Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 10 november 2016, nr. 2011512, houdende wijziging van het Besluit voortzetting Commissie modernisering Wetboek van Strafvordering

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Besluit:

ARTIKEL I

Aan artikel 4 van het Besluit voortzetting Commissie modernisering Wetboek van Strafvordering worden twee leden toegevoegd die als volgt luiden:

  • 3. De voorzitter van de Commissie modernisering Wetboek van Strafvordering ontvangt een vaste vergoeding, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,2.

  • 4. Wanneer een van de overige leden van de Commissie modernisering Wetboek van Strafvordering een vergadering niet heeft bijgewoond, maar aan een tijdens deze vergadering vastgesteld advies wel zijn noodzakelijk zijnde bijdrage heeft geleverd, bedraagt de vergoeding de helft van het op grond van lid 2 te vergoeden bedrag.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 september 2016.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 november 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

TOELICHTING

Dit besluit strekt tot wijziging van het Besluit voortzetting Commissie modernisering Wetboek van Strafvordering. Met ingang van 1 september 2016 is als voorzitter van de Commissie modernisering Wetboek van Strafvordering een extern lid benoemd. Het Besluit voortzetting Commissie modernisering Wetboek van Strafvordering is hier voor zover het de vergoeding betreft niet op aangepast. Dit besluit herstelt het evenwicht tussen enerzijds het tijdsbeslag van de werkzaamheden en anderzijds de hoogte van de vergoeding en werkt terug tot 1 september 2016.

Verder wordt een regeling getroffen voor de situatie waarbij ter vergadering een advies wordt vastgesteld waaraan een lid dat niet ter vergadering aanwezig is, wel een noodzakelijke bijdrage heeft geleverd. In dat geval bedraagt de vergoeding de helft van het op grond van artikel 4 lid 2 te vergoeden bedrag.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven