Buiten toepassing laten rijkscoördinatieregeling project windenergie A16-zone, Ministerie van Economische Zaken

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN,

overwegende:

  • dat een aantal producenten van windenergie het voornemen heeft in de A16-zone in Noord-Brabant een aantal windturbines op te stellen (hierna:Windpark A16-zone) met een capaciteit van meer dan 100 Megawatt;

  • dat dit initiatief op grond van artikel 9b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet 1998 onder de rijkscoördinatieregeling valt, als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • dat de rijkscoördinatieregeling, voor zover hier van belang, gelet op artikel 3.35, eerste lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening met zich brengt dat voor het hiervoor bedoelde project een inpassingsplan wordt vastgesteld door de Ministers van Economische Zaken (hierna: EZ) en van Infrastructuur en Milieu (hierna: lenM), en dat de voorbereiding en bekendmaking van het inpassingsplan door de Minister van EZ wordt gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking met andere voor de uitvoering van het project benodigde besluiten;

  • dat de Minister van EZ, in afwijking van het voorgaande, op grond van artikel 9b, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 kan bepalen dat voor een bepaald project geen inpassingsplan wordt voorbereid en de voorbereiding en bekendmaking van andere besluiten niet door hem wordt gecoördineerd;

  • dat deze bevoegdheid kan worden toegepast indien, in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van de desbetreffende productie-installatie, alsmede het aantal voor de aanleg of uitbreiding van Windpark A16-zone benodigde besluiten, redelijkerwijze niet valt te verwachten dat toepassing van rijkscoördinatieregeling, als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening, de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden;

  • dat deze situatie zich bij dit project voordoet, omdat Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant (hierna: Gedeputeerde Staten) heeft aangegeven voornemens te zijn op verzoek van de gemeenten Breda, Drimmelen, Moerdijk en Zundert een provinciaal inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 van de Wet ruimtelijke ordening op te stellen voor het faciliteren van windenergie in de A16-zone;

  • dat er ook overigens geen bijzondere belemmeringen zijn die in de weg staan aan een voorspoedig verloop van de benodigde procedures, zonder dat de rijkscoördinatieregeling wordt toegepast;

  • dat, gelet op het voorgaande, Gedeputeerde Staten mij bij brief van 1 juli 2016 heeft verzocht de rijkscoördinatieregeling buiten toepassing te laten;

  • dat vervolgens de bij het project betrokken producenten zijn gehoord over het voornemen de rijkscoördinatieregeling buiten toepassing te laten;

  • dat de betrokken producenten met een zienswijze hebben aangegeven te kunnen instemmen met het voornemen;

Gelet op artikel 9b, vierde lid, aanhef en onder a, Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel 1

Geen van de procedures, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening is van toepassing op Windpark A16-zone.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking de dag na die waarop het bekend is gemaakt. Dit besluit wordt bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken, namens deze: I.K. Post, MT-lid directie Energie en Omgeving

Tegen dit besluit staat geen bezwaar of beroep open (artikel 7.1 in samenhang met artikel 8.5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van bijlage 2 bij deze zelfde wet).

Naar boven