Besluit traditiecommissie krijgsmacht 2016

5 september 2016

Nr. BS 2016006789

Ministerie van Defensie; Directie Juridische Zaken; Cluster Wet- en Regelgeving

De Minister van Defensie,

Besluit:

Artikel 1

Er is een traditiecommissie krijgsmacht, verder te noemen de commissie.

Artikel 2

  • 1. De commissie is belast met het adviseren van de Minister van Defensie inzake:

    • a. vaandels en standaarden, met inbegrip van opschriften;

    • b. ceremonieel en protocol;

    • c. uniformering bij ceremoniële gebeurtenissen;

    • d. wet- en regelgeving die raakt aan tradities;

    • e. emblemen of vlaggen van de krijgsmachtdelen, de Bestuursstaf, het Commando Dienstencentra en de Defensie Materieelorganisatie;

    • f. krijgsmachtbrede exercitie;

    • g. brevet- en herinneringsemblemen en andere uitmonsteringen van krijgsmachtbrede gelijke of vergelijkbare aard, gedragen op het uniform;

    • h. defensiebreed museaal beleid;

    • i. militaire muziek en muziekkorpsen.

  • 2. De commissie neemt kennis van de besluiten op het gebied van tradities bij de krijgsmachtdelen en coördineert deze met de andere krijgsmachtdelen.

Artikel 3

  • 1. De commissie bestaat uit navolgende leden:

    • a. een voorzitter, zijnde een vlag- of opperofficier buiten dienst;

    • b. de voorzitter van de Traditiecommissie Koninklijke Marine;

    • c. de voorzitter van de Traditiecommissie Koninklijke Landmacht;

    • d. de voorzitter van de Traditiecommissie Koninklijke Luchtmacht;

    • e. de voorzitter van de Traditiecommissie Koninklijke Marechaussee;

    • f. de directeur van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie;

    • g. een medewerker van de defensiestaf, belast met museale aangelegenheden;

    • h. de chef kabinet van de Commandant der Strijdkrachten;

    • i. de Krijgsmachtadjudant;

    • j. de protocolofficier van de Commandant der Strijdkrachten;

    • k. een secretaris, op voordracht van de voorzitter aangewezen door de Commandant der Strijdkrachten.

  • 2. Als een krijgsmachtdeel geen traditiecommissie heeft, treedt de chef kabinet van de commandant van het krijgsmachtdeel als lid van de commissie op.

  • 3. De voorzitter wordt door de minister van Defensie benoemd op voordracht van de Commandant der Strijdkrachten.

  • 4. De benoeming van de voorzitter geldt voor de duur van ten hoogste vijf jaar met de mogelijkheid van een eenmalige herbenoeming.

  • 5. Na consultatie van de leden, wijst de voorzitter een lid aan als een plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 4

  • 1. De commissie kan zich in haar taakuitoefening laten bijstaan door adviseurs, al dan niet in functionele subcommissie.

  • 2. De commissie kent als vaste adviseurs:

    • a. de algemeen directeur van de Koninklijke Stichting Defensiemusea;

    • b. de commandant Militaire Muziek;

    • c. een vertegenwoordiger van de Directie Communicatie;

    • d. een vertegenwoordiger van de Directie Juridische Zaken.

Artikel 5

  • 1. De commissie is bevoegd ceremoniële activiteiten van de defensieonderdelen bij te wonen en bezoeken te brengen aan instanties of instellingen in het traditiedomein van het ministerie van defensie en van de Stichting Defensiemusea. De commissie stelt daartoe uit haar midden een delegatie samen of wijst een vertegenwoordiger aan.

  • 2. Over het gehouden bezoek kan verslag worden uitgebracht aan de Minister van Defensie, de Commandant der Strijdkrachten, de commandant van het betreffende defensieonderdeel en de commandant of het bestuur van de bezochte instelling.

Artikel 6

Personen in dienst van het Ministerie van Defensie verstrekken desgevraagd aan de commissie de voor de uitoefening van haar taak benodigde inlichtingen.

Artikel 7

  • 1. De voorzitter en externe adviseurs die niet in dienst zijn bij het Ministerie van Defensie, komen in aanmerking voor een vergoeding van reiskosten en een vergoeding per zitting.

  • 2. Op de vergoedingen is de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De vergoedingen van de voorzitter en de externe adviseurs die niet in dienst zijn bij het Ministerie van Defensie worden in een separaat besluit vastgelegd.

Artikel 8

Het Besluit traditiecommissie krijgsmacht 2000, laatstelijk gewijzigd op 4 september 2009, wordt ingetrokken.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2016. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 september 2016, treedt het besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant en werkt het terug tot en met 1 oktober 2016.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit traditiecommissie krijgsmacht 2016.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 5 september 2016

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

TOELICHTING

Algemeen

Het Besluit traditiecommissie krijgsmacht 2016 is het meest recente instellingsbesluit van de traditiecommissie krijgsmacht, die 1959 is opgericht. De traditiecommissie ressorteert rechtstreeks onder de minister en heeft als voornaamste taak het adviseren van de minister en de onder hem vallende autoriteiten met betrekking tot de historische uiterlijke kenmerken (de tradities) van de krijgsmacht. Daarbij valt te denken aan de vlaggen, vaandels en standaarden van de krijgsmachtdelen en hun eenheden.

Voor militairen is het dragen van bepaalde uiterlijke kenmerken noodzakelijk om zich te onderscheiden van de burgermaatschappij en militairen van andere mogendheden. Het militaire uniform en de daarop aangebrachte onderscheidingstekens laten zien tot welk krijgsmachtdeel (Koninklijke Marine, Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht of Koninklijke Marechaussee) en welke eenheid men behoort en welke rang men bekleedt.

Artikelsgewijs

Artikel 3

Het vijfde lid voorziet in de behoefte aan een plaatsvervangend voorzitter die de taken van de voorzitter bij diens ontstentenis kan vervullen. De leden worden niet benoemd, maar zijn lid uit hoofde van hun functie.

Artikel 4

De toevoeging van ‘adviseurs’ biedt ruimte om in te spelen op bijzondere gevallen waarin behoefte bestaat aan kennis van specialisten van binnen en buiten Defensie.

Sinds 1 juli 2014 is de Koninklijke Stichting Defensiemusea opgericht. Daarin zijn vier defensiemusea ondergebracht: het Nationaal Militair Museum, het Marinemuseum, het Mariniersmuseum der Koninklijke Marine en het Museum der Koninklijke Marechaussee. De Stichting vormt met Museum Bronbeek in Arnhem het museale bestel.

Artikel 5

Het traditiedomein moet breed worden opgevat. Hieronder moet onder meer worden begrepen: collecties, rekwisieten, militaire muziek en ceremoniële tenuen.

‘s-Gravenhage, 5 september 2016

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven