Gemeenschappelijke regeling betreffende het Regionaal Sociaal Werkvoorzieningsschap Amersfoort en omgeving RWA te Amersfoort

Logo Amersfoort

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet sociale werkvoorziening;

  • b.

    bedrijfsvoeringsorganisatie: het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 3 van deze regeling;

  • c.

    gemeenten: de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten;

  • d.

    werkgebied: het grondgebied van de deelnemende gemeenten;

  • e.

    raden : de raden van de gemeenten;

  • f.

    colleges van burgemeester en wethouders: colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

  • g.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Utrecht;

  • h.

    aantal inwoners: het aantal inwoners van de gemeenten op 1 januari van enig jaar, zoals deze cijfers door elk der gemeenten zijn vastgesteld;

  • i.

    personeel: de in dienst van de bedrijfsvoeringsorganisatie aangestelde ambtenaren en personen met wie de bedrijfsvoeringsorganisatie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft gesloten;

  • j.

    werknemers: degenen die ingevolge de Wet sociale werkvoorziening in dienst zijn genomen bij de bedrijfsvoeringsorganisatie;

  • k.

    ondernemingsraad: de ondernemingsraad zoals bedoeld in artikel 2 van de wet op de ondernemingsraden.

Artikel 2 Doelstelling

De doelstelling van de regeling is het behartigen van de belangen van de gemeenten op het terrein van de sociale werkvoorziening en meer in het bijzonder het behartigen van een evenwichtige ontwikkeling van de voorziening in de vraag naar aangepaste werkgelegenheid binnen het werkgebied.

Artikel 3 Bedrijfsvoeringsorganisatie

  • 1.

    De bedrijfsvoeringsorganisatie draagt de naam Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA.

  • 2.

    De bedrijfsvoeringsorganisatie is gevestigd te Amersfoort.

Artikel 4 Taken bedrijfsvoeringsorganisatie

  • 1.

    De bedrijfsvoeringsorganisatie heeft tot taak:

    • Het (doen) uitvoeren van de wet binnen het werkgebied;

    • Het adviseren van de gemeenten inzake de sociale werkvoorziening en de daarmee verband houdende vraagstukken.

  • 2.

    Ter uitvoering van de in lid 1 genoemde taken dragen de colleges van burgemeester en wethouders al hun bevoegdheden en verplichtingen uit de wet over aan de bedrijfsvoeringsorganisatie, met uitzondering van de artikelen 8, 9, 13, vierde lid en 14, eerste lid uit de wet, met dien verstande dat het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie in de plaats treedt van de colleges van burgemeester en wethouders.

HOOFDSTUK 2 INRICHTING, SAMENSTELLING EN WERKWIJZE VAN HET BESTUUR

Artikel 5 Organen bedrijfsvoeringsorganisatie

  • 1.

    Onverminderd de mogelijkheid tot het instellen van commissies als bedoeld in artikel 11 van deze regeling bestaat het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie uit een bestuur en de voorzitter.

  • 2.

    Het bestuur staat aan het hoofd van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

Artikel 6 Bestuur

  • 1.

    De colleges wijzen elk uit hun midden een portefeuillehouder als lid en een plaatsvervangend lid van het bestuur aan.

  • 2.

    De leden van het bestuur worden aangewezen voor een periode gelijk aan de zittingsduur van de leden van de colleges.

  • 3.

    De aanwijzing van de leden van het bestuur vindt plaats binnen twee maanden na de nieuwe samenstelling van de colleges.

  • 4.

    De leden van het bestuur treden tegelijk af op de dag waarop de leden van de colleges aftreden.

  • 5.

    Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 6.

    Het aanwijzen ter vervulling van plaatsen , die door ontslag , overlijden of om andere reden openvallen, vindt zo spoedig mogelijk plaats, doch uiterlijk binnen twee maanden na het openvallen.

  • 7.

    De leden van het bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het bestuur, alsmede het college dat hen heeft aangewezen, op de hoogte.

  • 8.

    Het lidmaatschap van elk lid van het bestuur eindigt van rechtswege zodra het betreffende lid ophoudt wethouder te zijn van de desbetreffende deelnemende gemeente.

  • 9.

    Het college dat een lid in het bestuur heeft aangewezen, heeft de bevoegdheid het betreffende lid te ontslaan, indien dit lid het vertrouwen van dat college niet meer bezit.

Artikel 7 Voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en ambtelijk secretaris

  • 1.

    Het bestuur benoemt het door het college van de gemeente Amersfoort aangewezen lid van het bestuur tot voorzitter. Tevens wijst het bestuur uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 2.

    De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter vertegenwoordigen gezamenlijk de bedrijfsvoeringsorganisatie.

  • 3.

    In gedingen of bij rechtshandelingen met de gemeente waaruit de voorzitter afkomstig is, wordt de bedrijfsvoeringsorganisatie vertegenwoordigd door een ander daartoe door het bestuur uit zijn midden aangewezen lid.

  • 4.

    De stukken, uitgaande van het bestuur, worden door de voorzitter ondertekend.

  • 5.

    De voorzitter leidt de vergaderingen van het bestuur. Bij zijn afwezigheid treedt de plaatsvervangend voorzitter als voorzitter op.

  • 6.

    De voorzitter is in spoedeisende gevallen bevoegd direct maatregelen te nemen, onder voorwaarde dat hij daarvan in de volgende vergadering mededeling doet.

Artikel 8 Vergaderingen bestuur

  • 1.

    Het bestuur vergadert tenminste viermaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of wanneer tenminste twee leden van het bestuur dit nodig achten.

  • 2.

    Het bestuur besluit bij drievierde meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.

  • 3.

    Het aantal stemmen dat door een lid van het bestuur kan worden uitgebracht, is afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente, die het lid vertegenwoordigt. Voor de vaststelling van het aantal stemmen wordt uitgegaan van de bevolkingscijfers van 1 januari van het lopende jaar, ingaande het jaar 2009, en eens per 5 jaar herijkt. Het aantal stemmen per gemeente is gelijk aan het percentage van het totale aantal inwoners van de zes gemeenten in de gemeenschappelijke regeling RWA.

  • 4.

    Een stemming is nietig, indien niet meer dan de helft van de stemgerechtigde leden aan de stemming heeft deelgenomen.

Artikel 9 Reglement van orde bestuur

Het bestuur kan een reglement van orde vaststellen voor zijn vergaderingen.

Artikel 10 Verantwoording leden bestuur

Een lid van het bestuur is verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur aan het college en de raad van de gemeente waar hij portefeuillehouder is.

Artikel 11 Instellen commissies

Het bestuur kan commissies instellen als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de samenstelling en bevoegdheden van die commissies regelen.

Artikel 12 Deelnemingen

  • 1.

    Het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie kan besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen wanneer zij dat in het bijzonder aangewezen acht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

  • 2.

    Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie te brengen.

Artikel 13 t/m 15: vervallen

 

Artikel 16 Informatieverstrekking

Het bestuur geeft uit eigen beweging of op verzoek aan de colleges en de raden alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

HOOFDSTUK 3 PERSONEEL EN WERKNEMERS

Artikel 17 Directeur

  • 1.

    Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur.

  • 2.

    De directeur opereert onder verantwoordelijkheid van het bestuur. De aanstelling en het ontslag van personeel en de indienstneming, de plaatsing en het ontslag van werknemers geschiedt door de directeur, namens en onder verantwoordelijkheid van het bestuur.

  • 3.

    De directeur woont in principe de vergaderingen van het bestuur bij.

  • 4.

    Tot de taak van de directeur behoren in het bijzonder:

    • a.

      het opstellen van begrotingen, jaarrekeningen en meerjarenramingen ter goedkeuring door het bestuur;

    • b.

      de zorg voor een adequaat personeelsbeleid en personeelsbeheer en de juiste toepassing van rechtspositie regelingen;

    • c.

      het financieel-economisch beheer;

    • d.

      het inschakelen van externe adviseurs.

  • 5.

    Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de administrateur. De administrateur is onder toezicht van de algemeen directeur belast met het opmaken van de financiële administratie en de verslaggeving daarvan. Hij kan zich in dit kader rechtstreeks wenden tot het bestuur.

Artikel 18 Rechtspositie ambtelijk personeel

  • 1.

    Op het ambtelijk personeel zijn van toepassing de rechtspositie- en bezoldigingsregelingen van de gemeente Amersfoort, met dien verstande dat waar in die regelingen sprake is van burgemeester en wethouders en van het hoofd van dienst wordt gelezen respectievelijk het bestuur en de algemeen directeur. Deze bepaling is enkel van toepassing op het ambtelijk personeel dat op het moment van inwerkingtreding van deze regeling in dienst is.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het bestuur aanvullende afwijkende rechtspositie- en bezoldigingsvoorschriften vaststellen, wanneer het eigen, bijzondere karakter van de bedrijfsvoerings¬organisatie dat noodzakelijk maakt.

HOOFDSTUK 4 BELEID EN BEDRIJFSVOERING

Artikel 19 Begroting en meerjarenraming

  • 1.

    Het bestuur stelt jaarlijks een begroting en meerjarenraming vast waarin het voorgenomen beleid in grote lijnen wordt aangegeven.

  • 2.

    Het bestuur zendt jaarlijks vóór 15 april aan de raden een ontwerp-begroting met toelichting voor het komende kalenderjaar. Het bepaalde in artikel 190 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De raden kunnen binnen twee maanden na toezending van de ontwerp-begroting het bestuur van hun zienswijze doen blijken. Het bestuur voegt de commentaren, waarin deze zienswijzen zijn vervat, bij de ontwerp-begroting.

  • 4.

    Het bestuur stelt de begroting vast vóór 1 augustus van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 5.

    De vaststelling wordt zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de gemeenten.

  • 6.

    Indien de vaststelling niet is geschied conform de eerder aan te raden voorgelegde ontwerpbegroting wordt de vastgestelde begroting tegelijk met de in het vorige lid bedoelde mededeling aan de raden gezonden.

  • 7.

    De begroting wordt binnen veertien dagen na vaststelling doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen, ter kennisneming aan Gedeputeerde Staten gezonden.

  • 8.

    Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

HOOFDSTUK 5 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 20 Voorschriften, financiële administratie en geldelijk beheer

  • 1.

    Het bestuur stelt voorschriften vast ter zake van de organisatie van- en de controle op de financiële administratie en het geldelijke beheer van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde voorschriften worden binnen twee weken na vaststelling aan Gedeputeerde Staten gezonden.

Artikel 21 Bijdrage gemeenten

In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage voor de uitvoering van de Wsw elke afzonderlijke gemeente verschuldigd is voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft. Elke gemeente draagt bij naar rato van het aantal uit die gemeente afkomstige Wsw-werknemers.

Artikel 22 Controle financiële administratie en geldelijk beheer

Het bestuur wijst één of meer deskundigen aan voor de controle van de financiële administratie en het geldelijk beheer, zulks in overeenstemming met het bepaalde in artikel 213 lid 2 van de Gemeentewet.

Artikel 23 Jaarrekening

  • 1.

    Het bestuur biedt de jaarrekening over het afgelopen jaar, onder toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de in artikel 22 bedoelde deskundige(n), met alle bijbehorende bescheiden jaarlijks vóór 15 april aan aan de raden.

  • 2.

    De raden kunnen binnen twee maanden, nadat de jaarrekening is toegezonden, daartegen bij het bestuur schriftelijk bezwaren indienen.

  • 3.

    Het bestuur onderzoekt de jaarrekening en stelt haar vast vóór 1 augustus, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft. Van de vaststelling doet het bestuur mededeling aan de raden.

  • 4.

    De vastgestelde jaarrekening wordt binnen twee weken na vaststelling doch uiterlijk vóór 1 augustus volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, met alle bijbehorende stukken aan Gedeputeerde Staten gezonden.

  • 5.

    Vaststelling van de jaarrekening strekt het bestuur en de administrateur tot décharge.

  • 6.

    In de jaarrekening wordt het door elke gemeente over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen. Het bepaalde in artikel 21 is van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 21 bepaalde en het werkelijk verschuldigde, vindt plaats terstond na de in het derde lid bedoelde mededeling van de vaststelling van de jaarrekening.

Artikel 24 Bevoegdheden rekenkamercommissies

  • 1.

    De rekenkamercommissies van de deelnemende gemeenten in deze gemeenschappelijke regeling hebben de bevoegdheid alle documenten die berusten bij de gemeenschappelijke regeling te onderzoeken voor zover zij dat voor de vervulling van hun taak nodig achten.

  • 2.

    Het bestuur verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die de rekenkamercommissie ter vervulling van haar taak nodig acht.

  • 3.

    Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht van die derde voert.

Artikel 25 Garantie geldleningen

  • 1.

    De gemeente Amersfoort waarborgt ten behoeve van de geldschieters, voor zover deze een garantie eisen, de te betalen rente en aflossing van de door de bedrijfsvoeringsorganisatie te sluiten geldleningen en de te betalen gelden, die de bedrijfsvoeringsorganisatie in rekening-courant opneemt.

  • 2.

    Indien de gemeente Amersfoort op grond van lid 1 tot enige betaling verplicht is, zullen de andere gemeenten daarin bijdragen. De bijdrage per gemeente wordt berekend volgens de formule bedoeld in artikel 21, geldend voor het jaar, waarin de betalingsverplichting ter zake voor de gemeente Amersfoort is ontstaan.

  • 3.

    Bij de uittreding uit deze regeling van een gemeente blijft die gemeente naar billijke grondslagen aansprakelijk voor de in het vorige lid bedoelde bijdrage, op de wijze die zal worden bepaald in de regeling als bedoeld in artikel 28.

  • 4.

    De deelnemers zullen er steeds voor zorg dragen dat de bedrijfsvoeringsorganisatie te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen jegens derden te voldoen.

  • 5.

    Indien aan het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van artikel 194/195 Gemeentewet.

HOOFDSTUK 6 ARCHIEF

Artikel 26

Het bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

HOOFDSTUK 7 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 27 Toetreding

  • 1.

    Toetreding tot deze regeling kan plaatsvinden bij een daartoe strekkend besluit van de colleges van meer dan de helft van de deelnemende gemeenten, tenminste omvattende twee derden van het aantal inwoners van het werkgebied.

  • 2.

    Het bestuur van een gemeente die wenst toe te treden, richt het verzoek ter zake aan het bestuur.

  • 3.

    Het bestuur bepaalt in ieder afzonderlijk geval of en onder welke voorwaarden toetreding plaatsvindt.

  • 4.

    Het bestuur bepaalt de datum waarop de toetreding ingaat en neemt dit op in het besluit.

  • 5.

    Het bestuur geeft van de toetreding van een andere gemeente en de voorwaarden kennis aan de raden en aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 28 Uittreding

  • 1.

    Een gemeente kan uittreden bij een daartoe strekkend besluit van het desbetreffende college, dat onmiddellijk ter kennis wordt gebracht van het bestuur.

  • 2.

    De uittreding gaat in, twee jaar na het verstrijken van het jaar, waarin het besluit is genomen, en niet eerder dan nadat de betreffende besluiten zijn opgenomen in de registers genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    Het bestuur stelt tenminste zes maanden voor de datum van een tussentijdse uittreding van een gemeente een regeling op omtrent de gevolgen van de uittreding waarin in ieder geval de financiêle afwikkeling is opgenomen, welke regeling wordt toegezonden aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 29 Wijziging

  • 1.

    De regeling kan worden gewijzigd bij een daartoe strekkend besluit van de colleges van meer dan de helft van de deelnemende gemeenten, tenminste omvattende twee derden van het aantal inwoners van het werkgebied.

  • 2.

    Indien het bestuur wijzigingen van de regeling wenselijk acht, doet het bestuur het daartoe strekkend voorstel aan de colleges van de gemeenten toekomen.

  • 3.

    Het college van de gemeente Amersfoort zendt de gewijzigde regeling aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 30 Opheffing

  • 1.

    Deze regeling kan worden opgeheven bij een daartoe strekkend besluit van de colleges van de gemeenten, omvattende tenminste twee derde van het aantal inwoners van het werkgebied.

  • 2.

    Indien deze regeling wordt opgeheven, gaat het bestuur terstond over tot liquidatie van Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het bestuur, de raden van de gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 5.

    Het bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6.

    Zonodig blijven de organen van de bedrijfsvoeringsorganisatie ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

  • 7.

    Het college van de gemeente Amersfoort zendt het besluit tot opheffing van de regeling aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 31 Inwerkingtreding

  • 1.

    De regeling treedt in de plaats van de Gemeenschappelijke regeling betreffende het Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA.

  • 2.

    De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op de maand waarin voldaan is aan het gestelde in de desbetreffende bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    Het bestuur van de gemeente Amersfoort draagt zorg voor de in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde toezending.

Artikel 32 Tijdsduur regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 33 Aanhaling regeling

De regeling kan worden aangehaald als Gemeenschappelijke regeling RWA.

Vastgesteld op 24 mei 2016 door het college van Burgemeester en Wethouders Amersfoort,

L.M.M. Bolsius

Burgemeester

H.B.P. Elbers

Gemeentesecretaris

Vastgesteld op 8 maart 2016 door het college van Burgemeester en Wethouders Baarn,

jhr. M.A. Röell

Burgemeester

A. Najib

Gemeentesecretaris

Vastgesteld op 15 maart 2016 door het college van Burgemeester en Wethouders Bunschoten,

M. van de Groep

Burgemeester

drs. J.F.H. Jennekens

Gemeentesecretaris

Vastgesteld op 22 maart 2016 door het college van Burgemeester en Wethouders Leusden,

drs. A. Vermeulen

Burgemeester

E.D. Luchtenburg

Gemeentesecretaris

Vastgesteld op 14 juni 2016 door het college van Burgemeester en Wethouders Soest,

R.T. Metz

Burgemeester

A.R. Veenstra

Gemeentesecretaris

Vastgesteld op 17 mei 2016 door het college van Burgemeester en Wethouders Woudenberg,

T. Cnossen-Looijenga

Burgemeester

S.M.T. van der Marck-Verschoor

Gemeentesecretaris

Naar boven