Besluit van de Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie van 21 november 2016, nummer WBV 2016/17, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B1/6.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.2.1. Hoofdverblijf

De IND beoordeelt of de vreemdeling het hoofdverblijf, als bedoeld in artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, Vw, heeft verplaatst aan de hand van feiten en omstandigheden van feitelijke aard.

De IND neemt in ieder geval aan dat sprake is van verplaatsing van het hoofdverblijf buiten Nederland als één van de volgende gevallen zich voordoet:

  • a. de vreemdeling heeft bij zijn vertrek uit Nederland gebruikgemaakt van een remigratieregeling, waaronder een regeling van de Remigratiewet;

  • b. de vreemdeling heeft meer dan zes achtereenvolgende maanden buiten Nederland verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat de overschrijding van deze zes maanden te wijten is aan omstandigheden die buiten zijn schuld zijn gelegen; of

  • c. de vreemdeling heeft voor het derde achtereenvolgende jaar meer dan vier achtereenvolgende maanden buiten Nederland verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat het centrum van zijn activiteiten niet naar het buitenland is verlegd.

Ad b.

De IND merkt verblijf buiten Nederland als gevolg van detentie aan als een omstandigheid die te wijten is aan de vreemdeling, mits de detentie het gevolg is van een daadwerkelijke rechterlijke veroordeling voor het plegen van een strafbaar feit. Bij lagere strafoplegging door een hogere rechterlijke instantie wordt het gedeelte van de straf dat ten onrechte is opgelegd, buiten beschouwing gelaten.

De IND merkt verblijf buiten Nederland als gevolg van detentie niet aan als een omstandigheid die te wijten is aan de vreemdeling als de detentie het gevolg is van een veroordeling wegens een gedraging die in Nederland niet strafbaar is gesteld.

De IND neemt aan dat geen sprake is van verplaatsing van het hoofdverblijf buiten Nederland als de vreemdeling:

  • a. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft in het kader van studie aan het hoger onderwijs en in het kader van de voltooiing van zijn studie in Nederland tijdelijk hoger onderwijs in het buitenland gaat volgen. Tijdelijkheid wordt niet aangenomen als de periode van het volgen van hoger onderwijs in het buitenland langer is dan een jaar aaneengesloten;

  • b. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft voor het verrichten van arbeid die geheel of gedeeltelijk buiten Nederland plaatsvindt;

  • c. de echtgenoot/partner is van een ambtenaar, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 8, derde of vierde lid, van het reglement van dienst van het Ministerie van BUZA, die uitgezonden is (geweest) naar een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland;

  • d. is achtergelaten in het land van herkomst en zich zo snel mogelijk tot de Nederlandse overheid (gemeente, diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, IND of Vreemdelingenpolitie) heeft gewend om naar Nederland te kunnen terugkeren;

  • e. Nederland heeft verlaten voor de vervulling van de militaire dienstplicht en binnen zes maanden na beëindiging van de dienstplicht naar Nederland is teruggekeerd;

  • f. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als kennismigrant’ of ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG’ heeft en niet langer dan acht maanden arbeid buiten Nederland verricht mits de vreemdeling aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning blijft voldoen;

  • g. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘vermogende vreemdeling’ heeft en niet langer dan acht maanden buiten Nederland verblijft mits de vreemdeling aan de voorwaarden blijft voldoen;

  • h. een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking ‘overplaatsing binnen een onderneming’ heeft en op basis van die vergunning voor korte- of lange-termijnmobiliteit verblijft in een andere lidstaat van de Europese Unie.

Ad d.

Wat ‘zo snel mogelijk’ is, beoordeelt de IND per geval, waarbij de IND rekening houdt met de moeilijkheden die de positie van de achtergelaten vreemdeling met zich heeft meegebracht.

B

Paragraaf B5/2.1.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.1.3 Intra-concern uitzendingen anders dan voor overplaatsing binnen een onderneming

Algemeen

De IND verstaat onder een intra-concern uitzending een vorm van uitzending waarbij de werkgever de vreemdeling tijdelijk overplaatst van een buitenlandse vestiging naar een vestiging in Nederland en waarbij geen sprake is van een overplaatsing binnen een onderneming als bedoeld in artikel 3.30d Vb.

Op grond van paragraaf 24, van Bijlage 1 Uitvoeringsregels behorende bij de RuWav 2014, gaat het om de volgende categorieën vreemdelingen:

  • sleutelpersoneel;

  • trainees; en

  • specialisten.

Middelen van bestaan

De IND neemt aan dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan in de zin van artikel 3.74, eerste lid, Vb juncto artikel 3.19, eerste lid, VV als het UWV een TWV heeft verleend voor de te verrichten arbeid.

C

Hoofdstuk B6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

B6 Kennis en talent

1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de beleidsregels opgenomen die gelden voor vreemdelingen die in Nederland willen verblijven voor de volgende verblijfsdoelen:

  • het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst;

  • arbeid als kennismigrant;

  • wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG;

  • arbeid als zelfstandige;

  • houder van een Europese blauwe kaart in de zin van richtlijn 2009/50/EG; of

  • overplaatsing binnen een onderneming.

De beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van de volgende artikelen uit het Vb, het Buwav en het VV:

  • artikelen 3.23b, 3.30, 3.30a, 3.30b, 3.30d, 3.32, 3.33 en 3.42, 3.89b, 3.91c en 4.43 Vb;

  • artikel 1d, 1h, 1n en 1i Buwav;

  • artikel 3.20a VV;

  • artikel 3.20b VV;

  • artikel 3.20c VV.

2 Beleidsregels
2.1 Algemeen
2.2 Het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst
Overgangsrecht Modern migratiebeleid

Op grond van artikel 3.42, tweede lid, Vb wijst de IND de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking ‘het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’ af als:

  • de vreemdeling voor de inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid in het bezit was van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf gedurende zoekperiode afgestudeerde’ of ‘verblijf gedurende zoekjaar hoogopgeleide’; en

  • deze verblijfsvergunning was verleend op grond van het afronden van dezelfde opleiding of het verrichten van hetzelfde onderzoek.

Duur postdoctorale opleiding

In aanvulling op artikel 3.42, eerste lid, onder c, Vb beschouwt de IND het afronden van een postdoctorale opleiding als voldoende, als deze:

  • voor een academisch jaar is aangegaan;

  • vanwege de zomerperiode feitelijk korter heeft geduurd dan 12 maanden; en

minimaal 10 maanden heeft geduurd.

2.3 Arbeid als kennismigrant
Looncriterium

Voor de hoogte van het looncriterium wordt verwezen naar artikel 1d, eerste en derde lid, BuWav.

De IND wijst de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als kennismigrant’ niet af op grond van artikel 3.30a, eerste lid, Vb omdat niet aan het looncriterium als bedoeld in artikel 1d, eerste lid, BuWav wordt voldaan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • voor de vreemdeling gold bij de eerste verlening van de verblijfsvergunning als kennismigrant het looncriterium voor afgestudeerde buitenlandse studenten, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onder a, sub 2, BuWav; en

  • de vreemdeling voldoet nog aan dat looncriterium.

Het vereiste met betrekking tot middelen van bestaan, zoals opgenomen in de artikelen 3.73 tot en met 3.75 Vb, is van toepassing op die aanvragen om een verblijfsvergunning als de vreemdeling conform artikel 1d, eerste lid, aanhef en onder b of c, BuWav wordt aangemerkt als:

  • wetenschappelijk onderzoeker; of

  • arts in opleiding tot specialist aan een door de Medisch Specialisten Registratie Commissie, de Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie of de Huisarts en Verpleeghuisarts Registratie Commissie aangewezen opleidingsinstituut.

Loon niet marktconform

De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking arbeid als kennismigrant af of trekt deze achteraf in als het loon naar het oordeel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet marktconform is. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beoordeelt of er sprake is van een marktconform loon.

Bestanddelen bruto maandloon kennismigranten

De IND telt bij het bruto maandloon de onkostenvergoedingen en toeslagen mee, mits deze elke maand giraal worden overgemaakt op een bankrekening die op naam is gesteld van de vreemdeling en contractueel zijn vastgelegd.

De IND telt niet mee in het bruto maandloon:

  • (de waarde van) in natura uitgekeerd loon;

  • de vakantietoeslag; en

  • de waarde van onzekere, niet vaste, loonbestanddelen als overwerkvergoedingen, fooien en uitkeringen uit fondsen.

Registratie BIG

Aan de bevoegdheidsvereisten voor de uitoefening van de arbeid als zelfstandige en aan de vereisten voor het uitoefenen van het desbetreffende bedrijf als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, onder c, is bij een vreemdeling die een beroep wil uitoefenen in de individuele gezondheidszorg voldaan als registratie in het BIG-register heeft plaatsgevonden.

Zoekperiode

De IND verleent de vreemdeling gedurende de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning een zoekperiode van drie maanden om een nieuwe functie als kennismigrant te vinden als de vreemdeling werkloos raakt.

De zoekperiode vangt aan op de dag waarop de arbeidsovereenkomst is ontbonden.

De IND trekt de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘arbeid als kennismigrant’ in nadat de zoekperiode van drie maanden is verstreken en de vreemdeling geen nieuwe functie als kennismigrant heeft gevonden. De IND trekt deze verblijfsvergunning in per datum einde zoekperiode.

De IND trekt deze verblijfsvergunning niet in als de vreemdeling binnen drie maanden een nieuwe functie als kennismigrant vindt, mits wordt voldaan aan alle voorwaarden.

2.4 Wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG
Promovendi en onbezoldigd wetenschappelijk onderzoekers

De IND verstaat onder wetenschappelijk onderzoekers in de zin van richtlijn 2005/71/EG naast wetenschappelijk onderzoekers ook promovendi en onbezoldigd wetenschappelijk onderzoekers zoals bursalen en ontvangers van stipendia.

Gastovereenkomst

Uit een gastovereenkomst als bedoeld in artikel 3.33, eerste lid, Vb moet in ieder geval blijken dat aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • het onderzoeksproject is goedgekeurd door de onderzoeksinstelling;

  • de vreemdeling beschikt over een passend diploma van hoger onderwijs waarmee toegang bestaat tot een doctoraatprogramma; en

  • de rechtsbetrekking en de arbeidsvoorwaarden van de vreemdeling zijn opgenomen in de gastovereenkomst.

Middelen van bestaan

In aanvulling op B1/4.3 beschouwt de IND de middelen van bestaan uit de volgende inkomensbronnen als zelfstandig in de zin van artikel 3.73 Vb:

  • een inkomen uit een (studie)beurs, voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen;

  • een inkomen uit een stipendium, voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen;

  • een inkomen uit periodieke betalingen uit sponsorgelden of op andere wijze, voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen; of

  • een op een ten name van de vreemdeling gestelde bankrekening in Nederland beschikbaar bedrag.

2.5 Arbeid als zelfstandige
Mvv-vereiste bij start-up

Op grond van artikel 3.71, derde lid, Vb wijst de IND een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder een beperking ‘arbeid als zelfstandige’ niet af wegens het ontbreken van een geldige mvv als:

  • De aanvraag is ingediend in het kader van artikel 3.30, zesde lid, Vb; en

  • De vreemdeling al in Nederland is in verband met het oprichten van een innovatieve onderneming en in het bezit van een visum kort verblijf of niet-visumplichtig is.

Bevoegdheid of vergunning om het beroep of onderneming te mogen uitoefenen

In aanvulling op artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder c, Vb verleent de IND een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’ aan een vreemdeling als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de vreemdeling wil een onderneming voeren in de individuele gezondheidszorg en registratie in het BIG-register heeft plaatsgevonden; of

  • de vreemdeling is in het bezit van alle noodzakelijke vergunningen voor de uitoefening van de onderneming. Dit hangt af van de betreffende wetgeving die voor de onderneming geldt.

Directeur-(groot)aandeelhouder

In aanvulling op artikel 3.30 Vb beschouwt de IND de vreemdeling als zelfstandige die een directeur-(groot)aandeelhouder is als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de vreemdeling heeft een belang van 25% of meer in de onderneming;

  • de vreemdeling loopt een ondernemingsrisico; en

  • de vreemdeling kan de hoogte van het salaris zelf beïnvloeden.

Het Nederlands-Amerikaans Vriendschapsverdrag en Het Verdrag van handel en scheepsvaart tussen Nederland en Japan

De IND verleent een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.30 Vb aan een vreemdeling die onderdaan is van de Verenigde Staten van Amerika of Japan op grond van de hierboven genoemde Verdragen als wordt voldaan aan de algemene verblijfsvoorwaarden als genoemd in artikel 16 Vw met uitzondering van het eerste lid, aanhef en onder c, Vw, én de vreemdeling:

  • a. handel drijft tussen de grondgebieden van de twee verdragspartijen en zich bezighoudt met daarmee samenhangende of in verband staande werkzaamheden op handelsgebied; of

  • b. de bedrijfsuitoefening van een onderneming waarin de vreemdeling een aanzienlijk kapitaal heeft geïnvesteerd of waarin deze daadwerkelijk bezig is dat te doen, ontwikkelt en leidt.

Ad b.

De IND verstaat onder het begrip ‘bedrijfsuitoefening van een onderneming’ in ieder geval één van de volgende situaties:

  • de vreemdeling vertegenwoordigt een Amerikaanse of Japanse onderneming in Nederland en is in dienst van deze onderneming in een sleutelfunctie; of

  • de vreemdeling oefent een vrij beroep uit tenzij sprake is van een zekere publieke taak of een functie in de gezondheidszorg of publieke veiligheidsector.

De IND verstaat onder ‘aanzienlijk kapitaal’ in de hierna genoemde situaties het volgende:

  • Eenmanszaak: een kapitaal waarmee de ondernemer zelfstandig de onderneming kan exploiteren. De IND beoordeelt de hoogte van het kapitaal per situatie, maar houdt als minimum een kapitaal van € 4.500 aan;

  • Vennootschap onder firma: een kapitaal van ten minste 25% van het firmakapitaal, met als minimum een kapitaal van € 4.500;

  • Commanditaire vennootschap: voor de beherende vennoot geldt hetzelfde als bij een vennootschap onder firma. De stille vennoot oefent geen onderneming uit en valt niet onder het bepaalde in de verdragen;

  • Besloten vennootschap: een kapitaal van ten minste 25% van het gestorte kapitaal. Het gestorte kapitaal in Nederland is ten minste € 18.000, zodat het ‘aanzienlijk kapitaal’ ten minste € 4.500 beslaat;

  • Naamloze vennootschap: ten minste 25% van het gestorte kapitaal. Het gestorte kapitaal is in Nederland ten minste € 45.000, zodat het ‘aanzienlijk kapitaal’ ten minste € 11.250 beslaat.

De IND telt geleend kapitaal niet mee als onderdeel van het ‘aanzienlijk kapitaal’.

De IND trekt de verblijfsvergunning in als het aanzienlijk kapitaal onder het voor de ondernemingsvorm geldende minimum komt.

2.6 Houder van een Europese blauwe kaart
Looncriterium

Voor de hoogte van het looncriterium wordt verwezen naar artikel 1i, eerste lid, onder b en tweede lid, Buwav.

Bestanddelen bruto maandloon Europese blauwe kaarthouders

De IND telt bij het bruto maandloon de onkostenvergoedingen en toeslagen mee, mits deze elke maand giraal worden overgemaakt op een bankrekening die op naam is gesteld van de vreemdeling en contractueel zijn vastgelegd.

De IND telt niet mee in het bruto maandloon:

  • (de waarde van) in natura uitgekeerd loon;

  • de vakantietoeslag; en

  • de waarde van onzekere, niet vaste, loonbestanddelen als overwerkvergoedingen, fooien en uitkeringen uit fondsen.

Diploma van hoger onderwijs

In aanvulling op artikel 3.30b Vb geldt dat de daar bedoelde getuigschriften voldoen als de vreemdeling arbeid gaat verrichten waarvoor minimaal een diploma van hoger onderwijs vereist is.

Erkenning beroepskwalificaties

In aanvulling op artikel 3.30b Vb moet een gereglementeerd beroep erkend zijn en dragen de werkgever en de vreemdeling de verantwoordelijkheid om bij een bezoek van een inspectie aan te tonen dat de vreemdeling beschikt over de vereiste beroepskwalificaties voor het gereglementeerde beroep.

Registratie BIG

In aanvulling op artikel 3.30b Vb verleent de IND de verblijfsvergunning uitsluitend aan een vreemdeling die een beroep wil uitoefenen in de individuele gezondheidszorg als registratie in het BIG-register heeft plaatsgevonden.

Zoekperiode

In aanvulling op artikel 4.43 Vb verleent de IND de vreemdeling gedurende de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning een zoekperiode van drie maanden om een nieuwe functie als houder van een Europese blauwe kaart houder te vinden als de werkgever de arbeidsovereenkomst of de aanstelling van de vreemdeling voortijdig, dat wil zeggen tijdens de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, ontbindt.

De zoekperiode vangt aan op de dag waarop de arbeidsovereenkomst is ontbonden.

2.7. Overplaatsing binnen een onderneming
Adviesprocedure UWV

Op grond van artikel 3.30d, vierde lid, Vb vraagt de IND advies aan het UWV indien de referent erkend is en:

  • de vreemdeling een trainee-werknemer is; of

  • het salaris als niet marktconform wordt beschouwd als bedoeld in artikel 3.30d, eerste lid, onder g, Vb.

De IND beschouwt een salaris dat voldoet aan het looncriterium voor arbeid als kennismigrant als marktconform als bedoeld in artikel 3.30d, eerste lid, onder g, Vb.

Op grond van artikel 3.30d, vierde lid, Vb vraagt de IND geen advies aan het UWV en wijst de IND de aanvraag af of trekt de vergunning in, indien:

  • de vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 3.30d, eerste lid, onder j, k of l, Vb; of

  • sprake is van de situatie genoemd in artikel 3.30d, tweede lid onder c, Vb en de vreemdeling eerder een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had onder de beperking ’overplaatsing binnen een onderneming’.

Op grond van artikel 3.30d, vierde lid, Vb wijst de IND de aanvraag af of trekt de vergunning in indien het UWV een negatief advies geeft omtrent:

  • de voorwaarden genoemd in artikel 3.30d, eerste lid, onderdelen a tot en met j, Vb; of

  • de afwijzingsgronden, bedoeld in artikel 3.30d, tweede lid,Vb.

Aantekening op het document

Op grond van artikel 11, vierde lid, respectievelijk 22, vierde lid van de richtlijn 2014/66/EU vermeldt de IND op het verblijfsdocument van de werknemer ‘ICT’ respectievelijk ‘mobile ICT’.

3 Beperking, arbeidsmarktaantekening en geldigheidsduur
3.1 Beperking
3.1.1 Het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder m, Vb verleent de IND een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking: ‘Het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’.

3.1.2 Arbeid als kennismigrant

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder d, Vb verleent de IND een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking: ‘Arbeid als kennismigrant’.

3.1.3 Wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder i, Vb verleent de IND een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking: ‘Wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG‘.

3.1.4 Arbeid als zelfstandige

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder c, Vb verleent de IND een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking: ‘Arbeid als zelfstandige’.

3.1.5 Verblijf als houder van de Europese blauwe kaart

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder e, Vb verleent de IND een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking: ‘Verblijf als houder van de Europese blauwe kaart’.

3.1.6 Overplaatsing binnen een onderneming

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder g, Vb verleent de IND een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking:

‘Overplaatsing binnen een onderneming’.

3.2 Arbeidsmarktaantekening
3.2.1 Het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst

Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument dat wordt verleend op grond van artikel 3.42 Vb: ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’.

3.2.2 Arbeid als kennismigrant

Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder g, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘Arbeid als kennismigrant toegestaan, andere arbeid toegestaan met TWV’.

Op grond van in artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, VV luidt de arbeidsmarktaantekening als de vreemdeling vrij is op de arbeidsmarkt: ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’.

3.2.3 Wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG

Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder j, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ’Arbeid als wetenschappelijk onderzoeker toegestaan, andere arbeid toegestaan met TWV’.

3.2.4 Arbeid als zelfstandige

Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder i, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘Arbeid in loondienst alleen toegestaan met TWV’.

Op grond van in artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, VV, luidt de arbeidsmarktaantekening als de vreemdeling vrij is op de arbeidsmarkt ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’.

3.2.5 Verblijf als houder van de Europese blauwe kaart

Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder h, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘Arbeid als houder van de Europese blauwe kaart toegestaan, andere arbeid toegestaan met TWV’.

Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, VV luidt de arbeidsmarktaantekening, als de vreemdeling vrij is op de arbeidsmarkt: ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’.

3.2.6 Overplaatsing binnen een onderneming

Op grond van artikel 3.1. derde lid, aanhef en onder n, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘Arbeid wegens overplaatsing binnen een onderneming toegestaan, andere arbeid toegestaan met TWV’.

3.3 Geldigheidsduur
3.3.1 Het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder m, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met de geldigheidsduur van één jaar.

3.3.2 Arbeid als kennismigrant

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder d, Vb verleent of verlengt de IND de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning:

  • voor de duur van de arbeidsovereenkomst, aanstelling, gastovereenkomst of werkzaamheden;

  • voor de duur van de opleiding als de vreemdeling als arts in opleiding tot specialist staat ingeschreven in een opleidingsregister; of

  • voor de duur van de registratie als de vreemdeling voor een beperkte periode in het BIG-register staat geregistreerd.

3.3.3 Wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder i, Vb verleent of verlengt de IND de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning:

  • voor de duur van de arbeidsovereenkomst, aanstelling, gastovereenkomst of werkzaamheden;

  • voor ten hoogste de duur van de opleiding als de kennismigrant als arts in opleiding tot specialist staat ingeschreven in een opleidingsregister; of

  • voor de duur van de registratie als de vreemdeling voor een beperkte periode in het BIG-register staat geregistreerd.

3.3.4 Arbeid als zelfstandige

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder c, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met de geldigheidsduur van maximaal twee jaar of voor maximaal één jaar als de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend op grond van artikel 3.30, zesde lid, Vb.

3.3.5 Houder van een Europese Blauwe Kaart

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder e, Vb verleent of verlengt de IND de verblijfsvergunning met een geldigheidsduur gelijk aan de duur van de arbeidsovereenkomst of aanstelling aangevuld met drie maanden maar niet langer dan vier jaar.

3.3.6 Overplaatsing binnen een onderneming

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder s, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met de geldigheidsduur van de duur van de overplaatsing, maar met een maximale geldigheidsduur van drie jaar in geval van een leidinggevende of specialist en één jaar in geval van een trainee-werknemer.

Indien sprake is van lange-termijnmobiliteit, verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor de duur van de overplaatsing, maar met een maximale geldigheidsduur die gelijk is aan de duur van de door de eerste lidstaat afgegeven vergunning voor overplaatsing binnen een onderneming.

4. Bewijsmiddelen
4.1 Algemeen
4.2 Het zoeken naar en verrichten van arbeid, al dan niet in loondienst

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling in Nederland met goed gevolg een geaccrediteerde bachelor- of masteropleiding of een postdoctorale opleiding heeft afgerond:

  • een diploma of getuigschrift van een Nederlandse instelling voor hoger onderwijs waaruit dit blijkt; of

  • een verklaring met de datum waarop aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een diploma of getuigschrift van die opleiding aan een Nederlandse instelling voor hoger onderwijs is voldaan.

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling een dergelijke opleiding heeft afgerond een diploma of getuigschrift van een onderwijsinstelling die:

  • opleidingen verzorgt in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

  • opleidingen verzorgt in het kader van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken; of

  • is aangewezen in het Voorschrift Vreemdelingen.

De IND beschouwt een schriftelijke diplomawaardering van EP-Nuffic van een diploma van een buitenlandse onderwijsinstelling als bedoeld in artikel 3.23 VV met een afschrift van het gewaardeerde diploma als bewijsmiddel.

Hieruit moet blijken dat de vreemdeling:

  • is afgestudeerd met een Master-graad,

  • een postdoctorale opleiding heeft afgerond, of

  • is gepromoveerd aan een buitenlandse onderwijsinstelling.

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling een minimaal niveau van kennis van de Engelse of Nederlandse taal heeft:

  • een testrapport van het International English Language Testing System met een minimale score van 6.0; of

  • een testrapport van een andere Engelse taaltest zoals opgenomen in de Gedragscode internationale student hoger onderwijs met een vergelijkbare minimale score; of

  • een diploma, certificaat of document als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van het Besluit inburgering; of

  • een bewijsstuk waaruit blijkt dat de vreemdeling zijn masteropleiding, postdoctorale opleiding of promotietraject heeft genoten in het Engels of het Nederlands.

4.3 Arbeid als kennismigrant
Kennismigrant: algemeen

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling voldoet aan het looncriterium zoals is vastgelegd in artikel 1d, Buwav:

  • een arbeidsovereenkomst;

  • een aanstellingsbesluit; of

  • als sprake is van overplaatsing in concernverband en geen arbeidsovereenkomst wordt aangegaan met het in Nederland gevestigde onderdeel van het bedrijf: een verklaring van het bedrijf in het buitenland waarin staat wat de duur van de overplaatsing is, de aard van het dienstverband en het loon.

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan:

  • een arbeidsovereenkomst; of

  • een aanstellingsbesluit.

De IND beschouwt als bewijsmiddelen waaruit moet blijken dat de vreemdeling een marktconform loon verdient, documenten met daarin informatie over:

  • de aard van het bedrijf en het totale personeelsbestand van het bedrijf;

  • de opleiding van de kennismigrant. De werkgever moet inzichtelijk maken dat de kennismigrant over bepaalde kwalificaties beschikt. Dit kan de werkgever aantonen door het overleggen van diploma’s en/of getuigschriften van de kennismigrant. Kopieën van diploma’s en getuigschriften moeten zijn gewaardeerd door het Nuffic;

  • de functie die de kennismigrant gaat vervullen. De werkgever moet:

  • aangeven wat de naam van de functie is en welke taken de kennismigrant binnen deze functie gaat vervullen; en

  • aantonen welke speciale deskundigheid op het gebied van opleiding en werkervaring nodig is om deze functie te doen vervullen door een kennismigrant; en

  • de arbeidsplaats. De werkgever moet:

  • aangeven of er een Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) van toepassing is, en zo ja, welke; en

  • inzichtelijk maken dat het loon en andere arbeidsvoorwaarden (inclusief de overige vergoedingen die aan de kennismigrant betaald gaan worden), overeenkomen met de laatst overeengekomen CAO.

Als geen sprake is van een CAO moet de werkgever informatie verstrekken dat het loon en andere arbeidsvoorwaarden overeenkomen met vergelijkbare functies.

Kennismigrant: wetenschappelijk onderzoeker

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit de duur en de aard van het dienstverband en het loon blijken en waarin de functiescheiding en de functiecode zoals gedefinieerd in het universitair functieordeningssysteem zijn opgenomen:

  • een arbeidsovereenkomst; of

  • een aanstellingsbesluit.

Kennismigrant: gastdocent

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit de duur en de aard van de werkzaamheden en het loon blijken

  • een aanstellingsbesluit; of

  • een gastovereenkomst.

Kennismigrant: arts of specialist in opleiding

De IND beschouwt een bewijs van inschrijving in het opleidingsregister van de Medische Specialisten Registratie Commissie, de Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie of de Huisarts en Verpleeghuisarts Registratie Commissie als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling is ingeschreven als arts of specialist in opleiding.

Kennismigrant: individuele gezondheidszorg

De IND beschouwt een bewijs van inschrijving in het BIG-register als bewijsmiddel dat de vreemdeling geregistreerd staat in het BIG-register.

4.4 Wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG

De IND beschouwt een gastovereenkomst als bedoeld in paragraaf B6/2.4 Vc als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling voldoet aan de voorwaarde als bedoeldin artikel 3.33, eerste lid, Vb.

4.5 Arbeid als zelfstandige
Algemeen

De IND beschouwt een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel met een omschrijving van het beroep of de bedrijfsactiviteiten die in de onderneming worden uitgeoefend als bewijsmiddel dat de onderneming is ingeschreven in het handelsregister.

Financiële bewijsmiddelen ter staving van de aanvraag moeten zijn gecontroleerd door een daartoe bevoegde onafhankelijke externe deskundige (register accountant, een accountant administratieconsulent, boekhouder of een financieel adviseur).

Startende ondernemer als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, Vb

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit blijkt dat de vreemdeling duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan in de zin van artikel 3.20b, VV, in ieder geval een van de volgende bewijsmiddelen:

  • a. De vreemdeling zelf bekostigt de financiering:

    • een afschrift van een bankrekening die mede of uitsluitend op naam van de vreemdeling of van de onderneming is gesteld, waarop het saldo staat vermeld dat beschikbaar is; of

    • een verklaring van de buitenlandse bank waar de vreemdeling een rekening heeft waaruit blijkt welk bedrag (maandelijks) ten gunste van de vreemdeling wordt overgemaakt op diens bankrekening in Nederland, die mede of uitsluitend op naam van de vreemdeling staat;

  • b. De begeleider bekostigt de financiering:

    • De overeenkomst tussen de vreemdeling en de begeleider dat aan de vreemdeling financiële middelen worden toegekend;

  • c. Een derde persoon of rechtspersoon bekostigt de financiering:

    • een verklaring van de bank waaruit blijkt welk bedrag maandelijks ten gunste van de vreemdeling wordt overgemaakt op diens bankrekening in Nederland gedurende het verblijf in Nederland; of

    • een verklaring van de derde persoon of rechtspersoon welk bedrag maandelijks ten gunste van de vreemdeling wordt overgemaakt op diens bankrekening in Nederland gedurende diens verblijf in Nederland; en

    • een recent(e) bankafschrift of rekeningspecificatie waar het rekeningsaldo van de derde persoon of rechtspersoon op staat; en

    • een kopie van het paspoort van de derde persoon.

De IND beschouwt als bewijsmiddel ten behoeve van de adviesaanvraag bij het Ministerie van EZ voor de beoordeling van de deskundigheid en betrouwbaarheid van de begeleider:

  • een bewijs van inschrijving van de start-up van de vreemdeling in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • bewijsstukken waaruit blijkt dat de begeleider minimaal 2 jaar ervaring heeft in het selecteren en begeleiden van startende ondernemers, zoals een eigen ondernemingsplan, voorbeelden van begeleide start-ups, referenties en/of het curriculum vitae (cv) van minimaal twee medewerkers waaruit ervaring blijkt;

  • bewijsstukken waaruit blijkt dat de begeleider financieel gezond is, zoals recente jaarrekeningen, overeenkomsten met financiers, garantstellingen door financiers, accountantsverklaringen, bankafschriften en/of onderbouwde financiële prognoses.

De IND beschouwt als bewijsmiddel ten behoeve van de adviesaanvraag bij het Ministerie van EZ voor de vreemdeling (start-up):

  • een bewijs van inschrijving van de begeleider in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • een stappenplan van de vreemdeling dat informatie bevat over:

    • de rol van de vreemdeling in de start-up (de organisatie);

    • het idee voor het product of de dienst van de start-up;

    • de innovatie van het product of de dienst;

    • de activiteiten (stappen) die de startende ondernemer neemt in het eerste jaar om van idee tot onderneming te komen.

  • een door beide partijen ondertekende overeenkomst tussen de vreemdeling en de begeleider dat informatie bevat over:

    • de aard van de begeleiding (bijvoorbeeld de aangeboden faciliteiten, bijvoorbeeld over toegang tot coaching, technologie, onderzoek, bescherming intellectueel eigendom, marktonderzoek, financiering etc);

    • de voorwaarden waaronder de begeleiding wordt aangeboden;

    • het (mogelijk) belang van de begeleider in de onderneming.

De IND beschouwt als bewijsmiddel dat er geen familierechtelijk relatie is tussen de vreemdeling en de begeleider een verklaring waarin de vreemdeling bevestigt dat er geen familierechtelijke relatie (tot en met de derde graad) bestaat tussen de vreemdeling en de begeleider.

Arbeid als zelfstandige

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling bevoegd is een beroep of onderneming uit te oefenen:

  • een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel; en

  • een document afgegeven door de bevoegde Nederlandse autoriteit dat de vreemdeling in het bezit is van de noodzakelijke vergunningen om een beroep of onderneming uit te oefenen.

De IND beschouwt als bewijsmiddel ten behoeve van de adviesaanvraag bij het Ministerie van EZ, het Ministerie van VWS of het Ministerie van OC&W:

  • een document afgegeven door de bevoegde Nederlandse autoriteit, dat de vreemdeling in het bezit is van de noodzakelijke vergunningen om een beroep of onderneming uit te oefenen;

  • een volledig ingevulde en ondertekende ‘Bijlage verklaring inkomen zelfstandig ondernemer’ met de daarin gevraagde bewijsmiddelen;

  • een ondernemingsplan dat informatie bevat over:

    • persoonlijke gegevens van de ondernemer;

    • het product of de dienst;

    • een marktanalyse toegespitst op het eigen product of dienst;

    • de organisatie;

    • de (openings)balans;

    • de omzet- en liquiditeitsprognose inclusief berekeningen; en

    • een specificatie en begroting arbeidscreatie en investeringen.

  • afschriften van behaalde diploma’s voorzien van een Nuffic/ stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) waardering voor zover het een buitenlands diploma betreft;

  • afschriften van getuigschriften (diploma, promotie) van een Nederlandse opleiding (dit geldt facultatief voor Turkse vreemdelingen);

  • als sprake is van een onderneming in het land van herkomst: de akte van oprichting en de statuten van de onderneming;

  • arbeidsovereenkomst(en) en referenties van de voormalige dienstbetrekking(en);

  • financiële gegevens, zoals omzetgegevens, jaarrekeningen, belastinggegevens, loonstaten, loonaangiften, e.d.

  • bewijsmiddelen (bijv. patenten of referenties van kennisinstellingen e.d.) die het innovatieve karakter van het product of de dienst voor Nederland aantonen (dit geldt facultatief voor Turkse vreemdelingen);

  • bewijsmiddelen van arbeidscreatie in de eigen onderneming (dit geldt facultatief voor Turkse vreemdelingen);

  • gegevens met betrekking tot de voorgenomen investeringen (dit geldt facultatief voor Turkse vreemdelingen);

  • als sprake is van een BV: een kopie van het aandelenregister en de oprichtingsakte;

  • als sprake is van een VOF/CV: een kopie van VOF/CV contract met daarin: inbreng van vennoten, verantwoordelijkheden en aandeel in resultaat;

  • als de vreemdeling een freelancer is: kopieën van intentieverklaringen en/of overeenkomst(en) van (de) opdracht(en) waaruit blijkt dat de vreemdeling in opdracht werkzaamheden als freelancer gaat uitvoeren.

Vriendschapsverdragen

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling een aanzienlijk kapitaal heeft geïnvesteerd:

  • bij een Eenmanszaak: een bankafschrift van de onderneming waarop het geïnvesteerde bedrag staat en de (openings)balans;

  • bij een Vennootschap onder firma: een oprichtingsakte of contract waarin staat hoe groot de financiële deelname is van iedere vennoot, de (openings)balans en een bankafschrift van de onderneming; of

bij een Besloten Vennootschap en een Naamloze Vennootschap: de oprichtingsakte.

4.6 Richtlijn 2009/50/EG

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling voldoet aan het looncriterium voor houders van een Europese blauwe kaart:

  • een arbeidsovereenkomst; of

  • een aanstellingsbesluit.

Diploma

De IND beschouwt een originele diplomawaardering van de Nuffic als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling beschikt over een diploma van hoger onderwijs en dat deze opleiding vergelijkbaar is met een Nederlandse opleiding voor hoger onderwijs.

De IND beschouwt een origineel gewaarmerkte kopie van het diploma van hoger onderwijs in Nederland als bewijsmiddel waar uit moet blijken dat de vreemdeling beschikt over een diploma van hoger onderwijs.

Individuele gezondheidszorg

De IND beschouwt een bewijs van inschrijving in het BIG-register als bewijsmiddel dat de vreemdeling in het BIG-register is geregistreerd.

Erkenning beroepskwalificaties

De IND beschouwt als bewijsmiddel documenten waarin staat dat de vreemdeling voldoet aan de vereisten om een bepaald beroep uit te oefenen.

Mvv-vereiste voor de houder van de Europese blauwe kaart

De IND beschouwt bewijsmiddelen waaruit de duur en aard van het eerdere verblijf als houder van een Europese blauwe kaart in de andere Staat die partij is bij het EU-verdrag blijkt als bewijsmiddel dat de vreemdeling geen mvv hoeft over te leggen.

4.7 Overplaatsing binnen een onderneming
  • De IND beschouwt een positief advies van het UWV dat ten behoeve van de vreemdeling is afgegeven als bewijsmiddel dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.30d, eerste lid, onderdelen a tot en met i, Vb.

De IND beschouwt als bewijsmiddel voor de adviesaanvraag bij het UWV in ieder geval:

  • Een opdrachtbrief van de werkgever met daarin de gegevens zoals vermeld in artikel 3.30d, eerste lid, onder d, Vb;

  • Een cv van de vreemdeling waaruit blijkt welke opleidingen hij heeft afgerond en waaruit – indien van toepassing – de werkervaring blijkt.

In de hieronder genoemde specifieke gevallen beschouwt de IND verder als bewijsmiddel:

  • Bij de uitoefening van een gereglementeerd beroep:

    • Bewijs van erkenning van de beroepskwalificaties

  • Bij een trainee-werknemer die géén houder is van een door een andere lidstaat afgegeven verblijfsvergunning voor overplaatsing binnen een onderneming:

    • Diploma’s en getuigschriften waaronder een cv en een kopie van een behaald masterdiploma; en

    • Een trainee-overeenkomst die verband houdt met de voorbereiding voor zijn toekomstige functie binnen de onderneming of groep van ondernemingen, met daarin:

      • een beschrijving van het traineeprogramma waaruit blijkt dat het doel van het verblijf is de trainee-werknemer op te leiden voor loopbaanontwikkeling of een opleiding in bedrijfstechnieken – en methoden;

      • de duur ervan; en

      • de wijze waarop tijdens de overplaatsing toezicht zal worden uitgeoefend op de trainee-werknemer.

De IND beschouwt als een bewijsmiddel dat de vreemdeling houder is van een door een andere lidstaat afgegeven verblijfsvergunning voor overplaatsing binnen een onderneming:

  • Een kopie van het verblijfsdocument met de vermelding ‘ICT’ afgegeven door de andere lidstaat van de EU.

5. Verlenging
5.1 Arbeid als kennismigrant

De IND willigt de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd op grond van artikel 3.30a, eerste lid, Vb in als niet aan het looncriterium voor vreemdelingen van dertig jaar en ouder wordt voldaan als aan alle volgende voorwaarden wel wordt voldaan:

  • de vreemdeling heeft voor het bereiken van het dertigste levensjaar verblijf gekregen als kennismigrant;

  • de vreemdeling wijzigt niet van werkgever; en

  • de vreemdeling voldoet nog aan het looncriterium voor vreemdelingen jonger dan dertig jaar zoals is vastgelegd in artikel 1d, Buwav.

Werkloosheid

De IND wijst de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd af op grond van artikel 18 Vw en trekt de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in op grond van artikel 19 Vw, juncto artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f, Vw als de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt ingediend en:

  • de kennismigrant langer dan drie maanden werkloos is; of

  • de kennismigrant een uitkering krachtens de Wwb heeft aangevraagd.

5.2 Houder van een Europese blauwe kaart in de zin van richtlijn 2009/50/EG
Werkloosheid

Als de houder van de Europese blauwe kaart werkloos is op het moment dat de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt ingediend wijst de IND de aanvraag af op grond van artikel 3.89b, tweede lid, Vb en trekt de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in op grond van artikel 3.91c Vb als:

  • de houder van een Europese blauwe kaart langer dan drie maanden werkloos is;

  • tijdens de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd eerder werkloos is geweest; of

  • de houder van een Europese blauwe kaart een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand heeft aangevraagd.

In aanvulling op het voorgaande wordt verwezen naar de artikelen 3.84, 3.89b, 3,89c, 3.91c en 3.91d Vb met daarin de gronden om de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet te verlengen of in te trekken in paragraaf B6/5.2 Vc.

D

Paragraaf B7/2.1.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.1.3 Referent met verblijfsrecht als bedoeld in B3 of B6

In aanvulling op artikel 3.22, eerste lid, Vb beschouwt de IND de middelen van bestaan van de referent die verblijfsrecht heeft in het kader van studie, wetenschappelijk onderzoek, arbeid als kennismigrant, het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst, overplaatsing binnen een onderneming of arbeid als zelfstandige als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, Vb als duurzaam als de middelen van bestaan beschikbaar zijn voor een jaar of zoveel korter als de verblijfsduur van de referent.

Middelen van bestaan van de referent uit een andere bron zoals genoemd in artikel 3.73, eerste lid, Vb worden ook als middelen van bestaan in het kader van de aanvraag om familie- of gezinslid beschouwd als deze voor de hoofdpersoon meetellen bij het beoordelen of deze duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan.

E

Paragraaf B7/2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.2 Referent met tijdelijk verblijfsrecht

Met toepassing van artikel 3.13, tweede lid, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan familie- of gezinsleden van een referent met tijdelijk verblijfsrecht in de zin van artikel 3.5 Vb als de referent in het bezit is van een verblijfsvergunning onder één van de volgende beperkingen:

  • studie;

  • het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst;

  • grensoverschrijdende dienstverlening;

  • overplaatsing binnen een onderneming;

  • verblijf als familie- of gezinslid;

  • asiel voor bepaalde tijd;

  • medische behandeling;

  • het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap; of

  • tijdelijke humanitaire gronden (met uitzondering van verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling); of

  • verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling (uitsluitend indien de referent verblijf heeft als vermogende vreemdeling

F

Paragraaf B7/4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4 Beperking, arbeidsmarktaantekening en geldigheidsduur

Beperking

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, onder a, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking: ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij (naam van de partner/ echtgenoot/ minderjarig kind, enz)’.

Arbeidsmarktaantekening

Als de referent een Nederlander is, dan luidt op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, VV de arbeidsmarktaantekening: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist.'

Als de referent in het bezit is van een verblijfsvergunning, dan is de arbeidsmarktaantekening van familie- en gezinsleden dezelfde als die van diens referent.

Als de referent in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder l, Vb dan luidt op grond van artikel 3.1, derde lid, onder l, VV de arbeidsmarktaantekening: ‘arbeid niet toegestaan’.

In afwijking hiervan wordt op het verblijfsdocument van een gezinslid van een kennismigrant, houder van een Europese blauwe kaart, een vergunninghouder in het kader van overplaatsing binnen een onderneming of een wetenschappelijk onderzoeker op grond van de richtlijn 2005/71/EG op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, VV de aantekening geplaatst: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist'.

Geldigheidsduur

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder a, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met een geldigheidsduur gelijk aan de duur van het verblijfsrecht van de referent. Als de referent Nederlander is of verblijf heeft voor langer dan vijf jaar, dan verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met een geldigheidsduur van vijf jaar.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 29 november 2016.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 november 2016

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de directeur-generaal Vreemdelingenzaken, J.C. Goet

TOELICHTING

ALGEMEEN

In dit wijzigingsbesluit zijn de beleidsregels opgenomen ter implementatie van de richtlijn 2014/66/EU (hierna: de richtlijn) betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming. Deze beleidsregels zijn in aanvulling op de vreemdelingrechtelijke implementatie van de richtlijn in het Vreemdelingenbesluit 2000 (Stb. 2016, 408) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000.

De richtlijn verplicht tot een gecombineerde verblijfs- en arbeidsvergunning voor overplaatsing binnen een (groep van) onderneming(en) die zowel in de EU als in een derde land is gevestigd.

De doelgroep van de richtlijn zijn leidinggevenden en specialisten (zogenoemd sleutelpersoneel) alsmede trainees van internationale concerns. In de richtlijn worden zij aangeduid als binnen een onderneming overgeplaatste persoon. De doelgroep komt voor een groot deel overeen met die van de nationale kennismigrantenregeling.

De aanvrager van de verblijfsvergunning kan niet zonder meer kiezen tussen de nationale kennismigrantenregeling en de verblijfsvergunning voor overplaatsing binnen een onderneming. De EU-lidstaten mogen namelijk geen nationale toelatingsregelingen creëren of behouden voor onderdanen van derde landen die binnen de reikwijdte vallen van de richtlijn inzake binnen een onderneming overgeplaatste personen. De definities van ‘leidinggevende’, ‘specialist’ en ‘trainee-werknemer’ in artikel 3, onder e, f en g van de richtlijn geven aan welke personen binnen de reikwijdte van de richtlijn vallen, en dus niet in aanmerking komen voor een nationale kennismigrantenregeling. Dit is geregeld in artikel 3.30a, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Bij aanvragen om een kennismigrantenvergunning zijn de volgende situaties denkbaar:

  • 1. De vreemdeling valt niet onder de reikwijdte van de richtlijn: de IND toetst aan de kennismigrantenregeling, net zoals voorheen.

  • 2. De vreemdeling valt onder de reikwijdte van de richtlijn:

    • a. Indien is voldaan aan de voorwaarden uit de richtlijn (en geen afwijzingsgrond van toepassing is), verleent de IND ambtshalve de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor “overplaatsing binnen een onderneming”. Dit is geregeld in artikel 3.30a, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

    • b. Indien niet is voldaan is aan de voorwaarden uit de richtlijn (of een afwijzingsgrond opgaat), wijst de IND de aanvraag af (op grond van artikel 3.30a, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000). Het enkele feit dat niet wordt voldaan aan de toelatingsvoorwaarden van de richtlijn, maakt niet dat iemand buiten de reikwijdte van de richtlijn valt.1 Een uitzondering geldt voor Turkse werknemers wegens artikel 13 van Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie.

ARTIKELSGEWIJS

A

Doel van de richtlijn is het faciliteren van de intra EU-mobiliteit. Vreemdelingen kunnen met een door een lidstaat afgegeven verblijfsvergunning gaan werken bij een onderdeel van het concern in een andere lidstaat. In dat geval neemt de IND dan ook niet aan dat het hoofdverblijf is verplaatst.

B

Vanwege de richtlijn worden degenen die onder de richtlijn vallen, uitgesloten van het toepassingsbereik van paragraaf 24 uit bijlage I bij de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen.

C

Op grond van artikel 1.9, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 kan zowel een erkende als een niet-erkende referent optreden als referent bij een aanvraag om een verblijfsvergunning. In artikel 3.30d van het Vreemdelingenbesluit 2000 zijn vervolgens de toelatingsvoorwaarden opgesomd.

Aangezien de richtlijn één procedure voorschrijft die leidt tot een gecombineerde titel die zowel het verblijfs- als arbeidsrecht omvat, is in het vierde lid van voornoemd artikel een adviesinwinverplichting bij het UWV neergelegd. Deze verplichting geldt echter niet indien de referent erkend is.

In overleg met UWV is ervoor gekozen om bij trainee-werknemers altijd advies in te winnen bij UWV ook al is de referent erkend, gelet op de specifieke toelatingsvoorwaarden die voor deze groep gelden.

Vanzelfsprekend kan de IND ook in ander gevallen, bijvoorbeeld als er twijfel is of wordt voldaan aan de toelatingsvoorwaarden, onverplicht advies inwinnen bij het UWV ook al is sprake van een erkend referent.

Voorts is het deel van het advies van het UWV dat ziet op eerder verblijf in Nederland van de vreemdeling in de periode van zes maanden direct voorafgaande aan de aanvraag voor een eerdere overplaatsing binnen een onderneming (artikel 3.30d, tweede lid, onder c van het Vreemdelingenbesluit 2000), beperkt tot de periodes waarvan het UWV kennis heeft door kennisgevingen voor korte-termijnmobiliteit. De IND is niet op de hoogte van deze verblijven en heeft deze informatie wel nodig om correct te kunnen toetsen. Eerder verblijf in het kader van lange-termijnmobiliteit is wel bekend bij de IND doordat hiervoor aanvragen moeten worden ingediend, zodat hiervoor geen advies ingewonnen hoeft te worden bij het UWV.

Op grond van artikel 3.30d, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 zijn een aantal toelatingsvoorwaarden niet van toepassing op een houder van een door een andere lidstaat van de EU afgegeven verblijfsvergunning met de vermelding ‘ICT’ die in Nederland wil verblijven voor een overplaatsing binnen een onderneming. In de bewijsmiddelen zoals opgenomen in paragraaf B6/4.7 is hiermee rekening gehouden.

D

Op grond van artikel 3.20c van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 zijn middelen van bestaan duurzaam, indien deze op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar of zoveel korter als het voorgenomen verblijf in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming zal duren, beschikbaar zijn.

E

Op grond van artikel 3.5, tweede lid, onder s, van het Vreemdelingenbesluit 2000 is het verblijfsrecht van een houder van een verblijfsvergunning wegens overplaatsing binnen een onderneming, van tijdelijke aard.

F

Bij de arbeidsmarktaantekening van de gezinsleden van een vergunninghouder in het kader van overplaatsing binnen een onderneming, is aangesloten bij de huidige arbeidsmarktaantekening voor gezinsleden van kennismigranten gelet op de overeenkomst met deze doelgroep.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de directeur-generaal Vreemdelingenzaken, J.C. Goet


X Noot
1

Dit is een uitdrukkelijke keuze geweest van de EU-wetgever, zie raadsdocument 5336/14, blz. 47-48.

Naar boven