Toegevoegd gerechtsdeurwaarder R.M.P. van den Bogert, werkzaam bij Gerechtsdeurwaarderskantoor
Groot & Evers, gevestigd te Amsterdam, heeft mij op 29 juli 2016 in kennis gesteld
dat het kantoor opdracht heeft gekregen tot het opnieuw leggen van executoriaal derdenbeslag
op aandelen onder de besloten vennootschap Propernyn B.V. ten laste van de Bolivariaanse
Republiek Venezuela.
Het beslag is op 27 juli 2016 gelegd in opdracht van Groot & Evers, door R.M.P. van
den Bogert, toegevoegd gerechtsdeurwaarder ten kantore van Robert Pieter van Veenendaal,
gerechtsdeurwaarder te Rotterdam, terwijl ten aanzien van eenzelfde op 18 juli 2016
gelegd beslag een aanzegging d.d. 25 juli 2016 is uitgegaan om het beslag ongedaan
te maken wegens strijdigheid met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse
Staat.
Het beslag is gelegd op grond van een arbitraal vonnis op 10 maart 2015 gewezen door
het International Centre for Settlement of Investment Disputes te Washington D.C.,
met daarbij een grosse beschikking op 23 mei 2016 gegeven door de voorzieningenrechter
van de Rechtbank Den Haag, locatie ’s-Gravenhage, bij welke beschikking verlof is
verleend tot tenuitvoerlegging van voormeld vonnis.
Ik acht deze ambtshandeling, na consultatie van mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken,
wederom in strijd met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse Staat.
In het geval van (voorgenomen) executie- dan wel conservatoire maatregelen ten aanzien
van vermogensbestanddelen van een vreemde Staat geldt een presumptie van immuniteit.
Slechts indien wordt vastgesteld dat de vermogensbestanddelen niet bestemd zijn voor
publieke doeleinden kan immuniteit van executie worden ontzegd. In dit kader zijn
de artikelen 18 tot en met 21 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit
van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Trb. 2010, 272) relevant. Dat louter sprake is van vermogensbestanddelen die niet zijn bestemd voor
publieke doeleinden is echter door gerechtsdeurwaarderskantoor Groot & Evers en diens
opdrachtgever naar mijn opvatting niet, althans niet voldoende, aannemelijk gemaakt.
Bovendien is door gerechtsdeurwaarderskantoor Groot & Evers niet aangetoond dat de
Bolivariaanse Republiek Venezuela afstand zou hebben gedaan van immuniteit van executie
ten aanzien van derde partijen.
Op basis van de mij thans beschikbare, door gerechtsdeurwaarderskantoor Groot & Evers,
aangeleverde informatie, kom ik tot de volgende conclusie. Op grond van artikel 3a,
tweede lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zeg ik bovengenoemde gerechtsdeurwaarder
aan dat deze ambtshandeling, ten aanzien van het gelegde beslag, strijdig is met de
volkenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse Staat en dat het beslag onmiddellijk
ongedaan gemaakt dient te worden.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur