TOELICHTING
Algemene toelichting
1. Aanleiding
In de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren dient een aantal punten
gewijzigd te worden. Samengevat gaat het om de volgende wijzigingen:
-
1. Indexatie van de maxima van de bezoldigingsklassen voor de onderwijssectoren en de
verlaagde maxima voor de cultuurfondsen.
-
2. Verschuiving van de digitale melding van WNT-gegevens voor cultuur- en media-instellingen
naar de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
-
3. Verduidelijking van de definities van het criterium ‘aantal leerlingen, deelnemers
of studenten’ en het criterium ‘aantal onderwijssoorten of sectoren’.
-
4. Enkele technische wijzigingen.
2. Reikwijdte
De regeling is van toepassing op rechtspersonen en instellingen waarop de Wet normering
bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector van toepassing is,
voor zover de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de minister is wie het
aangaat of de Minister van Economische zaken voor de sector groen onderwijs. De WNT
– en dus ook de regeling – geldt alleen in Europees Nederland.
In de paragrafen 2 en 2a is de reikwijdte van het bepaalde in die paragrafen beperkt
tot (een) bepaalde groep(en). Zo zijn de artikelen 3 tot en met 3c (klassenindeling)
van paragraaf 2 uitsluitend van toepassing op de ‘echte’ onderwijsinstellingen (dus
bijvoorbeeld niet de samenwerkingsverbanden passend onderwijs). Artikel 5 van paragraaf
2 (elektronische melding accountant) is van toepassing op alle rechtspersonen of instellingen
binnen het onderwijsdomein (ook de niet-onderwijsinstellingen). Paragraaf 2a (verlaagde
bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van de cultuurfondsen) geldt uitsluitend
voor topfunctionarissen van de cultuurfondsen. De nieuwe paragraaf 2b (elektronische
verzending van bezoldigingsgegevens) geldt voor alle groepen die op grond van artikel
1a onder deze regeling vallen.
In paragraaf 3 – waarin het toezicht en de handhaving is geregeld – is geregeld welke
toezichthouder belast is met het toezicht op de naleving van welke rechtspersonen.
3. Vaststelling bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen in de OCW-sectoren
De bezoldigingsmaxima van de klassen voor topfunctionarissen van onderwijsinstellingen
en de verlaagde bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van de cultuurfondsen worden
jaarlijks met hetzelfde percentage geïndexeerd als het algemene WNT-maximum. De bedragen
worden vervolgens, net als het algemene bezoldigingsmaximum, op duizendtallen naar
boven afgerond. Het algemene WNT-maximum 2017 wordt met 0,6% verhoogd ten opzichte
van het algemene WNT-maximum 2016. Dit leidt tot een stijging van de maxima van de
bezoldigingsklassen met € 1.000 of € 2.000. De nieuwe bezoldigingsmaxima zijn in 2017:
Onderwijs Cultuurfondsen
Klasse
|
Maximum
2016
|
Maximum
2017
|
|
Klasse
|
Maximum
2016
|
Maximum
2017
|
A
|
€ 106.000
|
€ 107.000
|
|
1
|
€ 124.000
|
€ 125.000
|
B
|
€ 117.000
|
€ 118.000
|
|
2
|
€ 149.000
|
€ 150.000
|
C
|
€ 128.000
|
€ 129.000
|
|
|
|
|
D
|
€ 140.000
|
€ 141.000
|
|
|
|
|
E
|
€ 152.000
|
€ 153.000
|
|
|
|
|
F
|
€ 164.000
|
€ 165.000
|
|
|
|
|
G
|
€ 179.000
|
€ 181.000
|
|
|
|
|
4. Digitaal aanleveren van bezoldigingsgegevens
Met de ter internetconsultatie aangeboden Evaluatiewet WNT is het voornemen de digitale
meldplicht als zelfstandige verplichting in de WNT te vervangen door een grondslag
om dit bij ministeriële regeling te kunnen regelen.1 Vooruitlopend op de Evaluatiewet WNT wordt de digitale aanlevering van WNT-gegevens
voor alle WNT-instellingen binnen het OCW-domein ondergebracht bij DUO.
Alle OCW-sectoren zullen gebruikmaken van het WNT-formulier in XBRL dat door DUO beschikbaar
wordt gesteld.2 De onderwijs- en emancipatie-instellingen hebben dit formulier reeds in gebruik en
de ervaringen zijn positief. Met deze wijziging zullen nu dus ook de cultuur- en media-instellingen
– die voorheen gebruikmaakten van de meldtool van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties – gebruikmaken van XBRL. Voor alle WNT-instellingen binnen
het OCW-domein die nog niet bij DUO meldden via XBRL verandert dus het loket voor
de digitale aanlevering van de WNT-gegevens. De betreffende instellingen worden begin
2017 door DUO aangeschreven met een instructie over het gebruik van XBRL.
5. Verduidelijking definitie criterium ‘aantal leerlingen, deelnemers of studenten’
In de huidige regeling is in de toelichting opgenomen dat voor het criterium ‘aantal
leerlingen, deelnemers of studenten’ alleen de bekostigde leerlingen, deelnemers of
studenten geteld worden. Dit staat echter niet expliciet in de bijlage bij artikel
3, tweede lid, van de regeling (onderdeel 1C). Om de rechtszekerheid te verhogen,
wordt dit in de tekst toegevoegd.
Het betreft de leerlingen, deelnemers of studenten voor wie de rechtspersoon of instelling
op grond van de onderwijswetten bekostiging ontvangt van de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap of de Minister van Economische Zaken. Indien instelling A de
bekostiging ontvangt en doorzet naar instelling B, worden de leerlingen, deelnemers
of studenten bij instelling A geteld. De reden hiervoor is dat dubbeltelling van leerlingen,
deelnemers of studenten voorkomen wordt en dat deze gegevens goed verifieerbaar zijn.
6. Verduidelijking definitie criterium ‘aantal onderwijssoorten of sectoren’
In de huidige regeling is opgenomen dat een onderwijssoort of sector meetelt als deze
onder de eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid op een onderwijsinstelling ‘wordt
aangeboden’. Dit blijkt echter voor meerdere interpretaties vatbaar. Voornamelijk
als instellingen samenwerkingsconstructies zijn aangegaan, bleek dit het geval. De
definitie wordt hierop aangepast.
Een onderwijssoort of sector kan slechts bij één instelling worden meegeteld, ook
bij samenwerkingsconstructies. Voor po, wec-onderwijs – onderwijssoort speciaal onderwijs,
mbo, hbo en wo worden de schoolsoorten en sectoren geteld als voor die onderwijssoorten
of sectoren bij de rechtspersoon of instelling leerlingen, deelnemers of studenten
staan ingeschreven voor wie die rechtspersoon of instelling op grond van de onderwijswetten
bekostiging ontvangt van de minister of de Minister van Economische Zaken. Voor het
vo kan dat niet omdat leerlingen bij een startende school over het algemeen in het
brugjaar staan ingeschreven en pas later op het vmbo, havo of vwo. In het vo tellen
daarom de door de minister toegestane onderwijssoorten mee.
Als een vso-school geen zelfstandige examenlicenties heeft voor vmbo, havo of vwo
dan telt alleen de onderwijssoort vso. Indien een vso-school examenlicenties heeft
voor vmbo, havo of vwo worden deze geteld. Om dubbeltelling te voorkomen vervalt de
schoolsoort vso in dat geval in de telling. Alleen als de vso-school ook voorziet
in het uitstroomprofiel dagbesteding en/of arbeidsmarktgericht dan telt de onderwijssoort
vso zelfstandig mee.
DUO publiceert jaarlijks voor het mbo een overzicht van de opleidingen met per opleiding
de bijbehorende sector en het domein. Dit overzicht kan worden geraadpleegd op data.duo.nl
(via achtereenvolgens de knoppen ‘databestanden’, ‘Middelbaar beroepsonderwijs’, ‘Crebo
opleidingen’ en ‘01. Historisch overzicht van Crebo beroepsopleidingen’).
Zie: https://www.duo.nl/open_onderwijsdata/databestanden/mbo/crebo/crebo-1.jsp
Onderwijssoorten of sectoren die niet in deel 1, onderdeel 1C, van de bijlage bij
de regeling worden genoemd, worden niet als aparte onderwijssoort of sector meegeteld.
Indirect wegen deze sectoren mee via het criterium ‘totale baten’. Dit is bijvoorbeeld
het geval voor contractonderwijs en vavo.
7. Gevolgen voor de uitvoering
De conceptregeling is ter consultatie voorgelegd aan de koepelorganisaties in het
onderwijs, de bestuurdersverenigingen in het onderwijs, de toezichthoudersverenigingen
in het onderwijs, de vakbonden in het onderwijs, de NPO, de Federatie Cultuur en de
Vereniging van Nederlandse Orkesten. Daarnaast is de conceptregeling ter uitvoeringstoets
voorgelegd aan het EAUT-panel3, aan DUO en via DUO aan de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Auditdienst Rijk
(ADR).
Uit de externe consultatie bleek dat de meeste organisaties geen opmerkingen hadden
bij de conceptregeling. Eén organisatie vindt het onduidelijk of vavo voor de bestuurlijke
complexiteit meetelt als afzonderlijke onderwijssoort bij het mbo. Per abuis wekte
het concept de indruk dat dit het geval zou zijn. De regeling verandert op dit punt
echter niet. Vavo telt alleen indirect mee via het criterium ‘totale baten’. Een andere
organisatie zag een probleem in de verduidelijking van de criteria ‘aantal leerlingen,
deelnemers of studenten’ en ‘aantal onderwijssoorten of sectoren’. De aangepaste definitie
zou onvoldoende flexibiliteit bieden om, in geval van samenwerking, te bepalen bij
welke instelling een onderwijssoort of opleiding meetelt. De nieuwe definitie is echter
objectiever en maakt de regeling beter controleerbaar. De formulering expliciteert
wat in de WNT-regeling 2016 al was beoogd.
DUO acht de regeling uitvoerbaar en de ADR en de IvhO hadden geen opmerkingen bij
de regeling. Enkele EAUT-panelleden gaven aan dat ze de wijze van indexeren en het
naar boven afronden op een duizendtal te grof vinden. Op dit punt volgt de regeling
(net als de WNT-regelingen van de andere departementen) de algemene WNT-indexeringswijze.
Ook is door EAUT-leden gereageerd op het conceptartikel over het gebruik van de geconsolideerde
jaarrekening. In de conceptregeling was een artikel opgenomen waarin werd bepaald
wanneer de geconsolideerde jaarrekening gebruikt mocht worden voor het bepalen van
de bezoldigingsklasse. Met deze wijziging werd aangesloten bij de regeling van VWS.
Uit de reacties van verschillende partijen bleek dat met de gekozen formulering echter
niet het beoogde doel werd bereikt. Uiteindelijk is ervoor gekozen om dit conceptartikel
te laten vervallen. Gekeken wordt of het wenselijk is in de regeling voor 2018 te
regelen hoe gehandeld moet worden als sprake is van een groepsrelatie in de zin van
het jaarrekeningenrecht. Voor het bepalen van de bezoldigingsklasse sluit deze regeling
aan bij artikel 3d van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Hierin staat dat de
jaarverslaggeving wordt opgesteld door het bevoegd gezag dat de onderwijsinstelling
in stand houdt.
8. Administratieve lasten
Met deze wijziging van de regeling worden geen nieuwe informatieverplichtingen gecreëerd
of geschrapt. De regeling heeft daarmee geen gevolgen voor de administratieve lasten.
9. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten
Deze regeling treedt op 1 januari 2017 in werking en wordt, in afwijking van de afspraken
rond de invoeringstermijn van 2 maanden die is neergelegd in de Aanwijzingen voor
de regelgeving (AR 174), conform de WNT in de maand november vastgesteld en gepubliceerd.
Voor alle WNT-instellingen binnen het OCW-domein – dus ook de cultuur- en media-instellingen
– geschiedt de digitale aanlevering van de WNT-gegevens over verslagjaar 2016 per
2017 via XBRL bij DUO.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A (artikel 1)
Het begrip ‘minister’ wordt in de regeling geïntroduceerd ten behoeve van de beknoptheid
en leesbaarheid van de artikelen.
Artikel I, onderdeel B (artikel 1a)
Ter verduidelijking is opgenomen dat de regeling van toepassing is op rechtspersonen
of instellingen waarop de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en
semipublieke sector van toepassing is, voor zover de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap onderscheidenlijk, waar het de sector groen onderwijs betreft, de Minister
van Economische Zaken de minister is wie het aangaat. Beperkingen op dit toepassingsbereik
worden in de specifieke paragrafen vermeld (zie ook punt 2 van de algemene toelichting
bij deze regeling).
Artikel I, onderdeel C (paragraaf 2)
Het artikel is redactioneel verduidelijkt.
Artikel I, onderdeel D (artikel 2)
Het betreft hier een beperking op het toepassingsbereik zoals ondergebracht in artikel
1a. Artikel 2 is daarom redactioneel verduidelijkt. Het tweede lid is aangepast, als
gevolg van het vervallen van artikel 4.
Artikel I, onderdeel E (artikel 3)
Het (verlaagde) bezoldigingsmaximum per klasse is voor 2017 geïndexeerd met 0,6% (hetzelfde
percentage als de verhoging van het algemene WNT-maximum) en vervolgens conform het
algemene WNT-maximum afgerond op duizendtallen.
Artikel I, onderdeel F (artikel 4)
Artikel 4 is komen te vervallen. De inhoud van dit artikel is ondergebracht in het
nieuwe artikel 5c. Een toelichting op de wijziging van dit artikel is bij het nieuwe
artikel vermeld.
Artikel I, onderdeel G (artikel 5a)
Het betreft hier een beperking op het toepassingsbereik zoals ondergebracht in artikel
1a. Artikel 5a is daarom redactioneel verduidelijkt.
Artikel I, onderdeel H (artikel 5b)
De verlaagde maxima voor de cultuurfondsen zijn voor 2017 geïndexeerd met 0,6% (hetzelfde
percentage als de verhoging van het algemene WNT-maximum) en vervolgens conform het
algemene WNT-maximum afgerond op duizendtallen.
Artikel I, onderdeel I (paragraaf 2b en artikel 5c)
De in het artikel 5c geregelde aanlevering van gegevens rechtstreeks aan DUO geldt
– in tegenstelling tot het oude artikel 4 – voor alle rechtspersonen en instellingen
waarop de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector
van toepassing is, voor zover de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderscheidenlijk,
waar het de sector groen onderwijs betreft, de Minister van Economische Zaken, de
minister is wie het aangaat. Hiermee vervalt de verplichting om de gegevens aan de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verzenden.
Voor artikel 5c geldt dat de reikwijdte van dit artikel breder is dan het oude artikel
4. Dit is het gevolg van het voornemen om de algemene WNT-meldtool te beëindigen.
Artikel I, onderdeel J (de bijlage behorende bij artikel 3, tweede lid, van de regeling)
Subonderdelen 1 en 3, onder a en b
Deel 2 van de bijlage is van toepassing op rechtspersonen of instellingen die in het
lopende jaar of in de drie voorafgaande jaren zijn opgericht, gefuseerd of gesplitst.
Abusievelijk stond hier “korter dan vijf jaar geleden”. De formulering is redactioneel
verduidelijkt door te noemen dat het moet gaan om rechtspersonen of instellingen die
in het lopende jaar of de drie voorafgaande jaren zijn opgericht, gefuseerd of gesplitst.
Subonderdelen 2, onder a en b
Het betreft de leerlingen, deelnemers of studenten voor wie de rechtspersoon of instelling
op grond van de onderwijswetten bekostiging ontvangt van de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap of de Minister van Economische Zaken. Indien instelling A de
bekostiging voor leerlingen, deelnemers of studenten ontvangt en deze doorzet naar
instelling B, mogen de leerlingen, deelnemers en studenten alleen worden meegewogen
bij instelling A. Instelling A is immers de instelling die op grond van de wet bekostiging
ontvangt voor die leerlingen, deelnemers, of studenten. Dit om te voorkomen dat zij
bij meerdere instellingen kunnen meetellen bij het berekenen van de complexiteitspunten.
De wijziging die in onderdeel 1B van de bijlage wordt doorgevoerd werkt door in subonderdeel
b, onderdelen 2A, 2B, 2C en 2D, van de bijlage in die zin dat in de situatie waarin
niet kan worden uitgegaan van ‘bekostigde leerlingen, deelnemers, of studenten’, gekeken
moet worden naar de rechtspersoon of instelling die – bestond hij langer – voor die
leerlingen, deelnemers of studenten aanspraak had gehad op bekostiging door de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister van Economische Zaken op grond
van de onderwijswetten.
Subonderdeel 2, onder c
De definitie ‘het gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren’ is verduidelijkt. Voor
het primair onderwijs, wec-onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs
of wetenschappelijk onderwijs geldt dat de aangeboden onderwijssoorten of sectoren
alleen worden meegeteld als voor die onderwijssoorten of sectoren bij de rechtspersoon
of instelling leerlingen, deelnemers of studenten staan ingeschreven voor wie die
rechtspersoon of instelling op grond van de onderwijswetten bekostiging ontvangt van
de minister of de Minister van Economische Zaken.
Bij het voortgezet onderwijs (pro, vmbo, havo, vwo) is ervoor gekozen uitsluitend
de bij de instelling of rechtspersoon door de minister toegestane onderwijssoorten
mee te tellen.
Als rechtspersonen of instellingen in het voortgezet speciaal onderwijs de zelfstandige
examenlicenties meewegen dan mag de onderwijssoort ‘wec-onderwijs – onderwijssoort
voortgezet speciaal onderwijs’ niet ook worden meegewogen tenzij de instelling ook
voorziet in het uitstroomprofiel dagbesteding en/of arbeidsmarktgericht. Dit ter voorkoming
dat onderwijssoorten dubbel kunnen meetellen bij het berekenen van de complexiteitspunten.
Een vso-instelling die zelfstandige examenlicenties heeft op de niveaus havo en vwo
en geen uitstroomprofielen heeft voor dagbesteding en arbeidsmarktgericht, telt bijvoorbeeld
complexiteitspunten voor havo en vwo, maar niet voor vso.
Als sprake is van een samenwerking tussen rechtspersonen of instellingen dan geldt
door bovengenoemde wijzigingen dat een onderwijssoort of sector slechts kan worden
meegeteld bij een van die instellingen of rechtspersonen.
De benaming van de schoolsoorten is gecorrigeerd.
De wijziging die in onderdeel 1C van de bijlage wordt doorgevoerd werkt door in subonderdeel
c, onderdelen 2A, 2B, 2C en 2D, van de bijlage in die zin dat in de situatie waarin
niet kan worden uitgegaan van ‘bekostigde leerlingen, deelnemers, of studenten’, gekeken
moet worden naar de rechtspersoon of instelling die – bestond hij langer – voor die
leerlingen, deelnemers of studenten aanspraak had gehad op bekostiging door de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister van Economische Zaken op grond
van de onderwijswetten.
Subonderdeel 3, onder c, d, e en f
De kopjes van de onderdelen 2A, 2B, 2C en 2D zijn redactioneel verduidelijkt.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt op 1 januari 2017 in werking. Voor de cultuur- en media-instellingen
geschiedt de digitale aanlevering van de WNT-gegevens over verslagjaar 2016 per 2017
via XBRL bij DUO.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker