1.
|
De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig
met zich meebrengen.
|
|
|
1.1 **
|
Kan uitleggen welke factoren van invloed zijn op het menselijke gedrag bij het besturen
van het motorvoertuig en wat het belang is van oplettendheid en houding ten opzichte
van andere verkeersdeelnemers.
|
Het gaat hierbij om de invloed van vermoeidheid, lichamelijke en geestelijke gesteldheid,
rijervaring en van het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen op:
– het waarnemingsvermogen
– het concentratievermogen
– gezichtsvermogen
– gehoor
– de reactietijd
– het evenwichtsgevoel
– het inschatten van afstand en snelheid
– de algemene lichamelijke conditie en
– de ongevalskans.
Tevens betreft het zaken als:
– de afbraaktijd van alcohol en medicijnen in het lichaam
– het effect van het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen
– het effect van een combinatie van alcohol, drugs en medicijnen
– de betekenis van stickers en bijsluiters bij medicijnen.
|
B
|
2.
|
De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik
van het motorvoertuig.
|
|
|
2.1 **
|
Kan uitleggen in welke volgorde welke maatregelen in geval van een verkeersongeval
of pech direct genomen moeten worden en de verdere afhandeling hiervan.
|
PAMAN:
– persoonlijke veiligheid
– andermans veiligheid
– markeren
– alarmeren van de hulpdiensten
– noodzakelijke maatregelen nemen waaronder het kennen van de grondbeginselen van
eerste hulp.
Afhandeling:
- (mobiel) schademelden
- informeren belanghebbenden.
Incidentmanagement
|
F
|
2.2 **
|
Kan benoemen wanneer en op welke wijze gebruik moet worden gemaakt van de veiligheidsvoorzieningen.
|
Hierbij komen zaken aan de orde als:
– aansprakelijkheid voor het (juiste) gebruik van veiligheidsvoorzieningen
– autogordel
– eisen zitplaats
– hoofdsteun
– veiligheidshamer
– verbandtrommel.
|
F
|
3.
|
De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn
van het gebruik van het motorvoertuig.
|
|
|
3.1 **
|
Kan uitleggen op welke wijze milieuaspecten een rol spelen bij het gebruik van een
gemotoriseerd voertuig.
|
Aan de orde komen hier aspecten die betrekking hebben op het milieubewuste gebruik
van het motorvoertuig en het energiezuinig rijden, zoals:
– aangepast en besluitvaardig rijden
– acceleratie
– accessoires op of aan het voertuig
– anticiperen
– bandenspanning
– controle in en buiten het voertuig
– defensief rijden
– filerijden
– gas geven, (ont)koppelen en schakelen
– gebruik van de toerenteller
– gebruik van cruisecontrol
– geluidshinder
– lading
– langdurige stops in het verkeer
– reiniging voertuig
– remmen en stoppen
– ritvoorbereiding
– toevoegingen zoals bijvoorbeeld Adblue
– starten en wegrijden
– stroomverbruikers
– volgafstand.
|
B
|
4.
|
De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor de beroepsuitoefening relevante
bepalingen in de vervoerswetgeving.
|
|
|
4.1 **
|
Kan de werkingssfeer van de Wet wegvervoer goederen en de Regeling wegvervoer goederen
benoemen.
|
Doel van de Wet wegvervoer goederen en de voor de beroepsuitoefening relevante bepalingen:
Wet wegvervoer goederen:
Hoofdstuk I:
– Art. 1.1: - de definitie van beroepsvervoer
–- de definitie van eigen vervoer
–- de definitie van een vrachtauto
– Art. 1.2 lid 1
Hoofdstuk 2:
– Art. 2.1 lid 1 en
De verbodsbepalingen:
– Art. 2.3 lid 1 en lid 5
– Art. 2.5
– Art. 2.6
– Art. 2.11 (en Art. 13 Regeling)
– Art. 2.13
Hoofdstuk 5: Toezicht, Handhaving en Opsporing
Van de Regeling wegvervoer goederen de voor de beroepsuitoefening relevante bepalingen:
Regeling wegvervoer goederen:
– Art. 3
– Art. 10
– Art. 15 lid 4
|
F
|
4.2 **
|
Kan de verschillende vormen van goederenvervoer en de toepassing daarvan uitleggen.
|
De vormen van vervoer:
– nationaal
– internationaal binnen de EU (communautair vervoer)
– internationaal buiten de EU
– transito
– cabotagevervoer
|
B
|
4.3 **
|
Kan de voor het goederenvervoer vereiste documenten noemen.
|
De persoonlijke documenten:
– rijbewijs (met code 95)
– paspoort/identiteitsbewijs
– bestuurderskaart digitale tachograaf
– print-outs digitale tachograaf
– Getuigschrift van Vakbekwaamheid (pluim)veetransport
– ADR vakbekwaamheidscertificaat.
De voertuigdocumenten:
– kentekenbewijs
– groene kaart.
Het ladingdocument:
– vrachtbrief.
De douanedocumenten:
– begeleidingsdocument
– geleidedocument
– TIR-carnet.
|
F
|
4.4 **
|
Kan de soorten vrachtbrieven en de functie daarvan noemen.
|
De soorten:
– het vervoeradres (AVC vrachtbrief)
– de rembours vrachtbrief
– CMR vrachtbrief.
De verschijningsvormen:
– papier
– elektronisch.
De drie functies:
– vervoersovereenkomst
– bewijs van ontvangst
– bewijs van aflevering.
|
F
|
4.5 **
|
Kan de verplichtingen van het standaardcontract (vervoersovereenkomst) voor het nationaal
goederenvervoer van de afzender, de vervoerder en de ontvanger uitleggen.
|
De AVC-condities voor zover betrekking op aansprakelijkheid bij laden, lossen, overbelading,
vertraging, ladingschade en manco’s.
Rembours zendingen.
|
B
|
4.6 **
|
Kan de verplichtingen van het Verdrag betreffende Overeenkomst tot internationaal
goederenvervoer van de afzender, de vervoerder en de ontvanger uitleggen.
|
De CMR-condities voor zover betrekking op aansprakelijkheid bij laden, lossen, overbelading,
vertraging, ladingschade en manco’s.
Rembours zendingen.
|
B
|
4.7
|
Kan een internationale vrachtbrief hanteren.
|
Het gebruik van de genummerde vakken.
|
B
|
4.8
|
Kan de soorten en de toepassing van nationale en internationale transportvergunningen
uitleggen.
|
Het goederenvervoer:
De soorten vergunningen:
– binnenlandse vergunning (als bedoeld in art. 7 WWG)
– communautaire vergunning of Eurovergunning
– ritmachtiging
– CEMT-vergunning/rittenboekje.
De geldigheidsduur van de vergunningen.
Het toepassingsgebied:
– Europese Unie landen
– EVA-landen
– CEMT-landen.
|
B
|
4.9
|
Kan de procedure bij grensoverschrijdingen uitleggen.
|
Het verschil tussen binnen- en buitengrenzen.
De bevoegdheden van de douane.
Het verschil tussen communautaire en niet-communautaire goederen (T2 en T1). De elektronische
aangifte.
|
B
|
4.10
|
Kan de functie van tussenpersonen in het vervoer noemen.
|
De expediteur als tussenpersoon tussen afzender en vervoerder.
|
F
|
4.11
|
Kan noemen wanneer de speciale, de goederen begeleidende, documenten gebruikt moeten
worden.
|
De documenten bij speciale ladingen:
– Schriftelijke instructie (gevarenkaart)
– gezondheidsverklaring
– begeleidingsbrief bij afvalstoffen
|
F
|
4.12
|
Kan de wettelijke bepalingen inzake de basiskwalificatie en nascholing noemen
|
De verplichting tot 35 uur nascholing per 5 jaar.:
– registratie bij het CBR door de opleider
– controle op correcte registratie door de chauffeur
|
B
|
5.
|
De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor de beroepsuitoefening relevante
bepalingen van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer
|
|
|
5.1 **
|
Kan de werkingssfeer en de voor de beroepsuitoefening relevante bepalingen van de
Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer uitleggen.
|
Het doel van de ATW (Arbeidstijdenwet).
De relatie ATW / ATB (Arbeidstijdenbesluit) vervoer.
De werkingssfeer ATB vervoer.
De extra-territoriale werking ATB vervoer.
De definities:
– arbeid
– arbeidstijd
– werknemer
– werkgever
– vrachtauto
– bestuurder
– bijrijder
– rijtijd
– rusttijd
– week
– pauze
– nachtdienst (volgens de ATW).
Het collectief overleg.
De bepalingen rusttijd, rijtijd, pauzes, nachtarbeid, arbeid op zondag.
De controlemiddelen:
– tachograaf
– De verantwoordelijkheden bij overtredingen.
Toezicht en handhaving:
– controlerende instanties
– bevoegdheden.
|
B
|
5.2
|
Kan de voor de beroepsuitoefening belangrijke bepalingen van de Arbeidstijdenwet en
het Arbeidstijdenbesluit vervoer toepassen (Verordening (EG) nr. 561/2006).
|
Aan de hand van gegeven situaties de dagelijkse rijtijd, wekelijkse rijtijd, onderbrekingen,
dagelijkse rusttijd en wekelijkse rusttijd bepalen.
|
R
|
5.4
|
Kan benoemen wanneer de AETR en Verordening nr. 561/2006 van toepassing zijn.
|
De betreffende landen.
|
F
|
5.5 **
|
Kan uiteenzetten hoe een digitale tachograaf gebruikt moet worden (Verordening (EG)
nr. 165/2014).
|
De functie van een tachograaf.
De symbolen op het apparaat.
Het E-keurmerk, de verzegeling, het installatieplaatje, periodieke keuring.
De verplichte handelingen van de chauffeur (m.u.v. de verplichtingen genoemd onder
toetsterm 5.6).
De verboden handelingen van de chauffeur.
De digitale tachograaf:
– voorzieningen
– één of twee bemanningsleden
– controle
– soorten tachograafkaarten
– registratie op de bestuurderskaart
– werking van de digitale tachograaf.
Het gebruik van de bestuurderskaart / print.
|
B
|
5.6
|
Kan uiteenzetten welke verplichtingen er zijn indien een tachograaf niet meer werkt
en/of de bestuurderskaart niet gebruikt kan worden.
|
De handelwijze bij het niet goed werken van de tachograaf.
De handelwijze bij het zoekraken en/of beschadigd/defect raken van de bestuurderskaart.
|
B
|
5.8
|
Kan de werkingssfeer van een C.A.O. uitleggen.
|
De rechten en plichten van werkgever/werknemer.
De arbeidsvoorwaarden.
|
B
|
6.
|
De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd
moet worden.
|
|
|
6.1
|
Kan de krachten en de weerstanden die tijdens het rijden in beladen toestand optreden,
verklaren.
|
De krachten die op een voertuig en/of lading werken.
De gewichtsverdeling.
Het zwaartepunt, de stabiliteit, het kantelmoment onder andere bij bijvoorbeeld vloeistoffen,
hangende lading enz.
De risico’s bij remmen (onder andere scharen).
|
B
|
6.2
|
Kan de gevolgen van overbelading noemen.
|
De gevolgen:
– ongunstig brandstofverbruik
– versnelde slijtage
– schade aan wegen
– verkeersveiligheid
– sancties
– invloed op wegligging
– invloed op rijeigenschappen.
|
F
|
6.3 **
|
Kan uitleggen hoe op een juiste wijze lading gestuwd en gezekerd moet worden.
|
De verdeling van goederen in de laadruimte op grond van bestemming, soort goederen,
gewicht, omvang, vorm en eigenschappen daarbij rekening houdend met de asbelasting,
wrijvingsweerstand en type opbouw.
Interpreteren van behandeletiketten
Afdekken van losse lading.
Manier van zekeren (direct zekeren, neer zekeren en vorm zekeren).
De te zekeren krachten: 80% van het ladinggewicht naar voren en 50% opzij en naar
achteren.
Eisen aan en eigenschappen van spanbanden en spankettingen:
– onbeschadigd
– niet gedraaid
– LC waarden
– STF waarden
– SHF waarden
|
B
|
6.4 **
|
Kan de hulpmiddelen en het gebruik bij laden, lossen en stuwage noemen.
|
De hulpmiddelen bij laden en lossen:
– laadklep
– voorziening om laadvloer te kunnen laten zakken
– hefbrug
– oprijbrug
– dockleveller
– rijplaten
– steekwagen
– hand- en elektrische pallettruck
– meeneemheftruck, -stapelaar
– heftruck
– autolaadkraan
– transportband
– walking floor
– kipperinstallatie.
Hulpmiddelen bij stuwage:
– sjorhaken
– spankettingen
– spanbanden, alsmede de betekenis van de etiketten daarvan
– rongen en keggen
– vergrendelstangen en airbags
– dekzeilen
– twistlocks
– stophout, balken en keggen
– dekens
– antislipmatten.
|
F
|
6.5
|
Kan aan de hand van de gegevens van het voertuig interpreteren of de aangeboden lading
meegenomen mag worden.
|
De gegevens op het kentekenbewijs.
|
B
|
6.6
|
Kan op basis van de voertuiggegevens het maximale laadvolume berekenen.
|
Gegeven een situatie de kubieke inhoud kunnen berekenen.
Gegeven een situatie het aantal palletplaatsen (voor Euro- of blokpallets) kunnen
bepalen.
|
R
|
6.7
|
Kan de verschillende soorten goederen en de daarvoor gebruikte verpakkingen noemen.
|
De soorten goederen:
– vast
– vloeibaar
– gas.
De soorten verpakkingen:
– dozen, bakken, kratten
– kisten
– tanks, containers
– big bags
– IBC’s
– cilinders
– jerry cans
– vaten
– gasflessen.
|
F
|
6.8
|
Kan verschillende soorten samenladingseenheden noemen.
|
De samenladingseenheden:
– pallets: soorten, standaard afmetingen, toepassingen
– rolcontainers
– wissellaadbak
– afzetbak
– zeecontainers.
|
F
|
7.
|
De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij de beroepsuitoefening.
|
|
|
7.1
|
Kan de werkingssfeer van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en het Arbeidsomstandigheden
besluit (Arbobesluit) uitleggen.
|
De bevordering van gezondheid, veiligheid en welzijn.
Geldt voor alle werknemers en zelfstandigen.
De gezamenlijke verantwoordelijkheid werkgevers- en nemers.
|
B
|
7.2
|
Kan de verplichtingen van werkgever en werknemer in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet
(Arbowet) noemen.
|
De bepalingen in art. 8 en 11.
|
F
|
7.3
|
Kan de meest voorkomende arbeidsongevallen in de vervoerssector en de oorzaak noemen.
|
Oorzaken arbeidsongevallen:
– werken zonder bevoegdheid
– niet borgen, veilig stellen
– veiligheden buiten werking stellen
– niet/niet juist gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
– onjuiste, onvoldoende persoonlijke beschermingsmiddelen gekregen
– onjuist beladen/plaatsen
– werk op/aan bewegende machines
– overig onjuist gebruik materiaal
– ontoereikende afscherming
– defect gereedschap/materieel ter beschikking gesteld
– niet toereikende alarmsystemen
– gebrek aan orde en netheid
– te hoge/lage temperatuur
– te weinig verlichting
– overige directe oorzaken (o.a. vallen)
– vermoeidheid
– afleiding door multimedia.
|
F
|
7.4
|
Kan uiteenzetten hoe arbeidsongevallen en fysieke risico’s voorkomen kunnen worden
en hoe de gevolgen ervan beperkt kunnen worden.
|
Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
De juiste hulpmiddelen.
Het vermijden van belastende factoren.
|
B
|
7.5
|
Kan de statistieken, aard en oorzaken van verkeersongevallen en de betrokkenheid van
vrachtauto’s daarbij uitleggen.
|
Statistieken van verkeersongevallen.
De aard:
– soorten verkeersongevallen
– schade t.g.v. bijzondere manoeuvres.
De oorzaken:
– fysieke gesteldheid
– psychische gesteldheid, concentratie
– (rij)gedrag
– weersomstandigheden
– verkeersovertredingen
– verkeersdrukte
– bekendheid met de omgeving
– bedrijfszekerheid van het voertuig
– belading
– afleiding door multimedia
|
B
|
7.6
|
Kan de gevolgen van verkeersongevallen op menselijk vlak, materieel (schade) en financieel
gebied uitleggen.
|
Menselijk:
– verwondingen, blijvende invaliditeit, dood
– psychische klachten
– vuitval.
Materieel:
– uitval
– stilstand
– capaciteitsgebrek.
Schade:
– gevolgen verzekeringspremie
– gevolgen administratie
– gevolgen planning
– gevolgen werkplaats/garage
– gevolgen voor het milieu.
Financieel:
– reparatiekosten
– vervangingskosten
– kosten t.g.v. filevorming
– kosten voor hulpdiensten en wegbeheerder.
|
B
|
7.7
|
Kan uitleggen welke factoren leiden tot vermoeidheid en stress, kan de symptomen herkennen
en kan in dit verband het belang van een juiste basiscyclus werk/rust en goede voeding
uitleggen.
|
Factoren waardoor vermoeidheid en stress kunnen ontstaan:
– veel zitten tijdens lange ritten
– zware lichamelijke inspanningen tijdens laden en lossen
– rijverboden
– storingen
– venstertijden
– vertragingen
– verkeersstremmingen
– slechte weersomstandigheden
– ritopdracht
– problemen op het werk
– problemen in de privésituatie
– criminaliteit
– ongevallen.
Symptomen:
– lichamelijke klachten
– gedragsveranderingen.
Voorkomen van vermoeidheid en stress.
Juiste basiscyclus werk/rust door op een goede manier om te gaan met:
– bewegen
– roken
– alcohol
– voeding
– ontspanning.
Gezonde voeding:
– variatie, voldoende afwisseling
– vermijd ongezonde (verzadigde) vetten
– vezelrijk (voldoende groente, fruit en (volkoren of bruin)brood)
– lichte maaltijden
– voldoende drinken
– rustig eten, de tijd nemen
– regelmatig eten en rekening houden met biologische klok
– niet teveel zout en suiker.
|
B
|
7.8
|
Kan de soorten criminaliteit in het goederenvervoer benoemen, hoe deze voorkomen kunnen
worden en wat de gevolgen zijn.
|
Soorten criminaliteit.
– drugssmokkel
– illegalen
– diefstal (voertuig, lading, brandstof).
Preventieve maatregelen:
– alles goed op slot
– keuze parkeerplaats (verlichte plek, bij anderen parkeren, parkeerplek met toezicht,
mijden van beruchte parkeerplekken)
– het al dan niet verlaten en onbeheerd achterlaten van de vrachtauto is afhankelijk
van het parkeermoment/de parkeerplek
– voorkomen dat derden bij de lading kunnen komen
– verzegeling controleren
– voor het wegrijden de vrachtauto checken: rondom, in en onder de vrachtauto, verzegeling
controleren, andere potentiële verstopplekken en indien mogelijk, de lading
– zorg dragen voor persoonlijke-, lading- en voertuigdocumenten
– niet met derden praten over de samenstelling van de lading
– geen kostbaarheden in de cabine achterlaten
– geen lifters meenemen
– doorgeven onveilige situaties.
Gevolgen voor de werkgever en de chauffeur van het aantreffen van drugs en illegalen.
Relevante immigratiebepalingen omtrent verstekelingen.
|
B
|
8.
|
De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop de beroepschauffeur kan
bijdragen aan het goede imago van de door hem vertegenwoordigde branche.
|
|
|
8.1
|
Kan de taken van de chauffeur noemen in relatie tot het imago van de transportsector.
|
Vervoert goederen dat leidt tot de volgende werkprocessen:
– voert ritvoorbereiding uit
– neemt professioneel deel aan het verkeer
– voert rijklaarcontroles uit
– voert kleine reparaties uit
– koppelt voertuigen aan en af
– plant en berekent rij- en rusttijden
– beoordeelt de staat en hoeveelheid lading
– verdeelt de lading en zet de lading vast
– draagt zorg voor documenten
– handelt bij incidenten en ongevallen
– houdt zich aan de werkinstructies.
Ook is de chauffeur verantwoordelijk voor:
de zekering van de lading
het laden en lossen van de lading.
|
B
|
8.2
|
Kan de personen en de instanties waarmee de chauffeur in zijn werk te maken heeft
noemen..
|
Onder andere:
– de opdrachtgevers, de klanten
– de verladers, de ontvangers
– de opsporingsambtenaren
– de expediteurs
– de medeweggebruikers.
|
F
|
8.3
|
Kan uitleggen wat de relatie is tussen de organisatie/ uitvoering van het werk tot
de kwaliteit van de dienstverlening, de commerciële/ financiële gevolgen van een geschil
en wat zijn bijdrage hierin kan zijn.
|
De kwaliteit van de dienstverlening en het professioneel gedrag van medewerkers:
– uitstraling
– representativiteit chauffeur
– representativiteit materiaal
– klantvriendelijk
– afspraken nakomen
– wijze van communiceren.
De commerciële en financiële gevolgen van een geschil.
|
B
|
9.
|
De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de markt van het goederenvervoer.
|
|
|
9.1
|
Kan de verschillende modaliteiten, hun voor- en nadelen en hun relatieve aandeel in
de goederenstroom noemen.
|
De soorten vervoer en hun relatieve aandeel t.o.v elkaar:
– wegvervoer
– spoorvervoer
– vervoer over het water (zee en binnenwater)
– luchtvervoer
– vervoer per pijpleiding.
Verhouding nationaal en internationaal wegvervoer.
|
B
|
9.2
|
Kan onderscheid maken tussen verschillende vervoerssoorten en hun toepassing.
|
De vervoersspecialiteiten zoals:
– verhuizingen
– waardetransport
– vervoer gevaarlijke stoffen
– geconditioneerd vervoer
– veevervoer
– exceptioneel transport
– tankvervoer
– containervervoer
– distributievervoer.
|
B
|
9.3
|
Kan de soorten dienstverlening noemen.
|
– transport
– opslag
– value added logistics, crossdocking, logistieke dienstverlening.
|
B
|
9.4
|
Kan de belangrijkste brancheorganisaties in het goederenvervoer noemen.
|
– TLN
– EVO
– VERN.
|
F
|