Besluit van 23 augustus 2016, nr. 20160001394 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Goeree-Overflakkee krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de omlegging en reconstructie van de N215 Melissant–Dirksland, voor de aanleg van parallelwegen langs een gedeelte van de N215 alsmede voor de reconstructie van een gedeelte van de Noorddijk, met bijkomende werken).

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Ingevolge artikel 72a, eerste lid, van de onteigeningswet kan onteigening van onroerende zaken plaatsvinden onder meer voor de aanleg en verbetering van wegen, bruggen, spoorwegwerken en kanalen, alsmede daarop rustende zakelijke rechten. Daaronder wordt op grond van artikel 72a, tweede lid sub a, mede begrepen onteigening voor de aanleg en verbetering van de in het eerste lid bedoelde werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: verzoeker) hebben Ons bij brief van 16 december 2015, kenmerk PZH-2015-537829484 DOS-2015-0001310, verzocht om ten name van de provincie Zuid-Holland over te gaan tot het aanwijzen ter onteigening van onroerende zaken in de gemeente Goeree-Overflakkee.

De onteigening wordt verzocht om de omlegging en reconstructie mogelijk te maken van de N215 Melissant–Dirksland en voor de aanleg van parallelwegen langs een gedeelte van de N215, vanaf de rotonde Plaatweg in de kruising N215-Julianaweg/Provincialeweg te Melissant (N215 km. 12,20) tot aan de rotonde Oudelandsedijk in de kruising van de N215-Korteweegje/Oudelandsedijk te Dirksland (N215 km. 17,50) alsmede voor de reconstructie van een gedeelte van de Noorddijk, vanaf de aansluiting met de Tweede Weg tot 220 meter oostelijk van de aan te leggen rotonde N215/Noorddijk te Melissant, met bijkomende werken, in de gemeente Goeree-Overflakkee.

Planologische grondslag

De onroerende zaken waarop het verzoek betrekking heeft, liggen in de gemeente Goeree-Overflakkee. Het plan van het werk is in overeenstemming met het op 7 april 2014 onherroepelijk geworden bestemmingsplan Omlegging N215 van de gemeente Goeree-Overflakkee.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 63, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 63 van de onteigeningswet bedoelde stukken vanaf 19 februari 2016 tot en met 31 maart 2016 in de gemeente Goeree-Overflakkee en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb heeft Onze Minister van Infrastructuur en Milieu (Onze Minister) van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken openbaar kennis gegeven in Groot Goeree-Overflakkee en de Staatscourant van 16 februari 2016 nr. 7418.

Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder de verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren te brengen en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

De N215 is de provinciale en doorgaande oost-westelijke verbindingsweg tussen de N59 bij Oude Tonge en de N57 bij Stellendam en Goedereede. Het gedeelte van de N215 tussen de N57 en de rotonde Plaatweg ten noordoosten van Melissant is in het najaar van 2010 aangepast om de verkeersveiligheid en doorstroming van het verkeer daar te verbeteren. Het gedeelte van de N215 na de rotonde Plaatweg tot aan rotonde Oudelandsedijk ten westen van Dirksland waarop het verzoek om onteigening betrekking heeft is nog niet aangepast. Dit gedeelte van de N215 is circa 6 kilometer lang en bestaat uit 2x1 rijstrook. De maximum snelheid bedraagt 80 km/uur en het verkeer is in beide richtingen niet van elkaar gescheiden door een middenberm.

In de huidige situatie is op een deel van het traject tussen de bestaande rotonde Plaatweg en de kruising bij de Staakweg, ook langzaam rijdend landbouwverkeer toegestaan. Dit leidt tot een beperking in de doorstroming van het verkeer en tot gevaarlijke inhaalmanoeuvres, soms met dodelijke afloop. Verder vinden veel ongevallen plaats als gevolg van het onvoldoende voorrang of doorgang verlenen aan verkeer op de kruisingen van de N215 met het aansluitende wegennet. Daarnaast maakt de N215 ter hoogte van de Noorddijk een scherpe bocht, die onoverzichtelijk is en tot gevaarlijke situaties leidt. De N215 kent als gevolg van de zojuist beschreven factoren een hoog en constant aantal ongevallen en voldoet daarmee niet aan de uitgangspunten van Duurzaam Veilig.

Om de geschetste problemen met de verkeersdoorstroming en verkeersveiligheid op N215 te verbeteren en op te lossen hebben de provincie Zuid-Holland, de gemeente Dirksland (thans Goeree-Overflakkee), het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee en het Waterschap Hollandsche Delta gekozen voor de aanleg van een geheel nieuw weggedeelte vanaf de rotonde Plaatweg tot de Noorddijk ten westen van Melissant. Bij de Noorddijk sluit het nieuw aan te leggen weggedeelte aan op de bestaande N215. Die aansluiting wordt gerealiseerd in de vorm van een nieuwe rotonde, de rotonde Noorddijk geheten. Door de aanleg van het nieuwe gedeelte kan de bestaande N215 tussen de rotonde Plaatweg en de nieuwe rotonde Noorddijk worden afgewaardeerd, in die zin dat dit deel een functie krijgt voor het landbouwverkeer en overig langzaam verkeer. Het gedeelte van het bestaande tracé van de N215 vanaf de Tweede Weg tot de nieuwe rotonde Noorddijk alsmede een deel van de Noorddijk ten oosten van deze rotonde wordt gereconstrueerd.

Vanaf de nieuwe rotonde Noorddijk wordt de bestaande N215 tot de rotonde bij de rotonde Oudelandsedijk oostelijk van Dirksland gedeeltelijk verlegd en voorzien van parallel gelegen (erf)toegangswegen voor langzaam verkeer. Deze zullen aansluiten op de bestaande infrastructuur.

De uit te voeren werken zullen leiden tot een verbetering van de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid op de N215. De maatregelen hebben daarnaast ook een gunstig effect op de verkeersveiligheid voor het fietsverkeer.

Om de werken en werkzaamheden tijdig te kunnen realiseren wenst de provincie Zuid-Holland de eigendom te verkrijgen, vrij van lasten en rechten, van de onroerende zaken die in het onteigeningsplan zijn begrepen.

De verzoeker heeft met de eigenaren overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot (volledige) overeenstemming geleid. Omdat het ten tijde van het verzoek naar het oordeel van de verzoeker niet aannemelijk was dat het overleg op afzienbare termijn tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, heeft de provincie Zuid-Holland een verzoek ingediend tot aanwijzing ter onteigening van deze onroerende zaken, om de tijdige verwezenlijking van het plan van het werk zeker te stellen.

Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat aanbesteding en gunning van het werk gepland staat voor 2016. Uiterlijk eind 2016/begin 2017 zal gestart worden met de feitelijke realisering van het werk. Naar verwachting zullen de werkzaamheden eind 2018/begin 2019 zijn afgerond. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.

Zienswijzen

Binnen de termijn dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen, is daarover een zienswijze naar voren gebracht door:

J.A. van Nieuwenhuijzen mede namens N.H. van Nieuwenhuijzen en A.G.P. van Nieuwenhuijzen elk voor 1/3 eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 18, 20, 22, 23, 24, 25 en 27 en mede namens de maatschap van Nieuwenhuijzen verder te noemen: reclamanten;

Overeenkomstig artikel 63, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamanten in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Reclamanten hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Reclamanten brengen in hun zienswijze het volgende naar voren.

  • 1. Reclamanten betogen dat verzoeker de onteigeningswet misbruikt om treuzelend optreden te maskeren. Verzoeker is al vanaf 1968 met grote tussenpozen met hen in gesprek over het verleggen van genoemde weg. Reclamanten schetsen dat zij steeds bereidwillig hebben meegedacht en gereageerd, maar van de zijde van verzoeker bleef vaak lange tijd een reactie uit. In de ogen van reclamanten is verzoeker er zelf de oorzaak is dat de verwerving niet op tijd rond is.

  • 2. Reclamanten betogen dat verzoeker in het minnelijk overleg ook andere zaken dan alleen de kale verwerving had moeten betrekken. Dit is niet gebeurd en verzoeker heeft een verzoek om ruilgrond afgewezen terwijl zij in de directe omgeving beschikt over ruilgrond die mogelijk geschikt zou zijn voor ruiling. Reclamanten schetsen dat verzoeker heeft volstaan met het verstrekken van een telefoonnummer van de gemeente. Ook stellen zij dat de gemeente van mening is dat zij hierin geen rol heeft. Reclamanten voeren aan dat verzoeker hiermee niet aan haar wettelijke plicht heeft voldaan.

De zienswijze van reclamanten geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.

Ad 1 en 2

De zienswijze ziet in hoofdzaak op het gevoerde overleg en de mogelijkheid van alternatieve oplossingen in de vorm van ruilgrond.

Met betrekking tot het gevoerde minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt dat de onteigenende partij dat wat onteigend moet worden eerst bij minnelijke overeenkomst in eigendom probeert te verkrijgen. Deze bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve onteigeningsprocedure is echter een van de vereisten waaraan door Ons wordt getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening een uiterste middel is, zijn Wij van oordeel dat hiervan pas gebruik mag worden gemaakt als het minnelijk overleg voor het begin van de administratieve onteigeningsprocedure niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming heeft geleid.

Aan deze eis is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen op de voet van de titels II en IIa van de onteigeningswet in beginsel voldaan indien vóór de terinzagelegging van de onteigeningsstukken tijdig een begin met het minnelijk overleg is gemaakt. Dit overleg dient tot een redelijk punt te worden voortgezet alvorens, na gebleken noodzaak daartoe, met de administratieve onteigeningsprocedure wordt begonnen. Daarbij moet het gaan om een concreet en serieus minnelijk overleg. Uitgangspunt daarbij is dat ten tijde van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken al een formeel bod is gedaan en genoegzaam is vast komen te staan, dat dit overleg voorlopig niet tot eigendomsoverdracht zal leiden.

Verder overwegen Wij dat de onteigeningswet de onteigenende partij niet verplicht tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond of andere oplossingen. Uitgangspunt is dat de onteigeningswet de belanghebbenden een volledige schadeloosstelling in geld waarborgt. De mogelijkheden tot schadeloosstelling in een andere vorm dan in geld zullen langs minnelijke weg en veelal in samenwerking met andere overheden, of met particuliere eigenaren van gronden onderzocht moeten worden. Desondanks kunnen vragen om compensatiegrond of andere oplossingen aan de orde komen in het kader van de toetsing van het gevoerde minnelijk overleg over de verwerving van de benodigde gronden. Indien een belanghebbende in het minnelijk overleg immers duidelijk maakt de voorkeur te geven aan vervangende grond of een andere oplossing, moet de verzoeker nagaan of hieraan tegemoet gekomen kan worden. Omdat onteigening een uiterste middel is, is de noodzaak tot onteigening immers ook afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen. Hierbij geldt dat de verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk, toegesneden planning.

Ons is gebleken dat het plan voor de omlegging en reconstructie van de N215 zoals reclamanten ook in hun zienswijze schetsen, een lange voorgeschiedenis kent. In april 2008 is een overeenkomst gesloten tussen verzoeker, de gemeente Dirksland (thans Goeree-Overflakkee), het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee en het Waterschap Hollandsche Delta over het project en de financiering daarvan. Na voorafgaande planvorming en de enige tijd vergende milieueffectrapportage, heeft de gemeente Goeree-Overflakkee in 2012, het ontwerp van het bestemmingsplan Omlegging N215 in procedure gebracht. Vanaf het begin van dat jaar is verzoeker ook met reclamanten in overleg getreden. Met een onderbreking in 2013 in verband met een aanpassing in de planvorming naar aanleiding van inspraakreacties, en een discussie tussen verzoeker en het waterschap over de uitvoering van het project is het overleg in 2014 verder voortgezet. Op 6 februari 2014 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee het genoemde bestemmingsplan vastgesteld. Verzoeker heeft reclamanten bij brief van 9 december 2014 over de voortgang van de procedure geïnformeerd. Daarin is reclamanten ook meegedeeld waarom de gesprekken in de periode daarvoor wat minder intensief waren.

Ten aanzien van het gevoerde overleg is Ons in het bijzonder gebleken dat zoals hiervoor al is opgemerkt, verzoeker vanaf begin 2012 overleg voert met reclamanten en of hun deskundige. Partijen hebben in een tijdsbestek van ruim vier jaar veelvuldig contact gehad en overleg gevoerd. Verzoeker heeft in juli 2012, op 24 december 2012 en op 13 oktober 2014 aan de door reclamanten ingeschakelde adviseur mondeling een bod uitgebracht. Verzoeker heeft vervolgens regelmatig met de adviseur overleg gevoerd en contact gehad. Vanaf begin 2015 bevonden de gesprekken zich in een dermate gevorderd stadium dat reclamanten verzoeker hebben verzocht om de concept koopovereenkomst aan hen te verstrekken. Deze is – na enkele overlegmomenten – in juli 2015 aan hen verstrekt. In augustus 2015 hebben partijen telefonisch en per email overleg over de inhoud van de overeenkomst gevoerd. Op 1 september 2015 heeft verzoeker een schriftelijke bieding op onteigeningsbasis uitgebracht en een aangepaste concept koopovereenkomst aan reclamanten verzonden. In de maanden oktober en november 2015 hebben reclamanten via hun adviseur, ook inhoudelijk gereageerd op de overeenkomst en heeft verzoeker steeds per ommegaande uitvoerig geantwoord op deze vragen. De gesprekken hebben geleid tot het bereiken van een hoge mate van overeenstemming over de hoogte van de schadeloosstelling. Het verzoek om compensatiegrond is in die gesprekken, niet aan de orde geweest. Reclamanten hebben volgens verzoeker eerst in een email aan hun adviseur, die op 28 oktober 2015 aan verzoeker werd doorgestuurd, in combinatie met enkele vragen over de overeenkomst, kenbaar gemaakt dat ze open staan om het bedrag in grond uitbetaald te krijgen waarbij ze vragen of hun adviseur dit met verzoeker heeft besproken. Naar aanleiding van de email volgden meerdere overleggen en contactmomenten tussen partijen en heeft verzoeker de antwoorden op de openstaande vragen zowel mondeling al per email gedeeld met de adviseur. De adviseur heeft op 1 december 2015 voor het eerst het verzoek om compensatiegrond bij verzoeker onder de aandacht gebracht. Bij email van 8 december 2015 heeft verzoeker de adviseur laten weten dat er geen ruilgrond beschikbaar is omdat de percelen die verzoeker in eigendom had zouden worden doorverkocht aan de gemeente. Partijen hebben vervolgens in de maanden december 2015, januari 2016 en begin februari 2016 contact gehad over eventuele aanpassingen en afronding van de overeenkomst. Op 10 februari 2016 hebben reclamanten verzoeker wederom verzocht om de compensatiegrond die door verzoeker aan de gemeente zou worden verkocht aan hen ter beschikking te stellen. Bij emailbericht van 12 februari 2016 heeft verzoeker de adviseur laten weten dat deze hierin niets kon betekenen en het verzoek niet kon honoreren. Verzoeker heeft reclamanten vervolgens in contact gebracht met de hiervoor verantwoordelijk ambtenaar bij de gemeente Goeree-Overflakkee. Op 15 maart 2016 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen reclamanten en de gemeente, maar dit heeft echter voor reclamanten niet tot het gewenste resultaat geleid. Dit omdat de gemeente trekker is van de gebiedsontwikkeling Noordrand en het voor de gemeente op dit moment nog te vroeg is om afspraken te maken over de inzet van haar gronden. Naar aanleiding van de afwijzing van de gemeente heeft verzoeker contact gezocht met de betreffende ambtenaar waar reclamanten mee hebben gesproken over de gewenste percelen. Van de ambtenaar heeft verzoeker begrepen dat reclamanten hun wens kenbaar hebben gemaakt, maar dat de gemeente de gronden in moet zetten voor een gebiedsproces, waarbij de gemeente veel verschillende maatschappelijke doelen moet realiseren en dus niet enkel het doel van reclamanten. Voor de gemeente is het nu nog te vroeg om definitieve afspraken te maken over verkoop van deze gronden, maar de gemeente heeft reclamanten wel geregistreerd als geïnteresseerde. Verzoeker heeft dit bij email van 1 april 2016 aan de adviseur van reclamanten kenbaar gemaakt.

Het bovenstaande in aanmerking nemend zijn Wij van oordeel dat de verzoeker voldoende pogingen heeft ondernomen om de benodigde onroerende zaken minnelijk te verwerven. In ieder geval stond het ten tijde van het verzoek om onteigening voldoende vast dat nog niet met reclamanten, al dan niet in de door hen gewenste vorm, overeenstemming kon worden bereikt. Anders dan reclamanten stellen, zien Wij dan ook geen reden om te oordelen dat de verzoeker er zelf de oorzaak van is dat de verwerving niet op tijd rond is. Evenmin kunnen wij reclamanten volgen in hun stelling dat verzoeker niet aan haar wettelijke plicht heeft voldaan omdat er geen ruilgrond aan reclamanten ter beschikking is gesteld. De onteigeningswet verplicht de onteigenende partij immers niet tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond. Verzoeker heeft de vraag van reclamanten naar andere oplossingen onderkend en onderzocht. Aangezien een dergelijke oplossing echter in overleg met andere overheden nader onderzocht moet worden, kon hiermee niet op afzienbare termijn overeenstemming worden verwacht. In dat licht mocht worden overgegaan tot de start van de administratieve onteigeningsprocedure. In dit kader overwegen Wij verder dat hierbij in aanmerking moet worden genomen dat verzoeker gebonden is aan zijn eigen, op de urgentie van het werk toegespitste planning.

Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamanten Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Overige overwegingen

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het overgelegde plan van het werk niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van een vlotte doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid noodzakelijk worden geacht dat de provincie Zuid-Holland de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij zullen, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot het nemen van een besluit krachtens artikel 72a van de onteigeningswet toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 22 april 2016, RWS-2016/17502, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

gelezen het verzoek van gedeputeerde staten van Zuid-Holland bij brief van 16 december 2015, kenmerk PZH-2015-537829484 DOS-2015-0001310; de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 20 juli 2016, no. W14.16.0104/IV;

gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu 11 augustus 2016, nr. RWS-2016/31704, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Voor de omlegging en reconstructie van de N215 Melissant–Dirksland en voor de aanleg van parallelwegen langs een gedeelte van de N215, vanaf de rotonde Plaatweg in de kruising N215-Juliana-weg/Provincialeweg te Melissant (N215 km. 12,20) tot aan de rotonde Oudelandsedijk in de kruising van de N215-Korteweegje/Oudelandsedijk te Dirksland (N215 km. 17,50) alsmede voor de reconstructie van een gedeelte van de Noorddijk, vanaf de aansluiting met de Tweede Weg tot 220 meter oostelijk van de aan te leggen rotonde N215/Noorddijk te Melissant, een en ander met bijkomende werken, in de gemeente Goeree-Overflakkee, ten name van de provincie Zuid-Holland ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken in de gemeente Goeree-Overflakkee aangeduid op de grondtekening(en) die ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet in de gemeente Goeree-Overflakkee en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage hebben gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Wassenaar, 23 augustus 2016

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

LIJST VAN TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

ONTEIGENINGSPLAN: N215 OMLEIDING MELISSANT–DIRKSLAND IN DE GEMEENTE GOEREE-OVERFLAKKEE

VERZOEKENDE INSTANTIE: PROVINCIE ZUID-HOLLAND

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Melissant

Grondplan

nr.

Te onteigenen

Grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

A

ca

ha

a

ca

1

1

90

40

wonen

terrein (akkerbouw)

24

78

00

F 197

Onbekend aandeel: Rosmolen, Bastiaan Kommer, gehuwd met: Korteweg, Margaretha Johanna, Melissant.

Onbekend aandeel: Rosmolen, Hendrik Arie, Melissant.

Onbekend aandeel: Rosmolen, Kommer Bastiaan, Dirksland.

Dit perceel is gedeeltelijk belast met een opstalrecht nutsvoorzieningen:

Gemeente Goeree-Overflakkee, Middelharnis.

                   

2

0

36

45

terrein (akkerbouw)

7

18

40

F 198

1/3: Rosmolen, Bastiaan Kommer, gehuwd met: Korteweg,

Margaretha Johanna, Melissant.

1/3: Rosmolen, Hendrik Arie, Melissant.

1/3: Rosmolen, Kommer Bastiaan, Dirksland.

                   

4

1

08

50

terrein (akkerbouw)

21

03

50

F 200

Mijnders, Jan Leendert, Melissant.

                   

5

0

26

65

terrein (akkerbouw)

3

93

00

F 201

Mijnders, Jan Leendert, Melissant.

                   

6

0

33

20

terrein (akkerbouw)

3

49

40

F 222

Mijnders, Jan Leendert, Melissant.

                   

8

0

59

45

terrein (akkerbouw)

16

08

30

F 206

1/4: Lodder, Frederik Willem, gehuwd met: Peters,

Maria Margaretha Catharina Ludovica, Rumpt.

1/12: Rolandus Hagedoorn, Caroline, gehuwd met:

Jonkheer Van Sasse van IJsselt, Leopold Sweder Henri Joseph, Voorschoten.

1/4: Jansen Eijken Sluijters, Sophia Petronella, gehuwd geweest met:

Van Heyst, Frederik Johan Jacques (overleden), Oegstgeest.

1/4: Jansen Eijken Sluijters, Cornelia, gehuwd geweest met:

Baron van Lynden, Karel Rijnhard, (overleden), Wageningen.

1/12: Rolandus Hagedoorn, Suzanne Christine, Nadrin (België).

1/12: Rolandus Hagedoorn, Mees Christiaan, Groningen.

                   

13

0

61

60

terrein (akkerbouw)

6

53

20

F 218

Mijnders, Jan Leendert, Melissant.

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Dirksland

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

11

0

15

50

bouwwerken-waterwerken

1

44

15

H 161

Staatsbosbeheer, Amsterdam, zetel: Utrechtse Heuvelrug.

                   

14

GEHEEL

bouwwerken-waterwerken

0

84

05

H 189

Staatsbosbeheer, Amsterdam, zetel: Utrechtse Heuvelrug.

                   

16

0

26

30

bouwwerken-waterwerken

wegen

0

73

50

H 165

Staatsbosbeheer, Amsterdam, zetel: Utrechtse Heuvelrug.

                   

17

0

91

45

terrein (akkerbouw)

12

24

20

H 757

Van den Hoek, Helena Wilhelmina, gehuwd geweest met:

                 

Van der Spek, Arie, (overleden), Zevenhuizen(ZH).

                   

18

0

23

15

terrein (akkerbouw)

9

79

80

H 759

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Johanna Ariana, Dirksland.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Nelly Hermina, Bemmel.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Antonia Geertje Paula, Delft.

                   

20

0

52

50

terrein (akkerbouw)

11

01

90

H 760

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Johanna Ariana, Dirksland.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Nelly Hermina, Bemmel.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Antonia Geertje Paula, Delft.

                   

22

0

36

20

terrein (akkerbouw)

5

50

85

H 183

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Johanna Ariana, Dirksland.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Nelly Hermina, Bemmel.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Antonia Geertje Paula, Delft.

                   

23

0

01

80

wegen

0

10

55

H 187

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Johanna Ariana, Dirksland.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Nelly Hermina, Bemmel.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Antonia Geertje Paula, Delft.

Dit perceel is gedeeltelijk belast met een opstalrecht nutsvoorzieningen:

N.V. Eneco Beheer, Rotterdam.

                   

24

0

01

95

wegen

0

11

80

H 188

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Johanna Ariana, Dirksland.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Nelly Hermina, Bemmel.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Antonia Geertje Paula, Delft.

                   

25

0

62

10

terrein (akkerbouw)

8

32

15

H 267

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Johanna Ariana, Dirksland.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Nelly Hermina, Bemmel.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Antonia Geertje Paula, Delft.

                   

27

0

03

70

terrein (akkerbouw)

3

50

50

H 268

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Johanna Ariana, Dirksland.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Nelly Hermina, Bemmel.

1/3: Van Nieuwenhuijzen, Antonia Geertje Paula, Delft.

Dit perceel is gedeeltelijk belast met opstalrechten nutsvoorzieningen:

1. N.V. Eneco Beheer, Rotterdam.

2. Evides N.V., Rotterdam.

                   

34

0

06

05

bouwwerken-waterwerken

wegen

0

30

85

H 446

Staatsbosbeheer, Amsterdam, zetel: Utrechtse Heuvelrug.

                   

36

0

59

80

terrein (akkerbouw)

10

82

35

H 458

Brooshooft, Leendert, (overleden), gehuwd geweest met: Knops,

Johanna Gerarda, (overleden), Dirksland.

                   

37

GEHEEL

terrein (akkerbouw)

0

33

56

H 920

Provincie Zuid-Holland, ’s-Gravenhage.

Dit perceel is belast met:

A. Een zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de

Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Eneco Beheer, Rotterdam.

B. Opstalrechten nutsvoorzieningen op gedeelten van dit perceel:

1. Evides N.V., Rotterdam.

2. N.V. Eneco Beheer, Rotterdam (2x).

3. Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

                   

38.1

38.2

0

0

09

00

45

45

terrein (akkerbouw)

1

98

25

H 470

De Waal, Maarten, gehuwd met: Verhage, Ruth Mathilde, Nieuwe Tonge.

Verkregen ten behoeve van vennootschap onder firma:

V.O.F. De Waal Hoveniers, Nieuwe Tonge.

                   

50.1

50.2

0

0

09

02

30

90

bouwwerken-waterwerken

wegen

0

66

50

H 164

Staatsbosbeheer, Amsterdam, zetel: Utrechtse Heuvelrug.

Dit perceel is belast met:

A. Een zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de

Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Eneco Beheer, Rotterdam.

B. Een opstalrecht nutsvoorzieningen op een gedeelte van dit perceel:

N.V. Eneco Beheer, Rotterdam.

                   

51

0

00

85

bedrijvigheid

(nutsvoorziening)

0

01

04

H 163

N.V. Eneco Beheer, Rotterdam.

Naar boven