om investeringen, genoemd in artikel 8, tweede lid, onderdeel f tot en met i, en met uitzondering van de artikelen 8a, 35a en 54 tot en met 57;

  • dat de ACM op grond van artikel 12a, eerste lid, van de Instellingswet ACM ambtenaren kan aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften dat aan de ACM is opgedragen;

  • dat de ACM in artikel 1, aanhef en onder c, van het Besluit aanwijzing toezichthouders ACM haar ambtenaren heeft aangewezen als ambtenaren die belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens onder meer de Gaswet;

  • dat de Minister van Economische Zaken op grond van artikel 1c, eerste lid, van de Gaswet is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 8, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel f tot en met i, en de artikelen 8a, 35a en 54 tot en met 57;

  • dat de Minister van Economische Zaken op grond van artikel 1c, tweede lid, van de Gaswet ambtenaren kan aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van artikel 8, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel f tot en met i, en de artikelen 8a, 35a en 54 tot en met 57;

  • dat de Minister van Economische Zaken in artikel 1 van het Besluit aanwijzing toezichthouders Gaswet en daarop gebaseerde regelgeving de ambtenaren werkzaam bij het SodM heeft aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8a en 35a van de Gaswet;

  • dat de Minister van Economische Zaken in artikel 2 van het Besluit aanwijzing toezichthouders Gaswet en daarop gebaseerde regelgeving de ambtenaren werkzaam bij de ACM heeft aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 8, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel f tot en met i, en de artikelen 8a, 35a en 54 tot en met 57;

  • dat er aldus sprake is van een overlap in bevoegdheden van de ambtenaren van het SodM en die van de ACM bij het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8a en 35a van de Gaswet;

  • dat door het SodM en de ACM grote waarde wordt gehecht aan een goede onderlinge samenwerking van hun ambtenaren bij dit gedeelde toezicht;

  • dat deze samenwerking mede is gericht op het zoveel mogelijk beperken van de toezichtslast en het voorkomen van dubbel toezicht bij de netbeheerders;

  • dat het noodzakelijk is dat de ACM en het SodM afspraken maken over de te volgen werkwijze en de samenwerking tussen hun ambtenaren.

Spreken het volgende af:

HOOFDSTUK 1 DEFINITIES EN DOEL VAN HET SAMENWERKINGSPROTOCOL

Artikel 1 Definities

  • 1. In dit samenwerkingsprotocol wordt verstaan onder:

    a. ACM:

    de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in de artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

    b. SodM:

    het Staatstoezicht op de Mijnen, genoemd artikel 126, eerste lid, van de Mijnbouwwet;

    c. Instellingswet ACM:

    de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

    d. Awb:

    de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doel

Het doel van dit samenwerkingsprotocol is om algemene uitgangspunten voor samenwerking en afspraken vast te leggen tussen de ACM en het SodM ten behoeve van het gedeelte toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8a en 35a van de Gaswet door hun ambtenaren.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN SAMENWERKING

Artikel 3 Algemene uitgangspunten

De ACM en het SodM spannen zich in elkaar zoveel mogelijk te ondersteunen en te versterken door samen op te treden in situaties waarin de samenwerking de effectiviteit van het toezicht van één of beide organisaties versterkt. In dat kader dragen zij zorg voor een snelle en zorgvuldige uitwisseling van informatie.

Artikel 4 Overleg

  • 1. De ACM en het SodM hebben in beginsel twee keer per jaar een regulier overleg.

  • 2. De ACM en het SodM zullen daarnaast wanneer de situatie dat naar het oordeel van partijen vereist, ad-hoc overleg voeren.

Artikel 5 Contactpersonen

De ACM en het SodM benoemen ieder vanuit hun organisatie een contactpersoon die het aanspreekpunt is voor verdere uitwerking en toepassing van hetgeen is afgesproken in dit samenwerkingsprotocol.

Artikel 6 Nadere werkafspraken

De ACM en het SodM kunnen nadere werkafspraken maken ter uitvoering van dit samenwerkingsprotocol.

HOOFDSTUK 3 INFORMEREN, OVERLAP EN INFORMATIE-UITWISSELING

Artikel 7 Informeren

  • 1. De ACM en het SodM informeren elkaar over zaken en ontwikkelingen die bij het uitvoeren van hun wettelijke taken van belang (kunnen) zijn.

  • 2. De ACM en het SodM stellen elkaar op de hoogte voordat zij informatie die van belang kan zijn voor de ander of die zij van de ander hebben verkregen, naar buiten brengen.

Artikel 8 Overlap

  • 1. Indien ambtenaren van de ACM in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden bij het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8a en 35a van de Gaswet, constateren dat ook de ambtenaren van het SodM bevoegd zijn om toezicht uit te oefenen of die naleving, laten de ambtenaren van de ACM dat toezicht wat betreft de ‘veiligheidsaspecten’ in beginsel over aan de ambtenaren van het SodM.

  • 2. Indien ambtenaren van het SodM in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden bij het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8a en 35a van de Gaswet, constateren dat ook de ambtenaren van de ACM bevoegd zijn om toezicht uit te oefenen of die naleving, laten de ambtenaren van het SodM dat toezicht wat betreft de ‘niet-veiligheidsaspecten’ in beginsel over aan de ambtenaren van de ACM. Onder de ‘niet-veiligheidsaspecten’ worden de marktaspecten verstaan, zoals kwaliteitsaspecten die geen veiligheidsaspecten zijn.

  • 3. Als de ACM of het SodM deze overlap vaststelt, neemt de ACM respectievelijk het SodM contact op met de ander en vindt er overleg plaats.

  • 4. In het geval de ACM of het SodM twijfelt of er overlap in bevoegdheid is, neemt de ACM respectievelijk het SodM contact op met de ander en vindt er overleg plaats.

  • 5. Indien de ACM en het SodM, nadat daarover overleg heeft plaatsgehad, van mening zijn dat het in een concreet geval van gedeeld toezicht, wenselijk is om gezamenlijk onderzoek te doen, verzoekt de ACM respectievelijk het SodM de ander om bijstand.

Artikel 9 Uitwisseling van informatie

  • 1. De ACM is op grond van artikel 7, derde lid, aanhef en onder a, van de Instellingswet ACM en artikel 2, tweede lid, van de Regeling gegevensverstrekking ACM bevoegd gegevens en inlichtingen te verstrekken aan het SodM en zijn ambtenaren, voor zover dat noodzakelijk is voor de goede vervulling van de wettelijke taken van het SodM en zijn ambtenaren.

  • 2. Het SodM is op grond van artikel 8 van de Instellingswet ACM en artikel 2, tweede lid, van de Regeling gegevensuitwisseling ACM en ministers bevoegd gegevens te verstrekken aan de ACM en haar ambtenaren die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de wettelijke taken van de ACM en haar ambtenaren.

  • 3. De ACM en het SodM handelen in het kader van geheimhouding naar de waarborgen, genoemd in artikel 7, vierde lid, van de Instellingswet ACM en artikel 2:5 van de Awb.

HOOFDSTUK 4 ACTIVITEITEN

Artikel 10

  • 1. In onderling overleg tussen de ACM en het SodM wordt de strategie voor het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8 en 35a van de Gaswet vastgesteld. Daaruit voortvloeiende projecten in het veld (kantoren van de netbeheerders of elders) worden in onderling overleg uitgevoerd.

  • 2. Bij een controle op locatie bij een netbeheerder voor de beoordeling van de op grond van artikel 8 van de Gaswet door die netbeheerder ingediend kwaliteit- en capaciteitsdocumenten, wordt zo mogelijk door het SodM en de ACM één team van ambtenaren geformeerd voor het toezicht op zowel de ‘veiligheidsaspecten’ als de ‘niet-veiligheidsaspecten’. Contact met een netbeheerder omtrent de beoordeling van de ingediende documenten geschiedt in gezamenlijk overleg.

  • 3. Het SodM zal in onderling overleg met de ACM, waar nodig, een monitorfunctie verrichten op basis van het uit te voeren toezicht in het veld.

  • 4. Ambtenaren van het SodM en van de ACM zullen elkaar op basis van hun eigen deskundigheid op verzoek met raad en daad bijstaan en informeren elkaar over zaken en ontwikkelingen die voor optimaal functioneren van belang zijn.

  • 5. Ambtenaren van het SodM en van de ACM kunnen in elkaars onderzoeken over en weer als deskundige in de zin van artikel 5:15, derde lid, van de Awb optreden.

  • 6. Indien de ACM wordt verzocht een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets uit te voeren van voorgenomen wet- en regelgeving die betrekking heeft op gasveiligheid, dan wordt die voorgenomen wet- en regelgeving ter advisering voorgelegd aan het SodM.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 Evaluatie

Na telkens twee jaar of eerder, indien daartoe aanleiding bestaat, wordt dit samenwerkingsprotocol en de uitvoering daarvan door de ACM en het SodM gezamenlijk geëvalueerd. Hierbij wordt in het bijzonder gekeken naar de praktische werkbaarheid van hetgeen in het samenwerkingsprotocol is vastgelegd en de wenselijkheid om dit samenwerkingsprotocol aan te passen.

Artikel 12 Vervallen samenwerkingsprotocol

Dit samenwerkingsprotocol treedt in de plaats van het samenwerkingsprotocol tussen de Nederlandse Mededingingsautoriteit en het Staatstoezicht op de Mijnen. Dat samenwerkingsprotocol komt bij de inwerkingtreding van dit samenwerkingsprotocol te vervallen.

Artikel 13 Plaatsing Staatscourant

Dit samenwerkingsprotocol wordt in de Staatscourant geplaatst.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit samenwerkingsprotocol treedt in werking met ingang van de dag na publicatie ervan in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend te Den Haag, 11 oktober 2016

Autoriteit Consument en Markt, namens deze, C.A. Fonteijn Bestuursvoorzitter

Staatstoezicht op de Mijnen, namens deze, H.A.J.M. van der Meijden Inspecteur-generaal der mijnen

Naar boven