Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 28 oktober 2016, nummer WBV 2016/14, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C7/24 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

24 Het asielbeleid ten aanzien van Somalië

Het onderstaande beleid is van toepassing op geheel Somalië, tenzij anders is vermeld. Voor de verschillende gebiedsaanduidingen wordt verwezen naar het algemeen ambtsbericht Zuid- en Centraal Somalië 2016 van de Minister van Buitenlandse zaken.

24.1 Besluitmoratorium

Geen bijzonderheden.

24.2 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Geen bijzonderheden.

24.3 Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag
24.3.1 Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

In de gebieden in Zuid- en Centraal Somalië waar Al-Shabaab aan de macht is, is de situatie zodanig dat er over het algemeen ten aanzien van terugkeerders sprake is van een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag tenzij uit de individuele verklaringen van de vreemdeling volgt dat hij niet als terugkeerder zal worden aangemerkt dan wel behandeld.

Onder voorwaarden kan een vluchtalternatief worden tegengeworpen in een gebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is (zie paragraaf 24.5.2).

24.3.2 Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

De IND merkt voor Zuid- en Centraal Somalië uitsluitend aan als risicogroepen:

  • a. overheidsfunctionarissen;

  • b. leden van het gerechtelijk apparaat;

  • c. leden van AMISOM;

  • d. personen werkzaam voor internationale organisaties of internationale delegaties;

  • e. personen die er door Al-Shabaab van worden verdacht te spioneren voor de overheid;

  • f. journalisten.

Een vreemdeling die zich erop beroept dat hij er door Al-Shabaab van wordt verdacht te spioneren voor de overheid en afkomstig is uit gebieden die niet onder controle staan van Al-Shabaab (inclusief Mogadishu), zal aannemelijk moeten maken dat juist hij zal worden geconfronteerd met Al-Shabaab. De enkele terugkeer uit het Westen is daartoe onvoldoende.

24.4 Ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw
24.4.1 Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

In Somalië is geen sprake van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, Vw.

De IND herbeoordeelt vooralsnog niet de verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd die aan Somaliërs verleend zijn op grond van de uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, onderdeel 3, Vw die heeft gegolden ten aanzien van personen afkomstig uit Mogadishu. De IND zal pas overgaan tot intrekking als is gebleken van een wijziging van omstandigheden die een voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter heeft (zie artikel 3.37e VV).

De IND wijst om diezelfde reden niet aanvragen tot verlenging van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd of een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd af van vreemdelingen die op grond van de uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in het bezit zijn van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

24.4.2 Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

In gebieden in Zuid- en Centraal Somalië waar Al-Shabaab aan de macht is, is de mensenrechtensituatie zodanig dat voor iedere terugkeerder een reëel risico bestaat op een met artikel 3 EVRM-strijdige behandeling.

Onder voorwaarden kan een vestigingsalternatief worden tegengeworpen in een gebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is (zie paragraaf 24.5.2).

Bovenstaande geldt ook voor vreemdelingen die bij terugkeer naar hun herkomstgebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is, moeten reizen door gebieden waar Al-Shabaab aan de macht is.

De IND herbeoordeelt vooralsnog niet de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die aan Somaliërs verleend zijn op grond van het behoren tot de Benadiri/Reer Hamar. De IND zal pas overgaan tot intrekking, als is gebleken van een wijziging van omstandigheden die een voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter heeft (zie artikel 3.37e VV).

De IND wijst om diezelfde reden niet aanvragen tot verlenging van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd of een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd af van vreemdelingen die op grond van het behoren tot de Benadiri/Reer Hamar in het bezit zijn van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

24.4.3 Alleenstaande vrouwen

Aan alleenstaande vrouwen uit Somalië verleent de IND een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw. Een vrouw wordt als alleenstaand aangemerkt indien zij niet minimaal beschikt over een mannelijk familielid tot en met de derde graad in haar herkomstgebied.

Indien een vrouw niet als alleenstaand wordt aangemerkt, wordt haar aanvraag voor asiel op individuele omstandigheden beoordeeld.

24.4.4 Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

24.4.5 Individuele kenmerken

Geen bijzonderheden.

24.5 Bescherming
24.5.1 Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt in ieder geval aan dat het voor de volgende niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen:

  • vreemdelingen die afkomstig zijn uit Zuid- en Centraal Somalië inclusief Mogadishu;

  • vrouwen uit Somalië die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor (seksuele) geweldpleging; en

  • vrouwen uit Somalië die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor genitale verminking.

24.5.2 Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt in ieder geval aan dat geen binnenlands beschermingsalternatief in Somalië aanwezig is voor:

  • vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor (seksuele) geweldpleging; en

  • vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor genitale verminking.

De IND neemt een binnenlands beschermingsalternatief aan als er sprake is van concrete aanknopingspunten op basis waarvan in individuele gevallen geconcludeerd kan worden dat de persoon zich buiten het gebied van herkomst kan vestigen. Bij de beoordeling van de geldende voorwaarden voor het tegenwerpen van een binnenlands beschermingsalternatief uit artikel 3.37d VV dienen in de individuele zaak van de vreemdeling de volgende aanknopingspunten te worden betrokken:

  • eerder verblijf in dat gebied; en

  • de aanwezigheid van naaste familie.

Onder dezelfde voorwaarden kan een binnenlands beschermingsalternatief worden tegengeworpen aan:

  • vreemdelingen die afkomstig zijn uit gebieden waar Al-Shabaab aan de macht is;

  • vreemdelingen die bij terugkeer naar hun herkomstgebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is, moeten reizen door gebieden waar Al-Shabaab aan de macht is.

Tevens neemt de IND in zijn algemeenheid binnenlands beschermingsalternatief aan, als de vreemdeling onder naar plaatselijke maatstaven gemeten redelijke omstandigheden minstens zes maanden voorafgaand aan zijn vertrek heeft verbleven in:

  • Puntland (met uitzondering van Noord-Galkayo), in de periode vanaf 1991;

  • Somaliland, in de periode vanaf 1997;

  • Sool; of

  • Sanaag.

De IND neemt aan dat de vreemdeling zich in het desbetreffende gebied kan handhaven.

24.6 Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

De IND beoordeelt aan de hand van paragraaf B8/6 Vc of adequate opvang voor amv’s aanwezig is.

Voor Somalië geldt in ieder geval dat:

  • algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn; en

  • de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.

24.7 Vertrekmoratorium

Geen bijzonderheden.

24.8 Bijzonderheden

Geen bijzonderheden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 oktober 2016

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, J.C. Goet Directeur-Generaal Vreemdelingenzaken

TOELICHTING

Naar aanleiding van het algemeen ambtsbericht Zuid- en Centraal Somalië van 30 maart 2016 zijn in de brief van 26 mei 2016 aan de Tweede Kamer de beleidsgevolgen beschreven en toegelicht.

Voor de gebieden waar Al-Shabaab aan de macht is, moet op basis van het ambtsbericht worden aangenomen dat terugkeerders uit het Westen herkenbaar zijn. Tevens is de mensenrechtensituatie in deze gebieden zodanig dat er voor iedere terugkeerder een gegronde vrees voor vervolging dan wel een reëel risico bestaat op een schending van artikel 3 EVRM. Dit is ook van toepassing op vreemdelingen die door deze gebieden moeten reizen naar hun herkomstgebied. Onder voorwaarden kan een binnenlands beschermingsalternatief worden tegengeworpen.

Gelet op de informatie in het ambtsbericht in combinatie met jurisprudentie van het EHRM en de Afdeling bestuursrechtspraak wordt de definitie van alleenstaande vrouwen aangepast. Een vrouw die beschikt over een mannelijk familielid tot en met de derde graad in haar herkomstgebied wordt niet aangemerkt als alleenstaande vrouw. Als een dergelijk familielid niet aanwezig is en aannemelijk is dat er overigens geen sociaal netwerk beschikbaar is, komt de alleenstaande vrouw in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, J.C. Goet Directeur-Generaal Vreemdelingenzaken

Naar boven