Besluit van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 25 oktober 2016, nummer 2016-0000659182, houdende wijziging van het mandaatbesluit Autoriteit woningcorporaties en aanwijzing toezichthouders Woningwet en WNT in verband met het verlenen van mandaat van de bevoegdheid om toestemming te geven voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 45a, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de Woningwet onder de voorwaarden van afdeling 2a van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 en afdeling 2a van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien de schriftelijke instemming van de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport van 18 oktober 2016;

Besluit:

ARTIKEL I

Het mandaatbesluit Autoriteit woningcorporaties en aanwijzing toezichthouders Woningwet en WNT wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, derde lid, onderdeel e, wordt ‘, en’ vervangen door een punt.

B

In artikel 3, derde lid, onderdeel f, wordt ‘artikel 47, onderdeel a of p, van het besluit’ vervangen door: artikel 47, eerste lid, onderdeel a, of het tweede lid, van het besluit.

C

Artikel 3, derde lid, onderdeel f, vervalt.

D

Na artikel 3 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de werkzaamheden van de autoriteit mandaat en machtiging verleend voor de uitoefening van de bevoegdheden van de minister, bedoeld in artikel 45a van de wet en het krachtens dat artikel bepaalde.

E

Artikel 3a vervalt.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onderdeel B, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel A en C, treden in werking op 1 december 2018.

  • 3. Artikel I, onderdeel D, treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel C, van de Wet tot wijziging van de Woningwet in verband met het tijdelijk uitbreiden van het werkgebied van toegelaten instellingen met het oog op het huisvesten van vergunninghouders (Stb. 2016, 295) in werking treedt.

  • 4. Artikel I, onderdeel E, treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel E, van de Wet tot wijziging van de Woningwet in verband met het tijdelijk uitbreiden van het werkgebied van toegelaten instellingen met het oog op het huisvesten van vergunninghouders (Stb. 2016, 295) in werking treedt.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel B en Artikel II, eerste lid

In het Besluit van 27 mei 2016, houdende wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met het regelen van het toezicht op de borgingsvoorziening en het doorvoeren van een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen (Stb. 2016, 209), is artikel 47 van het BTIV dusdanig gewijzigd, dat onderscheid is gemaakt tussen de diensten die niet zijn toegestaan en de bewoners waaraan diensten mogen worden geleverd. Als gevolg daarvan klopte de verwijzing in artikel 3, derde lid, onderdeel f, niet meer. Artikel I, onderdeel B, herstelt dat. Omdat het gaat om een technische aanpassing regelt artikel II, eerste lid, in afwijking van de Vaste Verandermomenten dat de wijziging op de dag na publicatie in werking treedt.

Artikel I, onderdelen A en C, en Artikel II, tweede lid

Artikel 3, derde lid, onderdeel f, mandateert de uitvoering van de Beleidsregel experiment huisvesting vergunninghouders aan de inspecteur-generaal, ten behoeve van de werkzaamheden van de Autoriteit woningcorporaties. Die beleidsregel vervalt echter per 1 december 2018. Het mandaat vervalt daarom met ingang van dezelfde datum. Artikel I, onderdeel C, laat artikel 3, eerste lid, onderdeel f met het oog daarop vervallen. Als gevolg daarvan dient ook het slot van artikel 3, eerste lid, onderdeel e, met ingang van 1 december 2018 redactioneel te worden aangepast. Dit wordt geregeld door artikel I, onderdeel A. Artikel II, tweede lid, regelt dat deze twee onderdelen met ingang van 1 december 2018 in werking treden.

Artikel I, onderdelen C en D, en Artikel II, derde en vierde lid

Artikel 45a van de Woningwet kent aan de minister de bevoegdheid toe om voor ten hoogste de duur van tien jaar toegelaten instellingen, met hen verbonden ondernemingen van welke zij enig aandeelhoudster zijn en samenwerkingsvennootschappen toestemming te verlenen om de daar genoemde werkzaamheden te verrichten. Die werkzaamheden zijn verbouw, verhuur en onderhoud van gebouwen van derden. Afdeling 2a van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (BTIV 2015) en afdeling 2a van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (RTIV 2015) bevatten de uitvoeringsregelgeving. Afdeling 2a van het BTIV 2015 bevat daartoe een nadere uitwerking van de werkzaamheden die mogen worden verricht, de voorwaarden waaronder de toestemming kan worden verleend en de omstandigheden waaronder de toestemming tussentijds kan worden ingetrokken. Afdeling 2a van het RTIV 2015 stelt ter uitwerking van de toestemmingsvoorwaarden een aantal eisen aan de ontwerpovereenkomst tussen de opdrachtgever en de toegelaten instelling, die om toestemming verzoekt. Tevens worden formulieren vastgesteld waarvan bij het verzoek om toestemming gebruik dient te worden gemaakt. De Autoriteit woningcorporaties zal hieraan in mandaat uitvoering geven.

Artikel 3, eerste lid, van het Besluit mandaat Autoriteit woningcorporaties en aanwijzing toezichthouders Woningwet en WNT verleent de Autoriteit mandaat en machtiging om de bevoegdheden van de minister, bedoeld in hoofdstuk IV van de Woningwet, uit te oefenen. Dat geldt echter alleen voor zover die verband houden met de bevoegdheden waarvan de autoriteit ingevolge de wet mandaat en machtiging wordt verleend. Hiermee wordt gedoeld op artikel 61, vijfde lid, van de Woningwet, dat de minister verplicht om de autoriteit mandaat van de bevoegdheden die op grond van de in dat artikellid genoemde bepalingen heeft. Artikel 3, eerste lid, van het Besluit mandaat Autoriteit woningcorporaties en aanwijzing toezichthouders Woningwet en WNT geeft dan ook uitvoering aan artikel 61, vijfde lid, van de Woningwet. Tevens verleent het mandaat van andere in hoofdstuk IV van de Woningwet genoemde bevoegdheden, voor zover van die andere bevoegdheden gebruik wordt gemaakt in verband met de uitoefening van de bevoegdheden die zijn genoemd in artikel 61, vijfde lid, van de Woningwet. De bevoegdheden die minister op grond van artikel 45a van de Woningwet en het krachtens deze bepaling bepaalde houden daarmee echter geen verband. Zij vallen dan ook niet onder de reikwijdte van artikel 3, eerste lid.

De bevoegdheden van afdeling 2a van het BTIV 2015 vallen al onder de reikwijdte van artikel 3, vierde lid. Zij vallen echter ook onder de formulering van het nieuwe artikel 3a, omdat het gaat om bevoegdheden die in verband met dezelfde werkzaamheden worden uitgeoefend. Bovendien vervallen artikel 45a van de Woningwet, afdeling 2a van het BTIV 2015 en afdeling 2a van het RTIV 2015 allemaal vijf jaar na de inwerkingtreding van artikel 45a van de Woningwet. De mandaatverlening aan de Autoriteit van de daarin neergelegde bevoegdheden dient dan eveneens te vervallen. Ook die omstandigheid heeft bijgedragen aan de keuze om op wetstechnische gronden de mandaatverlening van deze bevoegdheden neer te leggen in een nieuw artikel 3a.

Artikel II, derde lid, regelt dat artikel 3a op hetzelfde tijdstip in werking treedt als artikel 45a van de Woningwet. Artikel I, onderdeel D, en artikel II, vierde lid, zorgen er in samenhang voor dat artikel 3a tegelijk met artikel 45a van de Woningwet weer vervalt. Artikel II van de wijziging van de Woningwet in verband met het uitbreiden van het werkgebied van toegelaten instellingen met het oog op het huisvesten van vergunninghouders (Stb. 2016, 295) regelt dat artikel 45a vijf jaar na de inwerkingtreding ervan komt te vervallen.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven