Besluit van de Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie van 4 november 2016, nummer WBV 2016/15, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B3/2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.3. Pilot ‘Inkomende mobiliteit mbo4’

De IND neemt aan dat aan artikel 3.41, eerste lid, aanhef en onder b, Vb wordt voldaan als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de vreemdeling volgt (of gaat volgen) een Engelstalige opleiding aan het middelbaar beroepsonderwijs niveau 4;

  • de onderwijsinstelling waaraan de vreemdeling gaat studeren is aangesloten bij de Gedragscode ‘Inkomende mobiliteit mbo4’ en opgenomen in het bijbehorende register;

  • de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor de vreemdeling valt binnen de criteria voor de pilot zoals opgenomen in artikel 8.1 van de Gedragscode ‘Inkomende mobiliteit mbo4’;

  • de vreemdeling is 18 jaar of ouder; en

  • de vreemdeling heeft een minimale score behaald van 5.0 bij het International English Language Testing System (IELTS) of heeft de vooropleiding in het Engels genoten.

B

Na paragraaf B3/2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt een paragraaf ingevoegd en komt te luiden:

2.4. Middelen van bestaan

In aanvulling op artikel 3.22 VV en paragraaf B1/4.3 beschouwt de IND de middelen van bestaan uit de volgende inkomensbronnen als zelfstandig in de zin van artikel 3.73 Vb:

  • een inkomen uit een studiebeurs;

  • een inkomen uit periodieke betalingen uit sponsorgelden of anderszins; of

  • een bedrag dat op een ten name van de vreemdeling gestelde bankrekening in Nederland beschikbaar is.

Op grond van artikel 3.75, vierde lid, Vb en artikel 3.22 VV beschouwt de IND middelen van bestaan als duurzaam als:

  • deze op het tijdstip waarop de aanvraag regulier voor bepaalde tijd is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar of zoveel korter als de voorgenomen studie in Nederland duurt, beschikbaar zijn; of

  • naar het oordeel van Onze Minister voldoende zekerheid is verschaft over het ongestoorde verloop van de periodieke geldstroom als het verblijf en de studie van de vreemdeling in Nederland met periodieke betalingen wordt bekostigd.

C

Paragraaf B3/3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3. Beperking, arbeidsmarktaantekening en geldigheidsduur

Beperking

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder l, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning onder de beperking: ‘Studie’.

Arbeidsmarktaantekening

Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder c, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘TWV vereist voor arbeid van bijkomende aard, andere arbeid niet toegestaan’.

Voorschrift

Op grond van artikel 3.7, eerste lid, onder c, Vb is aan de afgifte van de verblijfsvergunning het voorschrift verbonden dat de vreemdeling voldoende is verzekerd tegen ziektekosten.

Geldigheidsduur

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder l, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning met een geldigheidsduur gelijk aan de duur van de opleiding vermeerderd met maximaal één jaar voor een voorbereidende opleiding, en drie extra maanden voor de administratieve afronding van de opleiding, met een maximum van 5 jaar. De IND verstaat onder voorbereidend onderwijs ook een schakeljaar.

De IND verleent de verblijfsvergunning in het kader van de pilot ‘Inkomende mobiliteit mbo4’ voor de duur van maximaal twaalf maanden.

D

Paragraaf B3/4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4. Verlenging en intrekking

Verlenging

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder l, Vb verlengt de IND de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor de resterende duur van de opleiding vermeerderd met drie maanden voor de administratieve afronding van de opleiding. Dit is niet van toepassing op de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning verleend in het kader van de pilot ‘inkomende mobiliteit mbo4’.

De IND verlengt de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning verleend in het kader van de pilot ‘Inkomende mobiliteit mbo4’ niet.

Intrekking

Op grond van artikel 3.91b, eerste lid, aanhef en onder b, Vb trekt de IND de verblijfsvergunning in als de vreemdeling na het volgen van maximaal één jaar voorbereidend onderwijs niet is ingeschreven voor de daadwerkelijke opleiding voor het hoger onderwijs.

E

Paragraaf B3/5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5. Bewijsmiddelen

Algemeen

De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling is ingeschreven aan de onderwijsinstelling binnen twee weken nadat hij rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8 Vw, of het voorbereidend jaar heeft afgerond, één van de volgende bescheiden:

  • een voorlopig bewijs van inschrijving;

  • een definitief bewijs van inschrijving; of

  • een verklaring van de onderwijsinstelling dat de vreemdeling een uitwisselingsprogramma volgt.

Middelbaar beroepsonderwijs en voortgezet onderwijs

De IND beschouwt een verklaring van de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) of een verklaring van de bevoegde autoriteiten uit het land van herkomst als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling de opleiding niet in zijn land van herkomst of zijn land van bestendig verblijf kan volgen.

De IND beschouwt een verklaring van de bevoegde autoriteiten uit het land van herkomst als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de opleiding van de vreemdeling van betekenis is voor de arbeidsmarkt van zijn land van herkomst.

De IND beschouwt een verklaring van de onderwijsinstelling als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat:

  • de vreemdeling een Internationaal Baccalaureaat Diploma Programma (IBDP) opleiding volgt aan een door de Internationale baccalaureaatorganisatie (IBO) geaccrediteerde onderwijsinstelling; en

  • de onderwijsinstelling deel uitmaakt van een internationale organisatie waarbij een uitwisseling van leerlingen over de wereld plaatsvindt en het land van plaatsing wordt bepaald door landelijke comités van deze internationale organisatie of de onderwijsinstelling zijn leerlingen plaatst in een internaat.

Pilot ‘Inkomende mobiliteit mbo4’

De IND beschouwt een verklaring van de onderwijsinstelling als bewijsmiddel:

  • wanneer uit deze verklaring blijkt dat de vreemdeling het voltijds vierde studiejaar middelbaar beroepsonderwijs (inclusief de mogelijkheid tot een stage) volgt;

  • wanneer het onderwijs wordt gevolgd aan een onderwijsinstelling, die is opgenomen in het register van de Gedragscode middelbaar beroepsonderwijs; en

  • dit in overeenstemming is met de voorwaarden voor de pilot ‘Inkomende mobiliteit mbo4’.

De IND beschouwt een verklaring van IELTS als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling voor het Engelstalig onderwijs minimaal een ‘score’ van 5.0 op alle onderdelen heeft behaald. Indien de vreemdeling zijn vooropleiding heeft genoten in het Engels en is vrijgesteld van de verplichting om een taaltest af te leggen, moet dat blijken uit een verklaring van de onderwijsinstelling.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 februari 2017.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 november 2016

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, J.C. Goet de directeur-generaal Vreemdelingenzaken,

TOELICHTING

ALGEMEEN

Pilot ‘Inkomende mobiliteit mbo4’

In de voortgangsbrief aan de Tweede Kamer van 19 september 2016 van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in navolging van de internationaliseringsbrief ‘De wereld in: Visiebrief internationale dimensie van hoger onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs’ (kenmerk 1065250) is een pilot aangekondigd voor derdelanders die in Nederland een studie willen volgen op het niveau 4 van het middelbaar beroepsonderwijs.

Deze pilot start per 1 februari 2017 en gaat drie jaar duren. Door middel van de pilot kan binnen de gegeven looptijd aan maximaal 300 studenten van buiten de EU/EER de mogelijkheid worden geboden om in Nederland een deel van een voltijds opleiding te volgen aan het middelbaar beroepsonderwijs op het niveau 4 (mbo4). Het gaat dan specifiek om het laatste jaar van deze opleiding. Hierbij is inbegrepen de mogelijkheid om stage te lopen in het kader van deze opleiding. Om deze pilot mogelijk te maken zijn in de nieuwe paragraaf 2.3 van hoofdstuk B3 van de Vc de voorwaarden opgenomen waaronder een verblijfsvergunning kan worden verleend in het kader van deze pilot.

In het kader van de pilot is een Gedragscode voor internationale studenten in het mbo onderwijs opgesteld naar analogie van de Gedragscode voor internationale studenten in het hoger onderwijs.1 Een nieuw opgerichte Landelijke Commissie ziet toe op de naleving van deze Gedragscode. De voorwaarden opgenomen in paragraaf 2.3 van hoofdstuk B3 van de Vc zijn een uitvloeisel van hetgeen is opgenomen in de Gedragscode.

De pilot

Om als mbo-onderwijsinstelling te kunnen participeren binnen de pilot, is ten eerste noodzakelijk dat de instelling hierover contact opneemt met de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en door middel van een aanvraag aangeeft:

  • te willen worden opgenomen in het openbare register van de Gedragscode ‘Inkomende mobiliteit mbo4 onderwijs’;

  • zorgvuldig te handelen conform diezelfde Gedragscode op het gebied van een zorgvuldige werving en selectie van buitenlandse studenten;

  • dat het onderwijsaanbod kwalitatief gezien in overeenstemming is met deze Gedragscode;

  • te voldoen aan alle overige verplichtingen uit de Gedragscode;

  • medewerking te verlenen aan de werkzaamheden die de Landelijke Commissie uitvoert in het kader van diens toezichthoudende taak; en

  • toestemming te verlenen voor gegevensuitwisseling met de IND.

DUO toetst vervolgens of de basiskwaliteit van deze instelling op orde is aan de hand van de paragraaf ‘Staat van het onderwijs’ in het rapport van de Onderwijsinspectie. Als dit het geval is, dan willigt DUO de aanvraag in en neemt de instelling op in bovengenoemd register. Als de basiskwaliteit niet op orde is, dan wordt de aanvraag afgewezen. DUO informeert in beide gevallen zowel de instelling als de IND.

Nadat de onderwijsinstelling is aangesloten bij de Gedragscode en is opgenomen in het register door DUO, controleert de IND of de instelling is erkend als referent. In het geval dat de instelling nog niet erkend is, dient deze een aanvraag tot erkenning in bij de IND middels het hiervoor bestemde formulier. Als de onderwijsinstelling voldoet aan de gegeven criteria voor erkenning als referent, dan willigt de IND aanvraag in, verkrijgt de instelling erkenning als referent en wordt de instelling opgenomen in het openbare register van erkende referenten. Als niet is voldaan aan de criteria, dan verleent de IND geen erkenning en kan de onderwijsinstelling niet participeren in de pilot. De IND informeert in beide gevallen zowel de instelling als DUO.

Vervolgens kan de erkende referent een aanvraag indienen bij DUO om te mogen deelnemen aan de pilot middels het hiertoe aangewezen formulier. Kort samengevat verklaart de onderwijsinstelling als erkend referent hiermee o.a.:

  • te willen deelnemen aan de pilot in overeenstemming met de criteria zoals opgenomen in de Gedragscode;

  • ermee in te stemmen dat DUO bij de beoordeling van de aanvraag toetst of de criteria voor deelname van de instelling aan de pilot(zie artikel 8.1. van de Gedragscode) niet worden overschreden; en

  • dat zij niet op de hoogte is van klachten over de opleiding waarvan het aangeboden onderwijs onderdeel uitmaakt.

Bij de beoordeling van de aanvraag zijn de criteria voor deelname aan de pilot, zoals opgenomen in artikel 8.1 van de Gedragscode, van doorslaggevend belang. Deze criteria zijn:

  • 1. Per onderwijsinstelling mogen maximaal 20 studenten per jaar deelnemen in het kader van de pilot;

  • 2. De opleiding waar het te volgen onderwijs onderdeel van uit maakt, is in voldoende mate gekwalificeerd (voor zover een oordeel hierover namens de Onderwijsinspectie beschikbaar is);

  • 3. Slechts 30% van de in totaal 300 studenten mag over dezelfde nationaliteit beschikken binnen de pilot;

  • 4. De in te schrijven student is 18 jaar of ouder;

  • 5. Minimaal 75% van de deelnemers in de pilot schrijft zich in voor een mbo4 opleiding die behoort tot 1 van de 9 topsectoren; en

  • 6. Maximaal 25% van de deelnemer in de pilot schrijft zich in voor een mbo4 opleiding buiten de aangewezen 9 topsectoren. 2

DUO beoordeelt de aanvraag voor deelname aan de pilot aan de hand van de door de erkende referent gegeven prognose van het aantal studenten, de nationaliteit(en) van de studenten en de te volgen opleiding(en) aan de onderwijsinstelling. Als de onderwijsinstelling voldoet aan de gegeven criteria voor deelname, dan willigt DUO de aanvraag in en mag de instelling participeren in de pilot. Zo niet, dan mag de instelling niet met de desbetreffende studie deelnemen aan de pilot ofwel wordt de instelling uitgesloten voor de resterende looptijd van de pilot. DUO informeert in beide gevallen zowel de instelling als de IND.

De procedure voor verblijfsvergunning

In het geval de erkende onderwijsinstelling deelneemt aan de pilot kan deze een aanvraag indienen voor de vreemdeling, die aan de onderwijsinstelling gaat studeren. In paragraaf B3.2/3 zijn de specifieke voorwaarden opgenomen waaronder een vreemdeling in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning in het kader van de pilot.

Als aan deze voorwaarden wordt voldaan kan de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verlenen onder de beperking ‘studie’. Zoals in paragraaf B3/3 is opgenomen wordt de verblijfsvergunning verleend voor de duur van maximaal 12 maanden en ingevolge paragraaf B3/4 wordt de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning niet verlengd. In paragraaf B3/5 zijn de bewijsmiddelen opgenomen die van toepassing zijn in het kader van de pilot.

In lijn met de wijze waarop bij het hoger onderwijs aanvragen worden ingediend, mogen de erkende referenten in het kader van deze pilot ook met eigen verklaringen werken waarmee de aanvraag inhoudelijk wordt onderbouwd. De IND toetst vervolgens of de aanvraag op basis hiervan voor inwilliging in aanmerking komt. Voor de onderwijsinstellingen geldt een administratieplicht overeenkomstig als in het hoger onderwijs.

Meldplicht erkende referent

De onderwijsinstelling heeft een meldplicht binnen de pilot ten aanzien van de vreemdeling. Het hiervoor bestemde meldingsformulier wordt gebruikt in het geval dat:

  • 1. De vreemdeling niet meer naar Nederland wil komen;

  • 2. De vreemdeling niet langer in Nederland verblijft en deze wijziging niet tijdig (binnen vier weken) is gemeld bij de Basisregistratie Persoonsgegevens van de gemeente waar deze is ingeschreven;

  • 3. De vreemdeling geen voltijdsonderwijs volgt;

  • 4. De vreemdeling voortijdig is gestopt met zijn studie;

  • 5. De vreemdeling zijn studie heeft afgerond;

  • 6. De opleiding, die de vreemdeling volgt, is komen te vervallen;

  • 7. De opleiding niet meer voldoet aan de criteria van de pilot als genoemd in de Gedragscode;

  • 8. De vreemdeling de studie niet succesvol heeft afgerond; of

  • 9. De vreemdeling niet (meer) duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt.

Daarnaast heeft de onderwijsinstelling een meldplicht binnen de pilot over diens erkend referentschap waartoe bovengenoemd meldingsformulier wordt gebruikt in het geval dat:

  • 1. De onderwijsinstelling is uitgeschreven uit het handelsregister;

  • 2. Een surseance van betaling of faillissement van de onderwijsinstelling is aangevraagd dan wel uitgesproken;

  • 3. De onderwijsinstelling niet langer onderwijs aanbiedt;

  • 4. De onderwijsinstelling niet langer deelneemt aan de pilot;

  • 5. De onderwijsinstelling niet langer voldoet aan de criteria van de pilot; of

  • 6. De onderwijsinstelling niet meer is aangesloten bij de verplicht gestelde Gedragscode.

Kosten

Aan de aanvraag waarmee aansluiting wordt gezocht bij de Gedragscode en tegelijkertijd wordt verzocht om opname in het openbare register zijn geen kosten verbonden. Hetzelfde geldt voor de aanvraag waarin wordt verzocht om deel te mogen nemen aan de pilot.

Indien de onderwijsinstelling alsnog erkenning in kader van studie moet aanvragen omwille van deelname aan de pilot dan geldt dat bij het indienen van de aanvraag hiertoe het gebruikelijke bedrag ter hoogte van € 5.183 moet worden betaald. Bij het indienen van aanvragen ten behoeve van derdelanders die in kader van de pilot in Nederland willen studeren, is het gebruikelijke bedrag van € 311 aan leges verschuldigd.

Evaluatie

Partijen overleggen na anderhalf jaar onderling over de voortgang binnen de pilot en bezien in hoeverre de risico’s zoals het beroep op voorzieningen, toeslagen of uitkeringen, of illegaal verblijf na het afbreken van de studie zich voordoen. Na drie jaar zal er een grotere evaluatie worden uitgevoerd door een externe partij, waarbij nagegaan zal worden of er ook op langere termijn behoefte is aan een oplossing voor stimulering van internationalisering binnen het mbo-onderwijs in relatie tot vergroting van de internationale concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, J.C. Goet de directeur-generaal Vreemdelingenzaken,


X Noot
1

De tekst van deze Gedragscode alsmede het bijbehorende reglement zijn op te vragen via: www.internationalvet.nl .

X Noot
2

De negen aangewezen topsectoren zijn: Agri & Food, Chemie, Creatieve Industrie, Energie, High Tech, Tuinbouw, Life Science & Health, Logistiek en Water.

Naar boven