Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 15 september 2016, 2016-0000210037, tot instelling van een Taskforce Samenwerking Onderwijs en Kinderopvang (Instellingsregeling Taskforce Samenwerking Onderwijs en Kinderopvang).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Wonen en Rijksdienst

handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. taskforce:

de Taskforce Samenwerking Onderwijs en Kinderopvang, genoemd in artikel 2.

Artikel 2. Instelling, taak, opheffing

  • 1. Er is een Taskforce Samenwerking Onderwijs en Kinderopvang.

  • 2. De taskforce wordt ingesteld met ingang van 1 oktober 2016 en wordt opgeheven na het uitbrengen van het eindrapport, bedoeld in het derde lid, maar uiterlijk met ingang van 1 april 2017.

  • 3. De taskforce heeft tot taak:

    • a. het uitwerken van voorstellen over wat er nodig is, met inbegrip van mogelijke voorstellen over aanpassing van regelgeving, om de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang of peuterspeelzaalwerk te vergemakkelijken, zodat er meerwaarde ontstaat voor de ontwikkeling van kinderen, de arbeidsparticipatie van ouders en de gezamenlijke inzet van personeel;

    • b. met betrekking tot deze taak een eindrapportage aan de minister en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan te bieden.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De taskforce bestaat uit een voorzitter en ten hoogste tien andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden, in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, door de minister benoemd.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur van het bestaan van de taskforce.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.

  • 5. De voorzitter en de andere leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 4. Archiefbescheiden

De taskforce draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van zijn werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 5. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsregeling Taskforce Samenwerking Onderwijs en Kinderopvang.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

De Minister voor Wonen en Rijksdienst S.A. Blok

TOELICHTING:

Aanleiding

In de Kamerbrief ‘Voorschoolse voorzieningen en samenwerking onderwijs en kinderopvang’ (Kamerstukken 31 322, nr. 308) is de ‘Taskforce samenwerking onderwijs en kinderopvang’ aangekondigd. Om de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang te vereenvoudigen, is het belangrijk dat de betrokken partijen ook op landelijk niveau samenwerken en hun expertise bundelen. Daarom wordt een Taskforce samenwerking onderwijs en kinderopvang (hierna: taskforce) ingesteld onder leiding van een externe onafhankelijke voorzitter. In deze taskforce worden deskundigen uitgenodigd vanuit betrokken partijen.

De adviestaak wordt niet aan een bestaand adviescollege opgedragen, omdat voor het onderwerp van de taskforce expertise en praktijkervaring noodzakelijk is op het snijvlak van twee stelsels (onderwijs en kinderopvang). Er is geen bestaand adviescollege waar deze specifieke expertise in is gebundeld.

De taskforce wordt ingesteld op grond van artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges. Op grond van artikel 7 van deze wet wordt deze regeling daarom mede ondertekend door Onze Minister van Binnenlandse Zaken. Specifiek betreft dit de Minister van Wonen en Rijksdienst.

In het onderstaande wordt de opdracht van de taskforce nader toegelicht.

Opdracht taskforce

De taskforce krijgt de volgende opdracht:

Het uitwerken van voorstellen over wat nodig is, met inbegrip van mogelijke voorstellen over aanpassing van regelgeving, om de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang of peuterspeelzaalwerk te vergemakkelijken zodat er meerwaarde ontstaat voor de ontwikkeling van kinderen, de arbeidsparticipatie van ouders en de gezamenlijke inzet van personeel.

De taskforce wordt gevraagd om binnen de taakopdracht:

  • 1. Daarvoor te onderzoeken hoe de (bekende) knelpunten in de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang of peuterspeelzaalwerk opgelost kunnen worden. Daarbij wordt gevraagd om te adviseren:

    • Hoe de meerwaarde voor kinderen vergroot kan worden. Daarbij kan gedacht worden aan het verder ontwikkelen van de contouren van een ‘ontwikkelkader’ voor kinderen van 0–4 of 0–6 jaar, die aansluit op de kerndoelen en referentieniveaus in het basisonderwijs, zodat een doorlopende lijn voor kinderen wordt gefaciliteerd. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij de diverse initiatieven die reeds in gang zijn gezet;

    • hoe de meerwaarde voor ouders vergroot kan worden. Daarbij kan gedacht worden aan de wijze waarop de medezeggenschap van het onderwijs en kinderopvang wordt vormgegeven en aan de manier waarop de samenwerking de arbeidsparticipatie van ouders kan vergemakkelijken;

    • hoe de meerwaarde voor personeel vergroot kan worden. Daarbij kan gedacht worden aan manieren om gemakkelijker multidisciplinaire teams te vormen van medewerkers uit onderwijs en kinderopvang.

  • 2. Daarvoor partijen op te roepen om, vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, zelf stappen te zetten bij het oplossen van specifieke knelpunten. Bijvoorbeeld de sociale partners die aan zet zijn bij het beter op elkaar laten aansluiten van de cao’s kinderopvang en primair onderwijs.

De taskforce krijgt bij zijn opdracht de volgende aandachtspunten mee:

  • 1. Inhoud van samenwerking staat centraal en niet een specifieke vorm van samenwerking;

  • 2. Keuzevrijheid van ouders blijft overeind;

  • 3. Knelpunten worden weggenomen waar het kan, als dit bijdraagt aan de combinatie arbeid en zorg, de ontwikkeling van kinderen of het bestrijden van achterstanden;

  • 4. De afzonderlijke doelstellingen van primair onderwijs, kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie blijven behouden;

  • 5. De kinderopvang blijft als private markt functioneren, waarbij dus ruimte is voor eerlijke concurrentie;

  • 6. De huidige financiële kaders zijn leidend.

Instellingsduur

De taskforce is gevraagd uiterlijk 1 april 2017 advies uit te brengen aan verantwoordelijke bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) over de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang. Dit is van belang, omdat de resultaten dan bekend zijn voor de start van de formatie van een nieuw kabinet volgend op de Tweede Kamerverkiezingen.

Werkwijze

De taskforce besluit zelf over zijn werkwijze, met inachtneming van artikel 21 van de Kaderwet adviescolleges. De werkwijze wordt in een reglement van orde vastgesteld door de voorzitter van de taskforce.

Kosten en vergoeding

De gezamenlijke betrokkenheid van SZW en OCW komt tot uitdrukking in de verdeling van de gezamenlijke kosten over de begrotingen van beide ministeries.

De leden van de taskforce worden benoemd bij een ministeriële regeling, gelet op artikel 6, derde lid, van de Kaderwet adviescolleges. In die regeling wordt tevens de vergoeding van de leden geregeld met toepassing van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven