Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Sociaal Economische Raad | Staatscourant 2016, 60313 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Sociaal Economische Raad | Staatscourant 2016, 60313 | Besluiten van algemene strekking |
Het Besluit SER-Fusiegedragsregels 2015 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 10, tweede lid, vervalt de tweede volzin.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dag van bekendmaking in de Staatscourant.
Artikel 10, lid 2, bepaalt dat drie van de vijf (plaatsvervangende) leden van de Geschillencommissie Fusiegedragsregels geen (plaatsvervangend) lid kunnen zijn van de Sociaal-Economische Raad. Concreet komt het erop neer dat kroonleden geen lid van de Geschillencommissie zouden kunnen worden. Naar huidige inzichten bestaat echter geen belemmering om kroonleden van de Raad, die tevens jurist zijn, als leden van de Geschillencommissie Fusiegedragsregels te benoemen. Een kroonlid van de Raad kan als lid binnen de Geschillencommissie Fusiegedragsregels onafhankelijk van zijn overige raadsactiviteiten tot een oordeel komen. Er lijken in dit verband geen omstandigheden te zijn die zouden kunnen leiden tot belangenverstrengeling of schijn van partijdigheid. Deze wijziging strekt ertoe de deskundigheid van juristen uit de kring van de kroonleden binnen de Raad te kunnen benutten in de Geschillencommissie Fusiegedragsregels.
In de Fusiegedragsregels van 1975 was geregeld dat de Commissie voor Fusieaangelegenheden de taak had de nakoming van de fusiegedragsregels te bevorderen (artikel 24, lid 1). Deze commissie was bij uitsluiting bevoegd toezicht uit te oefenen. In 2000 is een tweedeling aangebracht. Deze hield in dat meldingen van voorgenomen fusies voortaan worden gedaan aan het secretariaat van de Raad, dat terzake van die verplichting tevens een signalerende rol vervult. De rechtsprekende functie van het toezicht werd in handen gelegd van een onafhankelijke Geschillencommissie Fusiegedragsregels.
De Geschillencommssie Fusiegedragsregels bestaat sindsdien, naast een ondernemers- en een werknemerslid, uit drie leden, allen met plaatsvervangers (artikel 10, lid 1). In het kader van de rechtsprekende functie van de Geschillencommissie Fusiegedragsregels is destijds bepaald dat de drie (plv.) onafhankelijke leden onafhankelijke juristen moeten zijn die niet tevens lid mogen zijn van de SER. Voor deze visie is thans geen steun meer te vinden. Mede in het kader van de wijzigingen die hebben geleid tot de Fusiegedragsregels 2015 wordt de Geschillencommissie Fusiegedragsregels nu meer gezien als een commissie die op zoek is naar oplossingen voor een geschil dan als een rechtsprekend college. Onderhavige wijziging past goed bij die nieuwe rol.
Den Haag, 21 oktober 2016
M.I. Hamer voorzitter
V.C.M. Timmerhuis algemeen secretaris
Tekst van het Besluit SER-Fusiegedragsregels 2015 zoals dat luidt na inwerkingtreding van het Besluit tot wijzing van het Besluit SER-Fusiegedragsregels 2015.
Besluit van de Sociaal-Economische Raad van 18 september 2015, houdende fusiegedragsregels ter bescherming van de belangen van in de onderneming werkzame personen (SER-Fusiegedragsregels 2015)
De Sociaal-Economische Raad;
Gelet op artikel 2 van de Wet op de Sociaal-Economische Raad;
Besluit op te stellen en af te kondigen de volgende gedragsregels ter bescherming van de belangen van in de onderneming werkzame personen, in acht te nemen bij het voorbereiden en tot stand brengen van fusies van ondernemingen;
1. In dit besluit wordt verstaan onder:
elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband, waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht.
de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een onderneming in stand houdt.
i. degenen die in de onderneming werkzaam zijn krachtens een publiekrechtelijke aanstelling bij dan wel krachtens een arbeidsovereenkomst met de ondernemer die de onderneming in stand houdt. Personen die in meer dan één onderneming van dezelfde ondernemer werkzaam zijn, worden geacht uitsluitend werkzaam te zijn in die onderneming van waaruit hun werkzaamheden worden geleid.
ii. onder in de onderneming werkzame personen worden mede verstaan:
a. degenen die in het kader van werkzaamheden van de onderneming daarin ten minste 24 maanden werkzaam zijn krachtens een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en
b. degenen die krachtens een publiekrechtelijke aanstelling bij dan wel krachtens arbeidsovereenkomst met de ondernemer werkzaam zijn in een door een andere ondernemer in stand gehouden onderneming.
twee of meer ondernemingen die in stand worden gehouden:
i. door één ondernemer;
ii. door twee of meer ondernemers die met elkaar zijn verbonden in een groep in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; of
iii. door twee of meer ondernemers op basis van een onderlinge regeling tot samenwerking.
verkrijging of overdracht van de zeggenschap, direct of indirect, over een onderneming of een onderdeel daarvan, alsmede de vorming van een samenstel van ondernemingen.
verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid die krachtens hun statuten tot doel hebben de belangen van hun leden als in de onderneming werkzame personen te behartigen en:
i. van wier kandidatenlijst bij de laatstgehouden verkiezingen ten minste één lid is gekozen in de ondernemingsraad van een bij de fusie betrokken in Nederland gevestigde onderneming;
ii. welke betrokken zijn bij een regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden die geldt voor een bij de fusie betrokken in Nederland gevestigde onderneming; of
iii. waarvan is gebleken dat zij in de twee voorafgaande kalenderjaren als zodanig regelmatig werkzaam zijn geweest ten behoeve van hun leden in een bij de fusie betrokken in Nederland gevestigde onderneming.
2. Indien de Fusiegedragsregels ingevolge artikel 2, tweede lid, op een onderneming van toepassing zijn, worden – in afwijking van de omschrijving van 'verenigingen van werknemers' in artikel 1, eerste lid, onder f – als verenigingen van werknemers aangemerkt:
verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid die krachtens hun statuten tot doel hebben de belangen van hun leden als in de onderneming werkzame personen te behartigen en welke partij zijn bij die collectieve arbeidsovereenkomst.
1. De in paragraaf 3 opgenomen Fusiegedragsregels dienen in acht te worden genomen:
a. indien bij een fusie ten minste één in Nederland gevestigde onderneming is betrokken waarin in de regel 50 of meer personen werkzaam zijn; of
b. indien een bij een fusie betrokken onderneming deel uitmaakt van een samenstel van ondernemingen en in de daartoe behorende in Nederland gevestigde ondernemingen tezamen in de regel 50 of meer personen werkzaam zijn.
2. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kunnen de Fusiegedragsregels van toepassing worden verklaard op andere dan de ondernemingen, bedoeld in het eerste lid.
3. De in paragraaf 3 opgenomen Fusiegedragsregels gelden niet indien:
a. alle bij de fusie betrokken ondernemingen behoren tot hetzelfde samenstel van ondernemingen;
b. de fusie berust op het personen-, familie-, faillissements- of erfrecht;
c. bij de onderneming of de gezamenlijke ondernemingen waarin de zeggenschap door fusie overgaat in de regel minder dan 10 personen werkzaam zijn;
d. de fusie niet tot de Nederlandse rechtssfeer behoort.
1. Vóórdat over de voorbereiding of totstandkoming van een fusie een openbare mededeling wordt gedaan, worden de verenigingen van werknemers van de inhoud daarvan in kennis gesteld.
2. Indien een algemeen voor het effectenverkeer geldend voorschrift zich tegen voorafgaande kennisgeving verzet, vindt, in afwijking van het eerste lid, de kennisgeving aan de verenigingen van werknemers plaats uiterlijk op het moment waarop de openbare mededeling wordt gedaan.
3. De verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, rusten op degenen op wie verplichtingen worden gelegd in de artikelen 4 tot en met 6.
1. Voordat zij overeenstemming over een fusie bereiken, geven partijen van de voorbereiding van de fusie kennis aan de verenigingen van werknemers en geven zij gevolg aan hetgeen in de volgende leden van dit artikel is bepaald.
2. Partijen verstrekken aan de verenigingen van werknemers een uiteenzetting inzake de motieven voor de fusie, de voornemens met betrekking tot het in verband daarmee te voeren ondernemingsbeleid alsmede de in dat kader te verwachten sociale, economische en juridische gevolgen van de fusie en de in samenhang daarmee voorgenomen maatregelen.
De uiteenzetting, bedoeld in dit lid, wordt schriftelijk verstrekt, tenzij met de verenigingen van werknemers anders is overeengekomen.
3. Partijen stellen de verenigingen van werknemers in de gelegenheid hun oordeel te geven over de in voorbereiding zijnde fusie vanuit het gezichtspunt van het belang van de in de onderneming werkzame personen.
4. Partijen stellen de verenigingen van werknemers in de gelegenheid in een bespreking aandacht te besteden aan:
a. de grondslagen van het in verband met de fusie te voeren ondernemingsbeleid met inbegrip van de sociale, economische en juridische aspecten daarvan;
b. de grondslagen van maatregelen tot het voorkomen, wegnemen of verminderen van eventuele nadelige gevolgen voor de in de onderneming werkzame personen, waaronder het verstrekken van financiële tegemoetkomingen;
c. het tijdstip en de wijze waarop de in de onderneming werkzame personen zullen worden ingelicht;
d. de verslaggeving van de in het kader van dit artikel gevoerde bespreking(en), met dien verstande dat eventueel gemaakte verslagen aan ieder van de deelnemers aan de betrokken bespreking(en) worden verstrekt.
5. Partijen verstrekken desgevraagd over de onderwerpen, bedoeld in het tweede en vierde lid, aan de verenigingen van werknemers nadere gegevens, voor zover die gegevens voor hun oordeelsvorming redelijkerwijs nodig moeten worden geacht en voor zover de verstrekking ervan redelijkerwijs kan worden gevergd.
6. Partijen geven aan het eerste tot en met vijfde lid op zodanige wijze uitvoering dat het oordeel van de verenigingen van werknemers van wezenlijke invloed kan zijn op het al dan niet totstandkomen van de fusie en op de modaliteiten daarvan.
7. Partijen stellen de betrokken ondernemingsraden in de gelegenheid kennis te nemen van het oordeel van de verenigingen van werknemers, bedoeld in het zesde lid, opdat die ondernemingsraden daarmee rekening kunnen houden bij het uitbrengen van een advies als bedoeld in artikel 25, van de Wet op de ondernemingsraden.
8. Met partijen, bedoeld in dit artikel, zijn bedoeld de natuurlijke en/of rechtspersonen die partij zullen zijn bij de overeenkomst die strekt tot het tot stand brengen van de fusie. De verplichtingen ten opzichte van de verenigingen van werknemers, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, rusten op ieder van deze partijen.
1. De bieder die het voornemen heeft om, anders dan op grond van overeenstemming als bedoeld in artikel 4, eerste lid, door middel van een openbaar bod een fusie tot stand te brengen, geeft voor zover mogelijk toepassing aan artikel 4.
2. Het bestuur van de doelvennootschap op de aandelen waarvan een openbaar bod wordt uitgebracht, geeft eveneens voor zover mogelijk toepassing aan artikel 4.
Degene die voornemens is een fusie in de zin van artikel 1, eerste lid, onder e, tot stand te brengen door middel van geleidelijke aankoop ter beurze van (rechten op) aandelen, moet voor zover mogelijk artikel 4 toepassen.
1. Over de kennisgevingen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4, eerste lid, dienen verenigingen van werknemers geheimhouding te betrachten, tenzij het tegendeel schriftelijk aan hen is meegedeeld. De geheimhouding duurt totdat de voorgenomen fusie openbaar is, tenzij fusiepartijen en verenigingen van werknemers anders overeenkomen.
2. Ten aanzien van gegevens die in het kader van artikel 4 moeten worden verstrekt geldt een geheimhoudingsplicht indien aan de betrokken vereniging(en) van werknemers vóór het verstrekken van die gegevens schriftelijk geheimhouding is verzocht. Degene die de geheimhouding verzoekt, deelt daarbij tevens mede hoe lang de geheimhouding dient te duren.
3. Een vereniging van werknemers kan binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het tweede lid, de geheimhouding afwijzen. Ten opzichte van de vereniging van werknemers die dat doet, behoeven de in artikel 4 neergelegde gedragsregels niet in acht te worden genomen, tenzij zij tijdig en schriftelijk alsnog geheimhouding aanvaardt. Een vereniging van werknemers die niet binnen de bovengenoemde termijn geheimhouding afwijst, wordt verondersteld deze te aanvaarden.
4. Een vereniging van werknemers kan de Geschillencommissie Fusiegedragsregels verzoeken de geheimhouding, bedoeld in het eerste of tweede lid, (gedeeltelijk) op te heffen als die vereniging van werknemers op grond van door haar aan te voeren feiten en omstandigheden bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet of niet langer kan worden gehouden aan de geheimhoudingsverplichtingen voortvloeiend uit het eerste of tweede lid.
1. Tezelfdertijd dat degene die aan de verenigingen van werknemers de kennisgeving, bedoeld in artikel 4, eerste lid, doet, of zou moeten doen indien een vereniging van werknemers aanwezig zou zijn, zendt deze een overeenkomstige kennisgeving aan het secretariaat van de Sociaal-Economische Raad, hierna te noemen: de Raad.
2. Het secretariaat van de Raad heeft tot taak te bevorderen dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt gedaan en kan de inlichtingen verlangen die het voor de uitvoering van deze taak nodig heeft.
3. Indien partijen een kennisgeving, als bedoeld in het eerste lid, doen aan het secretariaat van de Raad en van mening zijn dat de Fusiegedragsregels niet van toepassing zijn op de (in voorbereiding zijnde) fusie kan het secretariaat van de Raad een verkorte kennisgeving zenden aan de betrokken vereniging(en) van werknemers. Op de verkorte kennisgeving is artikel 7, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
1. Er is een commissie van de Raad ter behandeling van geschillen over de naleving van de Fusiegedragsregels.
2. De commissie is genaamd ‘Geschillencommissie Fusiegedragsregels’.
3. De commissie wordt hierna aangeduid als ‘de Geschillencommissie’.
1. De Geschillencommissie bestaat uit vijf leden en vijf plaatsvervangende leden. De artikelen 5 en 9 van de Wet op de Sociaal-Economische Raad zijn van overeenkomstige toepassing. De leden, bedoeld in het tweede lid, hebben geen persoonsgebonden plaatsvervanger; de leden, bedoeld in het vijfde lid, wel.
2. Drie leden en drie plaatsvervangende leden zijn juristen. De Raad kan overigens regels stellen omtrent de verenigbaarheid van het lidmaatschap van de Geschillencommissie met andere functies.
3. De leden en plaatsvervangende leden worden benoemd door het dagelijks bestuur van de Raad.
4. Het dagelijks bestuur van de Raad benoemt uit de leden, bedoeld in het tweede lid, de voorzitter van de Geschillencommissie. De beide andere leden, bedoeld in het tweede lid, fungeren als plaatsvervangend voorzitter.
5. Voor de benoeming van de overige leden en plaatsvervangende leden stelt het dagelijks bestuur van de Raad voor het ene (plaatsvervangend) lid de daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende organisaties van ondernemers gezamenlijk en voor het andere (plaatsvervangend) lid de daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende verenigingen van werknemers gezamenlijk in de gelegenheid een voordracht te doen.
1. De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de Geschillencommissie worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij kunnen terstond opnieuw worden benoemd.
2. Op voordracht van de Geschillencommissie kan de Raad een lid van de Geschillencommissie, wiens handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan de goede gang van zaken bij de Geschillencommissie of aan het in haar gestelde vertrouwen, tussentijds ontslaan.
De Raad kan zijn dagelijks bestuur machtigen namens hem toepassing te geven aan artikel 11, tweede lid.
Een lid van de Geschillencommissie voorkomt belangenverstrengeling. Hij doet datgene wat mogelijk is om belangenverstrengeling of de schijn daarvan te vermijden en maakt geen misbruik van zijn positie. Indien noodzakelijk, treedt in zijn plaats een plaatsvervangend lid van de Geschillencommissie op.
1. Een of meer partijen kunnen op grond van feiten en omstandigheden waardoor getwijfeld kan worden aan de onpartijdigheid of onafhankelijkheid van een lid van de Geschillencommissie verzoeken het betreffende lid te vervangen.
2. Dit verzoek tot vervanging dient zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed bij de Geschillencommissie te worden ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling kan dit verzoek ook mondeling worden gedaan.
3. Indien het lid van de Geschillencommissie waarvan vervanging wordt verzocht zich niet uit eigen beweging terugtrekt, beslissen de overige leden van de Geschillencommissie onverwijld over het verzoek tot vervanging nadat zowel het betrokken lid als de partij(en), die om de vervanging van het betrokken lid heeft (hebben) verzocht, is (zijn) gehoord.
4. De beslissing over het verzoek tot vervanging is gemotiveerd en wordt per omgaande aan de partij(en) die om de vervanging heeft (hebben) verzocht en de andere partij(en) meegedeeld.
5. Staken de stemmen bij een beslissing, bedoeld in het derde lid, dan wordt het verzoek tot vervanging geacht te zijn toegewezen.
1. De leden van de Geschillencommissie en hun plaatsvervangers zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken- en bedrijfsgeheimen welke zij in hun hoedanigheid vernemen.
2. Zij zijn voorts verplicht tot geheimhouding van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan de voorzitter van de Geschillencommissie hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen.
1. De Geschillencommissie wordt bijgestaan door een secretariaat.
2. De secretaris van de Geschillencommissie en de overige leden van haar secretariaat worden benoemd door de algemeen secretaris van de Raad.
3. Op de leden van het secretariaat is artikel 15 van overeenkomstige toepassing.
1. Indien de aard van een aan haar voorgelegd geschil zulks toelaat, kan de Geschillencommissie de behandeling ervan opdragen aan een uit drie van haar leden te vormen kamer.
2. De Geschillencommissie kan nadere regels stellen betreffende haar werkwijze. Deze regels mogen niet strijdig zijn met de bepalingen van dit besluit.
3. De Geschillencommissie kan nadere regels stellen betreffende de werkwijze van haar secretariaat. Deze regels behoeven de goedkeuring van de algemeen secretaris van de Raad.
4. De regels omtrent de werkwijze van de Geschillencommissie, bedoeld in het tweede lid, en de regels omtrent de werkwijze van haar secretariaat, bedoeld in het derde lid, worden opgenomen in een ‘Reglement werkwijze Geschillencommissie Fusiegedragsregels’.
1. Bij de Geschillencommissie kunnen geschillen slechts aanhangig worden gemaakt door een of meer verenigingen van werknemers en door een of meer bij de totstandbrenging van de fusie betrokken partijen.
2. Een vereniging van werknemers kan bij de Geschillencommissie een geschil aanhangig maken over de niet- of niet behoorlijke naleving van de Fusiegedragsregels door een of meer bij de totstandbrenging van de fusie betrokken partijen.
3. Een bij de totstandbrenging van een fusie betrokken partij kan bij de Geschillencommissie een geschil aanhangig maken over de niet- of niet behoorlijke naleving van de Fusiegedragsregels door een of meer verenigingen van werknemers.
4. Als bij de totstandbrenging van de fusie betrokken partijen worden beschouwd degenen, bedoeld in artikel 3, derde lid.
Een geschil, bedoeld in artikel 18, moet aanhangig worden gemaakt bij schriftelijk verzoek dat bij het secretariaat van de Geschillencommissie moet worden ingediend. Het schriftelijk verzoek moet worden ingediend binnen een termijn eindigende een maand na openbaarmaking door of namens een of meer bij de totstandbrenging van de fusie betrokken partijen dat de fusie al dan niet doorgang vindt.
1. Een schriftelijk verzoek bevat:
a. de naam en de woonplaats of vestigingsplaats van de verzoekende partij of partijen;
b. de naam en de woonplaats of de vestigingsplaats van de als verweerder aan te merken partij of partijen;
c. een omschrijving van de omstandigheden die tot het geschil aanleiding hebben gegeven en de conclusies die daaruit door de verzoekende partij of partijen worden getrokken;
d. een aanduiding van de beslissing die aan de Geschillencommissie wordt gevraagd.
2. Indien het schriftelijk verzoek wordt ingediend door een gemachtigde van de verzoekende partij, niet zijnde een advocaat, moet bij het schriftelijk verzoek een machtiging zijn gevoegd.
1. Na ontvangst van het schriftelijk verzoek gaat de voorzitter van de Geschillencommissie na of de verzoekende partij ontvankelijk is.
2. De voorzitter kan de verzoekende partij schriftelijk en gemotiveerd niet-ontvankelijk verklaren.
3. De secretaris van de Geschillencommissie zendt een afschrift van de beslissing van de voorzitter tot niet-ontvankelijkverklaring aan de verzoekende partij of partijen en aan de verwerende partij of partijen.
4. Binnen 14 dagen na verzending van het afschrift van de beslissing tot niet-ontvankelijkheid kan de verzoeker schriftelijk en gemotiveerd bij de Geschillencommissie aangeven het niet eens te zijn met deze beslissing (de bezwaren).
5. De Geschillencommissie verklaart bij schriftelijke en gemotiveerde beslissing de bezwaren gegrond of ongegrond. Indien de bezwaren gegrond worden verklaard, vervalt de beslissing van de voorzitter.
6. De secretaris van de Geschillencommissie zendt een afschrift van de beslissing van de Geschillencommissie terzake van de bezwaren aan de verzoekende partij of partijen en aan de verwerende partij of partijen.
1. De secretaris van de Geschillencommissie zendt een afschrift van het schriftelijk verzoek aan de als verweerder aan te merken partij of partijen.
2. Binnen een maand nadat het schriftelijk verzoek in afschrift is toegezonden kan door de verwerende partij of partijen bij de Geschillencommissie een schriftelijk verweer worden ingediend.
3. Indien het schriftelijk verweer wordt ingediend door een gemachtigde, niet zijnde een advocaat, moet bij het schriftelijk verweer een machtiging worden gevoegd.
4. De secretaris zendt terstond een afschrift van het schriftelijk verweer aan de verzoekende partij of partijen.
1. Zo spoedig mogelijk na de schriftelijke behandeling, bedoeld in artikel 20 tot en met 22, houdt de Geschillencommissie een mondelinge behandeling in de zaak.
2. De secretaris van de Geschillencommissie stelt ieder der partijen tijdig in kennis van plaats, datum en tijdstip van de mondelinge behandeling.
1. De Geschillencommissie kan in iedere stand van de procedure een of meer partijen verzoeken schriftelijk nadere gegevens te verstrekken.
2. De secretaris van de Geschillencommissie zendt een afschrift van het desbetreffende verzoek, alsmede van de aan de Geschillencommissie verstrekte schriftelijke gegevens, aan de andere partij of partijen.
1. Op verzoek van een partij kan de Geschillencommissie met betrekking tot gegevens die aan de andere partij of partijen hetzij schriftelijk, hetzij tijdens de mondelinge behandeling worden verstrekt, geheimhouding opleggen.
2. Bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, dient te worden aangegeven van welke gegevens geheimhouding wordt verzocht.
1. Tijdens de mondelinge behandeling in de zaak voor de Geschillencommissie kunnen partijen zelf verschijnen en optreden dan wel bij gemachtigde. Partijen kunnen zich laten bijstaan door een advocaat of andere adviseur.
2. Indien een partij zich laat bijstaan door een adviseur, niet zijnde een advocaat, dient die adviseur voorafgaande aan de mondelinge behandeling een machtiging van de desbetreffende partij te overleggen.
1. De Geschillencommissie kan zich tijdens de mondelinge behandeling laten voorlichten door getuigen of deskundigen.
2. Partijen kunnen tijdens de mondelinge behandeling getuigen of deskundigen door de Geschillencommissie doen horen, mits zij dit voornemen ten minste een week vóór de zitting aan de Geschillencommissie en aan de andere partij of partijen hebben kenbaar gemaakt.
3. Partijen en hun advocaat of adviseur zijn bevoegd om tijdens de mondelinge behandeling vragen te stellen aan de getuigen of deskundigen, bedoeld in het eerste en tweede lid.
1. De mondelinge behandeling voor de Geschillencommissie is openbaar.
2. De Geschillencommissie kan bepalen dat de behandeling van de zaak geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvindt indien een openbare behandeling een goede rechtspleging of de belangen van de betrokkene(n) ernstig zou schaden.
De Geschillencommissie kan van de genoemde termijnen afwijken en eveneens aan partijen afwijking toestaan. Zij draagt er zorg voor dat een redelijke termijn van afhandeling van het geschil verzekerd blijft.
1. Zo spoedig mogelijk nadat de Geschillencommissie de behandeling van de zaak heeft gesloten, neemt zij een beslissing, die schriftelijk wordt vastgelegd.
2. De beslissing wordt genomen bij meerderheid van stemmen.
De beslissing van de Geschillencommissie wordt met redenen omkleed en houdt de gronden in waarop zij rust.
1. Indien de Geschillencommissie het door een vereniging van werknemers ingediende bezwaar gegrond bevindt, beslist zij dat een bij de totstandbrenging van een fusie betrokken partij een of meer van de Fusiegedragsregels niet of niet naar behoren heeft nageleefd.
2. Indien de Geschillencommissie het door een bij de totstandbrenging van een fusie betrokken partij ingediende bezwaar gegrond bevindt, beslist zij dat een vereniging van werknemers een of meer van de Fusiegedragsregels niet of niet naar behoren heeft nageleefd.
3. Zowel in het geval, bedoeld in het eerste lid, als het geval, bedoeld in het tweede lid, kan de Geschillencommissie oordelen dat de niet-naleving of niet behoorlijke naleving een ernstig karakter draagt en in ernstige mate verwijtbaar is.
1. Binnen een week nadat de Geschillencommissie haar beslissing heeft genomen, zendt de secretaris een afschrift daarvan aan alle partijen.
2. De beslissing van de Geschillencommissie is openbaar.
3. Op grond van door haar te beoordelen zwaarwegende belangen kan de Geschillencommissie de namen van partijen of andere onderdelen weglaten in de beslissing, bedoeld in het tweede lid.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 18 september 2015
M.I. Hamer voorzitter
M.G. Bos plv. algemeen secretaris
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-60313.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.