Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 26 oktober 2016, nr. MinBuza-2016.707235, tot wijziging van de Sanctieregeling Eritrea 2011 met betrekking tot de diasporabelasting

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op Resolutie 2023 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Sanctieregeling Eritrea 2011 wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 2 wordt een nieuw artikel 2a ingevoegd, luidend:

Artikel 2a

Het is verboden om ten behoeve van de overheid van Eritrea of ten behoeve van het People's Front for Democracy and Justice (PFDJ) de betaling van belastingen of van andere heffingen te vorderen:

  • a. door afpersing, bedreiging, bedrog of door gebruikmaking van andere onwettige middelen of

  • b. indien de belastingen of andere heffingen bestemd zijn voor aanwending in strijd met het jegens Eritrea op grond van Resolutie 1907 (2009) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en Besluit 2010/127/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 1 maart 2010 geldende wapenembargo.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

TOELICHTING

De onderhavige wijziging strekt tot een expliciete verankering van een verbod om ten behoeve van Eritrea de betaling van belastingen en andere heffingen (‘diasporabelasting’) af te dwingen indien dat gepaard gaat met afpersing, bedreiging, bedrog of andere laakbare methoden of indien de middelen bestemd zijn voor aanwending in strijd met het vigerende wapenembargo.

Deze verbodsbepalingen geven uitvoering aan Resolutie 2023 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en worden, door invoeging van een nieuw artikel 2a, ingebed in de Sanctieregeling Eritrea 2011.

Deze sanctieregeling implementeert de sancties op grond van Verordening (EU) nr. 667/2010 van de Raad van de Europese Unie van 26 juli 2010 inzake beperkende maatregelen ten aanzien van Eritrea (Pb EU L 195) en Besluit 2010/127/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 1 maart 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Eritrea (Pb EG L 51) en bevat reeds de volgende bepalingen.

Artikel 2 van de Sanctieregeling Eritrea 2011 strekt tot implementatie van het wapenembargo dat op grond van het Besluit 2010/127/GBVB jegens Eritrea van toepassing is.

In samenhang daarmee geldt op grond van artikel 2 van Verordening 667/2010 een verbod tot het direct of indirect verstrekken van financiering of financiële bijstand in verband met militaire activiteiten, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekering, ten behoeve van de verkoop, de levering, de overdracht of de uitvoer van wapens en alle soorten aanverwant materieel die zijn opgenomen in de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen of ten behoeve van de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand en tussenhandeldiensten, aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Eritrea of voor gebruik in Eritrea. Overtreding van dit verbod is strafbaar op grond van artikel 1 van de Sanctieregeling Eritrea 2011.

Ten slotte kan worden gemeld dat de onderhavige regeling strekt tot naleving van een internationale verplichting en dat uit dien hoofde inwerkingtreding niet plaatsvindt conform de Vaste Verander Momenten-systematiek.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven