Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 1 november 2016, nummer IenM/BSK-2016/248510, houdende regels inzake de uitruil van een stimuleringspremie voor buitengewoon verlof (Regeling uitruil stimuleringspremie voor buitengewoon verlof IenM)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op art. 49tt, achtste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

In overeenstemming met de centrales van verenigingen van ambtenaren bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. De ambtenaar die in aanmerking komt voor een stimuleringspremie als bedoeld in artikel 49tt van het Algemeen Rijksambtenarenreglement kan deze overeenkomstig deze regeling uitruilen voor een periode van buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging, voorafgaand aan de ingangsdatum van zijn ontslag op eigen verzoek.

  • 2. Het aantal maanden buitengewoon verlof wordt vastgesteld op basis van de uitkomst van de berekening van de stimuleringspremie. Op het bedrag van de stimuleringspremie wordt in mindering gebracht de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering. Het aldus overblijvende bedrag wordt gedeeld door het maandsalaris van de medewerker. De uitkomst hiervan is het aantal maanden buitengewoon verlof en wordt op hele maanden naar boven afgerond als de uitkomst 0,5 of meer dan 0,5 bedraagt en naar beneden indien de uitkomst minder dan 0,5 bedraagt.

  • 3. Indien de ambtenaar die gebruikmaakt van de mogelijkheid tot uitruil van de stimuleringspremie voor een periode van buitengewoon verlof, gebruikmaakt van de regeling, bedoeld in artikel 21a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, houdt de toepassing van die regeling op met ingang van de datum waarop de ambtenaar met buitengewoon verlof gaat.

  • 4. Indien de ambtenaar die gebruikmaakt van de mogelijkheid tot uitruil van de stimuleringspremie voor een periode van buitengewoon verlof ervoor kiest om tegen een lagere bezoldiging langer met buitengewoon verlof te gaan, wordt de arbeidstijd van de ambtenaar in overleg met de leidinggevende zodanig aangepast dat daarmee het gewenste bezoldigingsniveau (nagenoeg) wordt bereikt. Hierbij worden de kosten van het buitengewoon verlof rekenkundig per maand vastgesteld aan de hand van de formule: maandsalaris * 1,163.

  • 5. Het uitgeruilde buitengewoon verlof eindigt op zijn laatst per de datum met ingang waarvan de ambtenaar AOW-gerechtigd is. Indien daarna nog een rest aan verlof overblijft, wordt dat resterend verlof als stimuleringspremie uitbetaald.

  • 6. In overleg met de leidinggevende kan de ambtenaar kiezen voor een combinatie van een periode van buitengewoon verlof én stimuleringspremie.

  • 7. In overleg met de leidinggevende kan de ambtenaar kiezen voor omzetting van een nader af te spreken deel van de stimuleringspremie in buitengewoon verlof, op een tijdstip gelegen na de ingangsdatum van het ontslag op eigen verzoek.

Artikel 2

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitruil stimuleringspremie voor buitengewoon verlof IenM.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 april 2013.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, namens deze: de secretaris-generaal, L.M.C. Ongering

TOELICHTING

Algemeen

In hoofdstuk VII bis van het ARAR is het van-werk-naar-werkbeleid geregeld, waaronder de voorzieningen voor ambtenaren op wie het beleid van toepassing is. Een van die voorzieningen is de stimuleringspremie als geregeld in artikel 49 tt van het ARAR. In het achtste lid is de mogelijkheid gegeven van omzetting van de stimuleringspremie in bijzonder verlof. De regeling van deze omzetting is aan elk departement afzonderlijk gelaten.

Deze regeling beoogt te voorzien in een invulling van de wijze waarop de stimuleringspremie bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu kan worden omgezet in bijzonder verlof. Over de uitruil van de stimuleringpremie voor buitengewoon verlof binnen het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is in november 2014 een convenant gesloten waaraan overeenstemming met de centrales van overheidspersoneel ten grondslag ligt. De in het convenant gemaakte afspraken zijn vastgelegd in deze regeling.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In lid 2 komt tot uitdrukking dat bij de omzetting naar bijzonder verlof de stimuleringspremie als een budget moet worden gezien, dat toereikend moet zijn voor alle bezoldigingscomponenten die tijdens het bijzonder verlof aan de orde zijn en is daartoe de berekening en afronding geregeld ter bepaling van de omvang van het bijzonder verlof dat op basis van de stimuleringspremie kan worden verleend.

In lid 3 is geregeld dat bij aanvang van het bijzonder verlof de zogenaamde PAS-regeling niet meer wordt toegepast. De voorziening in minder werken in de PAS-regeling is niet meer aan de orde bij de aanvang van het bijzonder verlof.

In lid 4 is geregeld, ten einde ook de bezoldingingscomponenten vakantietoeslag en eindejaarsuitkering te financieren, deze bezoldigingscomponenten uit de stimuleringspremie voor te financieren, hetgeen in mindering komt op de omvang van het bijzonder verlof.

In lid 5 is de einddatum van het bijzonder verlof in ieder geval gefixeerd op de datum van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. In beginsel kan de ambtenaar ook daarna nog in dienstbetrekking blijven. In de AOW-uitkering en het pensioen is evenwel een voorliggende inkomensvoorziening gelegen op grond waarvan een eindigen van het bijzonder verlof redelijk en rechtvaardig wordt geacht.

Artikel 3

Terugwerkende kracht wordt aangewezen geacht per 15 april 2013, daar vanaf dit allereerste toepassingsmoment van het van-werk-naar-werkbeleid, omzetting van de stimuleringspremie naar bijzonder verlof mogelijk is geweest en departementale regels voor de omzetting nodig zijn.

Naar boven