Convenant pensioen Wet sociale werkvoorziening

Partijen,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw J. Klijnsma, handelende als bestuursorgaan, hierna te noemen: ‘de Staatssecretaris’;

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten, te dezen vertegenwoordigd door de heer H. C. van Olden, hierna te noemen ‘VNG’;

FNV, te dezen vertegenwoordigd door de heer P. Wiechmann;

CNV Connectief, te dezen vertegenwoordigd door mevrouw A. de Jonge;

Stichting Pensioenfonds Werk en (re)Integratie, te dezen vertegenwoordigd door de heren C.J. Bethlehem en X.J. den Uyl, hierna te noemen ‘PWRI’;

Hierna te noemen: ‘partijen’,

Overwegen het volgende,

  • Als direct gevolg van de invoering van de Participatiewet1 per 1 januari 2015 is de instroom in de Wet sociale werkvoorziening (Wsw)2 en daarmee van nieuwe deelnemers bij het PWRI gestopt. Als gevolg van een kleiner deelnemersbestand lijden gemeenten en deelnemers hierdoor financiële schade vanwege een stijging van de kostendekkende premie, die bij handhaving van de Wsw achterwege was gebleven;

  • Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden, waaronder het overeenkomen van de inhoud van de pensioenovereenkomst en de daaruit voortvloeiende pensioenregeling en het onderbrengen van deze regeling bij een pensioenuitvoerder;

  • Vanuit die verantwoordelijkheid hebben sociale partners en PWRI de overheid gewezen op de stijging van de kostendekkende premie en de financiële schade voor gemeenten en deelnemers;

  • Als compensatie voor het ontstaan van bovenstaande financiële schade is bij de parlementaire behandeling van de Participatiewet op 3 februari 2014 door de regering de volgende toezegging gedaan: ‘Onder de voorwaarde dat de werkgevers en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf een akkoord bereiken over een structurele oplossing voor het pensioenfonds, biedt het kabinet een financiële tegemoetkoming aan gemeenten van maximaal 10 miljoen euro per jaar ten behoeve van dit dossier’ (Handelingen II, 33 801, nr. 23 (herdruk));

  • Sociale partners en PWRI streven aldus naar een structurele oplossing voor PWRI. Deze keuze houdt in dat het zelfstandig doorgaan van PWRI (stand-alone) op dit moment een reële optie is. Daarnaast bestaat de structurele oplossing uit het streven van het bestuur van PWRI naar een samengaan met een ander (groot robuust) pensioenfonds, uiteraard onder de voorwaarde dat dit samengaan tot voldoende voordelen voor de PWRI-verzekerden leidt;

  • Sociale partners onderschrijven ook dat laatstgenoemde streven als een structurele oplossing;

  • Partijen betrokken bij de gedane toezegging (SZW, VNG, CNV Connectief, FNV, PWRI) constateren dat zij een gezamenlijke wens hebben om tot een structurele uitwerking hiervan te komen die enerzijds recht doet aan de bestuurlijke verhoudingen en anderzijds praktisch uitvoerbaar is. Na onderzoek is gebleken dat de toezegging aan gemeenten in de uitvoering bij rechtstreekse en afzonderlijke betaling aan bijna 400 gemeenten leidt tot niet op te lossen praktische en juridische problemen. Datzelfde geldt voor de uitvoering van de toezegging via de VNG;

  • Partijen hebben gezamenlijk geconstateerd dat een effectieve compensatie van gemeenten en deelnemers alleen kan plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse geldstroom van SZW naar PWRI en dat daarvoor een wettelijke basis nodig is;

  • Om de gezamenlijke intentie en verantwoordelijkheid voor bovengenoemde structurele oplossing en de effectuering van een rechtstreekse geldstroom te onderstrepen, vinden betrokken partijen het wenselijk hierover dit convenant af te sluiten.

Komen het volgende overeen,

Artikel 1 Afspraken partijen

  • 1. De staatssecretaris in haar rol als medewetgever spant zich in voor de spoedige totstandkoming van een wettelijke basis voor de effectuering van de toezegging van het kabinet aan het parlement en partijen als hierboven bedoeld.

  • 2. De onder 1. bedoelde inspanningsverplichting houdt in dat de staatssecretaris jaarlijks de toegezegde gelden van € 10 miljoen rechtstreeks betaalt aan het PWRI met ingang van 1 januari 2018 tot en met 2057 (gedurende 40 jaren).

  • 3. Het PWRI spant zich tot het uiterste in om de pensioenaanspraken en -rechten van het per 1 januari 2018 aanwezige bestand van deelnemers nu en in de toekomst te borgen met inachtneming van de statuten en reglementen van het PWRI zoals deze thans en van tijd tot tijd luiden.

  • 4. In het geval het PWRI wordt geliquideerd en de pensioenaanspraken en -rechten worden overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet, geschieden de na het tijdstip van liquidatie van PWRI nog resterende verschuldigde bedragen van de toegezegde gelden aan genoemde andere pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet.

  • 5. Het PWRI stelt de staatssecretaris schriftelijk en minimaal drie maanden voorafgaand aan het tijdstip van de beoogde liquidatie van de liquidatie op de hoogte.

  • 6. Onder liquidatie wordt voor de toepassing van dit artikel eveneens verstaan het samengaan met een andere pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet.

Artikel 2 Wijziging

  • 1. Iedere partij kan de andere partijen schriftelijk verzoeken het convenant te wijzigen, uitsluitend mits handhaving van het convenant of een onderdeel daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Een wijziging is uitsluitend geldig mits deze schriftelijk en door alle partijen wordt overeengekomen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen twee weken nadat een partij de wens daartoe aan de alle andere partijen schriftelijk heeft medegedeeld.

Artikel 3 Opzegging

  • 1. Elke partij kan het convenant met inachtneming van een opzegtermijn van 6 kalendermaanden schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit convenant billijkheidshalve behoort te eindigen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden en is uitsluitend geldig mits deze gelijktijdig en aan alle partijen geschiedt.

  • 2. In geval van beëindiging van het convenant, beraden de overige partijen zich over de gevolgen van dit convenant.

  • 3. Ingeval van beëindiging van het convenant krachtens opzegging is geen van de partijen jegens een andere partij schadeplichtig.

Artikel 4 Afdwingbaarheid

Dit convenant is niet in rechte afdwingbaar.

Artikel 5 Publicatie in Staatscourant

  • 1. Binnen 4 weken na ondertekening van dit convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 2. Bij wijzigingen in het convenant vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing.

  • 3. Van opzegging van dit convenant wordt melding gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 6 Inwerkingtreding en looptijd

Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door alle partijen en vervalt per 1 januari 2058.

Aldus overeengekomen en in vijfvoud ondertekend, Voorhout, 2 november 2016

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma,

Voorhout, 2 november 2016

Vereniging van Nederlandse Gemeenten, H. C. van Olden,

Voorhout, 2 november 2016

FNV, P. Wiechmann,

Voorhout, 2 november 2016

CNV Connectief, A. de Jonge,

Voorhout, 2 november 2016

Stichting Pensioenfonds Werk en (re)Integratie, C.J. Bethlehem en X.J. den Uyl,

Naar boven