De Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 13, negende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht;
BESLUITEN:
ARTIKEL I
De Regeling bekostiging financieel toezicht 2016 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 wordt in de toezichtcategorie ‘Effectenuitgevende instellingen: markt’
in de kolom ‘bandbreedtes’ telkens ‘Personen als bedoeld in artikel 5:25i, eerste
lid, artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, of artikel 5:60, eerste lid, onderdeel
a, van de Wet op het financieel toezicht’ vervangen door: Personen als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel
5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht.
B
In artikel 3 wordt in de toezichtcategorie ‘betaalinstellingen, clearinginstellingen
en elektronischgeldinstellingen’ in de kolom ‘bandbreedtes’ ‘>€ 0,2 miljoen tot en
met € 5 miljoen’ vervangen door: >€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt voor wat betreft artikel I, onderdeel
A, terug tot en met 3 juli 2016 en voor wat betreft artikel I, onderdeel B, terug
tot en met 4 juni 2016.
De Minister van Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma
TOELICHTING
Deze regeling wijzigt de Regeling bekostiging financieel toezicht 2016 in verband
met de totstandkoming van de Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik.
De Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik wijzigt bijlage II bij
de Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft). In bijlage II is vastgesteld welke
personen bijdragen aan de kosten voor het doorlopend toezicht door AFM en DNB. Deze
wijziging wordt met deze regeling ook doorgevoerd in de Regeling bekostiging financieel
toezicht 2016, zodat de regeling weer consistent is met de Wbft. In de huidige Regeling
bekostiging financieel toezicht 2016 wordt nog verwezen naar de artikelen 5:25i en
5:60 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Uitgevende instellingen waren op
grond van artikel 5:25i van de Wft verplicht om voorwetenschap onverwijld algemeen
beschikbaar. Op grond van artikel 5:60 van de Wft dienden transacties van, kort gezegd,
(mede)beleidsbepalers van een uitgevende instelling in financiële instrumenten die
betrekking hebben op de desbetreffende uitgevende instelling aan de AFM gemeld te
worden. Met de inwerkingtreding van de verordening (EU) nr. 596/2014 (MAR) zijn uitgevende
instellingen daartoe nog altijd verplicht, maar volgt deze verplichting rechtstreeks
uit MAR. Artikel 5:25i en artikel 5:60 van de Wft zijn derhalve komen te vervallen.
De AFM ziet toe op naleving van deze meldingsplichten en brengt daarvoor een heffing
in rekening. De wijziging brengt geen andere partijen onder het bereik van de regeling
en heeft evenmin gevolgen voor de hoogte van de heffing die aan partijen wordt opgelegd.
Dit betekent dat voor een partij die een heel jaar onder toezicht staat, de heffing
tot 3 juli gebaseerd is op de Wft en na 3 juli op MAR.
Daarnaast wordt van de gelegenheid gebruikgemaakt om een foutje in de Regeling bekostiging
financieel toezicht 2016 te herstellen. In artikel 3 van de Regeling bekostiging financieel
toezicht 2016 wordt een bandbreedte van ‘>€ 0,2 miljoen tot en met € 5 miljoen’ vastgesteld,
terwijl dit – zoals ook blijkt uit de eerstvolgende bandbreedte – een bandbreedte
van >€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen had moeten zijn.
Aan deze regeling wordt voor wat betreft artikel I, onderdeel A, terugwerkende kracht
verleend tot en met de datum waarop de verordening marktmisbruik van toepassing is
geworden, namelijk 3 juli 2016. Daarmee wordt aangesloten bij de inwerkingtreding
van de Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik. Voor wat betreft
artikel I, onderdeel B, wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 4 juni 2016,
het moment van inwerkingtreding van de Regeling bekostiging financieel toezicht 2016.
De Minister van Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma