Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 september 2016, nr. MBO/1003504, houdende voorschriften inzake het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters in de jaren 2017 tot en met 2020 en de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, 4, eerste lid en 5 van de Wet overige OCW-subsidies, artikel 118i, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 8.3.2, vijfde lid en 8.3.3, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 162c, derde lid, van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 1 en 4, eerste lid, onderdelen a, b, c en d, van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel w, subonderdeel 2, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

b. contactschool:

door de onderwijsinstellingen in de RMC-regio aangewezen onderwijsinstelling die namens hen optreedt als aanvrager en ontvanger van subsidie op grond van deze regeling;

c. entreeopleiding:

entreeopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

d. jongere in een kwetsbare positie:

jongere die al dan niet met een getuigschrift of een diploma doorstroomt naar de entreeopleiding, basisberoepsopleiding of uitstroomt uit het onderwijs, en afkomstig is uit:

  • 1°. het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, met uitzondering van leerlingen met het uitstroomprofiel dagbesteding;

  • 2°. het praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 5, onder d, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • 3°. de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • 4°. het leerwerktraject van het vmbo, bedoeld in artikel 10b1 van de Wet op het voortgezet onderwijs,

  • 5°. de entreeopleiding; of

  • jongere die niet vanuit één van de onderwijssoorten, genoemd onder 1° tot en met 5° instroomt in een entreeopleiding;

e. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

f. onderwijsinstelling:

regionaal opleidingencentrum als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, vakinstelling als bedoeld in artikel 1.3.2a van de Wet educatie en beroepsonderwijs, agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, alsmede school voor voortgezet onderwijs, met uitzondering van een school voor praktijkonderwijs, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

g. plusvoorziening:

voorziening ten behoeve van de onderwijsinstellingen en scholen in een RMC-regio, die bestaat uit een gecombineerd programma van onderwijs leidend naar het behalen van een startkwalificatie, zorg, hulpverlening en waar nodig arbeidstoeleiding en die wordt aangeboden aan jongeren tot 23 jaar, die zodanig ernstige problemen ondervinden op het gebied van financiën, gezondheid, huisvesting, sociale omgeving of maatschappelijk functioneren dat zij de onderwijsinstelling zonder diploma dreigen te verlaten;

h. regionaal programma:

regionaal programma voortijdig schoolverlaten, dat maatregelen bevat die, blijkens een regionale analyse door de RMC-contactgemeente en de contactschool over de RMC-regio, zijn gericht op het tegengaan van voortijdig schoolverlaten en op het bevorderen van de samenwerking tussen de onderwijsinstellingen onderling en gemeenten in de RMC-regio;

i. RMC-contactgemeente:

contactgemeente als bedoeld in artikel 8.3.2, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 162b, derde lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 118h, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

j. RMC-regio:

regio als bedoeld in artikel 8.3.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

k. studiejaar:

tijdvak dat aanvangt op 1 augustus en eindigt op 31 juli van het daaropvolgende jaar;

l. voortijdig schoolverlater:

voortijdig schoolverlater als bedoeld in artikel 8.3.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 118g van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 162a van de Wet op de expertisecentra.

Artikel 1.2 Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

De hoofdstukken 3, 4 en 6 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS zijn niet van toepassing op subsidieverstrekking op grond van hoofdstuk 2 van deze regeling.

HOOFDSTUK 2. HET REGIONAAL PROGRAMMA VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN

Artikel 2.1 Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan aan contactscholen als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, subsidie verstrekken voor de uitvoering van maatregelen uit het regionaal programma die tot doel hebben:

    • a. realisatie van een landelijke vermindering van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters, bedoeld in artikel 1 van de Regeling resultaatafhankelijke bekostiging vsv mbo en artikel 1 van de Regeling resultaatafhankelijke bekostiging vsv vo tot maximaal 20.000 in het kalenderjaar 2021, of

    • b. het in de RMC-regio in beeld brengen en waar nodig door de gemeente dan wel de onderwijsinstellingen in de betreffende RMC-regio ondersteunen van jongeren in een kwetsbare positie, of

    • c. het in de RMC-regio in beeld brengen en waar nodig door de gemeente dan wel de onderwijsinstelling in de betreffende RMC-regio ondersteunen van voortijdig schoolverlaters die in een eerder schooljaar het onderwijs hebben verlaten.

  • 2. In afwijking van artikel 3.2, tweede lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS komen activiteiten die vanaf 1 augustus 2016 zijn uitgevoerd voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.2 Regionaal programma voortijdig schoolverlaten

  • 1. In elke RMC-regio wordt een regionaal programma uitgevoerd.

  • 2. In een RMC-regio werken de onderwijsinstellingen en de betreffende RMC-contactgemeente samen ten behoeve van het ontwikkelen en uitvoeren van het regionaal programma voor de betreffende RMC-regio.

  • 3. Het regionaal programma omvat ten minste één plusvoorziening.

  • 4. Het regionaal programma kan tevens maatregelen bevatten ten aanzien van de aansluiting op onderwijs of arbeidsmarkt van jongeren in een kwetsbare positie dan wel voortijdig schoolverlaters die in een eerder schooljaar het onderwijs hebben verlaten, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Artikel 2.3 Regionale samenwerking en contactschool

  • 1. De onderwijsinstellingen wijzen uit hun midden een onderwijsinstelling aan die optreedt als contactschool in de betreffende RMC-regio.

  • 2. Het bevoegd gezag van de contactschool heeft in ieder geval tot taak:

    • a. het informeren van de desbetreffende RMC-contactgemeente en de onderwijsinstellingen in de desbetreffende RMC-regio over hun betrokkenheid bij de maatregelen in het regionaal programma dat in die regio wordt uitgevoerd;

    • b. het namens de in het eerste lid bedoelde onderwijsinstellingen optreden als aanvrager en ontvanger van de subsidie die wordt verstrekt op grond van dit hoofdstuk; en

    • c. het uitvoering geven aan de afspraken in het regionaal programma over de besteding van de subsidie die wordt verstrekt op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 2.4 Subsidieplafond

  • 1. Voor het verstrekken van het vaste bedrag en het variabele bedrag op grond van deze paragraaf is jaarlijks maximaal € 30.400.000,– voor de studiejaren 2016–2017 tot en met 2019–2020 beschikbaar.

  • 2. Indien het deel van het subsidieplafond dat is bestemd voor het vast bedrag respectievelijk het variabel bedrag, bedoeld in artikel 2.5, tweede en derde lid, wordt overschreden, wordt de hoogte van het subsidiebedrag naar evenredigheid per contactschool en RMC-regio verlaagd.

Artikel 2.5 Berekening subsidiebedrag

  • 1. Het bedrag van de subsidie voor een contactschool bestaat uit een vast bedrag en een variabel bedrag.

  • 2. Het vaste bedrag bedraagt voor elke RMC-regio € 100.000 per studiejaar.

  • 3. Het variabele bedrag voor een RMC-regio, bedraagt 87,17 procent van het bedrag dat de contactscholen voor de kalenderjaren 2013 tot en met 2016 ontvingen op grond van artikel 22, eerste lid, van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het voortgezet onderwijs, zoals luidend op 1 augustus 2016.

Artikel 2.6 Subsidieaanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 3.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS wordt een aanvraag voor subsidie op grond van deze paragraaf per e-mail ingediend. De aanvraag voor subsidie omvat het regionaal programma en het volledig ingevulde aanvraagformulier dat als bijlage A bij deze regeling is opgenomen.

  • 2. Het aanvraagformulier wordt door zowel de contactschool als de RMC-contactgemeente van de desbetreffende RMC-regio ondertekend.

Artikel 2.7. Tijdstippen indiening aanvraag, beslissing en betaling

  • 1. De aanvraag voor de studiejaren 2016–2017 tot en met 2019-2020 wordt uiterlijk op 15 oktober 2016 ingediend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. De minister kan aanvragen die na deze datum zijn ingediend afwijzen.

  • 2. De minister beslist uiterlijk op 15 november 2016 op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De betaling van de subsidie, bedoeld in dit hoofdstuk, van enig studiejaar vindt plaats in de maand november van het betreffende studiejaar. Voor het studiejaar 2016–2017 vindt de betaling plaats in december 2016.

Artikel 2.8. Besteding van de subsidie

  • 1. De subsidie wordt aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt.

  • 2. De subsidie wordt uiterlijk in 2020 besteed.

Artikel 2.9 Verantwoording

De verantwoording geschiedt in de jaarverslaglegging overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Artikel 2.10 Meldingsplicht

Een contactschool meldt onverwijld schriftelijk een wijziging in de samenstelling van een RMC-regio aan de Minister. De Minister kan ambtshalve beslissen dat deze wijziging gevolgen heeft voor het subsidiebedrag.

Artikel 2.11 Monitoring en evaluatie

  • 1. De minister evalueert de effecten van het regionaal programma uiterlijk in 2021.

  • 2. De contactschool draagt er zorg voor dat de onderwijsinstellingen in de RMC-regio meewerken aan het onderzoek naar de effecten van het regionaal programma.

HOOFDSTUK 3. UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN INZAKE REGIONALE MELD- EN COÖRDINATIEFUNCTIE VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. besluit:

Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten;

b. bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel w, subonderdeel 2, van de Wet educatie en beroepsonderwijs alsmede het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

c. effectrapportage:

effectrapportage als bedoeld in artikel 118h, zevende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 8.3.2, zevende lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 162b, zevende lid, van de Wet op de expertisecentra;

Artikel 3.2 Vaststelling bedrag en budgetten

  • 1. Het vaste bedrag, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van het besluit bedraagt met ingang van het kalenderjaar 2016 € 9.091.104.

  • 2. Het budget, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, dat over de RMC-regio’s wordt verdeeld, bedraagt met ingang van het kalenderjaar 2016 € 3.733.482.

  • 3. Het budget, bedoeld in artikel 4 eerste lid, onderdeel c, van het besluit, dat over de RMC-regio’s wordt verdeeld, bedraagt met ingang van het kalenderjaar 2016 € 5.846.623.

  • 4. Het budget, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van het besluit, dat over de RMC-regio’s wordt verdeeld, bedraagt met ingang van het kalenderjaar 2016 € 13.878.790.

Artikel 3.3 Voorschriften effectrapportage

  • 1. De inrichting van de effectrapportage geschiedt conform bijlage B bij deze regeling.

  • 2. Burgemeester en wethouders van de desbetreffende RMC-contactgemeente dienen de effectrapportage uiterlijk op 1 december van het jaar volgend op het studiejaar waarop deze betrekking heeft, in bij de minister.

Artikel 3.4 Vaststelling RMC-regio’s, aanwijzing gemeenten

De vastgestelde RMC-regio’s staan in bijlage C bij deze regeling.

HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 4.1 Intrekking regeling

  • 1. De Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het voortgezet onderwijs wordt ingetrokken.

  • 2. De Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het voortgezet onderwijs, zoals luidend op 31 juli 2016, blijft van toepassing voor het toekennen, het betalen, het verantwoorden en het vaststellen van de subsidie voor het studiejaar 2015–2016.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2016. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 september 2016, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 oktober 2016.

  • 2. Deze regeling vervalt per 1 januari 2021.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

BIJLAGE A BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2.6 VAN DE REGELING REGIONALE AANPAK VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2017

Aanvraag van subsidie ten behoeve van de regionale aanpak van voortijdig schoolverlaten en voor jongeren in een kwetsbare positie

Algemeen

Met dit aanvraagformulier kunt u subsidie aanvragen voor de uitvoering van de regionale maatregelen voor de aanpak van voortijdig schoolverlaten (vsv) en voor jongeren in een kwetsbare positie vanaf studiejaar 2016-2017 tot en met studiejaar 2019–2020.

Onderwijsinstellingen en gemeenten werken samen op basis van een regionaal programma van maatregelen voor de aanpak van voortijdig schoolverlaten en voor jongeren in een kwetsbare positie. Op 15 februari 2016 heeft de minister per brief haar plannen kenbaar gemaakt voor het vervolg van de vsv-aanpak. Met deze brief, de eind februari verspreide handreiking en de informatie die u na verschijning van de brief via uw accountmanager van OCW heeft ontvangen, is uw regio aan de slag gegaan met het vormen van het regionaal programma.

De aanvraag voor de subsidie moet bestaan uit dit ingevulde en ondertekende aanvraagformulier en het gezamenlijk opgestelde en ondertekende regionaal programma aan maatregelen.

Daarnaast kunt u er in de regio voor kiezen om een samenwerkingsovereenkomst af te sluiten met alle partners die bij de aanpak betrokken zijn. Daarin kan men bijvoorbeeld aanvullende afspraken maken over de wijze van samenwerking en over financiering. Er is een modelovereenkomst opgesteld die u kunt gebruiken bij het vormgeven van de samenwerkingsovereenkomst met uw partners in de regio. Deze is beschikbaar op www.kwaliteitsafsprakenmbo.nl.

Regionaal programma aan maatregelen

Het regionaal programma hoeft niet in een bepaald format te worden aangeleverd.

Het is wel de bedoeling dat het regionaal programma zich op een aantal zaken richt: het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten en verzuim onder 12 tot 23 jarigen; aandacht voor jongeren in een kwetsbare positie (waaronder jongeren uit vmbo-bb, lwt, entreeopleiding, niveau 2, uit pro en vso); aandacht voor jongeren die langer geleden uitgevallen zijn, de zgn. oude vsv’ers. Ook dient de regio minstens één plusvoorziening te bieden voor overbelaste jongeren.

Belangrijk is ook dat de regionale aanpak is gebaseerd op een analyse van de regionale problematiek, waarin gebruik is gemaakt van de meest recente kwantitatieve en kwalitatieve gegevens van uw regio.

In het programma moet een begroting zijn opgenomen waarin staat wat de maatregelen kosten en hoe de financiering gedekt is. Overigens kan het programma ook maatregelen bevatten die geen aanvullende financiering behoeven, bijvoorbeeld als het gaat om afspraken over informatiedeling, overlegstructuur of verdelingen van verantwoordelijkheden. Of maatregelen die op andere wijze worden gefinancierd.

Invullen aanvraag

1. Contactgegevens

Bij dit onderdeel vult u de gevraagde contactgegevens in.

2. Totaalbedrag

Bij dit onderdeel geeft u het totaal benodigde bedrag voor het hele regionale programma op.

3. Maatregelen

Bij dit onderdeel gaat u in op de maatregelen die in uw RMC-regio worden genomen. U geeft het totaalbedrag per maatregel op, u geeft aan wat de looptijd is en wat het doel is van de maatregel (met een aantal subvragen).

U bent vrij in het aantal maatregelen dat u opvoert. Daarbij geven we u in overweging dat het weinig effectief is om veel ‘kleine’ maatregelen zonder samenhang op te voeren, noch om uiteenlopende maatregelen te bundelen tot één ‘grote’ maatregel. Bepaal in overleg met uw vsv-accountmanager over hoeveel projecten/maatregelen u hier het totale subsidiebedrag verdeelt.

Let op: Minstens één van de maatregelen dient een plusvoorziening te omvatten, bestemd voor de begeleiding van overbelaste jongeren.

4. Begroting

Bij dit onderdeel geeft u in tabelvorm per maatregel een specificatie op de financiën.

  • 1. Ten eerste specificeert u de kosten die u begroot voor de beheers- en coördinatiekosten. Dit betreft zowel de overkoepelende beheers- en coördinatiekosten als de beheers- en coördinatiekosten van specifieke maatregelen.

  • 2. Vervolgens specificeert u per maatregel de verwachte kosten. Dit kunnen personele of materiële kosten zijn.

  • 3. U geeft ook apart de plusvoorziening ten behoeve van overbelaste jongeren weer

Waarschijnlijk ten overvloede: u bent zelf verantwoordelijk voor eventuele verschillen in de financiering die u van OCW ontvangt en het uitgavenpatroon van uw regio.

5. Ondertekening

Bij dit onderdeel ondertekent u de aanvraag.

Indienen en ondertekenen aanvraag

Bij het indienen van de aanvraag moet u de volgende documenten mee sturen:

  • Onderstaand invulblad/aanvraagformulier, volledig ingevuld en ondertekend door de wethouder van de contactgemeente en het bevoegd gezag van de contactschool.

  • Het regionaal programma van maatregelen, getekend door de wethouder van de RMC-contactgemeente en het bevoegd gezag van alle deelnemende door OCW bekostigde vo-scholen en mbo-instellingen, óf het bevoegd gezag van de contactschool, indien de instellingen de contactschool hiertoe gemachtigd hebben. Het ondertekenen door de onderwijsinstellingen is tevens een voorwaarde voor het ontvangen van de resultaatafhankelijke extra vsv-bekostiging (prestatiesubsidie). Het staat de regio vrij om ook andere partijen mee te laten tekenen met het programma. Echter, deze komen daarmee niet in aanmerking voor financiering of prestatiebekostiging.

Controle door DUO

DUO zal controleren of:

  • de benodigde stukken meegestuurd zijn en volledig zijn ingevuld en ondertekend

  • het programma minimaal één plusvoorziening bevat

  • het aangevraagde bedrag niet uitkomt boven het beschikbare budget

Invulblad aanvraag subsidie ten behoeve van de regionale aanpak van voortijdig schoolverlaten en voor jongeren in een kwetsbare positie.

Aanvraag in het kader van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017

1. Contactgegevens

Nummer RMC-regio

 

Naam RMC-regio

 

Naam VSV-accountmanager (van OCW)

 

Contactgemeente van de RMC-regio

Contactgemeente

 

Naam verantwoordelijk wethouder contactgemeente

 

Postadres wethouder

 

Naam contactpersoon (cp) contactgemeente

 

Functie cp

 

Postadres cp

 

Telefoonnummer cp

 

E-mailadres cp

 

Contactschool van de RMC-regio

Naam contactschool

 

BRIN-nummer

 

Voorzitter College van Bestuur

 

Postadres CvB

 

Naam contactpersoon (cp) contactschool

 

Functie cp

 

Postadres cp

 

Telefoonnummer cp

 

E-mailadres cp

 
2. Totaal bedrag

Wat is het totaalbedrag dat u aanvraagt?

   
3. Maatregelen

Per maatregel waarvoor u subsidie aanvraagt, beantwoordt u de vragen A t/m C

A. Gevraagd bedrag
  • 1. Wat is het totaalbedrag voor de maatregel voor de gehele looptijd ervan?

    (Een specificatie van dit bedrag geeft u op bij 4. Begroting).

B. Looptijd
  • 1. Wat is de looptijd van de maatregel (maximaal vier jaar)?

C. Doel van de maatregel (maximaal 200 woorden per subvraag)
  • 1. Op welke doelgroep is deze maatregel gericht? Welk(e) onderwijssoort(en) en / of onderwijsniveau(s) betreft dit?

  • 2. Wat wilt u bereiken met de maatregel?

  • 3. Wat is de activiteit?

  • 4. Hoeveel deelnemers wilt u met deze maatregel bereiken gedurende de gehele looptijd ervan?

4. Begroting

Beheerskosten

Kostenpost(en)

Kosten

   

   

 

Subtotaal beheerskosten

 

Maatregel 1

‘titel maatregel’

Kostenpost(en)

Kosten

   

   

   

 

Subtotaal maatregel 1

Maatregel 2

‘titel maatregel’

Kostenpost(en)

Kosten

   

   

   

 

Subtotaal maatregel 2

Maatregel Plusvoorziening

‘titel maatregel’

Kostenpost(en)

Kosten

   

   

   

 

Subtotaal maatregel plus

Enzovoorts

 

Totaal van de maatregelen

Totaal van de beheerskosten en alle maatregelen

5. Ondertekening

Namens de scholen en instellingen in de regio:

Naam bevoegd gezag van de contactschool

 

Plaats

 

Datum

 

Handtekening

 

Namens de gemeenten in de regio:

Naam verantwoordelijke wethouder van de RMC-contactgemeente van de RMC-regio

 

Plaats

 

Datum

 

Handtekening

 

BIJLAGE B. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3.3 VAN DE REGELING REGIONALE AANPAK VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2017 FORMULIER EN HANDLEIDING HERZIENE RMC-EFFECTRAPPORTAGE

Formulier en handleiding RMC-Effectrapportage

1. Doel van de RMC-effectrapportage

In de Wet educatie en beroepsonderwijs (artikel 8.3.2) en de Wet op het voortgezet onderwijs (artikel 118h) en de Wet op de expertisecentra (artikel 162b) staan de taken van de gemeenten en in het bijzonder de contactgemeenten bij het bestrijden van voortijdig schoolverlaten. In het zevende lid van voornoemde artikelen staat: ‘Burgemeester en wethouders van de contactgemeente stellen mede namens de andere gemeenten in de regio jaarlijks een effectrapportage vast....’.

Deze wettelijke verplichting is nader ingevuld in artikel 3.3 van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017. Met het invullen van het formulier in deze bijlage geeft de RMC-contactgemeente uitvoering aan deze wettelijke verplichting tot een jaarlijkse inhoudelijke verantwoording.

De RMC-effectrapportage geeft inzicht in (de effectiviteit van) de door betrokken partijen ondernomen acties en maatregelen op het gebied van de taken van de RMC-functie en wat de effecten hiervan zijn binnen de regio. Met de invulling van de rapportage voldoen gemeenten aan bovengenoemde wettelijke verplichting. De RMC-effectrapportage wordt jaarlijks voor 1 december van het jaar volgend op het studiejaar waarop deze betrekking heeft door alle RMC-coördinatoren ingevuld en ingediend bij DUO. De RMC-effectrapportage kan gebruikt worden tijdens het bestuurlijk overleg in de regio (waar het accountmanagement vsv van het ministerie van OCW ook deel van uitmaakt) en kan richting te geven aan aanpassingen in het beleid in de regio.

2. Inhoud van de RMC-effectrapportage

De RMC-functie is ingericht voor jongeren van 18 tot 23 jaar. Als in deze RMC-effectrapportage wordt gevraagd naar aantallen jongeren en aantallen meldingen, gaat het om ‘jongeren van 18 tot 23 jaar’, tenzij expliciet anders wordt vermeld. In de praktijk werken RMC-regio’s op allerlei manieren samen met de gemeentelijke leerplichtafdelingen. In deze RMC-effectrapportage wordt gevraagd naar de manier waarop u samenwerkt met de gemeentelijke leerplichtafdelingen. Een gedetailleerde inhoudelijke verantwoording van de inzet op jongeren jonger dan 18 jaar is hier niet aan de orde, omdat er een jaarlijkse enquête voor alle gemeenten in Nederland naar de uitvoering van de Leerplichtwet bestaat.

Sinds de introductie van het onderwijsnummer in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs is het Basisregister Onderwijs (BRON) een betrouwbare dataset geworden voor het genereren van landelijke en regionale cijfers over het aantal voortijdig schoolverlaters. Sinds 2007 wordt BRON gebruikt voor het regionale en landelijke beeld van de bestrijding van de schooluitval. De aantallen voortijdig schoolverlaters worden, samen met diverse achtergrondkenmerken, beschikbaar gesteld door DUO. In de RMC-effectrapportage staat daarom sindsdien het verzamelen van deze basisinformatie niet meer centraal. De RMC-effectrapportage is een instrument voor de RMC-regio’s om de doeltreffendheid en doelmatigheid van hun aanpak van voortijdig schoolverlaten te toetsen en om de voortgang te monitoren.

De ervaring, de waarneming en de mening van de RMC-functionaris staat centraal.

In de RMC-effectrapportage staan vragen opgenomen over de wettelijke functies van de RMC-regio. Dit zijn de meld- en registratiefunctie en de doorverwijsfunctie. Deze functies zijn weergegeven in artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 118h van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 162b van de Wet op de expertise centra:

Bestrijding voortijdig schoolverlaten door gemeente (zoals staat in artikel 118h van de Wet op het voortgezet onderwijs)

 

1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor registratie van de gegevens die het bevoegd gezag ingevolge artikel 28 heeft gemeld. Burgemeester en wethouders dragen bovendien zorg voor een systeem van doorverwijzing naar onderwijs of arbeidsmarkt van de in artikel 118g bedoelde voortijdige schoolverlaters en voor het onderhoud van dit systeem. Het systeem heeft mede betrekking op de gegevens waarover de gemeente beschikt in het kader van de uitvoering van de Leerplichtwet Staatsblad 2001 636 2 1969. Voor de uitvoering van de eerste en tweede volzin kunnen bij ministeriële regeling nadere voorschrift en worden vastgesteld.

De opbouw van de vragen in de rapportage is als volgt:

  • 1. Bestuurlijke organisatie en samenwerking binnen de RMC-regio

  • 2. De meld- en registratiefunctie

  • 3. Doorverwijsfunctie

  • 4. Inzet beschikbare middelen (waaronder de RMC-Rijksbijdrage)

  • 5. Terugblik behaalde resultaten bij reduceren van de uitval

  • 6. Good practices (optioneel)

Het invullen van de RMC-effectrapportage

DUO stelt de in te vullen RMC-effectrapportage middels een spreadsheet rond 1 oktober beschikbaar aan betrokkenen met het verzoek om deze voor 1 december ingevuld te retourneren. Na een technische controle op de invulling van de rapportage, wordt de RMC-rapportage doorgestuurd naar de directie Middelbaar Beroeps Onderwijs van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Een aantal van de RMC-regio’s is in subregio’s onderverdeeld. Hoewel deze rapportage in principe op de gehele regio is gericht, kan gekozen worden voor een aparte beantwoording door subregio’s. In dat geval verzamelt de RMC-coördinator van de gehele regio de deelrapportages en stuurt de gehele set in.

Bij het invullen van de ‘ervaringsvragen’ in deel 1 van de vragenlijst kan men ervoor kiezen deze te laten invullen door meerdere betrokken personen uit de regio en de scores op een RMC-bijeenkomst te bespreken. Dat geeft een grotere betrouwbaarheid bij de beantwoording van deze vragen.

Aan het eind van deze handleiding treft u een kort overzicht aan met relevante regelingen, definities en afkortingen. U vult het formulier in na afloop van het studiejaar en dient dit formulier in elk geval vóór 1 december van het lopende kalenderjaar in. Gevraagd wordt naar de gegevens over het aflopende of zojuist afgelopen studiejaar, hier verder aangeduid met ‘verslagperiode’. De financiële gegevens betreffen de budgetten van het lopende kalenderjaar.

1. Basisgegevens

Deze vraag wordt door elke RMC-regio ingevuld.

Op het titelblad vult u de naam van de RMC-regio in en de datum. De volgende vraag betreft de contactgegevens van de RMC-coördinator.

Naam en nummer RMC-regio

 

Naam wethouder

 

Naam contactpersoon

 

Functie

 

Adres

 

Postcode

 

Plaats

 

Telefoonnummer

 

E-mailadres

 
Bestuurlijke organisatie en samenwerking binnen de RMC-regio

Vraag 1 heeft betrekking op de wettelijke taken van de RMC-contactgemeente van de RMC-regio zoals die in artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 118h van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 162b van de Wet op de expertisecentra benoemd zijn.De colleges van burgemeester en wethouders in een regio wijzen uit hun midden een contactgemeente aan. Deze aanwijzing wordt onverwijld gemeld aan onze Minister. Burgemeester en wethouders van de contactgemeente vervullen coördinerende taken met het oog op het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten. In dat verband:

a. maken zij afspraken met scholen, instellingen en organisaties over de inzet en verantwoordelijkheid bij het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten;

b. dragen zij zorg voor de totstandkoming van een regionaal netwerk van die scholen, instellingen en organisaties;

c. organiseren en coördineren zij de melding, registratie en doorverwijzing.

1A. Bestuurlijke organisatie

In vraag 1A wordt gevraagd naar de bestuurlijke overleggen die binnen de RMC-regio plaatsvinden. Hierbij dient u tevens in te gaan op de rol die de RMC-wethouder speelt in deze overleggen.

Tabel 1A Bestuurlijke organisatie
 

Antwoord

1.

Welke bestuurlijke overleggen worden er georganiseerd binnen uw RMC-regio? Noem bij elk overleg ook welke partijen hiervoor uitgenodigd worden. (Max. 75 woorden)

 

2.

Wat is de rol van de wethouder van de RMC contactgemeente in de bestuurlijke overleggen? (Max. 50 woorden)

 
1B. Omvang netwerk

Bij vraag 1B geeft u aan of alle gemeenten in de RMC-regio deelnemen aan het regionale netwerk. Als dit niet het geval is, geeft u aan welke gemeenten niet deelnemen en wat de redenen daarvoor zijn. Bij vraag 2 en 3 geeft u aan of alle vo-scholen en mbo-instellingen in de RMC-regio deelnemen aan het regionale netwerk. Als dit niet het geval is, geeft u aan welke scholen of instellingen niet deelnemen en wat de redenen daarvoor zijn.

Bij vraag 1B wordt gevraagd naar de reikwijdte en de kwaliteit van het beoogde regionale netwerk. Bij vraag 1E heeft u vrije ruimte om zo nodig uw antwoorden toe te lichten.

Tabel 1B
   

Antwoord

1

a. Nemen alle gemeenten in uw RMC-regio actief deel aan het RMC-netwerk?

 

b. Zo nee, welke niet?

 

c. Wat is de reden dat de onder b genoemde gemeenten niet meewerken?

 

2

a. Nemen alle vo-scholen gevestigd in uw RMC-regio actief deel aan het RMC-netwerk?

 

b. Zo nee, welke niet?

 

c. Wat is de reden dat de onder b genoemde vo-scholen niet meewerken?

 

3

a. Nemen alle mbo-instellingen die volgens de regels van het vsv-convenant 2012–2015 moeten participeren in de RMC-regio actief deel aan het RMC-netwerk?

 

b. Zo nee, welke niet?

 
 

c. Wat is de reden dat de onder b genoemde mbo-instellingen niet meewerken?

 
1C. De RMC-functie: samenwerking met verschillende partijen

Bij vraag 1C wordt gevraagd naar de reikwijdte en de kwaliteit van het beoogde regionale netwerk. Bij vraag 1E heeft u vrije ruimte om zo nodig uw antwoorden toe te lichten.

Tabel 1C
   

Antwoord

Antwoordmogelijkheden

1

Hoe ervaart u de samenwerking met de vo-scholen?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

2

Hoe ervaart u de samenwerking met de mbo-instellingen die belangrijk zijn in de RMC-regio?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

3

Hoe ervaart u de samenwerking met de relevante particuliere onderwijsinstellingen in de RMC-regio?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

4

Hoe ervaart u de samenwerking met OCW (bijvoorbeeld het vsv-accountmanagement)?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

5

Hoe ervaart u de samenwerking met de gemeentelijke bureaus Leerplicht in uw RMC-regio (met name op het gebied van 16- en 17-jarigen)?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

6

Zijn er afspraken gemaakt over de kwalificatieplicht van 16- en 17-jarigen in uw RMC-regio?1

 

1. Ja

2. Nee

7

Hoe ervaart u de samenwerking met jeugdhulpverlening?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

8

Hoe ervaart u de samenwerking met het (lokale en regionale) bedrijfsleven (voor arbeidsplaatsen, beroepsvormende stages en andere stages)?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

9

Hoe ervaart u de samenwerking met de gemeentelijke sociale dienst?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

10

Hoe ervaart u de samenwerking met de justitiële keten (politie, reclassering en veiligheidshuis)?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

11

Hoe ervaart u de samenwerking met het UWV?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

12

Hoe ervaart u de samenwerking met de wethouder van de RMC-contactgemeente en met belangrijke wethouders van andere gemeenten?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

13

Hoe ervaart u de samenwerking op bestuurlijk niveau in de RMC-regio?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

14

Hoe ervaart u de samenwerking op de werkvloer tussen de instanties in de RMC-regio?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

15

Hoe ervaart u de samenwerking tussen de subregio’s (indien van toepassing)?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

16

Hoe ervaart u de samenwerking met de belangrijkste aangrenzende RMC-regio(’s)?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

17

Is er binnen uw RMC-regio sprake van een sluitende aanpak (waarbij alle jongeren in beeld zijn)?

 

1. Ja

2. Nee

18

Met welke partijen mist u de samenwerking en wilt u in de toekomst meer gaan samenwerken? (Max. 50 woorden)

 

1 Hoewel de kwalificatieplicht niet onder de wettelijke verplichting van de RMC-regio valt, stelt het ministerie u deze vraag in verband met het beschikbaar stellen van 13 miljoen euro voor de kwalificatieplicht via de RMC beschikbaar is gesteld.

1D. De RMC-functie: het maken van afspraken in het netwerk

Met het regionale netwerk moet een aantal taken worden vervuld (zie vraag 1B). Naast het tot stand brengen van het regionale netwerk moeten er ook afspraken met elkaar worden gemaakt over de inzet en verantwoordelijkheid bij het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten.

Tabel 1D
   

Antwoord

Antwoordmogelijkheden

1

In hoeverre slaagt uw RMC-regio erin om tot een breed gedeelde analyse van de vsv-problematiek in de regio te komen?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

2

In hoeverre slaagt uw RMC-regio erin om concrete werkafspraken te maken met scholen, mbo-instellingen en organisaties over hun inzet bij het tegengaan van voortijdig schoolverlaten?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

3

In hoeverre slaagt uw RMC-regio erin om met elkaar regelmatig de voortgang op ieders inzet te monitoren?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

4

In hoeverre slaagt uw RMC-regio erin om elkaar aan te spreken op achterblijvende inzet of achterblijvende resultaten?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

5

In hoeverre slaagt uw RMC-regio erin om de inzet van de financiële middelen (onder andere de middelen voor het Regionaal Programma Voortijdig Schoolverlaten) achteraf te evalueren?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

1E. Knelpunten en succesfactoren in het regionale netwerk

In onderstaande tabel beschrijft u de knelpunten en belemmerende factoren alsook de succesfactoren die u ervaart bij het uitoefenen van de RMC-functie (in vergelijking met het vorige rapportagejaar). U kunt (enkele van) uw antwoorden op de vragen 1B tot en met 1D toelichten bij deze vraag. Ook kunt u hier aangeven aan welke ondersteuning van het vsv-accountmanagement van het ministerie van OCW u behoefte heeft. U heeft maximaal 200 woorden in elk tekstvak voor de beantwoording van deze open vraag.

Tabel 1E

Welke knelpunten en belemmerende factoren ervaart u binnen uw regionale netwerk? (Tot maximaal 200 woorden)

 

Welke factoren dragen bij aan successen binnen uw regionale netwerk? (Tot maximaal 200 woorden)

 
2. De meld- en registratiefunctie

Deze vraag betreft jongeren van 18 tot 23 jaar, conform de wettelijke opdracht van de RMC. Zoals in de inleiding aangegeven, moet de RMC-regio een aantal taken vervullen. Daaronder valt ook het organiseren en coördineren van registratie van voortijdig schoolverlaters.

In het verleden was het verzamelen van informatie over aantallen voortijdig schoolverlaters en hun achtergrondkenmerken een belangrijke taak van de RMC-regio. Met de inzet van BRON als basis voor het bepalen van het aantal voortijdig schoolverlaters heeft deze taak een andere invulling gekregen. Met de komst van BRON en het Digitaal Verzuimloket als instrumenten heeft de RMC-regio de verantwoordelijkheid voor de regionale informatievoorziening behouden. De RMC-regio behoort te stimuleren en te coördineren dat partners tijdig en accuraat BRON en het Digitaal Verzuimloket invullen en gebruiken. Daarnaast moet de RMC-regio gebruik maken van mogelijk andere nuttige informatiebronnen. Het doel hiervan is dat ‘iedere jongere in beeld is’.

Met ‘tijdig’ wordt in onderstaande vragen bedoeld dat de wettelijke termijnen of gemaakte afspraken worden nageleefd en de RMC-trajectbegeleiders geen hinder ondervinden bij hun werk door een trage aanlevering van informatie door scholen.

Tabel 2 Meld- en registratiefunctie
   

Antwoord

Antwoordmogelijkheden

1

Melden de vo-scholen in uw RMC-regio ongeoorloofd verzuim van 18-plussers tijdig via het Digitaal Verzuimloket?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

2

Melden de mbo-instellingen in uw RMC-regio ongeoorloofd verzuim van 18-plussers tijdig via het Digitaal Verzuimloket?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

3

Maken de RMC-trajectbegeleiders in de praktijk gebruik van de gegevens uit het Digitaal Verzuimloket?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

4

Is het aantal meldingen van 18-plussers in het Digitaal Verzuimloket te verwerken met de gegeven RMC-capaciteit?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

5

Geven de vo-scholen in uw RMC-regio tijdig de uitschrijvingen van 18-plussers zonder startkwalificatie door in BRON?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

6

Geven de mbo-instellingen in uw RMC-regio tijdig uitschrijvingen van 18-plussers zonder startkwalificatie door in BRON?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

7

Maken de RMC-trajectbegeleiders in de praktijk gebruik van de gegevens van 18-plussers uit BRON (via de P-leveringen van DUO)?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

8

Hoe is de beschikbaarheid voor de RMC-trajectbegeleiders van andere relevante informatiebronnen?

 

1. Onvoldoende

2. Matig

3. Voldoende

4. Goed

9

Welke informatiebronnen zijn niet toegankelijk of mist u? (Tot maximaal 50 woorden)

 

10

Maken de RMC-trajectbegeleiders in de praktijk gebruik van andere gegevensbronnen zoals de SUWI-gegevens/Mens Centraal? Zo ja, welke bronnen zijn dat? (Tot maximaal 50 woorden)

 

11

Is er binnen uw RMC-regio een meldprotocol?

 

1. Ja

2. Nee

3. Doorverwijsfunctie

Een belangrijke taak van de RMC-functie is om individuele jongeren die zonder startkwalificatie het onderwijs hebben verlaten terug te leiden naar school, werk of een combinatie daarvan.

Ook vraag 3 gaat over de jongeren van 18 tot 23 jaar in begeleidingstrajecten onder verantwoordelijkheid van de RMC-functie (dat wil zeggen begeleidingstrajecten die niet onder verantwoordelijkheid van het UWV, mbo-instellingen of andere organisaties staan). Dit sluit aan bij de wettelijke opdracht van de RMC-functie zoals genoemd in de inleiding van dit formulier. De trajectbegeleiding begint met contact zoeken met jongeren op basis van beschikbare informatie. Vervolgens kunnen er intakegesprekken plaatsvinden welke al dan niet leiden tot één of meerdere vervolggesprekken en daaraan gerelateerde activiteiten van RMC-trajectbegeleiders

Met deze vraag wil het ministerie van OCW een beeld krijgen van de omvang van het werk dat de RMC-functie op dit terrein verricht. Worden er voldoende jongeren bereikt en worden er voldoende trajecten met een goed resultaat afgesloten? Deze vraag dient hoofdzakelijk voor de onderlinge benchmark van RMC-regio’s en voor een beoordeling van het verloop van de inzet over de jaren heen. Daarnaast moet het inzicht geven in de ondersteunende taken die ten behoeve van de school worden verricht als bijdrage bij het voorkomen van uitval.

In tabel 3A.1 wordt gevraagd naar het aantal opgestarte trajecten met jongeren die in de verslagperiode voor het eerst in contact komen met de RMC. Het gaat hier expliciet om jongeren die naar aanleiding van de P-leveringen van DUO in beeld zijn gekomen. Trajecten die zijn gestart naar aanleiding van signalen via andere kanalen worden opgenomen in tabel 3A.2. Op deze manier wordt (het verloop van) het aantal trajecten in kaart gebracht dat curatief (na uitschrijving, tabel 3A.1) en preventief (voor uitschrijving, 3A.2) is ingezet. De drie percentages bij de vraag naar de tijdspanne tussen de vermelding in de P-leveringen van DUO en het intakegesprek, moeten gezamenlijk optellen tot 100%.

Tabel 3A.1 Het opstarten van begeleidingstrajecten n.a.v. P-leveringen
   

aantal

 

1.

Hoeveel jongeren zijn gedurende het verslagjaar voor het eerst benaderd met de vraag of een begeleidingstraject nodig en/of gewenst was?

   

2.

Met hoeveel van deze jongeren is er daadwerkelijk een intake gevoerd?

   

3.

Hoeveel gesprekken zijn er in het kader van de intake met deze jongeren gevoerd?

   

4.

Van alle jongeren met wie een intakegesprek is gevoerd, hoeveel tijd verstreek tussen de vermelding van de jongere in de P-leveringen van DUO en het intakegesprek?

minder dan 2 weken

 

%

tussen 2 en 4 weken

 

%

meer dan 4 weken

 

%

5.

Met hoeveel jongeren is na het gevoerde intakegesprek een begeleidingstraject gestart?

   

6.

Met hoeveel van deze jongeren is het begeleidingstraject gedurende het verslagjaar beëindigd?

   

In tabel 3A.2 wordt gevraagd naar het aantal opgestarte trajecten met jongeren die in de verslagperiode voor het eerst in contact komen met de RMC. Het gaat hier expliciet om jongeren die naar aanleiding van signalen via andere kanalen dan de P-leveringen van DUO in beeld zijn gekomen. Het kan hier dus zowel gaan om jongeren die nog ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling als jongeren die al uitgeschreven zijn. Hoewel dit buiten de wettelijke taak van de RMC-functie valt, moet deze vraag inzicht geven in de ondersteunende taken die ten behoeve van de school worden verricht als bijdrage bij het voorkomen van uitval. De drie percentages bij de vraag naar de tijdspanne tussen eerste signaal en het intakegesprek, moeten gezamenlijk optellen tot 100%.

Tabel 3A.2 Het opstarten van begeleidingstrajecten n.a.v. signalen anders dan de P-leveringen
   

Aantal

 

1.

Hoeveel jongeren zijn gedurende het verslagjaarvoor het eerst benaderd met de vraag of een begeleidingstraject nodig en/of gewenst was?

   

2.

Hoeveel van de jongeren genoemd onder 1 stonden op dat moment nog ingeschreven bij een onderwijsinstelling?

   

3.

Hoelang hebben de jongeren zonder inschrijving geen onderwijs gevolgd?

Jongeren die minder dan 1 schooljaar geen onderwijs hebben gevolgd

   
   

Jongeren die 1 tot 2 schooljaren geen onderwijs hebben gevolgd

   
   

Jongeren die 2 tot 3 schooljaren geen onderwijs hebben gevolgd

   
   

Jongeren die 3 tot 4 schooljaren geen onderwijs hebben gevolgd

   
   

Jongeren die 4 schooljaren of langer geen onderwijs hebben gevolgd

   

4.

Met hoeveel van de jongeren genoemd onder 1 is daadwerkelijk een intake gevoerd?

   

5.

Hoeveel gesprekken zijn er in het kader van de intake met deze jongeren gevoerd?

   

6.

Van alle jongeren met wie een intakegesprek is gevoerd, hoeveel tijd verstreek tussen het eerste signaal en het intakegesprek?

minder dan 2 weken

 

%

tussen 2 en 4 weken

 

%

meer dan 4 weken

 

%

7.

Met hoeveel van deze jongeren is na het gevoerde intakegesprek een begeleidingstraject gestart?

   

8.

Met hoeveel van deze jongeren is het begeleidingstraject gedurende het verslagjaar beëindigd?

   

In tabel 3B wordt gevraagd naar het aantal jongeren dat in het jaar voorafgaand aan het verslagjaar in begeleiding is genomen en van wie het traject gedurende het verslagjaar doorloopt.

Tabel 3B ‘continuerende’ voortijdig schoolverlaters
   

Aantal

 

1.

Van hoeveel jongeren die in het verslagjaar in begeleiding waren is het begeleidingstraject in het vorige verslagjaar gestart?

   

2.

Hoeveel van de jongeren genoemd onder 1 stonden op dat moment nog ingeschreven bij een onderwijsinstelling?

   

3.

Hoelang hebben de jongeren zonder inschrijving geen onderwijs gevolgd?

Jongeren die minder dan 1 schooljaar geen onderwijs hebben gevolgd

   
   

Jongeren die 1 tot 2 schooljaren geen onderwijs hebben gevolgd

   
   

Jongeren die 2 tot 3 schooljaren geen onderwijs hebben gevolgd

   
   

Jongeren die 3 tot 4 schooljaren geen onderwijs hebben gevolgd

   
   

Jongeren die 4 schooljaren of langer geen onderwijs hebben gevolgd

   

4.

Met hoeveel van de jongeren genoemd onder 1 is daadwerkelijk een intake gevoerd?

   

5.

Hoeveel gesprekken zijn er in het kader van de intake met deze jongeren gevoerd?

   

6.

Van alle jongeren met wie een intakegesprek is gevoerd, hoeveel tijd verstreek tussen het eerste signaal en het intakegesprek?

minder dan 2 weken

 

%

tussen 2 en 4 weken

 

%

meer dan 4 weken

 

%

7.

Met hoeveel van deze jongeren is na het gevoerde intakegesprek een begeleidingstraject gestart?

   

8.

Met hoeveel van deze jongeren is het begeleidingstraject gedurende het verslagjaar beëindigd?

   

In tabel 3C.1 wordt gevraagd naar het aantal ‘recidiverende’ voortijdig schoolverlaters. Dit zijn jongeren die in het verslagjaar zijn benaderd met de vraag of een begeleidingstraject nodig en/of gewenst was, en in eerdere verslagjaren ook in een begeleidingstraject hebben gezeten (maar van wie het traject is afgerond voor de start van het verslagjaar). Het gaat hier niet om de jongeren die bedoeld worden bij de vraag over ‘continuerende’ voortijdig schoolverlaters. Het gaat hier expliciet om jongeren die in beeld zijn gekomen op basis van de P-leveringen van DUO. Trajecten die zijn gestart naar aanleiding van signalen via andere kanalen worden opgenomen in tabel 3C.2.

Tabel 3C.1 ‘recidiverende’ voortijdig schoolverlaters n.a.v. P-leveringen
   

Aantal

 

1.

Hoeveel van de jongeren die gedurende het verslagjaar zijn benaderd met de vraag of een begeleidingstraject nodig en/of gewenst was, hebben in eerdere verslagjaren in een begeleidingstraject gezeten dat is afgerond voor de start van het verslagjaar?

   

2.

Met hoeveel van deze jongeren is er daadwerkelijk een intakegesprek gevoerd?

   

3.

Hoeveel gesprekken zijn er in het kader van de intake met deze jongeren gevoerd?

   

4.

Van alle jongeren met wie een intakegesprek is gevoerd, hoeveel tijd verstreek tussen de vermelding van de jongere in de P-leveringen van DUO en het intakegesprek?

minder dan 2 weken

 

%

tussen 2 en 4 weken

 

%

meer dan 4 weken

 

%

5.

Met hoeveel van deze jongeren is na het gevoerde intakegesprek een begeleidingstraject gestart?

   

6.

Met hoeveel van deze jongeren is het begeleidingstraject gedurende het verslagjaar beëindigd?

   

In tabel 3C.2 wordt gevraagd naar jongeren die in het verslagjaar zijn benaderd met de vraag of een begeleidingstraject nodig en/of gewenst was, en in eerdere verslagjaren ook in een begeleidingstraject hebben gezeten (maar van wie het traject is afgerond voor de start van het verslagjaar). Het gaat hier niet om de jongeren die bedoeld worden bij de vraag over ‘continuerende’ voortijdig schoolverlaters. Het gaat hier expliciet om gevallen naar aanleiding van signalen anders dan de P-leveringen van DUO.

Tabel 3C.2 ‘recidiverende’ voortijdig schoolverlaters n.a.v. signalen anders dan P-leveringen
   

Aantal

 

1.

Hoeveel van de jongeren die gedurende het verslagjaar zijn benaderd met de vraag of een begeleidingstraject nodig en/of gewenst was, hebben in eerdere verslagjaren in een begeleidingstraject gezeten dat is afgerond voor de start van het verslagjaar?

   

2.

Hoeveel van deze jongeren waren op dat moment nog ingeschreven bij een onderwijsinstelling?

   

3.

Met hoeveel van de jongeren genoemd onder 1 is er daadwerkelijk een intakegesprek gevoerd?

   

4.

Hoeveel gesprekken zijn er in het kader van de intake met deze jongeren gevoerd?

   

5.

Van alle jongeren met wie een intakegesprek is gevoerd, hoeveel tijd verstreek tussen het eerste signaal en het intakegesprek?

minder dan 2 weken

 

%

tussen 2 en 4 weken

 

%

meer dan 4 weken

 

%

6.

Met hoeveel van deze jongeren is na het gevoerde intakegesprek een begeleidingstraject gestart?

   

7.

Met hoeveel van deze jongeren is het begeleidingstraject gedurende het verslagjaar beëindigd?

   

Tabel 3D vormt een weergave van alle begeleidingstrajecten en de beëindiging daarvan, per categorie voortijdig schoolverlater. De kolommen ‘Totaal aantal begeleidingstrajecten’ en ‘Aantal beëindigd’ worden automatisch ingevuld met de eerder gegeven informatie.

Tabel 3D Begeleidingstrajecten per categorie
 

Totaal aantal begeleidingstrajecten

Aantal beëindigd

1.

Opgestarte begeleidingstrajecten n.a.v. P-leveringen

   

2.

Opgestarte begeleidingstrajecten n.a.v. signalen

anders dan de P-leveringen

   

3.

‘continuerende’ voortijdig schoolverlaters

   

4.

‘recidiverende’ voortijdig schoolverlaters n.a.v. P-

leveringen

   

5.

‘recidiverende’ voortijdig schoolverlaters n.a.v.

signalen anders dan P-leveringen

   

Tabel 3E gaat over het aantal afgeronde begeleidingstrajecten binnen het verslagjaar. Onder een begeleidingstraject wordt méér verstaan dan alleen een intakegesprek. Geef bij vraag 1 per waarde aan om hoeveel jongeren het gaat. Bij vraag 2 maakt u een keuze uit de keuzemogelijkheden.

Tabel 3E Afgeronde begeleidingstrajecten in verslagjaar
   

Aantal

1.

Hoe lang zaten de jongeren, van wie het begeleidingstraject is afgerond, in een begeleidingstraject?

minder dan 1 maand

 

tussen 1 en 6 maanden

 

meer dan 6 maanden

 
     

keuzemogelijkheid

2.

Hoelang volgt u de herplaatste jongeren?

1. niet

 

2. minder dan een maand

3. 1 tot 3 maanden

4.

langer dan 3 maanden

 

In tabel 3F noteert u de bestemming van de jongeren na beëindiging van het begeleidingstraject.

Tabel 3F Bestemming na beëindiging begeleidingstraject

1.

Hoeveel jongeren zijn naar een erkende voltijd opleiding gegaan (ook particulier)?

 

2.

Hoeveel jongeren zijn een combinatietraject gaan volgen (leren/werken, BBL)?

 

3.

Hoeveel jongeren zijn aan het werk gegaan zonder zicht op een startkwalificatie?

 

4.

Hoeveel jongeren zijn geplaatst in een instelling voor intramurale (jeugd-)zorg, een opvangvoorziening, intensief hulpverleningstraject of een penitentiaire inrichting?

 

5.

Hoeveel jongeren hebben het begeleidingstraject beëindigd zonder reguliere dagbesteding?

 

6.

Hoeveel jongeren zijn uit de RMC-regio verhuisd of anderszins niet meer traceerbaar?

 

7.

Hoeveel jongeren hebben een overige bestemming?

 

Tabel 3G gaat over jongeren van 17 jaar oud die door de RMC-functie worden opgepakt. De RMC-functie is gericht op jongeren van 18 tot 23 jaar. Uit praktijk blijkt echter dat vaak ook jongeren die nog 17 jaar zijn maar binnen afzienbare tijd 18 jaar worden al door de RMC-functie in begeleiding worden genomen. Deze vraag brengt die jongeren in beeld.

Tabel 3G Jongeren van 17 jaar oud
   

aantal

1.

Hoeveel jongeren van 17 zijn gedurende het verslagjaar benaderd met de vraag of een begeleidingstraject nodig en/of gewenst was?

 

2.

Hoeveel van de jongeren genoemd onder 1 stonden op dat moment nog ingeschreven bij een onderwijsinstelling?

 

3.

Met hoeveel van de jongeren genoemd onder 1 is daadwerkelijk een intake gevoerd?

 

4.

Met hoeveel jongeren is na het gevoerde intakegesprek een begeleidingstraject gestart?

 

In tabel 3H kunt u in algemene termen opmerkingen kwijt die specifiek zijn voor uw regio (bijvoorbeeld over de achtergrond van jongeren die in begeleiding komen, de trends in omvang van de doelgroep of een verschuiving in de bestemming van jongeren van wie het begeleidingstraject is afgerond).

Tabel 3H Aanvullende opmerkingen (Max 200 woorden)
4. Inzet beschikbare middelen (waaronder de RMC-Rijksbijdrage)

Gemeenten kunnen diverse financiële bronnen (deels) bestemmen voor het begeleiden van jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie. Daarnaast is in 2008 structureel 13 miljoen euro verdeeld over alle RMC-regio’s voor de uitvoering van de kwalificatieplicht voor jongeren van 16 en 17 jaar. Mogelijk heeft de RMC-functie deze middelen doorgegeven aan gemeenten, mogelijk heeft de RMC zelf de beschikking over dit budget gehouden.

In tabel 4A wordt gevraagd naar een indicatie van alle budgetten waarmee de RMC-functie wordt uitgevoerd in het lopende kalenderjaar.

Tabel 4A
   

Antwoord

Antwoordmogelijkheden

1

Zet de RMC-functie financiële middelen in uit het Regionaal Programma Voortijdig Schoolverlaten (voorheen de plusmiddelen en de programmagelden) voor het begeleiden van jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie?

 

1. nee

2. ja, minder dan 10% van de totale middelen

3. ja, tussen de 10 en 25% van de totale middelen

4. ja, meer dan 25% van de totale middelen

2

Zet de RMC-functie financiële middelen in uit de Decentralisatie-uitkering Jeugd ten behoeve van overbelaste jongeren voor het begeleiden van jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie?

 

1. nee

2. ja, minder dan 10% van de totale middelen

3. ja, tussen de 10 en 25% van de totale middelen

4. ja, meer dan 25% van de totale middelen

3

Zet de RMC-functie middelen in uit het budget dat structureel beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de kwalificatieplicht voor jongeren van 16 en 17 jaar?

 

1. nee

2. ja, minder dan 10% van de totale middelen

3. ja, tussen de 10 en 25% van de totale middelen

4. ja, meer dan 25% van de totale middelen

4

Zet de RMC-functie financiële middelen uit overige bronnen in voor het begeleiden van jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie? Zo ja, Welke? Hoeveel procent van de totale middelen omvatten deze bronnen?

 

5

Worden de financiële middelen waarover de RMC-functie bezit verdeeld onder de afzonderlijke gemeenten binnen de regio?

 

1. nee

2. ja, tussen de 0 en 25% van de totale middelen

3. ja, tussen de 25 en 50% van de totale middelen

4. ja, tussen de 50 en 75% van de totale middelen

5. ja, tussen de 75 en 100% van de totale middelen

6

Heeft de RMC-functie in het lopende kalenderjaar meer of minder financiële middelen tot zijn beschikking in vergelijking met het vorige kalenderjaar (op basis van toegekende budgetten)?

 

1.een reductie van meer dan 10%

2. een reductie van minder dan 10%

3. ongeveer hetzelfde

4. een stijging van minder dan 10%

5. een stijging van meer dan 10%

In tabel 4B wordt gevraagd naar de besteding van het totale budget uit verschillende bronnen waar de RMC-functie over beschikt in het lopende kalenderjaar. Het gaat hier om een globale onderverdeling. Een beleidsmatige beoordeling van de besteding van de middelen volstaat bij de beantwoording van deze vraag. U kunt per categorie invullen hoeveel euro u besteedt, het percentage middelen volgt dan automatisch. Onder de tabel vindt u een toelichting op de gehanteerde begrippen en categorieën.

Let op: tot 2013 werd in de RMC-effectrapportage alleen gevraagd naar een onderverdeling van de Rijksmiddelen (RMC-budget en kwalificatiemiddelen) nu wordt gevraagd naar het totale budget waar de RMC-functie over beschikt, om zo inzichtelijk te maken hoeveel middelen aan de diverse activiteiten van de RMC-functie worden besteed.

Tabel 4B Inzet middelen
   

in euro’s

%

A.

Coördinatie

   

B.

Administratieve ondersteuning/Registratie/ICT

   

C.

Trajectbegeleiding

   

D.

Projecten voor uitgevallen jongeren

   

E.

Projecten ter voorkoming van uitval

   

F.

Versterking leerplicht / kwalificatieplicht

   

G.

Reservering vorig jaar

   

H.

Anders, namelijk…

   

Totaal

   

Eventuele toelichting

(Tot maximaal 200 woorden)

 
  • A. Coördinatie = het tot stand brengen van samenwerking op bestuurlijk-, beleids- en uitvoerend niveau ter vermindering en voorkoming van voortijdig schoolverlaten en het organiseren van een sluitende aanpak in de melding, registratie en doorverwijzing van voortijdig schoolverlaters.

  • B. Administratieve ondersteuning/registratie/ICT = administratieve verwerking van meldingen, herplaatsing en uitschrijving en de voorzieningen die daarvoor nodig zijn.

  • C. Trajectbegeleiding = inzet voor de reguliere begeleiding van individuele jongeren terug naar school en/of werk.

  • D. Projecten voor uitgevallen jongeren = groepsactiviteiten voor uitgevallen jongeren met als doel terugleiden naar school en/of werk.

  • E. Projecten ter voorkoming van uitval = groepsactiviteiten voor jongeren met als doel het voorkomen van uitval.

  • F. Versterking leerplicht/kwalificatieplicht = inzet gericht op het versterken van de structuur ter bevordering van de leerplicht en het doen naleven van de kwalificatieplicht voor 16- en 17-jarigen. Dit kan bijvoorbeeld vorm krijgen door extra leerplichtambtenaren, scholing, informatievoorziening of regionalisering.

  • G. Reservering = indien u dit jaar een deel van de rijksbijdrage hebt gereserveerd voor een specifieke uitgave in de toekomst, kunt u dit hier aangeven. Indien u deze verslagperiode een eerder gereserveerd bedrag inzet, kunt u dat aangeven door een negatief bedrag op reservering in te vullen.

  • H. Anders, namelijk ... = indien u RMC-gelden inzet voor andere zaken, dan kunt u dat hier invullen.

In tabel 4C wordt ten eerste gevraagd naar het aantal fte’s van RMC-medewerkers. Vervolgens wordt bij punt 2 gevraagd naar het aantal fte’s aan RMC-medewerkers dat zich bezighoudt met het begeleiden van individuele jongeren. Begeleiding kan allerlei vormen hebben, van een telefoontje of mailtje tot een intensieve gesprekscyclus. Een fulltime medewerker die voor 70% trajectbegeleiding doet en voor 20% bezig is met preventieve projecten en 10% coördinatie, telt bij punt 2 voor 0,7 fte mee.

Naast het begeleiden van individuele jongeren heeft een RMC-regio ook projecten, zowel voor reeds uitgevallen jongeren als ter preventie van uitval. Het betreft alle werkzaamheden die direct of indirect gericht zijn op groepen jongeren, gefinancierd uit het totale budget waar de RMC-regio over beschikt. Punt 3 betreft de gezamenlijke inzet op preventieve projecten (gericht op jongeren die nog ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling, maar die dreigen uit tevallen) en de projecten voor reeds uitgevallen jongeren. Gevraagd wordt naar een inschatting van de fte-inzet per inhoudelijk type project.Een fulltime medewerker die voor 70% werkt voor individuele jongeren, 20% voor het uitvoeren van een verzuimproject en 10% in coördinatie, telt op dit punt in deze tabel mee voor 0,2 fte.

Tabel 4C Inzet personele middelen
 

fte

1

Hoeveel fte aan medewerkers heeft uw RMC-regio ter beschikking?

 

2

Hoeveel fte zet uw RMC-regio in op het begeleiden van individuele jongeren (18-plus)?

 

3

Hoe is de fte-inzet per inhoudelijk type project?

 
 

a. Overgang vmbo-mbo

 
 

b. Loopbaanoriëntatie en -begeleiding

 
 

c. De aanpak van verzuim (bijvoorbeeld spreekuren)

 
 

d. Overige inhoudelijke projecten: ...

 
5. Terugblik behaalde resultaten bij reduceren van de uitval

Bij vraag 5 wordt u gevraagd kort te reflecteren op de behaalde resultaten uit het vorige verslagjaar conform de OCW-cijfers voor de regio met betrekking tot de aanpak van voortijdig schoolverlaters. In artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs staan de taken van de contactgemeente van de RMC-regio. Het zevende lid van dit artikel stelt de verplichting om terug te kijken op behaalde resultaten in vergelijking met de streefcijfers.

Artikel 8.3.2, zevende lid van de Wet educatie en beroepsonderwijs:

De gemeenteraden in een regio stellen streefcijfers vast voor de in die regio te behalen resultaten. Burgemeester en wethouders van de contactgemeente stellen mede namens de andere gemeenten in de regio jaarlijks een effectrapportage vast waarin zowel de streefcijfers als de bereikte resultaten zijn aangegeven en waarin afwijkingen worden toegelicht.

Betrek in uw antwoord de behaalde resultaten in relatie tot de regionale streefcijfers en de landelijke normen op basis van de definitieve cijfers over het vorig schooljaar. Daarnaast wordt u gevraagd de uitvalpercentages op de verschillende onderdelen (mbo 1, mbo 2, mbo 3/4) te behandelen.

Hoe kijkt u terug op de behaalde resultaten van het vorige verslagjaar (ook in relatie tot de normen en op de verschillende onderdelen)?

Welke factoren hebben bijgedragen aan het behaalde resultaat (rol van de convenanten)?

Wordt de werkwijze binnen uw regio naar aanleiding van behaalde resultaten gewijzigd?

 
6. Good practices (optioneel)

In onderstaande tabel kunt u optioneel twee ‘good practices’ vermelden. U kunt hierbij denken aan voorbeelden over de door u gevoerde aanpak. Deze good practices kunnen worden opgenomen in de projectbank op www.aanvalopschooluitval.nl. OCW is met name geïnteresseerd in projecten met bijzondere samenwerkingspartners en/of met een nieuwe inhoudelijke invalshoek en/of een project dat grondig geëvalueerd is.

Good practices projecten

 

1.

 

Naam project:

 

Doel project:

 

Inhoud project: (maximaal 200 woorden)

 

Betrokkenen:

 

Resultaten: (maximaal 200 woorden)

 

Good practices projecten

 

2.

 

Naam project:

 

Doel project:

 

Inhoud project: (maximaal 200 woorden)

 

Betrokkenen:

 

Resultaten: (maximaal 200 woorden)

 
Definities en omschrijvingen
1. Scholen

Tot de scholen op de onderscheiden sectoren kunnen worden gerekend:

  • Scholen in de vo-sector

  • Scholen voor speciaal voortgezet onderwijs

  • Scholen voor regulier voortgezet onderwijs (waaronder praktijkonderwijs)

  • Instellingen in de BVE-sector. Volgens artikel 1.3.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs vallen hieronder roc’s, aoc’s en vakinstellingen

2. Voortijdig schoolverlater

Het begrip voortijdig schoolverlater is in het kader van de RMC-functie gedefinieerd als degene:

  • a. die de leeftijd van 23 jaren nog niet heeft bereikt,

  • b. die niet in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, en

  • c. die-het onderwijs aan de school gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een maand of een door het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden niet meer volgt, of-bij de school wordt uitgeschreven of van de school wordt verwijderd.

Voor de afbakening van het begrip voortijdig schoolverlater zijn daarmee de volgende vier elementen van belang:

  • 1) maximum leeftijdsgrens: tot 23 jaar. In deze rapportage wordt als ondergrens 18 jaar gehanteerd, tenzij expliciet wordt aangegeven dat het om een andere leeftijdscategorie gaat.

  • 2) minimum opleidingsgrens: Het niveau van de startkwalificatie is gedefinieerd als een diploma van tenminste havo, vwo of mbo niveau 2. Er is evenmin sprake van een voortijdig schoolverlater in geval van uitstroom uit het onderwijs met een diploma op een hoger gelegen niveau.

    Hoewel jongeren met een getuigschrift praktijkonderwijs of een diploma assistent-opleiding (niveau 1) niet aan de voornoemde opleidingsgrens (van het in algemene zin wenselijk geachte niveau 2 of hoger) van de startkwalificatie voldoen, worden zij niet gerekend tot de groep voortijdig schoolverlatersmits zij een plek op de arbeidsmarkt hebben. Deze individuele uitstromers moeten wel worden gemeld en, na aanvullende actie om te bepalen of ze wel of niet aan het werk zijn, wel worden geregistreerd.

    Jongeren met een getuigschrift praktijkonderwijs of diploma op mbo niveau 1 worden wel gerekend tot de groep vsv'ers wanneer zij niet werkzaam zijn op grond van een aanstelling of arbeidsovereenkomst en moeten worden geregistreerd en gevolgd door de RMC-functie. Het doel (en einde) van eventuele begeleiding voor deze groep jongeren is niet het behalen van een startkwalificatie, maar het werkzaam zijn op grond van een aanstelling of arbeidsovereenkomst.

    Jongeren die het praktijkonderwijs zonder getuigschrift of een assistent-opleiding zonder diploma verlaten en zich niet meer inschrijven voor een andere opleiding worden uiteraardwelgerekend tot voortijdig schoolverlaters en dienen te worden meegeteld bij de relevante tabellen: voor deze jongeren is ook nadere actie geboden.

  • 3) geen inschrijving bij een onderwijsinstelling: Voortijdig schoolverlater = voortijdig onderwijsverlater. Een voortijdig schoolverlater is feitelijk een voortijdig onderwijsverlater: na de uitschrijving is geen sprake van een nieuwe aansluitende inschrijving bij een onderwijsinstelling. Leerlingen die bijvoorbeeld na het behalen van een vmbo- of mavodiploma zich niet meer inschrijven voor een vervolgopleiding, worden gerekend tot de groep voortijdig schoolverlaters.

  • 4) wel een inschrijving, maar langdurig afwezig. Als een ingeschreven leerling gedurende een aaneengesloten periode van tenminste 1 maand het onderwijs niet meer volgt.

    Er is geen sprake van voortijdig schoolverlaten in geval van overstap naar een andere opleiding binnen een scholengemeenschap en evenmin in het geval van overstap naar een andere school: als de uitschrijving en inschrijving op elkaar aansluiten is er immers geen sprake van voortijdig ónderwijs verlaten. Er hoeft dan dus ook geen registratie in het kader van de RMC-functie plaats te vinden. Voortijdig schoolverlaters die afkomstig zijn uit het voortgezet speciaal onderwijs (zmok) en het praktijkonderwijs dienen in het kader van de RMC-functie te worden geregistreerd, ongeacht het feit of geconstateerd is dat een minimum startkwalificatie of assistent-opleiding niet binnen bereik van de betreffende jongere ligt.

3. Studiejaar of schooljaar

Een schooljaar, ook wel genoemd studiejaar, is de periode van 1 augustus van een jaar t/m 31 juli van het volgende jaar.

4. Werk

Onder de opvatting van werk bij herplaatsing wordt omwille van eenduidigheid de CBS definitie voor werkzame beroepsbevolking gehanteerd. Conform deze definitie wordt de situatie bedoeld waarin de jongere 12 uur of meer per week betaald werk heeft.

5. Preventie

Onder preventie verstaan we activiteiten bedoeld om schooluitval te voorkomen en die gericht zijn op jongeren die nog ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling maar die risico lopen uit te vallen.

6. ‘Continuerende’ voortijdig schoolverlaters

Jongeren waarvan het begeleidingstraject het vorig verslagjaar nog niet was afgerond en dus ook dit verslag jaar nog in dit traject zaten.

7. ‘Recidiverende’ voortijdig schoolverlaters

Jongeren die in het verslagjaar zijn benaderd met de vraag of een begeleidingstraject nodig en/of gewenst was, en in eerdere verslagjaren ook in een begeleidingstraject hebben gezeten. Het gaat hier niet om de jongeren bedoeld bij de definitie ‘continuerende’ voortijdig schoolverlaters.

Lijst van afkortingen

BRON

Basisregistratie Onderwijs

bve

beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

EVC

Eerder verworven competenties

havo

hoger algemeen voortgezet onderwijs

mavo

middelbaar algemeen voortgezet onderwijs

mbo

middelbaar beroepsonderwijs

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

RMC-functie

Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten

roc

Regionaal Opleidingencentrum

so

speciaal onderwijs

vmbo

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

vo

Voortgezet Onderwijs

vso

voortgezet speciaal onderwijs

vsv

voortijdig schoolverlaten

vsv’er

voortijdig schoolverlater

vwo

voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

wvo

Wet op het Voortgezet Onderwijs

BIJLAGE C. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3.4 VAN DE REGELING REGIONALE AANPAK VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN EN PRESTATIESUBSIDIE VOOR HET VOORTGEZET ONDERWIJS

Vaststelling RMC-regio’s

Regio 1: Oost-Groningen

Bellingwedde, Stadskanaal, Veendam, Vlagtwedde, Pekela, Oldambt, Menterwolde.

Regio 2: Noord-Groningen-Eemsmond

Appingedam, Bedum, Delfzijl, Loppersum, Winsum, Eemsmond, De Marne.

Regio 3: Centraal en Westelijk Groningen

Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Marum, Slochteren, Ten Boer, Zuidhorn.

Regio 4: Friesland Noord

Ameland, Boarnsterhim, Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Franekeradeel, Harlingen, Het Bildt, Kollumerland c.a., Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Menameradiel, Schiermonnikoog, Terschelling, Vlieland.

Regio 5: Zuid-West Friesland

De Friese Meren, Littenseradiel, Súdwest Fryslân.

Regio 6: Friesland-Oost (‘de Friese Wouden’)

Achtkarspelen, Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland, Tytjerksteradiel, Weststellingwerf.

Regio 7: Noord- en Midden Drenthe

Aa en Hunze, Assen, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo.

Regio 8: Zuid-Oost Drenthe

Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen.

Regio 9: Zuid-West Drenthe

Hoogeveen, Meppel, Westerveld, De Wolden.

Regio 10: IJssel-vecht

Dalfsen, Hardenberg, Hattem, Heerde, Kampen, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland, Zwolle.

Regio 11: Stedendriehoek

Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Olst-Wijhe, Voorst, Zutphen.

Regio 12: Twente

Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo(O), Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand, Wierden.

Regio 13: Achterhoek

Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doesburg, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Winterswijk.

Regio 14: Arnhem/Nijmegen

Arnhem, Beuningen, Druten, Duiven, Groesbeek, Heumen, Lingewaard, Millingen a.d. Rijn, Mook en Middelaar, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rijnwaarden, Rozendaal, Ubbergen, Westervoort, Wijchen, Zevenaar.

Regio 15: Rivierenland

Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neerijnen, Neder-Betuwe, Tiel, West Maas en Waal, Zaltbommel.

Regio 16: Eem en Vallei

Amersfoort, Baarn, Barneveld, Bunschoten, Ede, Leusden, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Soest, Veenendaal, Wageningen, Woudenberg.

Regio 17: Noordwest-Veluwe

Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Zeewolde.

Regio 18: Flevoland

Almere, Dronten, Lelystad, Noord-Oostpolder, Urk.

Regio 19: Utrecht

Bunnik, De Bilt, De Ronde Venen, Houten, IJsselstein, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Vianen, Wijk bij Duurstede, Woerden, Zeist.

Regio 20: Gooi en Vechtstreek

Blaricum, Bussum, Eemnes, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp, Wijdemeren.

Regio 21: Agglomeratie Amsterdam

Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam/Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad, Zeevang.

Regio 22: West-Friesland

Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Medemblik, Koggenland, Opmeer, Stede Broec.

Regio 23: Kop van Noord-Holland

Den Helder, Harenkarspel, Hollands Kroon, Schagen, Texel, Zijpe.

Regio 24: Noord-Kennemerland

Alkmaar, Bergen (NH), Castricum, Graft-De Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk,

Schermer, Uitgeest.

Regio 25: West-Kennemerland

Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede c.a., Heemskerk, Heemstede, Velsen, Zandvoort.

Regio 26: Zuid-Holland-Noord

Hillegom, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Kaag en Braassem, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten, Zoeterwoude.

Regio 27: Zuid-Holland-Oost

Alphen aan den Rijn, Bergambacht, Boskoop, Gouda, Nieuwkoop, Schoonhoven, Vlist, Waddinxveen, Nederlek, Ouderkerk, Rijnwoude, Zuidplas, Bodegraven-Reeuwijk.

Regio 28: Haaglanden/Westland

Delft,’s-Gravenhage, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland, Zoetermeer.

Regio 29: Rijnmond

Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Dirksland, Goedereede, Hellevloetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Middelharnis, Oostflakkee, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen, Westvoorne.

Regio 30: Zuid-Holland-Zuid

Alblasserdam, Binnenmaas, Cromstrijen, Dordrecht, Giessenlanden, Gorinchem, Graafstroom, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik Ido Ambacht, Korendijk, Leerdam, Liesveld, Nieuw Lekkerland, Oud Beijerland, Papendrecht, Sliedrecht, Strijen, Zederik, Zwijndrecht.

Regio 31: Oosterschelde Regio

Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Tholen.

Regio 32: Walcheren

Middelburg, Veere, Vlissingen.

Regio 33: Zeeuwsch-Vlaanderen

Hulst, Sluis, Terneuzen.

Regio 34: West-Brabant

Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Geertruidenberg, Drimmelen, Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Steenbergen, Rucphen, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem, Zundert.

Regio 35: Midden-Brabant

Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg, Waalwijk.

Regio 36: Noord-Oost-Brabant

Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Landerd, Maasdonk, Mill en St. Hubert, Oss, Schijndel, St. Anthonis, St. Michielsgestel, St. Oedenrode, Uden, Veghel, Vught.

Regio 37: Zuidoost-Brabant

Asten, Bergeyk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre.

Regio 38: Gewest Limburg-Noord

Beesel, Bergen, Echt-Susteren, Gennep, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray, Weert.

Regio 39: Gewest Zuid-Limburg

Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Voerendaal.

TOELICHTING

Algemene toelichting

Inleiding

Voortijdig schoolverlaten (vsv), oftewel het verlaten van school zonder diploma op minimaal het niveau van een startkwalificatie (een diploma havo, vwo of mbo-2) op zak, is een groot maatschappelijk probleem. Jongeren zonder startkwalificatie zijn vaker werkloos, ontvangen vaker een uitkering, maken meer gebruik van zorg en komen vaker in aanraking met justitie dan jongeren met een startkwalificatie. Om die reden staat sinds 2002 het bestrijden van vsv hoog op de politieke agenda en is vanaf 2008 de aanpak geïntensiveerd door het sluiten van convenanten tussen rijk en gemeenten, scholen en onderwijsinstellingen in de RMC-regio’s. Voor de uitvoering van de convenanten werd subsidie verstrekt aan gemeenten en onderwijsinstellingen. Deze convenanten waren bedoeld als tijdelijke maatregel en zijn met ingang van 1 januari 2016 afgelopen.

De aanpak heeft ruim acht jaar gewerkt en succes gehad. Verlieten in 2002 nog jaarlijks 71.000 jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie, in het schooljaar 2014–2015 was dat teruggebracht naar 24.451, een reductie van 65%. Hiermee was ook de doelstelling van maximaal 25.000 nieuwe vsv’ers per jaar gerealiseerd. Maar ook 25.000 nieuwe schoolverlaters per jaar is nog steeds zorgelijk. Het kabinet heeft daarom besloten de succesvolle vsv-aanpak de komende vier jaar voort te zetten en financieel te blijven ondersteunen.

Doelstelling en doelgroep

Evenals in voorgaande jaren richt de aanpak zich primair op het voorkómen van uitval onder jongeren van 12 tot23 jaar in het vo en mbo. Daartoe is een nieuwe, scherpere doelstelling geformuleerd van maximaal 20.000 nieuwe vsv’ers in het schooljaar 2019/2020. Maar de aanpak kent ten opzichte van de voorgaande periode ook nieuwe elementen. Uit analyse van het vsv-beleid van de afgelopen jaren is gebleken dat er extra aandacht nodig is voor specifieke groepen jongeren. Niet alleen om uitval onder deze groepen te voorkomen, maar ook om jongeren die al eerder zijn uitgevallen terug naar het onderwijs te begeleiden. Ook is het van belang om jongeren voor wie een startkwalificatie niet haalbaar blijkt, zo goed mogelijk te begeleiden naar de arbeidsmarkt of vormen van dagbesteding. Het kabinet wil de regionale samenwerking dusdanig versterken en verbreden dat er een sluitend regionaal vangnet ontstaat waarbinnen elke jongere een toekomstperspectief wordt geboden. Om die reden wordt de doelstelling van de vsv-aanpak verbreed; naast het voorkomen van schooluitval wordt expliciet aandacht gegeven aan jongeren in een kwetsbare positie, ook indien zij niet in staat zijn een startkwalificatie te behalen. Ook voor jongeren die reeds in een vorig schooljaar zonder startkwalificatie de school verlieten (zogenaamde oud vsv’ers) wordt in de vervolgaanpak expliciet aandacht gevraagd. Daarnaast worden er meer partijen bij de aanpak betrokken; om een sluitend regionaal vangnet te kunnen vormen worden partijen uit het arbeidsmarktdomein en het zorgdomein betrokken, en om jongeren in een kwetsbare positie zo goed mogelijk te begeleiden worden scholen in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en praktijkonderwijs (pro) betrokken.

Regionale aanpak – gezamenlijke verantwoordelijkheid

Deze regeling beoogt gemeenten, scholen en onderwijsinstellingen te ondersteunen bij de vormgeving en uitvoering van hun regionale vervolgaanpak vsv. Het kabinet streeft er nadrukkelijk naar deze regionale aanpak de komende periode structureel te verankeren in de regio, net zoals de vsv-aanpak in voorgaande jaren bij de individuele instellingen is verankerd. Om dit proces van verankering te stimuleren wordt in de vervolgaanpak meer verantwoordelijkheid bij de regio’s zelf gelegd. Zo bepalen zij zelf hun regionaal programma’s, bestaat er binnen de vastgelegde kaders meer bestedingsvrijheid en worden geen convenanten meer met het ministerie afgesloten. De regionale aanpak is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de contactschool (namens de onderwijsinstellingen) en de RMC-contactgemeente (namens de regio-gemeenten). Om deze partijen bij de vormgeving van het regionaal programma en de besluitvorming over de besteding van de beschikbare middelen een gelijkwaardige positie te geven, wordt in de toekomst mogelijk gemaakt dat naast het deel van de middelen ten behoeve van het regionaal programma aan de contactschool, ook middelen aan de contactgemeente worden toegekend. Partijen besluiten dan gezamenlijk over de aanwending van deze delen en daarmee over de inhoud van het regionaal programma.

Samenhang met andere regelingen

Deze regeling regelt de toekenning van regionale middelen aan de contactschool. Met de regionale middelen kunnen voorzieningen en maatregelen worden bekostigd die verbeterde samenwerking tussen de onderwijsinstellingen, gemeenten en andere partijen beogen.

Daarnaast ontvangen vo-scholen en mbo-onderwijsinstellingen ook vsv-middelen op grond van de Regeling resultaatafhankelijke bekostiging vsv vo en de Regeling resultaatafhankelijke bekostiging vsv mbo.

Administratieve lasten

Bij de voorbereiding van deze regeling is nagegaan of sprake is van administratieve lasten voor de instellingen. OCW heeft deze gevolgen in kaart gebracht met behulp van het standaardkostenmodel (SKM) voor de administratieve lasten. Daarnaast baseert OCW de vaststelling van de administratieve lasten op de ervaringen met de aanpak van voortijdig schoolverlaten zoals deze de afgelopen acht jaar heeft gefunctioneerd. Deze aanpak wordt in grote lijnen voortgezet; de inschatting is dan ook dat de administratieve lasten nagenoeg hetzelfde blijven.

Ten aanzien van de incidentele administratieve lasten voor individuele instellingen gaat het om de volgende handelingen in informatieverplichtingen:

  • participeren in regionaal overleg over de regionale analyse vsv en de invulling van het regionaal programma.

Ten aanzien van de incidentele administratieve lasten voor het aanvraagformulier voor de contactscholen in de RMC-regio gaat het om de volgende handelingen in informatieverplichtingen:

  • Coördinatie totstandkoming regionale analyse

  • Coördinatie van de inhoudelijke onderbouwing van de subsidieaanvraag en invullen aanvraagformulier

  • Formele afstemming subsidieaanvraag met RMC-contactgemeente

  • Subsidieaanvraag indienen (digitaal) bij de minister (aanvraagformulier en regionaal programma).

  • Coördinatie financiële verantwoording richting de minister.

Contactscholen zijn vrij in hoe zij de taken waartoe zij op grond van hun coördinatiefunctie verplicht zijn, invullen. Bij de berekening van administratieve lasten is uitgegaan van de taken die zij minimaal moeten uitvoeren. In totaal vormen de administratieve lasten ongeveer 0,5% van de totale subsidie.

Artikelsgewijs

Artikel 1.1

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gebruikt. De meeste begrippen komen overeen met de begripsbepalingen in de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Met het begrip jongeren in een kwetsbare positie wordt gedoeld op jongeren uit het praktijkonderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs, vmbo-basis- en kaderberoepsgerichte leerweg en jongeren in leerwerktrajecten, de entreeopleiding die doorstromen naar vervolgonderwijs of uitstromen uit het onderwijs. Zij zijn kwetsbaar bij de overstap naar vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt. Die overstap behoeft daarom extra begeleiding. En ook wanneer de overstap naar vervolgonderwijs niet gemaakt wordt is het belangrijk dat de jongeren goed in beeld zijn en waar nodig worden ondersteund op hun weg naar de arbeidsmarkt of dagbesteding. Die specifieke ondersteuning is veelal de verantwoordelijkheid van andere partijen maar de RMC-functie is bij uitstek in een positie ervoor te zorgen dat de jongeren in beeld zijn en bij de juiste partijen onder de aandacht worden gebracht, opdat geen jongere tussen wal en schip valt.

Artikel 1.2

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is van toepassing op de subsidieverstrekking op grond van deze regeling, met uitzondering van de hoofdstukken 3, 4 en 6.

Dit betekent dat onder meer de bepalingen over de begrotingsvoorwaarde (artikel 1.4 van de Kaderregeling), de meldingsplicht (artikel 5.7 van de Kaderregeling) en de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de Kaderregeling) ook gelden voor de ontvanger van een subsidie op grond van deze regeling.

Artikel 2.1

De subsidie wordt verstrekt aan contactscholen voor de uitvoering van maatregelen uit het regionaal programma die een van de volgende doelen beogen te realiseren:

  • (i) de schooluitval onder jongeren van 12 tot 23 in vo en mbo nog verder terug te dringen naar landelijk maximaal 20.000 nieuwe vsv’ers in het schooljaar 2019-2020, of

  • (ii) een sluitend vangnet te creëren voor jongeren in een kwetsbare positie opdat alle jongeren, ook wanneer zij geen startkwalificatie kunnen halen, een goed toekomstperspectief kan worden geboden, of

  • (iii) het in de RMC-regio in beeld brengen en waar nodig door de gemeente dan wel de onderwijsinstelling in de betreffende RMC-regio ondersteunen van voortijdig schoolverlaters die in een eerder schooljaar het onderwijs hebben verlaten.

Daarnaast is in dit artikel bepaald dat, in afwijking van artikel 3.2, tweede lid, van de Kaderregeling, ook activiteiten die voor de aanvraag zijn verricht voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Het betreft activiteiten die zijn verricht in het studiejaar 201-2017, dus vanaf 1 augustus 2016.

Artikel 2.2

Om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van deze regeling, dienen scholen, onderwijsinstellingen en gemeenten binnen een RMC-regio een gezamenlijk regionaal programma op te stellen. Het regionaal programma is gebaseerd op een regionale analyse waarin de omvang van de doelgroepen, de regionale problematiek en de effecten van maatregelen tot nu toe inzichtelijk zijn gemaakt. Het regionaal programma bevat alle maatregelen die gedurende het programma worden ingezet, de middelen die aan de maatregelen worden toegekend en de wijze waarop tijdens de uitvoering van het programma de resultaten worden gemonitord en eventueel worden bijgestuurd. De contactgemeente (namens de onder de regio vallende gemeenten) en de contactschool (namens de onder de regio vallende scholen en onderwijsinstellingen) bepalen gezamenlijk het regionaal programma, inclusief alle maatregelen en de inzet van op grond van deze regeling beschikbare regionale middelen. De regionale aanpak dient tenminste één plusvoorziening te bevatten – een voorziening om overbelaste jongeren ten gevolge van een cumulatie van problematiek, tijdelijk extra ondersteuning te bieden teneinde uitval te voorkomen. Maatregelen en middelen komen ten gunste van de regio.

Anders dan in voorgaande jaren wordt er geen convenant meer opgesteld tussen het ministerie van OCW en de betrokken scholen en onderwijsinstellingen en gemeenten binnen de RMC-regio. Betrokken partijen binnen de regio kunnen ervoor kiezen om aanvullende afspraken omtrent de samenwerking en/of het verdelen van middelen te maken en deze op te nemen in een samenwerkingsovereenkomst. Bijvoorbeeld als het gaat om aanvullende afspraken met pro- en vso-scholen, partijen uit het arbeidsmarktdomein of zorgdomein. Het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst wordt aangeraden, maar is niet meer verplicht.

Artikel 2.3

De taken en verantwoordelijkheden van de contactschool blijven ongewijzigd ten opzichte van ‘Aanval op Schooluitval’ (2008-2016). Inzet van middelen die de contactschool ontvangt behoeven ook de instemming van de contactgemeente.

Een van de verantwoordelijkheden van de contactschool is het geven van uitvoering aan de afspraken in het regionaal programma over de besteding van de subsidie die wordt verstrekt op grond van hoofdstuk 2. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaglegging overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Artikel 2.4

De contactschool ontvangt subsidie voor de uitvoering van de maatregelen uit het regionaal programma vsv. Dit artikel bepaalt het maximale bedrag dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld. Contactschool en contactgemeente beslissen gezamenlijk over de maatregelen die opgenomen worden in het regionaal programma. Het subsidieplafond voor het deel dat aan de contactscholen wordt uitgekeerd is lager is dan in voorgaande jaren. Teneinde de samenwerking tussen de contactgemeente en contactschool te bevorderen zal in de toekomst namelijk een deel van de regionale middelen die voorheen uitsluitend aan de contactscholen verstrekt werden middels een specifieke uitkering aan de contactgemeenten uitbetaald gaan worden.

Artikel 2.5

Op grond van deze subsidieregeling ontvangt de contactschool een subsidie voor de uitvoering van het regionaal programma.

Het budget wordt onder de regio’s verdeeld als volgt: elke regio ontvangt een vast bedrag van € 100.000; het resterend budget wordt vervolgens verdeeld naar verhouding van het aandeel dat de regio voorheen ontving uit het voormalige budget voor de plusvoorzieningen, dat was berekend op grond van het aantal leerlingen woonachtig in armoedeprobleemcumulatiegebieden. Dit komt neer op 87,17% van het bedrag dat de regio in voorgaande jaren ontving ten behoeve van plusvoorzieningen.

De contactschool en de RMC-contactgemeente bepalen samen het regionaal programma.

Artikel 2.6

In dit artikel 2.6 is opgenomen dat de subsidieaanvraag bestaat uit een regionaal programma en een volledig ingevuld aanvraagformulier zoals opgenomen in bijlage A bij deze regeling. Hierbij wordt afgeweken van artikel 3.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, dat een andere wijze van aanvragen voorschrijft.

De aanvraag en bijbehorende documenten kunnen uitsluitend per e-mail bij DUO worden ingediend. Daartoe dient het ingevulde en ondertekende aanvraagformulier gescand te worden (minimaal 300 dpi) en met bijbehorende documenten gestuurd te worden aan gegevens.indienen@duo.nl, met de vermelding ‘VSV 2017–2020’ in de onderwerpregel.

Artikel 2.7

Subsidieaanvragen kunnen vanaf inwerkingtreding van deze regeling worden ingediend (via gegevens.indienen@duo.nl). De volledige aanvraag moet uiterlijk 15 oktober 2016 door de minister zijn ontvangen. DUO zal na 15 oktober 2016 alleen volledige subsidieaanvragen beoordelen. Wanneer een aanvraag onvolledig of onvolkomen is, wordt de aanvrager eenmalig in de gelegenheid gesteld de aanvraag te herstellen (artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht). Een herstelde aanvraag dient zo snel mogelijk maar uiterlijk voor het einde van de aanvraagperiode te worden ingediend. De aanvraag wordt in behandeling genomen vanaf de dag waarop deze volledig is ingediend. Mocht een herstelde aanvraag na 15 oktober 2016 worden ingediend, kan de minister deze aanvraag afwijzen.

Dit regionaal programma heeft een looptijd van vier jaar en gaat van start met ingang van studiejaar 2016–2017. De contactschool ontvangt de middelen jaarlijks in november van het betreffende studiejaar (voor het studiejaar 2016–2017 eenmalig in december 2016). Net zoals bij de aanpak van voortijdig schoolverlaten zoals die tot 2016 bestond, vindt ook nu 100% bevoorschotting plaats.

Artikel 2.8

De subsidie is bedoeld voor de uitvoering van regionale vsv maatregelen. De contactschool en contactgemeente stellen samen het regionaal programma op. Het regionaal programma wordt voor de komende vier jaar vastgesteld. De subsidie dient daarom uiterlijk in 2020 te zijn besteed.

Artikel 2.9 Verantwoording

Contactscholen hoeven, los van hun algemene verplichting voor de jaarverslaggeving, geen bijzondere verantwoording af te leggen over de besteding van de subsidie.

Artikel 2.10 Meldingsverplichting

De subsidie is een vaststaand bedrag voor de komende vier jaar. Op grond van dit artikel is de minister de bevoegd om bij wijzigingen in de samenstelling van de RMC-regio het subsidiebedrag hierop aan te passen.

Artikel 3.2

De RMC-contactgemeenten van de regio’s ontvangen, net als in de voorgaande fase, een specifieke uitkering voor de uitvoering van de RMC-taken (op grond van deze regeling Regionale aanpak vsv). Hiervoor is landelijk € 32,6 miljoen beschikbaar. Het betaalritme blijft ongewijzigd, namelijk jaarlijks in februari en september. De verdeelsleutel blijft ongewijzigd en is vastgelegd in het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.

Artikel 3.3

Op grond van artikel 8.3.2, zevende lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs dienen de burgemeester en wethouders van de RMC-contactgemeente jaarlijks een effectrapportage vast te stellen waarin zowel de streefcijfers als de bereikte resultaten zijn aangegeven en waarin afwijkingen worden toegelicht. In bijlage B bij deze regeling is opgenomen dat de jaarlijkse effectrapportage is, net als in voorgaande jaren, voor 1 december van het jaar volgend op het studiejaar waarop deze betrekking heeft, wordt ingediend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs.

Artikel 3.4

In bijlage C bij deze regeling worden de RMC-regio’s vastgesteld en worden de gemeenten aangewezen die deel uitmaken van deze regio’s, conform artikel 1, van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten. Sinds de inwerkingtreding van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het voortgezet onderwijs in 2012 is de regio-indeling een aantal malen gewijzigd. Het meest recente verzoek betreft het verzoek van de gemeente Uitgeest. Deze gemeente, die nu onderdeel uitmaakt van RMC-regio 25: West- Kennemerland, heeft besloten om een samenwerking aan te gaan met de gemeenten Bergen, Castricum en Heiloo (hierna: BUCH). Deze gemeenten maken deel uit van RMC-regio 24: Noord-Kennemerland. Er is een ambtelijk fusietraject ingezet en de gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie BUCH is in oprichting en zal per 1 januari 2017 effectief zijn. In lijn met deze ontwikkeling zal de gemeente Uitgeest, na overleg met de RMC-contactgemeenten Alkmaar en Haarlem, met ingang van 1 januari 2017 voor de uitvoering van de RMC functie en de aanpak van voor- en vroegtijdig schoolverlaten, uittreden uit de RMC regio 25: West-Kennemerland en toetreden tot de RMC regio 24: Noord-Kennemerland.

Artikel 4.1

De Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het voortgezet onderwijs wordt ingetrokken, omdat deze vervangen wordt door deze regeling en de Regeling resultaatafhankelijke bekostiging vo vsv.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven