Samenwerkingsprotocol tussen de Autoriteit Consument en Markt en de Inspectie Leefomgeving en Transport

Autoriteit Consument en Markt

en

Inspectie Leefomgeving en Transport,

gezamenlijk te noemen: partijen

Overwegende,

  • dat een goede samenwerking tussen de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) een efficiënte en doelgerichte vervulling van de aan hen opgedragen taken bevordert;

  • dat dit samenwerkingsprotocol ziet op de samenwerking tussen ACM en de ILT bij het uitvoeren van hun publiekrechtelijke taken, voor zover die taken elkaar raken;

  • dat ACM op grond van artikel 2, tweede lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt belast is met taken die haar bij of krachtens die wet zijn opgedragen;

  • dat deze taken betrekking hebben op het mededingingstoezicht, sectorspecifiek markttoezicht en consumentenbescherming;

  • dat ACM met het oog op intracommunautaire inbreuken krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet handhaving consumentenbescherming is aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Verordening 2006/2004 voor de in onderdeel a van de bijlage bij die wet genoemde wettelijke bepalingen, voor zover het niet betreft een financiële dienst of activiteit;

  • dat de ILT op grond van het Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport belast is met de handhaving van de wet- en regelgeving op het werkterrein van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en in dat verband onder meer toezicht houdt op de veiligheid van het drinkwater, op de veiligheid van het transport op de weg, in de scheepvaart, in de luchtvaart en op het spoor;

  • dat de ILT op grond van het Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport in relatie tot het Besluit externe veiligheid buisleidingen met de bijbehorende regeling belast is met toezicht op exploitanten van buisleidingen voor het transport van aardgas, aardolieproducten en overige chemicaliën namens de Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • dat de ILT op grond van artikel 3.9 van de Wet handhaving consumentenbescherming is aangewezen als bevoegde autoriteit voor intracommunautaire inbreuken op de wettelijke bepalingen als bedoeld in onderdeel e van de bijlage bij die wet;

  • dat de inspecteur-generaal ILT ten behoeve van de Autoriteit woningcorporaties namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst belast is met de handhaving van de Woningwet wat betreft het toezicht op toegelaten instellingen;

  • dat de Autoriteit Woningcorporaties en ACM, elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, een rol spelen bij het toetsen van bepaalde fusies en overnames van woningcorporaties;

  • dat de Autoriteit Woningcorporaties op basis van de Woningwet is aangewezen als bevoegde autoriteit voor het toezicht op de gescheiden boekhouding en (over)compensaties van woningcorporaties en ACM op basis van artikel 25b, eerste lid, van de Mededingingswet ook bevoegd is om toezicht te houden op de gescheiden boekhouding van bepaalde diensten van algemeen economisch belang;

  • dat ACM en de ILT met dit samenwerkingsprotocol uitvoering geven aan artikel 5.1 van de Wet handhaving consumentenbescherming;

  • dat ACM en de ILT met dit samenwerkingsprotocol uitvoering geven aan artikel 72a van de Spoorwegwet.

Spreken het volgende af:

HOOFDSTUK 1 DEFINITIES EN DOEL VAN HET SAMENWERKINGSPROTOCOL

Artikel 1 Definities

  • 1. In dit samenwerkingsprotocol wordt verstaan onder:

    a. ACM:

    de Autoriteit Consument en Markt;

    b. ILT:

    de Inspectie Leefomgeving en Transport;

    c. Iw:

    Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

    d. Regeling:

    Regeling gegevensuitwisseling ACM en ministers;

    e. Whc:

    Wet handhaving consumentenbescherming;

    f. Verbindingsbureau:

    de overheidsorganisatie in elke lidstaat van de Europese Unie die is belast met de coördinatie van de toepassing van Verordening 2006/2004 in die lidstaat; ACM is krachtens artikel 2.3, eerste lid, van de Wet handhaving consumentenbescherming aangewezen als ‘verbindingsbureau’ voor Nederland;

    g. Verordening 2006/2004:

    Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van wetgeving inzake consumentenbescherming;

    h. Commissiebeschikking:

    beschikking van de Europese Commissie van 22 december 2006 ter uitvoering van Verordening 2006/2004;

    i. Richtlijn 2012/34/EU:

    richtlijn 2012/34/EU van de Europese parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte;

    j. Verordening 261/2004/EG:

    Verordening 261/2004/EG van het Europees parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91.

  • 2. De in artikel 3 van Verordening 2006/2004, artikel 2 van de Commissiebeschikking en artikel 1.1 van de Whc opgenomen definities zijn in dit samenwerkingsprotocol van toepassing.

Artikel 2 Doel

  • 1. Partijen komen overeen samen te werken ter verwezenlijking van hun publiekrechtelijke taken, zoals die volgen uit artikel 2, tweede lid, Iw en het Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde samenwerking heeft in het bijzonder betrekking op het toezicht en de handhaving van de in bijlage 1 bij dit samenwerkingsprotocol genoemde wet- en regelgeving.

  • 3. Ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde samenwerking leggen partijen met dit protocol algemene uitgangspunten voor samenwerking vast. Ook maken partijen in dit samenwerkingsprotocol afspraken over de uitwisseling van informatie ten behoeve van ieders publiekrechtelijke taken.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN SAMENWERKING

Artikel 3 Algemene uitgangspunt

Partijen spannen zich in elkaar zoveel mogelijk te ondersteunen en te versterken door samen op te treden in situaties waarin de samenwerking de effectiviteit van het toezicht van één of beide organisaties versterkt. In dat kader dragen zij ook zorg voor een snelle en zorgvuldige uitwisseling van informatie.

Artikel 4 Benutten expertise

Partijen staan elkaar op basis van hun eigen deskundigheid bij als er sprake is van activiteiten die verband houden met de activiteiten van de ander of zaken waarover de andere partij de nodige kennis bezit.

Artikel 5 Overleg

  • 1. Het bestuur van ACM en de inspecteur-generaal van de ILT hebben in beginsel twee keer per jaar een bestuurlijk overleg over de in dit samenwerkingsprotocol geregelde samenwerking of andere aangelegenheden van wederzijds belang.

  • 2. Verder zullen partijen wanneer zij dat nodig achten of wanneer de situatie dat naar het oordeel van één van de partijen vereist, overleg voeren.

Artikel 6 Contactpersonen

Partijen benoemen ieder vanuit hun organisatie een contactpersoon die het aanspreekpunt is voor verdere uitwerking en toepassing van hetgeen is afgesproken in dit samenwerkingsprotocol.

Artikel 7 Nadere werkafspraken

Partijen kunnen nadere werkafspraken maken ter uitvoering van dit samenwerkingsprotocol. Onderdeel van deze nadere werkafspraken kunnen zijn het uitwerken van een gemeenschappelijk kader voor samenwerking als bedoeld in artikel 72a van de Spoorwegwet.

HOOFDSTUK 3 INFORMEREN EN INFORMATIEVERSTREKKING

Artikel 8 Wederzijds informeren

  • 1. Partijen spannen zich in elkaar zo spoedig mogelijk te informeren over aangelegenheden en signalen die van belang zijn voor of van invloed kunnen zijn op de uitoefening van de wettelijke taken van de andere partij.

  • 2. Indien een van beide partijen constateert dat beide partijen tegen een bepaalde gedraging handhavend kunnen optreden en/of dat gezamenlijk optreden gewenst is, neemt zij hierover contact op met de andere partij om nadere werkafspraken te maken over de wijze van optreden in het desbetreffende geval.

  • 3. Partijen informeren elkaar voor zover nodig over de externe communicatie en stemmen deze voor zover nodig onderling af.

  • 4. Partijen stellen elkaar op de hoogte voordat zij informatie, bedoeld in het eerste lid, openbaar maken.

Artikel 9 Verstrekking van informatie door ACM

  • 1. ACM is op grond van artikel 6b, lid 1, van de Iw bevoegd om bij een ieder gegevens op te vragen en in te zien, die redelijkerwijs nodig zijn voor de uitvoering van de in artikel 2, tweede lid, van de IW bedoelde taken.

  • 2. ACM is op grond van artikel 20 van de Kaderwet ZBO juncto artikel 8 van de Iw juncto artikel 2, eerste lid, van de Regeling bevoegd gegevens en inlichtingen te verstrekken aan de ILT voor zover dat noodzakelijk is voor de goede uitoefening van de taken van de ILT.

  • 3. ACM zal de gegevens en inlichtingen als bedoeld in het tweede lid desgevraagd of uit eigen beweging verstrekken aan de ILT. ACM geeft bij het verstrekken van gegevens en inlichtingen waar nodig aan welke gegevens en inlichtingen een vertrouwelijk karakter dragen.

  • 4. De ILT zal de van ACM ontvangen gegevens en inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, niet aan derden verstrekken, openbaar maken of voor andere doeleinden gebruiken dat waarvoor deze zijn verstrekt, tenzij ACM hiervoor schriftelijk toestemming heeft gegeven.

Artikel 10 Verstrekking van informatie door de ILT

De ILT is op grond van artikel 8 van de Iw, juncto artikel 2, tweede lid, van de Regeling bevoegd gegevens en inlichtingen te verstrekken aan ACM voor zover dat nodig is voor een goede vervulling van de wettelijke taken en verantwoordelijkheden van ACM.

Artikel 11 Wijze van informatie-uitwisseling

  • 1. Per geval wordt bekeken op welke wijze de in artikelen 9 en 10 bedoelde informatie-uitwisseling plaatsvindt. Afhankelijk van het concrete geval zal inzage in de data worden gegeven of zullen afschriften worden verstrekt.

  • 2. Partijen informeren elkaar voordat zij informatie die voor de ander van belang kan zijn, of die zij van de ander hebben verkregen, aan derden verstrekken of openbaar (moeten) maken.

Artikel 12 Vertrouwelijkheid

Indien partijen in het kader van de samenwerking de beschikking krijgen over informatie waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, zijn zij tot geheimhouding van die informatie gehouden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift partijen tot mededeling verplicht of uit de taak van partijen de noodzaak tot openbaarmaking voortvloeit

Artikel 13 (Tijdelijk) niet gebruiken informatie

Partijen kunnen elkaar, indien het eigen onderzoek daarvoor gevaar zou kunnen lopen, gemotiveerd verzoeken dat zij de van de ander verkregen informatie (tijdelijk) niet zal gebruiken.

HOOFDSTUK 4 SAMENWERKING IN HET KADER VAN DE DRINKWATERWET

Artikel 14 Advies

  • 1. ACM geeft de ILT advies in het kader van de drinkwatertarieven.

  • 2. Voordat ACM haar advies aan de ILT verstrekt, informeert zij de ILT over het voorgenomen advies. Indien nodig vindt overleg plaats voordat ACM de ILT het definitieve advies verstrekt.

  • 3. De ILT refereert in haar verslag aan de Minister van Infrastructuur en Milieu aan het advies van ACM.

Artikel 15 Openbaar maken van adviezen

  • 1. ACM publiceert het advies dat zij aan de ILT verstrekt op haar website

  • 2. ACM stemt het moment van de publicatie bedoeld in het eerste lid af met de ILT. Partijen houden daarbij rekening met elkaars wettelijke taken, autoriteit en onafhankelijkheid.

HOOFDSTUK 5 SAMENWERKING IN HET KADER VAN DE WET ELEKTRICITEIT EN DRINKWATER BES

Artikel 16 Taken, informeren en uitwisselen informatie

  • 1. Partijen stellen een taakverdelingsdocument op over de toezichts- en handhavingsverantwoordelijkheden op grond van de Wet elektriciteit en drinkwater BES.

  • 2. Voor een adequate uitvoering van die taken, wisselen partijen conform de artikelen 9 en 10 van dit protocol informatie uit die raakt aan de elektriciteit- en drinkwatervoorzieningen. Dit betreft in elk geval verzoeken van belanghebbenden en klachten dan wel signalen van personen, bedrijven, instanties of openbare lichamen met betrekking tot de elektriciteits- en drinkwatervoorziening op de BES.

  • 3. Partijen wisselen de in het tweede lid bedoelde informatie in elk geval uit indien uit de aard van die informatie volgt dat voor het in behandeling nemen daarvan de andere organisatie aangewezen is. Partijen verstrekken die informatie na ontvangst daarvan zo snel als redelijkerwijs mogelijk aan elkaar, met kennisgeving daarvan aan de afzender van die informatie.

HOOFDSTUK 6 SAMENWERKING IN HET KADER VAN SPOORVEILIGHEID EN DE CONCURRENTIE OP DE SPOORWEGMARKT

Artikel 17 Aanbevelingen

  • 1. Partijen verstrekken elkaar op verzoek en op eigen initiatief aanbevelingen als bedoeld in artikel 72a van de Spoorwegwet over kwesties die van invloed kunnen zijn op de concurrentie op de spoorwegmarkt voor spoorwegdiensten respectievelijk op de spoorwegveiligheid

  • 2. Als ACM of de ILT in de uitvoering van hun toezichtstaak de wettelijke taken van de ander toezichthouder raakt, verzoekt zij die andere toezichthouder om aanbevelingen.

  • 3. Partijen kunnen, ter uitvoering van de bepaling in het tweede lid, nadere werkafspraken als bedoeld in artikel 7 maken. De onderwerpen die verplichten tot een verzoek om aanbeveling, kunnen daarin worden opgenomen.

  • 4. Partijen verstrekken de aanbevelingen op verzoek zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoek.

HOOFDSTUK 7 SAMENWERKING IN HET KADER VAN VERORDENING 2006/2004

Artikel 18 Algemene verantwoordelijkheden

  • 1. ACM als verbindingsbureau en de ILT in haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit werken samen en treffen alle maatregelen die nodig zijn om Verordening 2006/2004 en de Whc effectief uit te voeren.

  • 2. Bij deze samenwerking zijn de geheimhoudingsbepalingen zoals opgenomen in artikel 13 Verordening 2006/2004 en artikel 2.24 Whc van toepassing.

Artikel 19 Verzoeken om wederzijdse bijstand afkomstig van een instantie in een andere lidstaat

  • 1. ACM zendt als verbindingsbureau verzoeken om wederzijdse bijstand als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van Verordening 2006/2004 onverwijld door aan de ILT. Dit betreft verzoeken met betrekking tot de onder punt 6 van de considerans van die verordening genoemde taak.

  • 2. Indien ACM als verbindingsbureau een verzoek om wederzijdse bijstand heeft doorgestuurd, terwijl de ILT geen bevoegdheden heeft ten aanzien van de wettelijke bepalingen waarop het verzoek ziet, stelt de ILT ACM als verbindingsbureau hiervan onverwijld in kennis.

Artikel 20 Verzoeken om wederzijdse bijstand, gericht aan een instantie in een andere lidstaat

  • 1. Indien de ILT een verzoek om wederzijdse bijstand wil doen aan een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat, zendt zij een ingevuld standaardformulier als bedoeld in artikel 12, derde lid, van Verordening 2006/2004, toe aan ACM als verbindingsbureau.

  • 2. ACM als verbindingsbureau zendt een verzoek om wederzijdse bijstand, afkomstig van de ILT en bestemd voor een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat, onverwijld door aan het verbindingsbureau van die lidstaat.

Artikel 21 Onverwijld in kennis stellen

Wanneer de ILT op grond van artikel 7 van Verordening 2006/2004 de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten onverwijld in kennis stelt van een intracommunautaire inbreuk of een redelijk vermoeden heeft dat een intracommunautaire inbreuk kan plaatshebben, stelt zij krachtens artikel 3.13 van de Whc eveneens ACM daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 22 Coördinatie van markttoezicht- en handhavingsactiviteiten

Indien een situatie als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van Verordening 2006/2004 zich voordoet, stelt de ILT ACM als verbindingsbureau hiervan in kennis en vindt hieromtrent overleg plaats.

Artikel 23 Gemeenschappelijke activiteiten en verslaglegging (artikelen 16, 17 en 21 van Verordening 2006/2004)

  • 1. Ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 van Verordening 2006/2004 stelt de ILT voor zover dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van Verordening 2006/2004, ACM in kennis van alle relevante informatie met betrekking tot haar activiteiten van communautair belang op onder meer de gebieden, genoemd in artikel 16, eerste lid, en artikel 17, eerste lid, onderdelen a en e, van Verordening 2006/2004.

  • 2. De ILT verstrekt de in het eerste lid bedoelde informatie in iedere geval jaarlijks en uiterlijk een maand nadat ACM hiertoe een verzoek heeft gedaan, zodat ACM tijdig verslag uit kan brengen aan de Europese Commissie.

Artikel 24 Verslaglegging

  • 1. Ten behoeve van de verslaglegging over de toepassing van Verordening 2006/2004 aan de Europese Commissie, bedoeld in artikel 21 van die verordening, stelt de ILT ACM in kennis van de informatie, bedoeld in artikel 21, derde lid, van Verordening 2006/2004.

  • 2. De ILT verstrekt de in het eerste lid bedoelde informatie uiterlijk een maand nadat ACM hiertoe een verzoek heeft gedaan, zodat ACM tijdig verslag uit kan brengen aan de Europese Commissie.

  • 3. ACM zorgt voor verspreiding van de samenvattingen bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel e, van Verordening 2006/2004 onder de in de Whc aangewezen bevoegde autoriteiten.

HOOFDSTUK 8 TOEZICHT OP TOEGELATEN INSTELLINGEN VOLKSHUISVESTING

Artikel 25 Concentratiecontrole/fusietoets

In het kader van het toezicht en de handhaving door ACM op grond van artikel 34 van de Mededingingswet en door de Autoriteit Woningcorporaties op grond van artikel 53 van de Woningwet, informeren partijen elkaar over voorgenomen transacties, zodra die voor elkaars toezicht van belang zijn.

Artikel 26 Gescheiden boekhouding toegelaten instellingen volkshuisvesting

  • 1. De Autoriteit Woningcorporaties en ACM zijn beiden bevoegd om onderzoek te doen naar de gescheiden boekhouding van toegelaten instellingen volkshuisvesting, boven een totale netto jaaromzet van € 40 miljoen.

  • 2. De Autoriteit Woningcorporaties en ACM treden met elkaar in overleg als zij signalen ontvangen of anderszins aanleiding zien om onderzoek te doen naar de gescheiden boekhouding van toegelaten instellingen volkshuisvesting. Dit om te bepalen wie van hen het beste gepositioneerd is om nader onderzoek te doen, dan wel handhavend op te treden.

Artikel 27 Uitwisselen informatie

Partijen verstrekken elkaar overeenkomstig hoofdstuk 3 van dit samenwerkingsprotocol, indien nodig informatie om hun taken als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van dit samenwerkingsprotocol, uit te kunnen voeren.

HOOFDSTUK 9 SAMENWERKING IN HET KADER VAN VEILIGHEID VAN GASTRANSPORTNETTEN

Artikel 28 Veiligheid van gastransportnetwerken

Voor een goede uitvoering van de taken op het gebied van de veiligheid van gastransporten wisselen partijen in ieder geval informatie uit betreffende:

  • audits die worden opgesteld in het kader van de veiligheid van gastransportnetwerken;

  • de jaarlijkse rapportages van buisleidingexploitanten die aardgas transporteren in leidingen met een druk van meer dan 16 bar, over bijna ongevallen;

  • directe meldingen van incidenten en ongevallen; en

  • rapportages over kengetallen van de landelijk netbeheerder gas en hieraan gerelateerde informatie.

HOOFDSTUK 10 SLOTBEPALINGEN

Artikel 29 Kosten

Kosten die voortvloeien uit de in dit samenwerkingsprotocol opgenomen afspraken worden door partijen niet onderling verrekend.

Artikel 30 Evaluatie

  • 1. Na telkens twee jaar, of eerder indien daartoe aanleiding bestaat, wordt dit samenwerkingsprotocol en de uitvoering daarvan door partijen gezamenlijk geëvalueerd. Hierbij wordt in het bijzonder gekeken naar de praktische werkbaarheid van hetgeen in het samenwerkingsprotocol is vastgelegd en de wenselijkheid om dit samenwerkingsprotocol aan te passen of aan te vullen met in de praktijk gebleken nuttige werkafspraken.

  • 2. Indien de evaluatie noopt tot aanpassing of opzegging van het samenwerkingsprotocol, gebeurt dit schriftelijk.

Artikel 31 Vervallen samenwerkingsprotocol Consumentenautoriteit en Inspectie Verkeer en Waterstaat

Dit samenwerkingsprotocol treedt in de plaats van de afspraken tussen de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Verkeer en Waterstaat over de wijze van samenwerking tussen de Consumentenautoriteit en de Inspectie Verkeer en Waterstaat bij aangelegenheden inzake consumentenbescherming.

Artikel 32 Plaatsing Staatscourant

Dit samenwerkingsprotocol zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Dit samenwerkingsprotocol treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend te Den Haag, 11 oktober 2016

Autoriteit Consument en Markt, namens deze, C.A. Fonteijn Bestuursvoorzitter

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, namens deze, De inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport, J.A. van den Bos Inspecteur-Generaal

Naar boven