De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van
Veiligheid en Justitie,
Gelet op de artikelen 3.6.6, tweede lid, van het Besluit langdurige zorg, 8.3 van
het Besluit Jeugdwet en 5.3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;
Besluiten:
ARTIKEL I
De Regeling Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘De Sociale verzekeringsbank verricht uitsluitend aan een
derde een betaling uit het persoonsgebonden budget voor geleverde jeugdhulp en voert
het budgetbeheer als bedoeld in artikel 8.1.8, eerste lid, van de wet uit:’ vervangen
door: De Sociale verzekeringsbank voert het budgetbeheer, bedoeld in artikel 8.1.8,
eerste lid, van de wet, uit:.
2. Het derde lid wordt vervangen door:
-
3. De Sociale verzekeringsbank verricht uitsluitend aan een derde betalingen uit het
persoonsgebonden budget voor geleverde jeugdhulp die voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst,
een overeenkomst van opdracht of een overeenkomst voor vervoer, indien een declaratie
bevat:
-
a. de naam van de derde, en:
-
1°. het nummer waarmee de derde staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, of,
-
2°. indien de derde niet over dat nummer kan beschikken, geboortedatum of burgerservicenummer;
-
b. de naam van de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt en zijn adres
of burgerservicenummer of klantnummer bij de Sociale verzekeringsbank;
-
c. het tarief;
-
d. een verantwoording van de overeengekomen resultaten dan wel een overzicht van het
aantal te betalen uren en dagdelen of etmalen; en
-
e. een handtekening van een persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt
of, voor zover van toepassing, diens vertegenwoordiger, indien het een schriftelijke
declaratie betreft.
3. In het vierde lid wordt, onder verlettering van de onderdelen c tot en met e tot
c tot en met f, na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:
-
b. indien een declaratie niet voldoet aan de voorwaarden van de beschikking, bedoeld
in het tweede lid, onderdeel a, of de overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, onderdeel
b;
B
Artikel 8a, derde lid, komt te luiden:
-
3. In afwijking van artikel 8, derde en vierde lid, onderdelen d en e, ontvangt de Sociale verzekeringsbank een verzoek om een verantwoordingsvrij bedrag
voor jeugdhulp voor het eindigen van de beschikking, bedoeld in het tweede lid, van
de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt.
ARTIKEL II
De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5.23 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden budget voor
geleverde zorg die voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst, een overeenkomst van opdracht
of een overeenkomst voor vervoer, uitsluitend aan de persoon met wie deze overeenkomst
is aangegaan, indien een declaratie, bevat:
-
a. de naam van deze persoon en:
-
1°. het nummer waarmee die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, of
-
2°. indien deze persoon niet over dat nummer kan beschikken, geboortedatum of burgerservicenummer;
-
b. de naam van de verzekerde en zijn adres of burgerservicenummer of klantnummer bij
de Sociale verzekeringsbank;
-
c. het tarief;
-
d. een verantwoording van de overeengekomen resultaten dan wel een overzicht van het
aantal te betalen uren en dagdelen of etmalen; en
-
e. een handtekening van de verzekerde of, voor zover van toepassing, diens vertegenwoordiger,
indien het een schriftelijke declaratie betreft.
2. In het derde lid, aanhef, wordt ‘geheel’ vervangen door: gehele.
B
Artikel 5.23a, tweede lid, komt te luiden:
ARTIKEL III
De Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In tweede lid wordt ‘De Sociale verzekeringsbank verricht uitsluitend aan een derde
betalingen uit het persoonsgebonden budget voor geleverde maatschappelijke ondersteuning
en voert het budgetbeheer als bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid, van de wet uit:’ vervangen door: De Sociale verzekeringsbank voert het budgetbeheer, bedoeld
artikel 2.6.2, eerste lid, van de wet, uit:
2. Het derde lid komt te luiden:
-
3. De Sociale verzekeringsbank verricht uitsluitend aan een derde betalingen uit het
persoonsgebonden budget voor geleverde maatschappelijke ondersteuning die voortvloeit
uit een arbeidsovereenkomst, een overeenkomst van opdracht of een overeenkomst voor
vervoer, indien een declaratie bevat:
-
a. de naam van de derde en:
-
1°. het nummer waarmee die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, of
-
2°. indien de derde niet over dat nummer kan beschikken, geboortedatum of burgerservicenummer;
-
b. de naam van de cliënt en zijn adres of burgerservicenummer of klantnummer bij de Sociale
verzekeringsbank;
-
c. het tarief;
-
d. een verantwoording van de overeengekomen resultaten dan wel een overzicht van het
aantal te betalen uren en dagdelen of etmalen; en
-
e. een handtekening van de cliënt of, voor zover van toepassing, diens vertegenwoordiger,
indien het een schriftelijke declaratie betreft.
3. In het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘geheel’ vervangen door: gehele.
b. In het vierde lid wordt, onder verlettering van de onderdelen c tot en met e tot
c tot en met f na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:
-
b. indien een declaratie niet voldoet aan de voorwaarden van de beschikking, bedoeld
in het tweede lid, onderdeel a, of de overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, onderdeel
b;
B
Artikel 2a, derde lid, komt te luiden:
-
3. In afwijking van artikel 2, derde en vierde lid, onderdelen d ene, ontvangt de Sociale verzekeringsbank een verzoek om een verantwoordingsvrij bedrag
voor maatschappelijke ondersteuning uiterlijk voor het eindigen van de beschikking,
bedoeld in het tweede lid, van de cliënt.
C
In de titel van hoofdstuk 6 vervalt: indexatie.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2016.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
K.H.D.M. Dijkhoff
TOELICHTING
Op 1 januari 2015 kreeg de Sociale verzekeringsbank (SVB) op grond van de Wet langdurige
zorg (Wlz), de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) de
SVB de taak om betalingen te verrichten ten laste van het persoonsgebonden budget
(pgb). De houder van een pgb (hierna: budgethouder) geeft de SVB daartoe de opdracht
om declaraties van aan hem geleverde zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning
ten laste van zijn pgb te betalen. Dit wordt wel het 'trekkingsrecht' van de budgethouder
op zijn pgb genoemd.
Naar aanleiding van de problemen bij de invoering van het trekkingsrecht is in afstemming
met de Tweede Kamer prioriteit gelegd bij tijdige betalingen van leveranciers van
jeugdhulp, zorg en maatschappelijke ondersteuning en voerde de SVB een coulancebeleid
in. Dit beleid behelsde dat een deel van de controles op overeenkomsten degene die
ten laste van het pgb jeugdhulp, ondersteuning of zorg levert en budgethouder en op
de declaraties werd opgeschort. Per 1 augustus 2016 zijn de controles op de overeenkomsten
weer ingevoerd.
Bij de declaraties gold in september en oktober 2016 nog een gewenningsperiode. Deze
hield in dat onjuiste declaraties in die periode werden teruggestuurd naar de budgethouder,
maar dat deze nog wel worden uitbetaald. Het voornemen is dat declaraties die niet
aan de voorwaarden voldoen met ingang van 1 november 2016 worden geweigerd.
In een verkenning van de impact van het afschaffen van het coulancebeleid bleek uit
een steekproef van de SVB dat indien de pgb-eisen uit de Regeling Jeugdwet, de Regeling
langdurige zorg en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 onverkort zouden worden toegepast
het merendeel van de declaraties nog niet aan die eisen zou voldoen. Gedeeltelijk
kwam dit doordat de declaraties niet voldeden aan eisen die niet strikt noodzakelijk
zijn voor een rechtmatige uitbetaling. Met voorliggende wijzigingsregeling worden
dergelijke eisen geschrapt. Dit zal leiden tot minder onnodige betalingsweigeringen
en bovendien tot vermindering van administratieve lasten.
Ten eerste wordt geregeld dat op alle declaraties de naam in combinatie met een direct
identificerend persoonsgegeven van de budgethouder, en degene die ten laste van het
pgb jeugdhulp, zorg of maatschappelijke ondersteuning levert, wordt opgenomen (zoals
een registratienummer bij de Kamer van Koophandel, een klantnummer of een burgerservicenummer).
Dit moet bewerkstelligen dat de SVB de budgethouder en de leverancier voldoende kan
identificeren, zonder dat er meer persoonsgegevens worden uitgevraagd dan nodig is.
Daarbij is verduidelijkt dat een declaratie niet door een leverancier bij de SVB wordt
ingediend. In de praktijk wordt de declaratie ingediend door de budgethouder, waarbij
gegevens van de leverancier worden gebruikt. Dit betekent dat artikel 5.2.9 van de
Wmo 2015 met betrekking tot het burgerservicenummer niet van toepassing is op de informatieverstrekking.
Het is daarmee niet verplicht om op een declaratie voor maatschappelijke ondersteuning
het burgerservicenummer te hanteren.
Ten tweede worden enkele verbeteringen doorgevoerd ten behoeve van de uitvoerbaarheid
en de controleerbaarheid van het trekkingsrecht. Hieronder wordt nader ingegaan op
de wijzigingen.
De meest relevante heeft betrekking op het feit dat momenteel dwingend is geregeld
dat de SVB betalingen en het budgetbeheer uitvoert overeenkomstig de toekenningsbeschikking,
de (zorg)overeenkomst en ten behoeve van de afdracht van premies in het kader van
de werkgeverstaken. Deze bepaling kan leiden tot onduidelijkheid, omdat daaruit zou
kunnen worden afgeleid dat betalingen altijd exact moeten overeenkomen met de gesloten
overeenkomst en anders onrechtmatig zou zijn. Dit is niet het geval. Als bijvoorbeeld
een 36-urige werkweek is afgesproken kan er de ene week een uur meer gewerkt worden
dan de andere week, bijvoorbeeld vanwege ziekenhuisopname of een vakantie. Met de
aangepaste verplichting om te betalen ‘overeenkomstig de (...) rechtsgeldige overeenkomst’ wordt bedoeld dat het budgetbeheer in overeenstemming met de overeenkomst wordt uitgevoerd.
De SVB controleert of betalingen en eventueel afdrachten aan de juiste partijen plaatsvinden
en op basis van een goedgekeurde overeenkomst. Dit zijn zaken die betrekking hebben
op het juist uitvoeren van het budgetbeheer en niet de controle op het aantal uren
of het tarief dat op de (zorg)overeenkomst staat. Hierom is met de artikelen I, onderdeel
A, eerste en derde lid, en III, onderdeel A, eerste en derde lid, van voorliggende
regeling uit de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 geschrapt dat
betalingen worden uitgevoerd overeenkomstig de pgb-beschikking, de overeenkomst en
tot afdracht van premies.
In de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 is echter wel de eis toegevoegd
dat declaratie niet strijdig mag zijn met de voorwaarden die zijn verbonden aan de
beschikking tot verlening van het pgb en de overeenkomst tussen de leverancier en
de budgethouder. Met betrekking tot de declaraties heeft de SVB op grond van de eerdergenoemde
ministeriële regelingen de bevoegdheid om de aangevraagde betalingen te beëindigen,
op te schorten of te weigeren als niet aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.
In de declaratie is de verantwoording van de uren en het tarief vastgelegd. De SVB
vult nader met een beleidsregel in hoe zij de wettelijke taak rond het budgetbeheer
en de controle op de declaraties invult. In de Regeling langdurige zorg stond deze
weigeringsgrond reeds opgenomen. De SVB kan tevens in overleg met de budgetverstrekkers
(college van burgermeester en wethouders en zorgkantoren) specifieke controles uitvoeren
ter uitvoering van besluiten of voorwaarden die afkomstig zijn van budgetverstrekkers.
Ten slotte wordt in de artikelen I, onderdeel B, II, onderdeel B, en III, onderdeel
B, geëxpliciteerd dat een verzoek om een betaling van een verantwoordingsvrij bedrag
niet onder het begrip ‘declaratie’ voor geleverde jeugdhulp, zorg of maatschappelijke
ondersteuning valt en door de SVB niet wordt getoetst aan een (zorg)overeenkomst.
Wel zijn hierop de meeste van de algemene weigeringsgronden voor betalingen uit het
pgb van toepassing, met uitzondering van die weigeringsgronden die enkel betrekking
hebben op declaraties. Het verantwoordingsvrij bedrag wordt in de toekenningsbeschikking
vastgesteld en op verzoek uitbetaald door de SVB. Voor het verzoek stelt de SVB een
afzondelijk model vast.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2016. Dit omdat de afbouw
van het coulancebeleid zo snel mogelijk moet plaatsvinden, ter bescherming van de
budgethouder en in verband met de rechtmatigheid van de betalingen. De datum van 1 november
2016 is overeengekomen tussen alle ketenpartners bij de uitvoering van trekkingsrecht
pgb.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn