Richtlijn voor strafvordering kinderpornografie

Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4 Wet RO

Van: College van procureurs-generaal

Aan: Hoofden van de OM-onderdelen

Registratienummer: 2016R010

Datum inwerkingtreding: 01-10-2016

Publicatie in Stcrt.:

Vervallen: Richtlijn voor strafvordering kinderpornografie (2013R008)

Relevante beleidsregels: Aanwijzing kinderpornografie (2016A005)

Wetsbepalingen: art. 240b Sr

Bijlagen: –

Inhoudsopgave:

I. Inleiding

II. Uitgangspunten bij het bepalen van de strafmaat

III. Basisdelicten

IV. Strafbepalende factoren

V. De INDIGO-afdoening

I. Inleiding

Deze richtlijn ziet op de overtreding van art. 240b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dit betreft met name het vervaardigen, verspreiden, in bezit hebben, aanbieden en verwerven van kinderpornografisch materiaal en het zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang verschaffen tot kinderpornografisch materiaal.1

Deze richtlijn bevat de criteria aan de hand waarvan in individuele zaken een strafeis geformuleerd dient te worden in zaken die ter zitting aan de rechter worden voorgelegd.

Daarnaast kunnen er omstandigheden aan de orde zijn die maken dat een afdoening buiten de zittingszaal meer gewenst is en een snellere interventie met onder andere een intensieve, gedragsbeïnvloedende behandeling, een zinvollere reactie is dan een traject naar de rechtbank. De criteria op basis waarvan en de wijze waarop het OM tot een dergelijke afdoeningsbeslissing kan komen, worden beschreven in hoofdstuk V (de ‘Indigo’-afdoening2).

II. Uitgangspunten bij het bepalen van de strafmaat

Het verbinden van een strafeis van een bepaalde vorm en omvang gebaseerd op algemeen geldende elementen in kinderpornozaken is niet eenvoudig. Deze zaken kennen een bijna oneindige variatie in delicts- en zaaksspecifieke factoren, die maar moeilijk op bepaalde standaardeisen gewaardeerd kunnen worden. Deze richtlijn geeft daarom een aantal ‘strafbepalende factoren’, die in onderling verband en samenhang met de omstandigheden van de zaak bezien de hoogte van de strafeis bepalen. Uitgangspunt is een bepaalde basisstrafmaat bij een aantal basisdelicten (zie paragraaf III), die door de bijkomende strafbepalende factoren (paragraaf IV) verhoogd of verlaagd kan worden.

Deze factoren zijn niet per definitie strafverzwarend of strafverminderend, dit hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval en de verdachte en het verband tussen de factoren. Een bepaalde factor kan in de ene zaak (in de combinatie met andere factoren) strafverminderend werken en in de andere zaak juist strafverzwarend zijn.

De basisstrafmaten zijn uitsluitend van toepassing in zaken met meerderjarige verdachten. Het bepalen van een afdoeningsmodaliteit en strafmaat in zaken met minderjarige verdachten vergt, vanwege de specifieke jeugdrecht-aspecten, dusdanig maatwerk, dat deze niet in een algemene richtlijn als deze zijn te vatten. Voor dergelijke zaken wordt dan ook verwezen naar de beleidsdocumentatie die voor jeugdzaken is opgesteld3

Indien strafbepalende factoren verminderend werken, dan kan dat leiden tot vermindering van het aantal te eisen maanden vrijheidsstraf of uren taakstraf, maar ook tot het eisen van een geldboete of (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarde (bijvoorbeeld tot betaling van geldbedragen aan slachtoffers of maatschappelijke organisaties).

De proeftijd die hierbij verbonden kan worden aan het voorwaardelijk deel van de vrijheidsstraf, kan maximaal 10 jaar bedragen. In veel zaken is het (zeer) lange tijd begeleiden en ‘monitoren’ (middels gestelde bijzondere voorwaarden) door de reclassering van de veroordeelden wenselijker dan het laten uitzitten van een korte vrijheidsstraf, waarna de veroordeelde zonder begeleiding, of met begeleiding gedurende slechts een kortere periode, weer in de samenleving terug komt. Een dergelijke verplicht opgelegde begeleiding van een aantal jaren is een intensieve ingreep in het leven van de veroordeelde. Een voorwaardelijke straf met een proeftijd van een aantal jaren is dan ook geen ‘lichte’ sanctie.

Uitgangspunt van de strafeisen in kinderpornozaken is de (deels voorwaardelijke) vrijheidsstraf. Een taakstraf (uitsluitend mogelijk in combinatie met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf4) komt alleen in aanmerking bij een verdachte die first offender is en slechts een beperkt aantal bestanden in zijn bezit heeft of heeft verworven of zich daartoe toegang heeft verschaft.

Zodra sprake is van meer structureel download- of kijkgedrag, een langere pleegperiode (meer dan drie maanden) of het bewust zich begeven in kenbare kinderpornografische internetomgevingen of werken met kenbare kinderpornografische bestanden, ligt een eis tot een taakstraf naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer in de rede. Ook de verdachte die zegt op zoek te zijn geweest naar legale (volwassenen-)porno, maar meermalen heeft kunnen constateren dat door zijn onvoorzichtige gedrag ook kinderporno ‘meekwam’ en desondanks doorging met downloaden, komt niet meer in aanmerking voor een taakstraf.

III. Basisdelicten

Hieronder zijn weergegeven enkele basisdelicten en de strafeis die daarbij als basiseis gezien kan worden. De in de paragrafen hierboven genoemde strafbepalende factoren zijn van belang bij het bepalen van de verhoging of verlaging van de basis-strafeis, op grond van de specifieke omstandigheden van de zaak. Bij enkele basisdelicten is het maken van een beroep of gewoonte of het meermalen of over een langere periode plegen reeds meegewogen.

Bezit/verwerven/zich toegang verschaffen

 

– bezit/verwerven/zich toegang verschaffen geringe hoeveelheid afbeeldingen en

– verdachte is first offender en

– eenmalig gepleegd feit en

– feit gepleegd met voorwaardelijk opzet (onbewustheid/nalatigheid)

korte ov gevangenisstraf + 240 uur taakstraf + vw gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden

   

bezit/verwerven/zich toegang verschaffen als gewoonte of beroep en/of /meermalen gepleegd en/of binnen een kenbaar kinderpornografische omgeving

12 maanden gevangenisstraf

   

Aanbieden/verspreiden/invoeren/uitvoeren/doorvoeren/openlijk tentoonstellen

 

een of enkele malen gepleegd met een gering aantal afbeeldingen middels email, chat, P2P-software e.d.

18 maanden gevangenisstraf

meermalen gepleegd en/of over een periode van meer dan 3 maanden en/of gewoonte/beroep

24 maanden gevangenisstraf

   

Vervaardigen

 

– het een beroep of gewoonte maken van het maken van kinderporno door samenstelling van (delen van) afbeeldingen van minderjarigen en (delen van) pornografische afbeeldingen

18 maanden gevangenisstraf

   

– het (heimelijk) maken van opnames van minderjarigen en/of het (daarbij) inzoomen op/nadrukkelijk in beeld brengen van (bedekte) geslachtsdelen/borsten/billen, waarbij geen sprake is van seksueel misbruik/penetratie

24 maanden gevangenisstraf

   

- het een beroep/gewoonte maken van het (heimelijk) maken van opnames van minderjarigen en/of het(daarbij) inzoomen op/nadrukkelijk in beeld brengen van (bedekte) geslachtsdelen/borsten/billen en/of waarbij sprake is van seksueel misbruik/penetratie

36 – 48 maanden gevangenisstraf

   

– het (laten) maken van opnames (bijv. via webcam, GSM, e.d.) van en door een minderjarige, waarbij (bedekte) geslachtsdelen/borsten/billen nadrukkelijk in beeld gebracht worden en/of sprake is van ontuchtige handelingen, waarbij de verdachte meerderjarig is

24 maanden gevangenisstraf

IV. Strafbepalende factoren

Activiteiten met betrekking tot de afbeeldingen

Art 240b Sr geeft geen rangorde aan in strafwaardigheid van de activiteiten die rondom kinderpornografie ontplooid kunnen worden. Er wordt één maximumstraf gesteld op alle als strafbaar gestelde handelingen en één verhoogd maximumstraf indien sprake is van het maken van een beroep of gewoonte van die handelingen.

De activiteiten die art. 240b Sr noemt zijn:

  • verspreiden;

  • aanbieden;

  • openlijk tentoonstellen;

  • vervaardigen;

  • invoeren;

  • doorvoeren;

  • uitvoeren;

  • verwerven;

  • in bezit hebben

  • zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang verschaffen.

Het uitsluitend voor eigen gebruik in bezit hebben van strafbaar materiaal, het verwerven ervan en zich toegang verschaffen, kunnen in beginsel tot de ‘minder zware’ activiteiten gerekend worden.

De mate waarin de activiteiten structureel en/of doelbewust zijn ondernomen, is een belangrijk factor bij het bepalen van de strafmaat. In beginsel zijn dit strafverzwarende omstandigheden. Hoe bewuster en structureler de strafbare feiten gepleegd zijn, des te meer kan de verdachte verweten worden een bijdrage te hebben geleverd aan het in stand houden van het wereldwijde misbruik van kinderen ten behoeve van kinderpornografisch materiaal. Dit geldt uiteraard in de sterkste mate in zaken waarin de verdachte voor het geleverd krijgen van het strafbare materiaal of het zelfs ‘op bestelling’ laten vervaardigen ervan, heeft betaald of anderszins een tegenprestatie heeft geleverd. Deze omstandigheden zijn onder meer af te leiden uit de omgevingen waaruit het materiaal is verkregen of waarin het is verspreid de tijd en moeite die verdachte in zijn activiteiten heeft gestoken, de (gestructureerde) wijze waarop het materiaal door verdachte bewaard is en de lengte van de pleegperiode.

Het zelf vervaardigen of voor eigen gewin verspreiden of aanbieden (waarbij het gewin ook kan bestaan uit het zich door de verspreiding/aanbieding een bepaalde positie, privileges of status verwerven), zijn uiteraard de strafbare handelingen van de zware categorie.

Het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal kan diverse handelingen omvatten. Van vervaardigen is al sprake als op geheel vrijwillige basis en binnen een relatie minderjarigen erotische opnamen van elkaar maken, maar aan het andere eind van het spectrum bevinden zich de zaken waarin een verdachte zelf een (pleeg-, stief-, oppas-) kind seksueel misbruikt en daar voor commerciële doeleinden beeldmateriaal van produceert. Voorts is sprake van vervaardigen van kinderporno als een verdachte foto’s van kinderhoofdjes op pornografische foto’s van volwassenen plakt, realistische tekeningen of computeranimaties maakt, maar ook als (heimelijk) beeldmateriaal gemaakt wordt van (naakt) spelende kinderen, met een kenbaar seksuele strekking.

De Nederlandse verdachte die naar het buitenland reist om daar kinderen te misbruiken en die van dat misbruik afbeeldingen maakt, valt ook onder de categorie ‘vervaardigers’.

Er is daarom geen standaardstrafmaat voor het ‘vervaardigen’ te bepalen. Bij het bepalen van een strafeis spelen de rol en werkwijze van de verdachte, eventueel het misbruik van omstandigheden waarin de minderjarige verkeert, evenals de toegebrachte schade dan ook een bijzonder grote rol.

Het verspreiden van kinderporno omvat ook vele varianten en daarmee ook verschillende strafeisen. Zo maakt iemand zich schuldig aan verspreiding door een enkel bestand per email aan een ander persoon te sturen, maar ook door kinderpornografische bestanden op een website of ander internetomgeving te plaatsen, zelf voor commerciële doeleinden een kinderpornografische website te onderhouden of deze bestanden door het gebruik van P2P (‘peer to peer’)-software aan anderen ter beschikking te stellen.

Het doelbewust op een openbaar chatforum plaatsen van erotische opnamen van een de verdachte bekend slachtoffer zal tot een hogere strafeis leiden dan het via P2Psoftware (‘peer to peer’) verspreiden van grote hoeveelheden materiaal dat afkomstig is van commerciële websites en reeds lang geleden opgeloste zaken.

Bij het bepalen van de strafeis voor verspreiding spelen derhalve met name de volgende factoren een rol: de omvang van het aantal verspreide bestanden, de omvang van het aantal (potentiële) afnemers, de aard van het materiaal en de schade die door de verspreiding (al dan niet doelbewust) aan slachtoffers is toegebracht.

Het tonen van kinderpornografisch materiaal aan een minderjarige en zo het kind het idee geven dat dergelijke seksuele handelingen en relaties acceptabel zijn en het wellicht over te halen er zelf aan deel te nemen, is een tevens strafverzwarende omstandigheid. Dit geldt ook voor beelden van seksuele handelingen door/met minderjarigen (al dan niet door de verdachte zelf geproduceerd), die gebruikt worden om de minderjarige onder druk te zetten, te bedreigen of te chanteren, bijvoorbeeld om de minderjarige te bewegen meer van dergelijke beelden (van zichzelf) te (laten) maken. Voorzover deze feiten worden vervolgd op grond van een ander artikel dan 240b Sr, is het van belang deze bij de vervolging tevens aan te merken als het vervaardigen van kinderporno.

Op zichzelf niet per definitie strafbare andere handelingen die als strafverzwarende omstandigheid worden aangemerkt zijn: het (op internet of daarbuiten) contact met kinderen zoeken met een erotiserend doel of lading (bijv. seksueel getinte chatgesprekken onderhouden), het zich op internet als minderjarige voordoen en ander (seksueel) grensoverschrijdend gedrag tegenover of in relatie met minderjarigen.

Aard van de afbeeldingen/leeftijd slachtoffer

Misbruikmateriaal waarin jongere kinderen optreden wordt als ‘zwaarder’ materiaal beschouwd.

Strafbepalend is ook de aard van de afgebeelde seksuele gedragingen (was er sprake van zware strafbare feiten als ontuchtige handelingen of seksueel binnendringen van het lichaam, of bestaat het materiaal uit erotisch geposeerde of erotiserend gebruikte houdingen van de minderjarige?) en de schade die hierdoor aan de minderjarige is toegebracht, ook in samenhang met de leeftijd van het kind.

Zo kan niet gezegd worden dat het ‘slechts poseren’ (al dan niet ‘vrijwillig’) door een minderjarige in de puberleeftijd per definitie minder schade toebrengt dan het bijvoorbeeld plegen van ontuchtige handelingen met een kind in de peuter- of babyleeftijd. Met name als het ‘poseermateriaal’ openbaar of voor de omgeving van het kind (via internet) vindbaar verspreid is en derhalve nimmer meer uit de samenleving is te halen, is de impact en de schade daarvan aan de betrokken minderjarige bijzonder groot.

Belangrijk is dan ook de rol die verdachte heeft gespeeld rondom de aard van de afbeeldingen en de leeftijd van het slachtoffer; het verband met de factor ‘activiteiten met betrekking tot de afbeeldingen’. Het gaat hierbij om de mate waarin de verdachte de schade aan het misbruikte kind voor lief heeft genomen, juist een voorkeur heeft voor een bepaalde vorm van misbruik of leeftijd van de slachtoffers of de schade aan het slachtoffer zelf veroorzaakt heeft.

In dit verband dient opgemerkt te worden dat het feit dat in een zaak sprake is van virtueel vervaardigd materiaal, niet automatisch betekent dat dat tot een lagere strafeis dient te leiden dan in zaken waarin sprake is van ‘echte’ foto’s of films. Veel van het in omloop zijnde virtuele materiaal heeft het karakter (en lijkt ook gemaakt te zijn) om de aanschouwer ervan de indruk te geven dat het afgebeelde misbruik acceptabel is, dat minderjarigen het ook als prettig ervaren, of kan als ‘lesmateriaal’ beschouwd worden. Dergelijke afbeeldingen zijn daarom niet per definitie minder schadelijk dan ‘echt’ film- of fotomateriaal, enkel omdat bij het vervaardigen ogenschijnlijk geen minderjarigen daadwerkelijk betrokken zijn geweest. Ook hier speelt bij het bepalen van de strafeis weer de combinatie met de factor ‘activiteiten met betrekking tot de afbeeldingen’: indien de verdachte het virtuele materiaal gebruikt heeft om of het in bezit/vervaardigd heeft met als doel kinderen te verleiden tot het deelnemen aan seksuele handelingen of om een slachtoffer doelbewust schade toe te brengen door publicatie ervan, dan geldt dat als een strafverzwarende omstandigheid.

Herkomst of locatie van de afbeeldingen

Voor het verwerven, bezitten of zich toegang verschaffen is ook de herkomst van de afbeeldingen bepalend voor de straf. Het werkt strafverhogend als een verdachte het materiaal op bestelling heeft laten vervaardigen, voor het ter beschikking krijgen ervan heeft betaald of anderszins een tegenprestatie heeft geleverd. Dit geldt ook als een verdachte zich begeven heeft in (internet-) omgevingen waarin het kenbaar was dat daar kinderpornografisch materiaal verkrijgbaar was, waar voor de toegang ertoe aan bepaalde eisen moest worden voldaan (bijv. het eerst zelf leveren van een bepaalde hoeveelheid strafbaar materiaal) of waarvoor de verdachte zich heeft moeten bedienen van codes, wachtwoorden, beveiligde bestanden of omgevingen. Hoe meer ‘moeite’ verdachte heeft gedaan om aan het materiaal te komen en hoe meer hij zich met duidelijk kenbare strafbare omgevingen en personen heeft ingelaten, des te hoger zal de strafeis zijn. Ook de tijd en moeite die verdachte in zijn activiteiten heeft gestoken, de (gestructureerde) wijze waarop hij het materiaal bewaard heeft en de lengte van de pleegperiode kunnen strafverhogend werken.

Ook voor het aanbieden en verspreiden van materiaal zijn deze factoren met betrekking tot de locatie waar het materiaal terecht komt bepalend voor de straf (openbare, niet als kinderpornografisch kenbare omgeving tegenover een omgeving waarvoor toegangseisen gelden of waarvan kenbaar is dat er strafbaar materiaal verkrijgbaar is De samenhang met de aard van de afbeeldingen, de aan het slachtoffer door de verspreiding berokkende schade en het motief van de verdachte voor de verspreiding dient daarin te worden meegewogen.

Aantallen

Gelet op de ontwikkelingen op digitaal en internetgebied en het relatieve gemak waarmee tegenwoordig in korte tijd bijzonder grote aantallen kinderpornografische afbeeldingen kunnen worden gedownload, gekopieerd, opgeslagen en bewaard, is het aantal bij een verdachte in bezit zijnde afbeeldingen niet een factor die de hoogte van de strafmaat in belangrijke mate bepaalt. Het aantal afbeeldingen is wel een omstandigheid die iets zegt over de mate van bewustheid, intensiteit of lange duur waarin de verdachte met het strafbare materiaal bezig is geweest. In die zin speelt het zeker een rol bij het beoordelen van de zaak. In de basisdelicten is daarom een variant opgenomen indien ‘slechts’ sprake was van een geringe hoeveelheid afbeeldingen.

Ook belangrijk is de relatie tussen het aantal (en soort) afbeeldingen en de bron/‘vindplaats’ van de afbeeldingen: er zijn bijvoorbeeld openbaar toegankelijke internetomgevingen waarin afbeeldingen in grote series of verzamelingen van relatief ‘lichter’ kaliber te downloaden zijn, terwijl de verdachte die specifiek geïnteresseerd is in zwaarder of recenter misbruikmateriaal binnen meer besloten en minder toegankelijke omgevingen moet opereren en wellicht een kleinere collectie opbouwt. Een ‘grote’ of een ‘kleine’ collectie is bij de bepaling van de strafwaardigheid van het gedrag dan ook een relatief begrip.

Pleegperiode/ouderdom van de feiten

Strafbare feiten gepleegd over een langere periode (langer dan 3 maanden), dienen zwaarder aangerekend te worden dan een enkel feit of een feit dat enkele malen in een kortere periode (minder dan 3 maanden) is gepleegd. In beide gevallen kan sprake zijn van het in art 240b lid 2 sr genoemde ‘maken van een beroep of gewoonte’ van het plegen van kinderporno-delicten, waarop een maximumstraf van 8 jaar is gesteld.

Indien de periode tussen het gepleegde feit (of het einde van de pleegperiode) en de terechtzitting langer is dan een jaar, dient dat als een strafverminderende factor in de strafeis meegenomen te worden.

Recidive

Indien sprake is van eenmalige recidive van een soortgelijk (kinderporno-)feit, vindt verhoging van 25% ten opzichte van de eis van het basisdelict plaats.

Verhoging van deze eis met 50% is aan de orde in zaken waarin sprake is van meermalen recidive van soortgelijke feiten, van andersoortige, ernstiger feiten of van feiten die gepleegd zijn na de laatste veroordeling en tijdens de proeftijd van het voorwaardelijk strafdeel van die veroordeling.

Met name het in herhaling vallen tijdens de eerder opgelegde reclasseringsbegeleiding of gedragskundige behandeling, gericht op het juist voorkómen van deze recidive, is een strafverzwarende omstandigheid. Indien er sprake is van ernstige recidive bij het handelen uit beroep of gewoonte is de verhoging 100%.5

Persoonlijke omstandigheden

De persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn belangrijke strafbepalende factoren.

Bepalend kan zijn of aannemelijk is dat verdachte inzicht heeft verkregen in zijn strafbaar handelen of zijn problematiek en ook daadwerkelijk bereid of begonnen is daar iets aan te doen. Zo kan hij hulpverlening hebben gezocht, van baan/hobby veranderd zijn indien sprake was van een baan/hobby waar contact met kinderen een onderdeel van is of openheid van zaken aan zijn directe omgeving hebben gegeven.

Daarnaast kunnen feiten spelen als het verlies van een baan, vrijetijdsbesteding/hobby, omgangsrecht met kinderen of woning en ondergane (negatieve) publiciteit of maatschappelijke onrust.

Een eventueel reeds ingezet begeleidings- of behandel-traject kan over het algemeen in worden ingepast in een detentiestraf.

V. De INDIGO-afdoening

Indigo (Indicatie Niets Doen Is Geen Optie) is een afdoeningsmodaliteit die een extra mogelijkheid biedt tot het leveren van maatwerk en het doen van recht aan de ernst van de zaken en de persoon van de verdachten onder de omstandigheden van het specifieke geval. Er kunnen omstandigheden aan de orde zijn die er voor zorgen dat een afdoening buiten de zittingszaal een meer passende reactie is dan het langer durende, volledige strafrechtelijke onderzoek, inclusief het traject naar de rechtbank.

De redenen hiervoor kunnen onder meer zijn de ouderdom van de zaak, gewijzigde belangen van de bij de zaak betrokkenen en persoonlijke omstandigheden van de verdachte en/of de wenselijkheid snel een behandeltraject in te gaan met de verdachte en/of snel andere maatregelen te treffen.

De Indigo-afdoening omvat in de regel het opleggen van een voorwaardelijk sepot, met bijzondere voorwaarden onder andere inhoudende een intensieve gedragsbeïnvloedende behandeling en/of andere het (internet)gedrag van de verdachte bepalende voorwaarden.

In het onderstaande worden de kaders geschetst waarbinnen tot deze buitengerechtelijke afdoening, genaamd ‘Indigo’-afdoening, kan worden besloten.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat het hier slechts een leidraad voor de Indigo-afdoeningsmodaliteit betreft, de beslissing om voor deze afdoeningswijze te kiezen altijd een beslissing van de officier van justitie is en dat deze altijd gebaseerd is op criteria die in samenhang met elkaar per individuele zaak worden afgewogen: een ‘standaard Indigo-zaak’ bestaat niet. De beslissing van de officier van justitie kan al naar gelang de geconstateerde omstandigheden van de zaak, gedurende het onderzoek ook gewijzigd worden.

Criteria Indigo-afdoening

Tot deze afdoening kan worden besloten in zaken waarin in beginsel sprake is van

  • een verdachte die first offender is en

  • de afwezigheid van een beroep of hobby waarbij de verdachte mogelijk risicovol contact met kinderen kan hebben en

  • het beperkt bezit/verspreiden (waaronder ook begrepen zich toegang verschaffen tot, aanbieden en verwerven) van kinderporno of indien slechts een beperkte noodzaak bestaat tot voorbereidend (digitaal of gedragskundig) onderzoek of een onderzoek ter terechtzitting,

of waarin sprake is van

  • onderzoeksgegevens en initiële verdenking van een dusdanige ouderdom dat de te verwachten straf of maatregel die zou volgen op een gerechtelijke afdoening ook verkregen kan worden binnen de Indigo-afdoening.

Leidend binnen de afweging van deze criteria is de vraag of het gewenst en noodzakelijk is dat een volledig onderzoek (naar de feiten en omstandigheden van het delict en de persoon van de verdachte) wordt uitgevoerd en de verdachte zich tegenover een strafrechter dient te verantwoorden.

Afdoeningswijze

Alle verdachten worden onaangekondigd thuis bezocht en alle digitale middelen en voorwerpen waarop kinderporno voorkomt of waarmee de strafbare feiten zijn gepleegd, worden in beslag genomen. Afhankelijk van de persoon van de verdachte en de mogelijkheden die de adviserende Reclassering en/of GGZ-instelling zien, kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd met een proeftijd van 2 tot 3 jaar. De bijzondere voorwaarden zullen in de regel gedragsbeïnvloedende of op zorg gerichte voorwaarden betreffen in de vorm van psychosociale behandeling bij een GGZ-instelling, alsook toezicht door de reclassering, periodieke huisbezoeken inbegrepen en een gedragsaanwijzing met betrekking tot internetgedrag. De officier van justitie verwerkt deze voorwaarden in een kennisgeving voorwaardelijke niet verdere vervolging die aan verdachte wordt uitgereikt.

Altijd blijft het voorbehoud gelden dat de officier van justitie alsnog kan besluiten de verdachte voor de rechter te brengen, wanneer hij de gestelde voorwaarden niet nakomt of uit het toezicht door de reclassering de doorzoeking, het in beslag genomen materiaal of andere omstandigheden andere of zwaardere strafbare feiten blijken.


X Noot
1

Omwille van de leesbaarheid zal in het vervolg gesproken worden over ‘zich toegang verschaffen’.

X Noot
2

INDIGO staat voor Initiatief Niets Doen Is Geen Optie.

X Noot
3

Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten HALT; ‘Pubers in beeld’, OM-beleid bij door jongeren geproduceerde seksuele afbeeldingen van minderjarigen (‘sexting’).

X Noot
4

Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven, Stb. 2012, 1.

X Noot
5

Zie voor ernstige recidive bij zware delicten paragraaf 5 van de Aanwijzing kader voor strafvordering en OM-afdoeningen.

Naar boven