Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 29 januari 2016, nr. 717761, houdende instelling van de commissie Evaluatie Wet herziening gerechtelijke kaart (Instellingsregeling Commissie Evaluatie Wet herziening gerechtelijke kaart)

De Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1 (Begripsbepalingen)

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Veiligheid en Justitie;

b. commissie:

de commissie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2 (Instelling en taak)

  • 1. Er is een Commissie Evaluatie Wet herziening gerechtelijke kaart.

  • 2. De commissie heeft tot taak:

    • a. Het doen van onderzoek naar de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de Wet herziening gerechtelijke kaart en haar aanbevelingen aan de Minister uit te brengen.

    • b. Het doen van onderzoek naar de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de Wet splitsing arrondissement Oost-Nederland in de arrondissementen Gelderland en Overijssel en haar aanbevelingen aan de Minister uit te brengen.

Artikel 3 (Samenstelling, benoeming, ontslag)

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en maximaal 6 andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur van het onderzoek door de commissie.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Minister een ander lid benoemen.

  • 5. De voorzitter en de andere leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Minister.

Artikel 4 (Instellingsduur en rapportageverplichting)

  • 1. De commissie brengt voor 1 januari 2018 een eindverslag uit met betrekking tot het onderzoek, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a.

  • 2. De commissie brengt voor 1 april 2016 een deelverslag uit met betrekking tot het onderzoek, bedoeld genoemd onder artikel 2, tweede lid, onderdeel b.

  • 3. Na het uitbrengen van het eindverslag, bedoeld in het eerste lid, is de commissie opgeheven.

Artikel 5 (Secretariaat)

  • 1. De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. De Minister draagt, na overleg met de commissie, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.

Artikel 6 (Werkwijze)

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie kan zich, na toestemming van de Minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 3. De commissie maakt verslag op van gesprekken met derden, voor zover de daaruit voortkomende bevindingen ten grondslag liggen aan de verslagen, bedoeld in artikel 4.

Artikel 7 (Inwinnen van inlichtingen)

  • 1. De leden van de commissie zijn bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van het onderzoek.

  • 2. Ambtenaren werkzaam onder verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie zijn verplicht om de leden van de commissie de verlangde medewerking te verlenen, voor zover deze samenhangt met hun ambtelijke taak en redelijkerwijs van hen verlangd kan worden.

Artikel 8 (Kosten van de commissie)

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover door de Minister goedgekeurd, voor rekening van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

    • c. de kosten voor publicatie van de verslagen, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning ter goedkeuring aan de Minister aan.

Artikel 9 (Archiefbescheiden)

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden, waaronder gespreksverslagen, over aan het archief van de Directie Rechtsbestel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Artikel 10 (Inwerkingtreding)

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.

Artikel 11 (Citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsregeling Commissie Evaluatie Wet herziening gerechtelijke kaart.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 29 januari 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

TOELICHTING

Artikel CXLIVb van de Wet herziening gerechtelijke kaart bevat een evaluatiebepaling voor de Wet herziening gerechtelijke kaart. Het eerste lid van artikel CXLIVb van de Wet herziening gerechtelijke kaart bepaalt dat de Minister van Veiligheid en Justitie binnen vijf jaar na inwerkingtreding van die wet een verslag zendt aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van de Wet herziening gerechtelijke kaart in de praktijk. Het tweede lid van dit artikel bepaalt in afwijking van het eerste lid dat voornoemde Minister het verslag met betrekking tot het arrondissement Oost-Nederland binnen drie jaar na inwerkingtreding van de Wet herziening gerechtelijke kaart aan de Staten-Generaal zendt. Met de splitsing van het arrondissement Oost-Nederland in de arrondissementen Gelderland en Overijssel op 1 april 2013 is deze evaluatiebepaling vervangen door artikel XXXII van de Wet splitsing arrondissement Oost-Nederland in de arrondissementen Gelderland en Overijssel (hierna: Splitsingswet). Uit genoemd artikel volgt dat de Minister binnen drie jaar na inwerkingtreding van de Splitsingswet een verslag aan de Staten-Generaal zendt over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk in het arrondissement Gelderland en het arrondissement Overijssel. Aanleiding voor deze vervroegde (deel)evaluatie (binnen drie jaar) is de door de Minister tijdens de parlementaire behandeling van de Wet herziening gerechtelijke kaart en de Splitsingswet veronderstelde kwetsbaarheid van een zelfstandige rechtbank Overijssel, die gelegen is in het – in vergelijking met andere rechtbanken – geringe aantal medewerkers en het verwachte jaarlijkse aantal zaken van dit gerecht.

Op basis van deze regelingen wordt voor de uitvoering van de bovenbedoelde evaluatie de commissie Evaluatie Wet herziening gerechtelijke kaart ingesteld. Gegeven de bijzondere en in de Grondwet gewaarborgde onafhankelijke positie van de rechtspraak – en in het verlengde daarvan de bijzondere positie van de Raad voor de rechtspraak – heeft de Eerste Kamer der Staten-Generaal verzocht de evaluatie uit te laten voeren door een deskundige, externe en onafhankelijke commissie die een echt geobjectiveerd advies uit kan brengen. De instelling van deze commissie is in lijn met de daaropvolgende toezegging van de Minister aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal de evaluatie uit te laten voeren door een deskundige, externe en onafhankelijke commissie.

De taakopdracht van de commissie luidt als volgt: (a) Het doen van onderzoek naar de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de Wet herziening gerechtelijke kaart en haar aanbevelingen aan de Minister uit te brengen; (b) Het doen van onderzoek naar de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de Wet splitsing arrondissement Oost-Nederland in de arrondissementen Gelderland en Overijssel en haar aanbevelingen aan de Minister uit te brengen.

Daarbij is de commissie in ieder geval gevraagd naar de volgende aspecten te kijken:

  • de kwaliteit en toegankelijkheid van het primaire proces (de rechtspraak); en mede in de sleutel daarvan:

  • de kwaliteit van bestuur;

  • de kwaliteit van de bedrijfsvoering;

  • geografische congruentie tussen ketenpartijen (eerstelijnsrechtspraak, openbaar ministerie, politie).

De Minister is gevraagd het functioneren van de rechtbanken Gelderland en Overijssel te monitoren. Hiertoe is een tweetal rapportages door de Raad voor de rechtspraak opgesteld. Deze rapportages worden, net als de bevindingen van de visitatiecommissie onder leiding van prof. dr. M.J. Cohen, betrokken bij het onderzoek van de commissie. Een ander aspect dat bij het onderzoek wordt betrokken is de geografische discongruentie in de regio Oost-Nederland. De commissie betrekt bij haar onderzoek ook de bevindingen van de commissie Evaluatie Politiewet 2012.

De benoeming van en vergoeding voor de leden zal bij besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie worden vastgelegd. De Commissie is een eenmalige adviescommissie in de zin van artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges en is ingesteld voor de duur van de advisering en wordt opgeheven nadat zij haar advies heeft uitgebracht.

‘s-Gravenhage, 29 januari 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven