Aanvraag voor een vergunning voor het verrichten van handelingen in het Antarctisch gebied, Rijkswaterstaat

DEFINITIEVE BESCHIKKING

Wet bescherming Antarctica

De aanvraag

Op 11 maart 2016 heeft de heer Bokhorst een aanvraag ingediend voor een vergunning op grond van de Wet bescherming Antarctica voor het verrichten van handelingen in het Antarctisch gebied.

De aanvraag betreft het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek in het Antarctisch gebied, waarbij de effecten van klimaatverandering op bodem­flora- en fauna worden onderzocht. Hierbij zullen organismen en grond worden verzameld en proefvakken worden gecreëerd en bemest. Hiervoor zullen meerdere speciaal beschermde Antarctische gebieden worden bezocht. Het geplande werk gebeurt in samenwerking met de British Antarctic Survey die zorgt voor accommodatie, transport en ondersteuning van het onderzoek. De vergunning wordt aangevraagd voor de periode van 15 december 2016 tot en met 15 maart 2017.

Definitieve beschikking

De Staatssecretarissen van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken hebben op 14 oktober 2016 de vergunning afgegeven. Deze beschikking is niet gewijzigd ten opzichte van het ontwerp. Aan de vergunning zijn beperkende voorschriften verbonden ter bescherming van het Antarctisch gebied.

De bekendmaking van de vergunning heeft plaatsgevonden door toezending aan de aanvrager op 14 oktober 2016.

Reageren

De vergunning ligt ter inzage van 20 oktober 2016 tot en met 30 november 2016 op het kantoor van Rijkswaterstaat Zee & Delta, Lange Kleiweg 34 te Rijswijk (ZH).

U kunt als belanghebbende tegen dit besluit beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Postbus 20019, 2500 EA ’s-Gravenhage.

De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt 6 weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voor­geschreven wijze is bekendgemaakt. Dit betekent dat het indienen van een beroepschrift mogelijk is tot en met 30 november 2016. Geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht op het ontwerp van het desbetreffende besluit.

Naar boven