Monitoring Experiment persoonsvolgende inkoop 2017

REGELING NR/REG-1733

Vastgesteld op 18 oktober 2016

Gelet op artikel 61, 62 en 68 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg),

stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de volgende regeling vast:

1. Reikwijdte

Deze regeling is van toepassing op deelnemende Wlz-uitvoerders als bedoeld in artikel 3.2 van deze regeling en op deelnemende zorgaanbieders die deelnemen als bedoeld in artikel 3.3 van deze regeling.

2. Doel van de regeling

Deze regeling heeft tot doel het stellen van regels over de informatie die deelnemende Wlz-uitvoerders en deelnemende zorgaanbieders als genoemd moeten aanleveren ten behoeve van het monitoren en evalueren van het experiment persoonsvolgende inkoop. Deze regels hebben betrekking op de inhoud van de informatie, de manier waarop deze moet worden aangeleverd en de termijnen waarbinnen dat moet.

Deze gegevens worden gebruikt om te bepalen of de beschikbare ruimte voor het experiment toereikend is om de zorg aan de cliënten te bekostigen, om te bepalen of het experiment correct wordt uitgevoerd en voor overige monitoring en evaluatie.

3. Begripsbepalingen

3.1 Experiment persoonsvolgende inkoop

Het experiment zoals beschreven in de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met datum 10 juni 2016 en kenmerk 978644-151771-LZ.

3.2 Deelnemende Wlz-uitvoerders

Deelnemende Wlz-uitvoerders zijn CZ in de regio Zuid-Limburg voor de sector verpleging en verzorging en Zilveren Kruis in de regio Rotterdam voor de sector gehandicaptenzorg.

Het experiment persoonsvolgende inkoop kan ook zien op de bekostigingsprestaties voor cliënten die zijn geïndiceerd met een zorgprofiel uit een andere sector dan hiervoor genoemd, indien deze cliënten zorg geleverd krijgen van een deelnemende zorgaanbieder als bedoeld in artikel 3.3, voor zover dit met het oog op de beperking van de administratieve lasten wenselijk is.

3.3 Deelnemende zorgaanbieders

Alle zorgaanbieders in de zin van de Wlz die voor het experiment persoonsvolgende inkoop worden gecontracteerd door één van de deelnemende Wlz-uitvoerders, als bedoeld in artikel 3.2.

Een deelnemende zorgaanbieder heeft een uniek NZa-nummer ten behoeve van het experiment.

3.4 Beschikbare kader experiment persoonsvolgende inkoop

De staatssecretaris van VWS stelt in de definitieve kaderbrief de deelkaders voor het experiment vast.

Voor overige begrippen die in deze beleidsregel voorkomen en die niet hierboven worden vermeld, wordt verwezen naar de Beleidsregel definities Wlz.

4. Te verstrekken informatie

4.1

De deelnemende Wlz-uitvoerders leveren bij de NZa een overzicht aan van deelnemende zorgaanbieders. Zorgaanbieders die gedurende het jaar toetreden tot het experiment persoonsvolgende inkoop worden eveneens door de deelnemende Wlz-uitvoerder aan de NZa gemeld.

4.2

De deelnemende Wlz-uitvoerders zijn voor het budgetjaar 2017 verplicht maandelijks een opgave te verstrekken van de gedeclareerde zorg in het kader van het experiment persoonsvolgende inkoop. De gedeclareerde declaraties worden per deelnemende zorgaanbieder op prestatieniveau aangeleverd.

4.3

De deelnemende Wlz-uitvoerders zijn verplicht een totaalopgave over het budgetjaar 2017 te verstrekken van de gedeclareerde zorg in het kader van het experiment persoonsvolgende inkoop

4.4

Het staat de NZa vrij om aanvullende of andere informatie uit te vragen in het kader van het experiment.

5. Indieningstermijnen en compleetheid van de te verstrekken informatie

5.1

Het overzicht van deelnemende zorgaanbieders zoals bedoeld in artikel 4.1 dient vóór 1 november 2016 bij de NZa te worden aangeleverd. Daarna ontvangt de NZa maandelijks op de 15e dag van de maand van de deelnemende Wlz-uitvoerders een aangepaste lijst indien er in de voorafgaande maand nieuwe zorgaanbieders tot het experiment zijn toegetreden.

De opgave is compleet indien deze de volgende onderdelen bevat:

  • namen van de deelnemende zorgaanbieders;

  • contactgegevens van de deelnemende zorgaanbieders;

  • NZa-nummers van de deelnemende zorgaanbieders.

5.2

De opgave zoals bedoeld in artikel 4.2 moet ingediend worden bij de NZa voor de 15e van de opvolgende maand en heeft als peildatum de laatste dag van de maand. De eerste aanlevering geschiedt vóór 15 maart 2017.

De opgave is compleet indien deze de volgende gegevens bevat:

  • per prestatie het aantal dat is gedeclareerd;

  • per prestatie het totaal gedeclareerde bedrag;

  • gespecificeerd per deelnemende zorgaanbieder;

  • gepresenteerd per kalendermaand voor alle kalendermaanden die in dat jaar reeds zijn verstreken;

  • gecorrigeerd en aangevuld voor kalendermaanden waarvan de declaratiecijfers in een vorige levering nog niet volledig waren.

5.3

De opgave als bedoeld in artikel 4.3 dient vóór 15 maart 2018 bij de NZa te worden ingediend. Deze aanlevering heeft als peildatum de laatste dag van de maand februari. De opgave is compleet indien deze de volgende gegevens bevat:

  • totale aantallen per gedeclareerde prestatie over het jaar 2017;

  • per prestatie het totale bedrag dat in 2017 is gedeclareerd;

  • gespecificeerd per deelnemende zorgaanbieder.

6. Wijze van verstrekking

Voor het indienen van de in de artikelen 4 en 5 bedoelde informatie dient gebruik te worden gemaakt van het door de NZa voorgeschreven format.

7. Gebrekkige aanlevering

7.1

Van een gebrekkige aanlevering is sprake indien de in de artikelen 4 en 5 bedoelde informatie onjuist, onvolledig, niet of niet tijdig wordt aangeleverd.

7.2

Van een onjuiste of onvolledige aanlevering is sprake, indien de in artikel 4 en 5 bedoelde informatie weliswaar binnen de geldende indieningstermijnen is verstrekt, maar niet heeft plaatsgevonden overeenkomstig de eisen die hieraan in deze regeling zijn gesteld. Bij een onjuiste of onvolledige aanlevering stelt de NZa de Wlz-uitvoerder ten minste eenmaal in de gelegenheid – kosteloos en zonder verdere gevolgen – alsnog binnen een nader te stellen termijn over te gaan tot aanlevering van de juiste en volledige informatie.

Indien de in artikel 4 en 5 bedoelde informatie na herhaaldelijk verzoek onjuist of onvolledig is aangeleverd, kan de NZa gebruik maken van de haar toekomende handhavende bevoegdheden zoals genoemd in hoofdstuk 6 van de Wmg. Voor deze gevallen wordt dan een separaat en nader in te vullen handhavingstraject vastgesteld. Daarbij wordt ook bepaald in welk geval welk handhavingsinstrument (zoals aanwijzing, boete, last onder dwangsom) wordt ingezet.

7.3

Van een niet tijdige aanlevering is sprake wanneer na het verstrijken van de geldende indieningstermijnen alsnog een aanlevering van de in artikel 4 en 5 genoemde informatie is ontvangen. Bij de beoordeling of sprake is van een niet tijdige aanlevering, is niet relevant of de informatie onjuist, onvolledig of compleet is.

Indien de in artikel 4 en 5 bedoelde informatie niet of niet tijdig is ontvangen, kan de NZa gebruik maken van de haar toekomende handhavende bevoegdheden zoals genoemd in hoofdstuk 6 van de Wmg.

8. Overschrijding beschikbare kader experiment persoonsvolgende inkoop

8.1

De staatssecretaris van VWS stelt in de definitieve kaderbrief de deelkaders voor het experiment vast.

8.2

Indien het deelkader voor het experiment persoonsvolgende inkoop in een experimentregio op basis van de declaraties en de prognoses ontoereikend lijkt te zijn, dan meldt de desbetreffende Wlz-uitvoerder dit direct bij de NZa. Hierbij mag niet worden gewacht tot de maandelijkse informatieverstrekking zoals beschreven in de artikelen 4.2 en 5.2 van deze regeling.

9. Inwerkingtreding en citeerregel

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017 en vervalt met ingang van 1 januari 2018. Ingevolge artikel 20, tweede lid, onderdeel a, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) zal deze regeling in de Staatscourant worden geplaatst.

Deze regeling kan worden aangehaald als: ‘Regeling Monitoring experiment persoonsvolgende inkoop 2017.’

De Raad van bestuur van de Nederlandse Zorgautoriteit, M.J. Kaljouw voorzitter Raad van Bestuur

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling heeft tot doel het stellen van regels over de informatie die Wlz-uitvoerders als genoemd in artikel 1 van deze regeling moeten aanleveren ten behoeve van het monitoren van het Experiment persoonsvolgende inkoop. De regeling vindt haar wettelijke grondslag in de artikelen 61, 62 en 68 van de Wmg.

In deze regeling is onder meer vastgelegd aan welke voorwaarden een opgave dient te voldoen om compleet te zijn en binnen welke termijnen de in de regeling genoemde opgaven uiterlijk in het bezit van de NZa dienen te zijn.

Artikel 2

De NZa evalueert het experiment persoonsvolgende inkoop conform artikel 58 Wmg. In het kader hiervan kan de NZa bij de deelnemende Wlz-uitvoerders en bij de deelnemende zorgaanbieders informatie als bedoeld in deze regeling opvragen. Bij de evaluatie zal de NZa de resultaten betrekken van een extern onderzoeksbureau zoals aangewezen door de staatssecretaris van VWS.

Het staat de NZa vrij om aanvullende of andere informatie uit te vragen in het kader van het experiment.

De NZa rapporteert over de uitslag van het experiment persoonsvolgende inkoop aan de Staatssecretaris van VWS binnen drie maanden na afloop van het experiment.

Op basis van de (tussen)evaluatie zal de NZa op verzoek van de Staatssecretaris van VWS het experiment uitbreiden, verlengen of stopzetten.

Artikelen 4 en 5

Onder artikel 4.1 is opgenomen dat de deelnemende Wlz-uitvoerders bij de NZa aangeven welke zorgaanbieders onder het experiment zorg gaan leveren. Op basis van deze opgave krijgen de betreffende zorgaanbieder en Wlz uitvoerder een ontvangstbevestiging. Hierin wordt aangegeven dat de zorg op basis van de algemene tariefbeschikking gedeclareerd kan worden.

De NZa monitort de uitgaven van het experiment met het oog op de toereikendheid van het deelkader voor het experiment. Daarvoor heeft de NZa maandelijks inzicht nodig in hoeveel zorg er in de experimenteerregio’s is gedeclareerd. De deelnemende Wlz-uitvoerders moeten maandelijks een opgave aan de NZa verstrekken van de aanbieders die deelnemen aan het experiment en van de declaraties per zorgaanbieder op prestatieniveau. De termijnen waarbinnen deze informatie aan de NZa verstrekt moet worden, zijn beschreven in artikel 5. In artikel 5 is eveneens gespecificeerd welke informatie bij de NZa moet worden aangeleverd.

Voor een goede monitoring van de financiële middelen die in het experiment omgaan, is het belangrijk dat de declaratiegegevens volledig zijn. Er gaan vaak enkele weken overheen voordat declaraties over een maand compleet zijn. Daarom dienen de Wlz-uitvoerders de declaratiecijfers die aan de NZa worden aangeleverd steeds te corrigeren voor de maanden die in een eerdere levering nog niet alle declaratiegegevens bevatten.

Artikel 8

Voor de bekostiging van het experiment is een apart deelkader per experimentregio vastgesteld. Binnen een experimentregio kunnen middelen worden overgeheveld van het deelkader pgb of het deelkader zorg in natura naar het deelkader experiment en visa verca. Deze overhevelingen zijn mogelijk omdat er sprake is van communicerende vaten. De afname van het aantal pgb-cliënten bijvoorbeeld kan een toename betekenen van het aantal cliënten binnen het experiment. De betreffende Wlz-uitvoerder kan hierop anticiperen door middelen over te hevelen.

De benutting van het vastgestelde deelkader voor het experiment wordt gemonitord. Wanneer op basis van declaratiegegevens en prognoses verwacht wordt dat het deelkader voor het experiment ontoereikend is, moet de deelnemende Wlz-uitvoerder dit melden bij de NZa. De NZa kan in dat geval het ministerie van VWS adviseren om (een deel van) de herverdelingsmiddelen beschikbaar te stellen.

Naar boven